Chw De Hes    

Toelichting     

bij het bestemmingsplan

'Chw De Hes'

(plannummer: NL.IMRO.0202.1039-0201)

Hoofdstuk 1 Inleiding     

1.1 Aanleiding     

Op het voormalige KEMA-terreindeel aan de zuidzijde van de Utrechtseweg ontwikkelt Amvest het plan De Hes tot een nieuw woon- en werklandschap. De afgelopen jaren is de leegstand op het terrein sterk toegenomen door het vertrek en inkrimpen van gevestigde bedrijven. Het is niet meer mogelijk om de huidige functie van het terrein te handhaven. Samen met de gemeente Arnhem en Renkum heeft Amvest het plan opgevat om een nieuwe invulling te geven aan het terrein waarbij een deel van de huidige bebouwing in stand wordt gehouden.



In oktober 2016 heeft het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Arnhem een aantal "denkrichtingen" en globale uitgangspunten geformuleerd voor de toekomstige ontwikkeling van De Hes Oost. De Hes Oost wordt hierin omschreven als een locatie die zich uitstekend leent voor een groenstedelijk woonmilieu. Het plan om een nieuwe invulling te geven aan het terrein is conform deze ambtelijke ambitie.



Het huidige bestemmingsplan ter plaatse van de beoogde locatie voor de woningbouwontwikkeling laat deze functies en bebouwing niet toe. Daarom is een herziening van het bestemmingsplan noodzakelijk. Met dit bestemmingsplan worden nieuwe bouw- en gebruiksregels voor het gebied gegeven.

1.2 Situering en begrenzing plangebied     

Het plangebied van het plan De Hes maakt deel uit van het voormalige KEMA-terrein 'Arnhems Buiten'. Het ligt op de grens tussen Oosterbeek (gemeente Renkum) en Arnhem en is ongeveer 15 hectare groot. Het plangebied wordt ten noorden begrensd door de N225 en ten westen door de spoorlijn Arnhem-Nijmegen. Links van de spoorlijn ligt een aantal agrarische percelen en loopt de bebouwing over in de bebouwde kom van Oosterbeek. Noordelijk van de N225 Utrechtseweg ligt het overige deel van het business park en aan de oostkant grenst het plangebied aan de Arnhemse woonwijk Hoogstede/Klingelbeek. Ten zuiden van het plangebied beginnen de uiterwaarden van de Rijn; dit gebied is plaatselijk bekend als de Rosandepolder.



Het plangebied De Hes valt in zowel de gemeente Arnhem als in de gemeente Renkum. Daarom dient het plan te worden opgeknipt in twee bestemmingsplannen. In onderstaande afbeelding is het gehele plangebied, weergeven.

verplicht

Figuur 1.1: Plangebied 'De Hes', met aan de Arnhemse zijde 'De Hes Oost'.

1.3 Opzet bestemmingsplan     

Een bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding (plankaart) en regels en gaat vergezeld van een toelichting. Op de kaart zijn de bestemmingen door middel van kleuren en tekens aangegeven. De regels bevatten de materiële inhoud van de bestemmingen. Deze bestemmingsplanonderdelen vormen tezamen het juridische toetsingskader voor ruimtelijke en functionele ontwikkelingen in het plangebied. De toelichting bevat met name de aan het plan ten grondslag liggende gedachten.



Dit plan is conform de Wro vormgegeven volgens de SVBP (Standaard voor vergelijkbare Bestemmingsplannen) 2012. Het SVBP geeft voorschriften over inrichting van de kaart (kleuren en tekens) en de opbouw van de regels.



Diverse facetbelangen zijn door andere regelgeving gewaarborgd, bijvoorbeeld de Wabo, de Wet milieubeheer, de Huisvestingswet en de Erfgoedwet. Het is niet nodig dat het bestemmingsplan dezelfde waarborgen nogmaals schept.

1.4 Geldende plannen     

Het vigerende bestemmingsplan ter plaatse van het plangebied is 'Arnhems Buiten', onherroepelijk vastgesteld op 17 juni 2013. Op grond van dit bestemmingsplan heeft het plangebied de volgende bestemmingen:

  • Gemengd - 1
  • Groen - Landschap en park
  • Verkeer - Verblijfsgebied
  • Water



Daarnaast heeft het plangebied de dubbelbestemmingen 'Waarde - Geomorfologie', 'Waarde - Archeologie (hoge verwachting)', 'Waarde - Archeologie (archeologisch waardevol gebied)'.

verplicht

Figuur 1.2: Uitsnede van bestemmingsplan 'Arnhems Buiten' (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl).



Ter plaatse van het plangebied geldt ook het bestemmingsplan 'Leemlagen' (onherroepelijk vastgesteld op 29 juni 2015). De planregels uit dit bestemmingsplan zijn overeenkomstig de Waarde - Geomorfologie zoals opgenomen in het bestemmingsplan 'Arnhems Buiten'.

Het planvoornemen is strijdig met deze bestemmingen. Woningen zijn namelijk niet toegestaan. Daarom is een herziening van het bestemmingsplan noodzakelijk.

1.5 Leeswijzer     

In hoofdstuk 2 van de toelichting wordt de historie en de ruimtelijke en functionele structuur van het plangebied beschreven. Vervolgens wordt in hoofdstuk 3 ingegaan op de ruimtelijke en programmatische aspecten van het planvoornemen, waarbij tevens wordt getoetst aan het vigerende beleidskader van het Rijk, de provincie (en regio) en de gemeente Arnhem. Hoofdstuk 4 gaat in op de milieu- en omgevingsaspecten die voor dit plangebied relevant zijn. Hoofdstuk 5 beschrijft de juridische opzet waarbij de planregels worden besproken. Tot slot volgt in hoofdstuk 6 een uiteenzetting van de uitvoerbaarheid van het plan, de procedure en de resultaten van inspraak en overleg.

Hoofdstuk 2 Beschrijving plangebied     

2.1 Inleiding     

In dit hoofdstuk wordt eerst ingegaan op de historie en daarna op de huidige ruimtelijke en functionele structuur van zowel het plangebied als zijn omgeving.

2.2 Historische ontwikkeling     

De locatie maakt deel uit van het voormalige KEMA-terrein 'Arnhems Buiten'. Het ligt op de grens tussen Oosterbeek en Arnhem en staat ook wel bekend als 'De Hes Oost'. Tot eind jaren '40 van de vorige eeuw was het landgebruik in dit deel van Arnhem nog agrarisch (akkers, weilanden en plaatselijk enkele kassen).



Tijdens de Tweede Wereldoorlog heeft de locatie in de frontlijn van de noordwaarts oprukkende Geallieerden (operatie Market Garden) gelegen. In deze periode hebben de Duitse troepen uitgebreide verdedingsstellingen aangelegd op de noordelijke oever van de Nederrijn. Ook hebben in deze periode de Geallieerden bombardementen uitgevoerd ter plaatse van Arnhems Buiten en omgeving.



Na de Tweede Wereldoorlog heeft KEMA het grootste deel van het terrein in gebruik genomen. De eerste bebouwing op de locatie dateert uit de jaren '50. In de jaren '70 heeft KEMA meer gebouwen gerealiseerd. Tussen 1987 en 2000 zijn kantoorgebouwen gebouwd en bijbehorende parkeerplaatsen aangelegd. Het onbebouwde terreindeel heeft een parkachtig karakter. Het maaiveld is heuvelachtig en loopt zowel in zuidelijke- als in oostelijke richting af.

2.3 Ruimtelijke en functionele structuur     

Gelegen op de grens van Arnhem en Oosterbeek verbindt de Hes de Veluwe met het Rijndal. De ligging wordt gekarakteriseerd door de sterke geomorfologie van de stuwwal met het erosiedal van de Slijpbeek. Daarnaast speelt het contrast tussen open en dicht een belangrijke rol in de beleving ervan: de geslotenheid van het bos en de openheid van het rivierenlandschap.



Op grotere schaal reikt het boslandschap van de Veluwe met onder meer Landgoed Mariëndaal en de campus van Arnhems Buiten, tot in De Hes. Na De Hes opent het landschap zich met de Rosandepolder en de uiterwaarden naar de Rijn. Deze landschappen en natuurgebieden liggen binnen 10 minuten wandelen vanaf De Hes. De Hes is onderdeel van dit boslandschap op de rand van de stuwwal, afgewisseld met open plekken rondom het erosiedal van de Slijpbeek. De beek vormt daarmee de ruggengraat van het gebied.



Het groene park van De Hes is direct verbonden met de natuur maar is evengoed verweven met de stad en zijn voorzieningen en goed bereikbaar. Aan de noordkant is het terrein aangesloten op de Utrechtseweg (N225) waarmee het centrum van Arnhem met de fiets en de op- en afrit van de A50 met de auto in 10 minuten bereikbaar is. Deze provinciale weg is van oudsher onderdeel van de doorgaande verbinding met de stad Utrecht over de stuwwallen van de Veluwe en de Utrechtse Heuvelrug langs de noordoever van de Rijn. Bij de bushalte Arnhems Buiten aan de Utrechtseweg kan je met de bus naar Wageningen of ben je in 6 minuten op Arnhem Centraal. Scholen, landgoederen, winkels en voorzieningen in Oosterbeek en Arnhem zijn in ca. 5 tot 15 minuten bereikbaar met de fiets via de vrijliggende fietspaden langs de Utrechtseweg of via het snelfietspad van de Klingelbeekseweg.



De naastgelegen woonwijk Hoogstede-Klingelbeek vormt in programmatische zin de meest directe verbinding met het woon-werklandschap van De Hes. De bewoners van deze wijk krijgen nieuwe buren, en voornamelijk ook een uitbreiding en verrijking van het publieke domein.

verplicht Figuur 2.1: Overgang tussen Veluwe en Rivierenlandschap (bron: Stedenbouwkundig Plan, ZUS).

Hoofdstuk 3 Ruimtelijke- en programmatische aspecten van de ontwikkelingen     

3.1 Inleiding     

De Hes, gelegen in de gemeenten Arnhem en Renkum, is een gebied dat wordt gekenmerkt door weelderige natuur in de nabijheid van stedelijk leven. De ambitie is om hier een divers woon-werkgebied van te maken. Met de bouw van circa 400 woningen wordt een deel van de regionale woningbouwopgave gerealiseerd. Behoud en versterking van de landschappelijke kwaliteiten zijn hierbij leidend. De ontwikkeling concentreert zich rond de Slijpbeek.

3.2 Ruimtelijke opzet en structuur     

3.2.1 Stedenbouwkundig plan De Hes     

Voor het planvoornemen is het Stedenbouwkundig plan De Hes uitgewerkt. Onderstaande tekst is afkomstig uit dit stedenbouwkundig plan dat tevens is toegevoegd aan Bijlage 1 bij deze toelichting.



Uitgangspunten stedenbouwkundig plan

Het voormalige KEMA-bedrijventerrein op de overgang tussen de Veluwe op de stuwwal en het Rijndal, kenmerkt zich door bijzondere landschappelijke waarden zoals de sterke contrasten tussen hoog en laag, zand en klei, de geslotenheid van het bos en de openheid van het rivierenlandschap. Vanaf de Veluwe zorgen beken voor de afwatering richting de Rijn. De Hes wordt door een van deze beken doorsneden: de Slijpbeek.



De visie op de ontwikkelingen is te typeren als 'te gast in het landschap'. Hierop wordt in alle facetten van het stedenbouwkundig plan doorgewerkt. Het water heeft in de loop der eeuwen het landschap gevormd tot een komvormig gebied, een naar de Rijn gekeerde arena. Deze landschapsmorfologie van De Hes zorgt voor de ervaring van verschillende landschapssferen die de basis vormen voor de ontwikkeling van De Hes in de uitwerking van een landschappelijk raamwerk.



De gebiedsontwikkeling van voormalig bedrijventerrein naar woon-werklandschap zorgt voor een verstedelijking van het landschap. Om deze verstedelijking goed in te passen, als 'te gast' waarbij de landschappelijke en cultuurhistorische waarden zijn geborgd met een klimaatadaptieve en natuurinclusief ontwerp, worden in het stedenbouwkundig plan de volgende uitgangspunten gehanteerd:

  • Het landschap als drager: Het woon-werkgebied voegt zich naar de morfologie van het landschap en versterkt de beleving.
  • De beek verbindt: Als belangrijke schakel tussen de Veluwe en de Rijn heeft de Slijpbeek een verbindende kracht in het landschap voor de bewoners en dieren.
  • Publiek landschap: Park de Hes heeft een publieke kern rondom het Veld en de Slijpbeek. Hier dient het landschap als plek van samenkomst en ontmoeting.
  • Bouwen in clusters: De bebouwing is compact geclusterd en te gast in het landschap zodat het landschap voldoende maat houdt en maximaal te beleven is.
  • Minimale infrastructuur: De aanwezigheid van infrastructuur is tot een minimum beperkt door te ontsluiten vanaf de randen.



In figuur 3.1 is het stedenbouwkundig planvoornemen, behorend bij de ontwikkeling van De Hes, weergegeven.

verplicht Figuur 3.1: Stedenbouwkundig planvoornemen (bron: Stedenbouwkundig plan, ZUS).

De bebouwing in clusters op De Hes voegt zich naar het landschap. De clusters worden met het landschappelijk raamwerk van landschapssferen ontwikkeld: op en aan de hoogteverschillen van de Steilrand (cluster A en B, onderdeel van De Hes Oost in Arnhem), de uitzichten op het Veld (clusters C, onderdeel van De Hes West, gemeente Renkum) en in de beschutting van het Bos (cluster D, onderdeel van De Hes West, gemeente Renkum). Het stedenbouwkundig ontwerp is erop gericht dat dat iedereen de nabijheid van de centrale Slijpbeek ervaart. De verschillende landschappelijke condities zijn medebepalend voor de ruimtelijk-programmatische uitwerking, de architectuur en inrichting van het landschap.

verplicht

Figuur 3.2: Ontwikkelclusters in een landschappelijk raamwerk (bron: Stedenbouwkundig plan, ZUS).

Woningtypes

In het stedenbouwkundig plan wordt de sociale huur en -koop en een groot deel van het betaalbare wonen ondergebracht in nieuwe appartementengebouwen en gebouw H01/H02, het voormalige KEMA-kantoorgebouw dat wordt getransformeerd. De vrijesectorwoningen worden nagenoeg volledig ontwikkeld als eengezinswoningen met gebouwde parkeervoorzieningen. In dit segment wordt gevarieerd met een verscheidenheid aan types (atelier, drive-in, rijwoning, bovenwoning), beukmaat, aantal bouwlagen en gebruiksoppervlak. Er worden een beperkt aantal appartementen in de vrije sector ontwikkeld. Voor het (woon)programma, zie paragraaf 3.3.

Transformatie voormalig KEMA-kantoorgebouw

De wijze waarop gebouw H01/H02, het voormalig KEMA-kantoorgebouw zich voegt naar het landschap is een grote inspiratiebron voor de vormgeving van de gebouwde clusters in het gebied door de strakke lijnen en het geknikte volume veelal haaks op de hoogtelijnen. Het gebouw zelf is kenmerkend voor De Hes en heeft dusdanige kwaliteiten dat herbestemming van het gebouw de aangewezen optie is. Hierbij krijgt het gebouw een compleet nieuwe gevel die voldoet aan alle eisen en zullen toevoegingen aan het bouwvolume passend zijn bij de bestaande getrapte opbouw en in hoogte, schaal en massa-opbouw naar het bestaande gebouw. Het hoogste punt wordt gekenmerkt door een 'optopping' middels vijf bouwlagen. Naast toevoegingen worden er ook delen van het gebouw weggehaald; in het hart van het gebouw wordt de bestaande structuur opengebroken voor een publieke route die bezoekers van De Hes direct naar de centrale Slijpbeek leidt.

Slijpbeek

De kenmerken van een gegraven sprengbeek met een groot verval (ca. 4,5m) en het diep ingesneden doorstroomprofiel zijn in het stedenbouwkundig plan uitgangspunt. De beek wordt noordelijk eerder bovengronds gehaald. Bestaande bomen nabij deze herstelde beekloop worden behouden. Het zuidelijk ingesneden doorstroomprofiel van steile oevers met bestaande bomenrijen wordt gerespecteerd. Om het kenmerkende landschap van de kleinschalige Slijpbeek centraal te stellen, wordt de bestaande centrale vijverpartij opgeheven.

Cultuur- en werkprogramma

De Hes wordt een levendig en gemengd woon-werkgebied. Om dit te realiseren, biedt ieder cluster ruimte om werken te integreren: als commerciële of werkplint onder een appartementengebouw of door de ontwikkeling van woon-werkwoningen. De programmering van cultuur in het plan met atelierwoningen/ -units en met expositieruimte in het landschap voor kunstenaars en makers is een logisch vervolg op het huidige gebruik van De Hes.

Collectieve voorzieningen

Het collectieve programma betreft de functionele (gebouwde)voorzieningen en kwalitatieve verblijfsplekken direct bereikbaar voor bewoners en comfortabel in gebruik op basis van de principes voor inclusie en toegankelijkheid. Met deze collectieve voorzieningen streven we de ontwikkeling van het buurtgevoel na: hier is ruimte voor ontmoeting tussen bewoners onderling en tussen gebruikers en bewoners. Dit kan bijvoorbeeld door centrale ontmoetingsruimte, concentratie fietsbergingen en pakketafhaalpunten.

Gebouwd parkeren

Met de visie om de auto zo snel mogelijk en zoveel mogelijk uit het zicht te krijgen, worden de clusters waar mogelijk ontwikkeld met gebouwde parkeervoorzieningen. Zo komt aan de voet van de Steilrand drive-in woningen en aan het Veld en in het Bos gebouwd parkeren.Voor de inpassing van de collectieve parkeervoorzieningen wordt slim gebruik gemaakt van de aanwezige plooien in het reliëf die vrijkomen door de sloop van de bedrijfsgebouwen. Door de parkeervoorzieningen minimaal in te graven blijft de ondergrond nagenoeg ongewijzigd.

Bouwpeilen

De bouwpeilen zijn voor cluster A direct gerelateerd aan de maaiveldpeilen en kenmerkende hoogteverschillen van het landschap. De combinatie van de natuurlijke beekdalmorfologie, de bodemkenmerken met kwetsbare leemlagen en een kapitaal bomenbestand dat is vervlochten met de hoogteverschillen, bepaalt de inpassing van het gebouwde programma. Dit zorgt voor veel kleine sprongen in vloerpeil bij de geschakelde woningtypes: individueel en of per rijtje.

Cluster B heeft meerdere gebouwingangen op verschillende maaiveldhoogtes vanwege de kenmerkende hoogteverschillen in het landschap. Er is daarom gekozen om het bouwpeil van cluster B te koppelen aan het Normaal Amsterdams Peil (N.A.P.).

Bouwhoogte en groenmassa

Compact en geclusterd bouwen om een onbebouwd landschap van bosranden en veld rond de beek te behouden, betekent soms ook de hoogte in met appartementengebouwen. Bouwvolumes die net boven de boomgrens uitsteken. Deze vorm van stedelijk verdichten komt voort uit de gedeelde visie van gemeentes Renkum en Arnhem. Hierin staat beschreven hoe de regionale woningbouwopgave kan landen in samenhang met het bomenbeleid om zoveel mogelijk groen te sparen. Dit betekent zo weinig mogelijk maaiveldruimte te claimen, dus soms ook meerlaags bouwen. Deze appartementengebouwen manifesteren zich in de randen van het plan op drie plekken als hoekstenen van de beschreven compositie als landschapsarena. Uit de inmeting van het bomenbestand blijkt dat in de directe nabijheid van deze bouwvolumes, boomgroepen met een kroonhoogte tot 24m staan. Door de volumes met een kleine voetafdruk zo rank mogelijk te houden, wordt het zicht op de beboste rand niet geblokkeerd en blijft het landschap met het groene silhouet de boventoon voeren.

De beleving van het natuurlijke hoogteverschil wordt met de ontwikkeling van De Hes niet aangetast. Arnhem blijft gezien vanuit de Veluwe de 'verborgen stad in het groen', en vanuit het open rivierengebied in het zuiden is Arnhem de 'zichtbare stad aan de rivier'.



De ruimtelijke impact van de ontwikkeling en de stedenbouwkundige en landschappelijke inpassing is te relateren aan de bouwmassa, bouwhoogte en inbedding in het groen. Twee bouwvolumes van 8 lagen hoog op een halfverdiepte parkeervoorziening (ca. 26,5 m hoog vanaf maaiveld), komen binnen de gemeentegrens van Renkum net boven de boomgrens uit. Één bouwvolume van 9 bouwlagen hoog (6 bouwlagen gezien vanaf De Schutterij, 9 vanaf de kant van de beek; ca. 17 m hoog vanaf maaiveld De Schutterij), komt binnen de gemeentegrens van Arnhem net boven de boomgrens uit. Dit zijn de uitzonderingen in het principe van 'bouwen onder boomkroonhoogte'. De bouwhoogte zit ruim binnen de definitie van 'Nieuw Arnhems Peil' (hoogte gebouw + hoogte maaiveld boven NAP = max. 100 m). Als uitgangspunt voor de optopping geldt binnen de gemeente Arnhem het principe dat de hoogte van de gebouwde hoogteaccenten niet meer bedraagt dan 2x de gemiddelde hoogte van de omliggende bebouwing van het bouwblok en de wijk. De 6 verdiepingen aan De Schutterij voldoen aan deze definitie in relatie tot naastgelegen woningbouw in Klingelbeek (gemiddeld 3 bouwlagen).



Publieke ruimte

De Hes wordt niet enkel ontwikkeld voor haar toekomstige bewoners, maar wordt een publiek landschap. Een landschapspark met bossige randen en grote onbebouwde ruimtes langs de Slijpbeek, aantrekkelijk om te verblijven voor bewoners, directe gebruikers en bezoekers van buiten De Hes. In het landschap komen op verschillende plekken collectieve speel-, zit- en sportvoorzieningen.



Parkeren

De parkeervraag in het gebied wordt op integrale wijze opgelost in het landschap en de bebouwing, op een manier dat beide versterkt worden. Het principe geldt dat parkeren zo dicht mogelijk langs de Hesweg plaatsvindt of via deze weg is ontsloten om zo het landschappelijke middengebied van voertuigbewegingen te ontzien. De toegang tot een (voetgangers)entree naar de gebouwde parkeervoorziening of tot een parkeerplek op maaiveld is op de meeste parkeerplekken binnen een straal van 100m van de woning. In de uitwerking van de ontwikkelclusters worden de uitzonderingen nader toegelicht. In De Hes komen verschillende parkeeroplossingen: halfverdiepte parkeervoorzieningen voor de clusters op het Veld en in het Bos, kleinschalig bezoekersparkeren op maaiveld, drive-in woningen aan de voet van de Steilrand en behoud van het grootschalige, parkeerterrein onder de platanen op die Steilrand.



Uit de stedenbouwkundige studie volgt dat er grenzen zijn aan het inpassen van (gebouwd) parkeren. Juist daarom wordt er gebruik gemaakt van het beschikbare parkeerterrein onder de platanen en wordt een combinatie met deelmobiliteit voorgesteld om zo efficiënt mogelijk om te gaan met de benodigde parkeerruimte. Hiermee wordt zoveel mogelijke tegemoetgekomen aan het behoud van landschappelijke kwaliteit (bomen vervlochten met de hoogteverschillen van de steilrand) en wordt de stedelijke uitstraling als gevolg van de parkeeropgave beperkt.



Ontsluiting

De Hes is net als de naastgelegen wijk Klingelbeek aangesloten op de Utrechtseweg (N225) via de rotonde van De Schutterij. De Utrechtseweg is de hoofdroute voor autoverkeer, (H)OV-netwerk (bushalte Arnhems Buiten) en langzaam verkeer met vrijliggende fiets- en voetpaden tussen Arnhem en Oosterbeek. Om het landschap zoveel mogelijk de ruimte te geven wordt ingezet op zo weinig mogelijk verharding met een functionele ontsluiting van het woongebied. De auto is te gast in het landschap. Kopers en huurders kiezen bewust voor wonen in en met de natuur en dus voor een minimaal noodzakelijke bereikbaarheid voor de auto: het stedenbouwkundig plan is hierin heel duidelijk: een aantal woningen is wel en een aantal woningen is niet tot de voordeur bereikbaar met de auto. Parkeren is dan op loopafstand. Bij de vormgeving van de infrastructuur is er ontworpen vanuit de kenmerken van het aanwezige landschap: de aanwezige hoogteverschillen en de bosrand bepalen de 'route' van de nieuwe Hesweg. Samen met De Schutterij vormt de Hesweg een soort tangstructuur met doodlopende zijwegen (aftakkingen) voor de ontsluiting van de gebouwde clusters. Zo houden we het landschap zo vrij mogelijk van gemotoriseerd verkeer.

3.2.2 Beeldkwaliteitplan Park De Hes     

Voor de ontwikkeling van De Hes is er een Beeldkwaliteitsplan De Hes (BKP) opgesteld. Aan het BKP liggen het Stedenbouwkundig plan De Hes (SP) (juli 2023) en de Cultuurhistorische verkenning (CV, december 2018) ten grondslag. Het SP is in het beeldkwaliteitsplan niet op alle punten herhaald of samengevat: voor de plantoelichting en stedenbouwkundige visie is het noodzakelijk het SP ter hand te nemen. Het SP is daarmee een informatieve bijlage bij de toelichting van het bestemmingsplan.

Er zijn voor de ontwikkeling van De Hes twee bestemmingsplannen (voor gemeente Arnhem en Renkum, waarbij voor Arnhem onderhavig bestemmingsplan 'Chw De Hes') en één beeldkwaliteitplan (BKP) opgesteld. In onderhavig bestemmingsplan is het BKP gekoppeld aan de planregels. Daarmee is de ontwikkeling van De Hes juridisch aan het BKP gekoppeld om de uitgangspunten uit het BKP planologisch mogelijk te maken. Het BKP is als bijlage bij de planregels van beide bestemmingsplannen gevoegd, omdat het BKP gemeentegrens overstijgend en kaderstellend is voor de kwalitatieve landschappelijke, stedenbouwkundige en architectonische vormgeving en inrichting van de openbare- en collectieve buitenruimte.

In de geest van het stedenbouwkundig plan (SP), in lijn met de stedenbouwkundige planvisie 'te gast in het landschap', zijn in het beeldkwaliteitplan (BKP) de stedenbouwkundige en (landschaps)architectonische bepalingen vastgelegd als leidraad bij de uitwerking van de bouw- en inrichtingsplannen. Met het BKP wordt gestuurd op een uitstraling die past bij het specifieke karakter van De Hes. Het BKP voorziet in het bewaken van de ruimtelijke samenhang en dient als stimulerend en richtinggevend kader voor ontwerpers. Op conceptueel niveau behelst het BKP heldere en krachtige sturing op ordeningsprincipes. Deze sturen goed op de kwaliteitsdoelen en geven houvast, maar bieden ook voldoende flexibiliteit en ontwerpvrijheid voor de uitwerking. Met het BKP wordt richting gegeven aan de beeldkwaliteit voor de gebouwen en de openbare ruimte. Het BKP is een 'welstandsnota' voor de nieuwe ontwikkeling. Voor de uitwerking van het BKP wordt verwezen naar Bijlage 1 bij de planregels. Aanvragen voor omgevingsvergunningen dienen hier bij de ontwikkeling van De Hes aan te worden getoetst.

Om de aanzichten en uitstraling van het beeldkwaliteitsplan te beschermen is in de planregels opgenomen dat er geen achtererfgebied bestaat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding uitgesloten - vergunningvrij bouwen' en er dus geen vergunningvrije bouwwerken zijn toegestaan.

3.3 Programma     

Woonprogramma

Het woonaanbod is divers met verschillende typologieën voor een divers woonmilieu met 400-445 woningen voor het gehele plangebied van De Hes (Arnhem en Renkum). In de gemeente Arnhem wordt 30% van het totale woningbouwprogramma sociale corporatiehuur ten behoeve van hun premium partners (een van de woningcorporaties actief in de gemeente Arnhem). In de gemeente Renkum wordt 25% van het totale woningbouwprogramma gerealiseerd als sociale huur en/of sociale koop.



Onderstaande tabel laat de aantallen zien per type woning voor dit plangebied van De Hes in Arnhem. Om flexibilteit in dit bestemmingsplan te behouden is in de milieuonderzoeken uitgegaan van 134 woningen voor het plangebied van Arnhem (10% meer dan het totaal aantal woningen uit het stedenbouwkundig plan).



Tabel 3.1: Woningbouwprogramma De Hes in Arnhem.

Woningtypen De Hes Oost Aantal
Betaalbare koop (< betaalbaarheidsgrens €355.000,-) 0
Betaalbare huur (< €1.000,- p/maand) 34
Sociale huur (max. liberalisatiegrens) 38
Sociale huur (max. liberalisatiegrens) / koop (gem. €250.000,-) 0
Zorg (betaalbaar) 0
Vrije sector 50
Totaal 122
10% extra 134

Programma maatschappelijke functies

3.4 Toets aan ruimtelijk beleid     

3.4.1 Rijksbeleid     

3.4.1.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)     

De NOVI biedt een langetermijnperspectief op de ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland tot 2050. Met de vaststelling van de NOVI is haar voorganger (de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte) vervallen. Met de NOVI geeft het kabinet richting aan de grote opgaven die het aanzien van Nederland de komende dertig jaar ingrijpend zullen veranderen. Denk aan het bouwen van nieuwe woningen, ruimte voor opwekking van duurzame energie, aanpassing aan een veranderend klimaat, ontwikkeling van een circulaire economie en omschakeling naar kringlooplandbouw. Alles met zorg voor een gezonde bodem, schoon water, behoud van biodiversiteit en een aantrekkelijke leefomgeving.



In de NOVI zijn deze maatschappelijke opgaven samengevat in vier prioriteiten:

  • ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie;
  • duurzaam economisch groeipotentieel;
  • sterke en gezonde steden en regio’s;
  • toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.



Met de NOVI benoemt het Rijk 21 nationale belangen, geeft het richting op de vier prioriteiten en helpt keuzes maken waar dat moet. Want niet alles kan overal.



De NOVI is op 9 september 2020 vastgesteld op grond van de geldende regelgeving omdat de Omgevingswet nog niet in werking is. De NOVI voldoet tevens aan de eisen die de Omgevingswet stelt aan een omgevingsvisie. Zodra de Omgevingswet in werking is getreden, zal deze omgevingsvisie dan ook gelden als de Nationale Omgevingsvisie in de zin van deze wet.



Toetsing

In dit bestemmingsplan zijn geen strijdigheden met de uitgangspunten uit de NOVI opgenomen. Het planvoornemen is in lijn met de volgende nationale belangen:



2. Realiseren van een goede leefomgevingskwaliteit;

4. Waarborgen en bevorderen van een gezonde en veilige fysieke leefomgeving;

5. Zorg dragen voor een woningvoorraad die aansluit op de woonbehoeften;

19. Behouden en versterken van cultureel erfgoed en landschappelijke en natuurlijke kwaliteiten van (inter)nationaal belang.

3.4.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) en Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro)     

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte – voorganger van de NOVI – is uitgewerkt in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Deze uitwerking is opgenomen in het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl). Het Bkl wordt van kracht zodra de Omgevingswet in werking treedt en is dan de uitwerking in regelgeving van het beleid dat in de NOVI staat.



De nationale belangen die nu nog in het Barro worden geborgd betreffen onder meer onderwerpen op het gebied van de hoofdinfrastructuur (reserveringen rond hoofdwegen en hoofdspoorwegen, vrijwaring rond rijksvaarwegen en hoofdbuisleidingen), de elektriciteitsvoorziening, het vereenvoudigde regime van de ecologische hoofdstructuur en waterveiligheid (bescherming van primaire waterkeringen en bouwbeperkingen in het IJsselmeergebied).



In de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro) zijn de terreinen, gebieden en installaties zoals bedoeld in het Barro, aangewezen.



Toetsing



Op basis van kaart 7 van het Barro ligt het gehele plangebied in Romeinse Limes (figuur 3.6). Dit betreft de unieke, samenhangende en goed bewaard gebleven voormalige (militaire) grens van het Romeinse Rijk. De Limes ligt langs de toenmalige loop van de Rijn met archeologische overblijfselen uit de periode 0 tot 400 na Chr. bestaande uit:

  • forten (castella), burgerlijke nederzettingen (kampdorpen/vici) en grafvelden;
  • militaire infrastructuur, bestaande uit wegen, waterwerken en wachttorens;
  • scheepswrakken.



Paragraaf 4.12 gaat verder in op de archeologische waarden in het plangebied.



Verder raakt het plan geen nationale belangen uit het Barro en Rarro.

verplicht

Figuur 3.6: Ligging in Romeinse Limes (blauwe diagonale arcering).

3.4.1.3 Besluit ruimtelijke ordening: Ladder voor duurzame verstedelijking     

Op grond van artikel 3.1.6, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening bevat de toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.



De begrippen 'stedelijke ontwikkeling' en 'bestaand stedelijk gebied' zijn als volgt gedefinieerd (artikel 1.1.1 Bro):

  • Stedelijke ontwikkeling: ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen;
  • Bestaand stedelijk gebied: bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur.

In de praktijk wordt dit de ladder voor duurzame verstedelijking genoemd. De ladder voor duurzame verstedelijking is ingericht voor een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten waardoor de ruimte in stedelijke gebieden optimaal benut wordt.

Toetsing



Stedelijke ontwikkeling

Uit jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State blijkt dat de ondergrens van wat als nieuwe stedelijke ontwikkeling moet worden gezien, ligt tussen de 9 en 14 nieuwe woningen, afhankelijk van de omgeving waarin de ontwikkeling plaatsvindt. Met het planvoornemen om maximaal 445 woningen in De Hes toe te voegen, waarvan 134 woningen in De Hes Oost, is er sprake van een stedelijke ontwikkeling. Het plan dient getoetst te worden aan de 'ladder voor duurzame verstedelijking'.



Bestaand stedelijk gebied

De planlocatie maakt deel uit van het voormalige KEMA-terrein 'Arnhems Buiten'. Het ligt op de grens tussen Oosterbeek en Arnhem en staat ook wel bekend als 'De Hes'. Na de Tweede Wereldoorlog heeft KEMA het grootste deel van het terrein in gebruik genomen. De eerste bebouwing op de locatie dateert uit de jaren '50. In de jaren '70 heeft KEMA meer gebouwen gerealiseerd. Tussen 1987 en 2000 zijn kantoorgebouwen gebouwd en bijbehorende parkeerplaatsen aangelegd. Het onbebouwde terreindeel heeft een parkachtig karakter. Daarmee kan worden geconcludeerd dat de planlocatie in lijn is met de definitie uit het Bro en dat de ontwikkeling binnen bestaand stedelijk gebied ligt.



Woningbehoefte

In 2020 zijn gemeenten (o.a. Arnhem en Renkum) binnen de Groene Metropoolregio, provincie Gelderland en het Rijk een langjarig partnerschap aangegaan voor een beter werkende woningmarkt, uitgewerkt in de Woondeal 2.0. Aanleiding was de constatering dat de regio in de top 3 van regio’s met het hoogste woningtekort stond, de woonopgaven bovengemiddeld zijn en de uitvoering onder druk staat. Het regionale woningbehoefteonderzoek herbevestigt dat de woonopgave het lokale niveau overstijgt.



Op regionaal niveau wordt toegewerkt naar twee derde deel betaalbare huur- en koopwoningen. Om dit te bewerkstelligen werkt elke gemeente toe naar een nieuwbouwprogramma met minimaal 67% betaalbare woningen en minimaal 30% in de sociale huur. Voor plannen waar per 1 juli 2023 nog geen



vastgesteld bestemmingsplan, omgevingsplan of anterieure overeenkomst voor is, geldt dit nieuwbouwprogramma als richtlijn. Hierdoor zal vanaf circa 2025 het programma op lokaal niveau gaan voorzien in de ambitie. De (verdere) invulling van de betaalbare segmenten in de regiogemeenten gebeurt op basis van de behoefte.



Het Rijk definieert betaalbare koopwoningen met een verkoopprijs van maximaal € 355.000. In lijn met het woningbehoefteonderzoek zet de regio zich in voor realisatie van betaalbare koopwoning voor de lagere inkomens met een maximale prijs van € 250.000. De uitkomsten van het woningbehoefteonderzoek zijn richtinggevend voor de verdeling van deze woningen in de regio, waarbij gemeenten verantwoordelijk zijn voor de 35% à 40% middenhuur- en betaalbare koopwoningen, waarvan een op basis van het woonbehoefteonderzoek te bepalen deel als middenhuur en / of betaalbare koopwoningen voor de lagere inkomens.



De Hes is in de Woondeal 2.0 aangemerkt als onderdeel van regionaal significante gebieden waar een groot aandeel (samen 70% tot 75% tot 2030) van de regionale woningproductie moet komen. Het gebied Hes-Klingelbeek Arnhem-Renkum heeft een realisatiestart op afzienbare termijn en een focus vanuit de markt en overheid. Het plan voorziet in 11% betaalbare koopwoningen (< betaalbaarheidsgrens €355.000,-) en 16% betaalbare huurwoningen (< €1.000,- p/maand). Daarnaast voorziet het totale plan van De Hes (Renkum en Arnhem) in 26% sociale huurwoningen. Het plandeel De Hes Oost voorziet in minimaal 30% sociale corporatiewoningen.



Met de richtlijn uit de Woondeal 2.0 werkt elke gemeente toe naar een nieuwbouwprogramma met minimaal 67% betaalbare woningen en minimaal 30% in de sociale huur, voor plannen waar per 1 juli 2023 nog geen vastgesteld bestemmingsplan voor geldt. Het planvoornemen voor De Hes werkt toe naar de richtlijn uit de Woondeal 2.0, maar is opgesteld ten tijde van de Woondeal 1.0. Het plan voorziet in meer dan 50% in de betaalbare categoriëen zoals opgenomen in de Woondeal 1.0. Hiermee sluit het planvoornemen aan bij de woningbehoeften in Arnhem en omstreken.



Onderbouwing dienstverlening, horeca

Gelet op de toevoeging van woningbouw in het gebied, kan er worden gesteld dat er nieuwe behoefte ontstaat aan dienstverlening en horeca. De voorziene dienstverlening en horeca maken slechts beperkt onderdeel uit van het plan. In de huidige situatie is er reeds vastgesteld dat er sprake is van bestaand stedelijk gebied. Daarmee is er geen verdere toetsing aan de 'ladder voor duurzame verstedelijking' noodzakelijk.



Conclusie Laddertoets

Geconcludeerd kan worden dat het plan een stedelijke ontwikkeling binnen bestaand stedelijk gebied betreft, zoals gedefiniëerd in het Bro. Het plan aansluit op de woningbehoeften, doelen en ambities zoals geformuleerd in de Woondeal 1.0, met minimaal 50% betaalbare woningen en meer dan 30% sociale corporatiewoningen. Daarmee voldoet het plan aan de 'ladder voor duurzame verstedelijking'.

Conclusie Rijksbeleid

Het plan is in lijn met het Rijksbeleid.

3.4.2 Provinciaal beleid     

3.4.2.1 Omgevingsvisie Gelderland     

Algemeen

De Omgevingsvisie Gaaf Gelderland, vastgesteld door Provinciale Staten van Gelderland op 19 december 2018 is samen met de geactualiseerde Omgevingsverordening op 1 maart 2019 in werking getreden.

Het doel van de Omgevingsvisie is: een gezond, veilig, schoon en welvarend Gelderland, vanuit het verleden én met het oog op de toekomst. De provincie is als middenbestuur een belangrijke schakel bij het bereiken van deze doelstellingen en wil op een aantal manieren waarde toevoegen:

  • met een brede blik kijken naar de inrichting en kwaliteit van de Gelderse leefomgeving;
  • stimuleren van ontwikkelingen enerzijds en beschermen van waarden anderzijds;
  • focussen op duurzaamheid, onderlinge verbondenheid en een economisch krachtig Gelderland;
  • door middel van zeven ambities verder verdiepen van de focus.



De zeven ambities van de provincie zien op de volgende thema's: energietransitie, klimaatadaptatie, circulaire economie, biodiversiteit, bereikbaarheid, vestigingsklimaat en de woon- en leefomgeving. Per ambitie is de provinciale aanpak beschreven.



Ten aanzien van het thema woon- en leefomgeving geeft de provincie de volgende ambities aan:

  • Gelderland heeft een aanbod aan woningtypen en woon-milieus passend bij de diversiteit aan woningvraag en daarmee voor ieder een passende, duurzame woning. Men benut de bestaande bebouwde omgeving optimaal met voldoende ruimte voor klimaatadaptieve maatregelen.
  • Alle nieuwbouw wordt aardgasloos aangelegd en zoveel mogelijk circulair gebouwd. In 2035 zijn alle (bestaande) wijken van het aardgas.
  • Woningen in Gelderland zijn in 2050 klimaatneutraal.



De aanpak die bij deze ambities is geformuleerd, bestaat uit het in gesprek gaan met de Gelderse regio's en het maken regionale afspraken over een goede balans tussen de vraag en het aanbod van woningen. In Gelderland is er specifieke aandacht voor de gemeentegrens overstijgende woonvraagstukken. Daarnaast worden innovaties in woonwijken op het vlak van duurzaamheid en het omvormen van bestaande gebouwen tot woonruimte gestimuleerd.

Stadsregio Arnhem Nijmegen

Arnhem-Nijmegen wordt gekenmerkt door:

  • het grootste stedelijke netwerk van Oost-Nederland;
  • hoge kwaliteit van het voorzieningenniveau;
  • kennisinstellingen: universiteit en hogescholen;
  • de strategische ligging halverwege de Randstad en het Ruhrgebied;
  • economische kracht: brede basis en topsectoren;
  • goede bereikbaarheid over weg, water en spoor;
  • de combinatie van stedelijke kwaliteiten en een mooie natuurlijke omgeving.

De kwaliteiten van de regio bepalen in belangrijke mate de ontwikkelingsmogelijkheden en daarmee ook de concurrentiepositie van Gelderland in internationaal en nationaal verband. De innovatieve kwaliteiten bepalen de potenties van de regio.

De inzet van gemeenten, maatschappelijke organisaties, ondernemers en provincie is nodig om in te kunnen spelen op de opgaven in de in de Stadsregio Arnhem Nijmegen. De gezamenlijke inspanningen richten zich op vier speerpunten:

  • Innovatie en economische structuurversterking;
  • Bereikbaar en verbonden;
  • Sociaal economische vitaliteit en verstedelijking;
  • Gebiedskwaliteiten benutten.

Toetsing

Voor De Hes staat het landschap vooraan. De focus ligt op circulariteit en vooral op eventueel hergebruik van te slopen materialen. Hierbij is niet per sé hergebruik in de nieuwe gebouwen en/of woningen nodig, maar dat materialen ook aangeboden kunnen worden om te gebruiken in andere projecten. Daarnaast wordt met de herbestemming van het gebouw binnen het plangebied van De Hes in Arnhem ingezet op een maximale vorm van circulariteit. De gebouwen in het plan worden aardgasloos gerealiseerd.



Natuurinclusief en klimaatadaptief ontwikkelen staat centraal om de vergroting van de biodiversiteit te realiseren en de gevolgen van klimaatverandering te ondervangen. Zo wordt de verhouding groen-verhard verbeterd met de ontwikkeling. In het stedenbouwkundig ontwerp wordt het aandeel groen verhoogd ten opzichte van de huidige situatie waar nu een aantal grootschalige bedrijfsgebouwen en logistieke verharde ruimtes in het oog springen.



In paragraaf 3.5 wordt nader ingegaan op het woningaanbod en de woningvraag.

3.4.2.2 Omgevingsverordening Gelderland     

De Omgevingsverordening Gelderland (vastgesteld op 24 september 2014; geconsolideerde versie d.d. 21 december 2022) wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch gewaarborgd is.

De inzet van de verordening als juridisch instrument om de doorwerking van het provinciaal beleid af te dwingen is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen. De verordening voorziet ten opzichte van de Omgevingsvisie niet in nieuw beleid en is daarmee dus beleidsneutraal.

De Omgevingsverordening richt zich net zo breed als de Omgevingsvisie op de fysieke leefomgeving in de provincie Gelderland. Dit betekent dat vrijwel alle regels die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving opgenomen zijn in de Omgevingsverordening. Het gaat hierbij om regels op het gebied van ruimtelijke ordening, milieu, water, mobiliteit en bodem.



Toetsing

In het plangebied gelden volgens de Omgevingsverordening enkele specifieke relevante aanduidingen:



Gelders Natuurnetwerk

De Slijpbeek maakt onderdeel uit van het Gelders Natuurnetwerk (figuur 3.7). Voor zover een bestemmingplan van toepassing is op het Gelders natuurnetwerk wordt een nieuwe activiteit of ontwikkeling alleen toegelaten als die geen nadelige gevolgen kan hebben voor de kernkwaliteiten, oppervlakte of samenhang als bedoeld in bijlage Kernkwaliteiten Gelders natuurnetwerk en Groene ontwikkelingszone van de Omgevingsverordening.



De wezenlijke waarden en kenmerken van de Slijpbeek zijn als volgt samen te vatten (Provincie Gelderland, 2017b): Beek en Bron (N03.01); Betreft de Slijpbeek parallel aan de Hesweg.



In de oplegnotitie gebiedsbescherming in Bijlage 9 is de toetsing aan de wezenlijke waarden en kenmerken van de Slijpbeek uitgevoerd. Daarin is aangegeven dat er geen grootschalige herinrichtingen zijn voorgenomen ten opzichte van de Slijpbeek. Het dempen van de vijverpartij maakt geen onderdeel uit van het aangewezen NNN-gebied. Het noordelijke gedeelte van de Slijpbeek wordt terug bovengronds gebracht. Daarnaast wordt lokaal waar de mogelijkheid is de oever verlaagd. Dit ter verbetering van de toegang tot het water voor fauna en het versterken van de beleving van de Slijpbeek. Hiermee blijft de functionaliteit van de Slijpbeek intact. De wezenlijke waarden van de Slijpbeek worden door de werkzaamheden niet aangetast. Het terug bovengronds brengen de Slijpbeek versterkt daarnaar de ecologische waarde van de beek en de waarde die de beek kan hebben als ecologische verbinding.

verplicht

Figuur 3.7: Ligging Gelders Natuurnetwerk (donkergroen).

Boringsvrije zone

Het plangebied ligt in een boringsvrije zone. Het is verboden in een boringsvrije zone buiten inrichtingen werken tot stand te brengen of handelingen te verrichten waardoor direct of indirect warmte aan de bodem of het grondwater wordt onttrokken of toegevoegd. Voor deze werkzaamheden dient dus een vergunning te worden aangevraagd. Het voornemen is om later een vergunningaanvraag te doen om een open WKO-systeem (warmte-koude-opslagsysteem) te realiseren.

Intrekgebied

Het plangebied ligt in een intrekgebied. Een bestemmingsplan voor gronden binnen een intrekgebied maakt de winning van fossiele energie niet mogelijk. Met dit planvoornememen wordt de winning van fossiele energie niet mogelijk gemaakt.



Conclusie provinciaal beleid

Het plan is in lijn met de provinciale omgevingsvisie en omgevingsverordening.

3.4.3 Gemeentelijk beleid     

3.4.3.1 Omgevingsvisie Arnhem 2040     

Algemeen

Het College van Burgemeester en Wethouders heeft 18 april 2023 de omgevingsvisie vastgesteld en ter besluitvorming aan de gemeenteraad aangeboden.



De Arnhemse omgevingsvisie is opgesteld in de geest van de Gelderse ambities zoals geformuleerd in de Omgevingsvisie Gaaf Gelderland, waarin dezelfde opgaven en ambities centraal staan.



Om de beschikbaarheid en betaalbaarheid van woningen in Arnhem op peil te houden, moeten er meer woningen worden gerealiseerd de komende jaren. Dit geldt voor alle soorten woningen en voor alle doelgroepen: aantrekkelijke levensloopbestendige woningen voor ouderen, woningen voor kleine huishoudens, sociale woningbouw in goedkoop en betaalbaar segment, de categorie middenhuur en het hogere segment. Om tot een inclusieve en vitale stad te komen, wordt er gestreefd naar onder meer een goede mix van allerlei typen woningen en woonmilieus in sociale huur, vrijesectorhuur en koop. Dit in combinatie met de daarbij passende voorzieningen.



De woningmarkt beperkt zich niet tot de Arnhemse gemeentegrenzen. Als centrumstad heeft Arnhem dan ook verschillende verbindingen met de omliggende gemeenten. De regio biedt op dit moment een palet aan woonmilieus, waarin Arnhem haar eigen duidelijke positie heeft. Dit betekent bijvoorbeeld dat verhoudingsgewijs veel mensen met een laag inkomen of ondersteuningsbehoefte naar Arnhem komen. Arnhem pakt dit op, maar wel in afstemming met buurgemeenten, om te komen tot een gezond regionaal evenwicht. Dit krijgt onder meer gestalte in de gezamenlijke afstemming over voldoende en juiste nieuwbouw in Arnhem en omgeving. Samen met de omliggende gemeenten wordt er invulling gegeven aan de regionale woonbehoeften middels de Woondeal 2.0.



Arnhem trekt net als andere steden in Nederland steeds meer inwoners aan. Tegelijk worden de huishoudens steeds kleiner. Daarom moeten er meer woningen worden bijgebouwd. De vraag in de periode 2020-2030 is ca 7.000 nieuwe woningen. Ook daarna wordt een groei verwacht van ongeveer 7.000 tot 9.000 woningen. Hiermee wordt de woningvoorraad in Arnhem tot 2040 met 16.000 woningen uitgebreid.



De woningvraag richt zich niet alleen op het bouwen van extra woningen, maar ook het aanpassen van bestaande woningen of het zorgen voor andere verhoudingen. De vraag naar bepaalde type woningen is namelijk niet altijd in balans met het aanbod van deze woningen. De komende jaren wordt er werk gemaakt van het aanpassen van woningen. Dit kan bijvoorbeeld door het splitsen van woningen of zorgen dat een woning levensloopbestendig wordt.



Tijdelijke of verplaatsbare woningen bouwen

Om snel in te kunnen spelen op de woningvraag worden er ook tijdelijke of verplaatsbare woningen bgebouwd. De bouw hiervan duurt korter en gebeurt vaak deels in de fabriek, waardoor er minder overlast is voor de omgeving. Daarnaast kunnen deze woningen bijvoorbeeld neergezet worden in zogenaamde pauzelandschappen, waar een functie is verdwenen en nog geen nieuwe bestemming is.



Betaalbare woningen

De groei van de stad bestaat voor een groot deel uit eenpersoonshuishoudens die een huur- of koopwoning zoeken in de betaalbare categorie. Deze groep komt maar moeizaam aan een passende woning. Enerzijds door de beperkte beschikbaarheid van de sociale huurwoningen en anderzijds door (financiële) drempels op de particuliere huurmarkt. Ook toegang tot de koopmarkt is voor starters en eenpersoonshuishoudens moeizaam. Om de toegang tot de Arnhemse woningmarkt te verbeteren voor deze groepen zijn verschillende maatregelen nodig. Het sociale woningaanbod bij nieuwbouw wordt vergroot en er wordt een kwaliteitsslag in het bestaande woningaanbod gemaakt om de doorstroming te bevorderen. Met name in Arnhem Zuid worden hier positieve resultaten verwacht.



Meer mixen

De vraag naar meer woningen in de stad biedt kansen voor grotere diversiteit in de wijken. Zo wordt er gekeken of de verhouding tussen de verschillende wooncategorieën op wijkniveau kan verbeteren. Er wordt gestreefd naar gemengde wijken en buurten, waar mensen zich thuis voelen en waar ze andere mensen met verschillende leefstijlen en omstandigheden tegenkomen. Op deze manier wordt geprobeert de sociale draagkracht en sociale draaglast meer met elkaar in evenwicht te brengen.



Circulair en klimaatadaptief bouwen

Bij de bouw van nieuwe woningen en het transformeren van bestaande gebouwen wordt gestreefd om dit circulair en klimaatadaptief te doen. Door duurzame materialen te gebruiken, zoveel mogelijk hergebruik en recycling toe te passen en te zorgen dat de woningen ook in de toekomst aansluiten bij de woningbehoefte. Er wordt gezorgd voor klimaatmaatregelen als groene daken, het bergen van water en het verminderen van verharding.

Karakter Arnhem West



In Arnhem West komen de stuwwal en de uiterwaarden van de rivier samen. Het gebied verbindt de Veluwe met de Rijn en vormt een groene schakel tussen de verstedelijkte gebieden van Oosterbeek en Arnhem. Het gebied kenmerkt zich daarnaast door de heel eigen identiteit van de stadsrandzone; wat in de stad niet kon, kreeg hier een plek. In Arnhem West liggen vele verborgen relicten van de Tweede Wereldoorlog en de Koude Oorlog zoals de Defensiehaven en tankkazematten. Ze herinneren aan de tijd dat Arnhem een strategische ligging had in het slagveld. Bij opgravingen in het gebied zijn vondsten gevonden van de vergeten eerste slag om Arnhem uit 1813. Ook de tweede slag om Arnhem heeft dit gebied gekenmerkt.



Rond 1930 vestigt de Kema zich op het voormalig landgoed Den Brink, wat later uitgebreid werd met Mariendaal, De Hes en Rosandepolder. Sinds 2000 wordt stapsgewijs gewerkt aan een transformatie van dit, deels monumentale gebied, naar een moderne werklocatie gecombineerd met wonen in een uniek landschappelijke omgeving.



Gebiedskansen



Ontwikkeling binnen (en investeren in) het landschap

Het unieke landschap is en blijft de basis voor de toekomstige ontwikkeling van Arnhem West. Hierbij is ruimte voor functieverandering en slimme verdichting met behoud van de landschappelijk en cultuurhistorische kwaliteit en monumentale panden. De sleutel zit in het combineren van functies met flexibele concepten en duurzame parkeer oplossingen. De private terreinen krijgen hierdoor een (semi) openbare betekenis en worden toegankelijker voor mens en dier. Dit draagt bij aan de leefbaarheid van de omliggende woonbuurten.



Wonen en zorg

Het is streven is een gevarieerd woningaanbod in diverse woonwijken. Er wordt ingezet op het bouwen voor de doorstroming en sociale woningen. De transformaties van De Hes (samen met gemeente Renkum), wordt doorgezet.



Verbindingen tussen stad en landschap

De (verdiepte) ligging van het spoor, de vele private terreinen en de doorsnijdende infrastructuur wordt gezorgd voor een barrièrewerking tussen de stad en het omliggende landschap in Arnhem West. Bij ontwikkelingen worden kansen benut om verbindingen voor mens en dier te verbeteren. Door in te zetten op doorgaande wandel en fietsroutes ontstaan er meer mogelijkheden voor een ommetje naar het buitengebied, te genieten van de natuur en het gebruik van de fiets te bevorderen. Er liggen kansen om het groenblauwe raamwerk te versterken; het parklandschap met de Slijpbeek is daarvan een goed voorbeeld.



Toetsing aan Omgevingsvisie Arnhem 2040



De Omgevingsvisie van Arnhem voorziet in het bouwen van extra woningen en het aanpassen van bestaande woningen of het zorgen voor andere verhoudingen qua woningtypen. De vraag naar bepaalde type woningen is namelijk niet altijd in balans met het aanbod van deze woningen. De Hes wordt genoemd als voorbeeld voor bouwen voor doorstroming en sociale woningen. De komende jaren wordt, ingegeven door het woonbeleid werk gemaakt van deze woonopgave. Het planvoornemen is daarmee een integraal onderdeel en uitwerking van het beleid zoals geformuleerd in de Omgevingsvisie Arnhem 2040.

3.4.3.2 Verkeers- en mobiliteitsbeleid     

Gemeentelijk beleid

De gemeente Arnhem heeft haar verkeersbeleid op hoofdlijnen verwoord in de Structuurvisie Arnhem 2020-2040. Voor mobiliteit biedt de structuurvisie een ruimtelijk ontwikkelingsperspectief. Arnhem streeft naar een duurzame bereikbaarheid in een aantrekkelijke en veilige stad. Vooral in de bestaande stad geldt daarbij het principe: eerst de bestaande verkeersruimte beter benutten en pas daarna zoeken naar mogelijkheden tot uitbreiding van de (auto)verkeersruimte. De inzet van slim ruimtegebruik, voor versterking van fiets en openbaar vervoer, aangevuld met spitsmijdende maatregelen moet Arnhem de komende jaren bereikbaar houden.

Fiets

De 'Accentnota Fiets, Fietsambitie 2019-2024' (vastgesteld in januari 2020) bevat de Arnhemse fietsambitie voor de periode 2019-2024, met een doorkijk naar 2030. De nota is de start van een nieuwe aanpak waarin fietsvriendelijkheid centraal staat en meer tempo wordt gemaakt met uitvoering. Op basis van hoe de stad zich ontwikkelt en de betekenis van de fiets in de stad van de toekomst, wordt bepaald wat er nodig is om bewoners en forenzen te overtuigen om meer met de fiets te gaan. Daarin is de substantiële verbetering van de Arnhemse fietsinfrastructuur belangrijk, door de aanleg van meer stedelijke doorfietsroutes. De Accentnota sluit aan bij de uitgangspunten van de nieuwe regionale fietsambitie 'Samenwerkingsagenda fiets, regio Arnhem Nijmegen'.

De doelen van deze fietsambitie zijn:

  • meer fietsgebruik;
  • betere ontsluiting van stedelijke bestemmingen voor alle inwoners van de stad;
  • de binnenstad beter bereikbaar en aantrekkelijker maken voor fiets;
  • schone lucht en verminderen van CO2 uitstoot;
  • inspelen op de trend van toenemende stedelijke verdichting en urbanisatie;
  • het verduurzamen en toekomstvast maken van het stedelijk vervoersnetwerk;
  • het beïnvloeden van duurzaam stedelijk verplaatsingsgedrag.

Openbaar vervoer

In december 2018 zijn door de gemeenteraad het HOV-Actieplan en de Stadsnetten-visie vastgesteld. Deze twee beleidsdocumenten voor het openbaar vervoer hebben tot doel om de aantrekkelijkheid en concurrentiekracht van het stedelijk en regionaal OV te vergroten. Om daarmee de bereikbaarheid en economische aantrekkelijkheid van de regio en de steden te verbeteren. Het openbaar vervoer wordt toekomstvast door een kwaliteitsslag met als maatregelen:

  • een netwerk van Hoogwaardig Openbaar Vervoer;
  • een mobiliteit te bieden voor iedereen;
  • een emissieloos openbaar vervoer door middel van Trolley 2.0.

Toets aan verkeers- en mobiliteitsbeleid

De verkeers- en mobiliteitsaspecten zijn onderzocht voor dit plan (paragraaf 4.2). Dit onderzoek is toegevoegd aan Bijlage 3 van de toelichting van dit bestemmingsplan. De aspecten verkeer en mobiliteit uit het planvoornomen zijn in lijn met het verkeers- en mobiliteitsbeleid van de gemeente Arnhem.

3.4.3.3 Arnhemse horecavisie 2017     

In Mise-en-Place: de Arnhemse horecavisie 2017 is het beleid voor horeca geactualiseerd. Horeca is

steeds belangrijker als drager van verblijfskwaliteit en beleving in de stad. Het gaat de consument in

toenemende mate om dynamiek, lifestyle, cultuur, beleven en shoppen. Horeca geeft invulling aan deze

consumentenbehoefte met als gevolg dat we een toename zien van het horeca-aanbod in de stad.

Daarom is onderzoek gedaan naar de gewenste horecaontwikkeling in zowel kwalitatieve als

kwantitatieve zin. Dit heeft geresulteerd in een ruimtelijk-economische horecavisie die een

horecaontwikkeling stimuleert die bijdraagt aan de kwaliteit en identiteit van de stad. De visie is tevens

bedoeld als toetsingskader waardoor ondernemers, bewoners en andere belanghebbenden weten waar

ze aan toe zijn. Hierin ligt een spanningsveld besloten tussen flexibiliteit en zekerheid. De behoefte om

te kunnen innoveren en inspelen op wijzigende marktomstandigheden vraagt om een flexibel beleid.

Anderzijds willen bewoners, ondernemers en andere belanghebbenden juist zoveel mogelijk zekerheid

over de ontwikkelingen die ze in hun omgeving kunnen verwachten.

In deze visie is juist het midden gezocht tussen flexibiliteit en zekerheid. Dit wordt bereikt door:

  1. per focusgebied in de stad een kwaliteitsbeeld van de gewenste horeca te schetsen;
  2. voor de onderscheiden focusgebieden naast kwalitatieve kaders ook kwantitatieve parameters op te stellen aan de horecaontwikkeling (gedefinieerd in ontwikkelen, consolideren, terugdringen);
  3. voor innovatieve en bijzondere concepten geen beperkingen op te leggen.

Voorliggend plangebied maakt geen deel uit van de focusgebieden zoals die beschreven worden in de

horecavisie. Desalniettemin ziet de visie toe op horeca binnen woonwijken. Daghoreca, namiddaghoreca

en vroege avondhoreca zijn gewenst in het plangebied, vanwege het beoogde profiel van de ontwikkeling:

namelijk een gebied met een zekere dynamiek, waardoor er naast wonen ook niet-woonfuncties nodig

zijn. Dit is in lijn met de horecavisie. Horeca met een zwaardere belasting op de omgeving wordt in dit plan niet wenselijk geacht.

3.4.3.4 Ruimte voor creativiteit     

Een bloeiende culturele sector draagt bij aan de identiteit van een stad en zorgt voor de nodige reuring. In de bruisende stad speelt de creatieve sector een sleutelrol als producent van cultuur. Zowel in het centrum als in de wijken kan de creatieve sector een belangrijke bijdrage leveren aan gebiedsontwikkelingen. De creatieve sector is bij uitstek een vorm van stedelijke economie die zich laat mengen met wonen en andere vormen van bedrijvigheid en die de gewenste levendigheid in deze gebieden kan brengen. Huisvesting ten behoeve van de creatieve industrie is ook goed te verbinden met de maatschappelijke opgaven in de stad. De beleidsregel om bij woningbouwprojecten minimaal dertig procent sociale huur te realiseren, biedt kansen voor de huisvesting van de creatieve en culturele sector. Het gebied leent zich voor het creëren van ontmoetingsplekken in de vorm van permanente creatieve bedrijfsverzamelgebouwen, de realisatie van woon-werkpanden en/of ateliers.

Derhalve wordt in dit plan de mogelijkheid geboden om ateliers en galerieën toe te voegen.

3.4.3.5 Groenbalans     

Arnhem is een groene stad. Dit biedt ruimte voor een gezonde, leefbare, aantrekkelijke en daarmee ook toekomstbestendige woon- en werkomgeving. Op 5 maart 2018 heeft de gemeenteraad van Arnhem de Groenvisie vastgesteld. De Groenvisie vervangt het Groenplan 2004-2007/2015. De Groenvisie gaat uit van koesteren en verbeteren van het huidige en het nieuwe groen met al haar waarden voor de stad en haar inwoners. De visie is verdeeld in vijf thema’s, waaraan doelen zijn gekoppeld:

  • de herkenbare stad: zichtbaarheid en beleefbaarheid van landschap en cultuurhistorie;
  • de natuurvriendelijke stad: biodiversiteit in en om de stad en de natuurinclusieve stad;
  • de groene gezonde stad: leefbaarheid, klimaat, waterbuffering, koelte en gezondheid;
  • de duurzaam beheerde stad: beheer afgestemd op eindbeeld en gebruik;
  • de samenwerkende stad: maatschappelijke betrokkenheid en promotie van groen.

In de Groenvisie is onder andere vastgelegd dat de totale groenbalans in de stad neutraal blijft of toeneemt. Het karakter van het groen kan wel veranderen, mits met respect voor de onderlegger en de groene identiteit van het gebied. Moet er toch groen verdwijnen, dan wordt dat gecompenseerd volgens de Arnhemse regels Groencompensatie 2017.

Om aan te tonen dat er bij het plan zorgvuldig is omgegaan met groen en wordt voldaan aan het beleid, is een groenbalans opgesteld. Hierbij is gekeken naar:

  • De juridische groenbalans:



    De juridische groenbalans geeft de balans aan tussen de juridisch bestemde hoeveelheid vierkante meters (m2) groen of park op de plankaart en in de regels in het vigerende bestemmingsplan 'Arnhems Buiten' en onderhavig plan 'Chw De Hes'.

  • De feitelijke groenbalans:



    De feitelijke groenbalans geeft de balans aan tussen de feitelijke aanwezige hoeveelheid vierkante meters (m2) groen of park in het vigerende bestemmingsplan 'Arnhems Buiten' en onderhavig plan 'Chw De Hes'.

Juridische groenbalans

Voor de ontwikkeling van De Hes (Arnhemse deel) is er een groenbalans opgesteld. Het plangebied De Hes valt binnen de grenzen van het bestemmingsplan 'Arnhems Buiten'. In dit bestemmingsplan is binnen het plangebied een totale oppervlakte van 27.416 m2 bestemd als 'Groen - Landschap en park'. Onderdeel van deze bestemming is een groot parkeerterrein ten zuiden van het bestaande oude KEMA-kantoor. Dit parkeerterrein is met een functieaanduiding parkeerterrein (p) bestemd op de plankaart. In de bijbehorende planregels is geregeld dat deze gronden tevens zijn bestemd voor parkeren. In de praktijk zijn deze gronden ook in gebruik als parkeerterrein. De oppervlakte van dit parkeerterrein is nagenoeg gelijk aan de functieaanduiding op de plankaart: 3.170 m2. Daarmee is er juridisch zo'n 24.246 m2 als 'Groen - Landschap en park' bestemd in het vigerende bestemmingsplan.

In onderhavig bestemmingsplan 'Chw De Hes' wordt er juridisch zo'n 24.387 m2 Groen - Landschap en park bestemd. Hierin zijn twee significante afwijkingen opgenomen in de regels:

  1. Binnen de bestemming Wonen is er minimaal 800 m2 aan Groen - Landschap en park bestemd.
  2. Er zijn binnen de bestemming Groen - Landschap en park twee erfontsluitingswegen toegestaan. Hiervoor is binnen de bestemming Groen - Landschap en park twee keer de functieaanduidingen 'ontsluitingsweg' opgenomen. In totaal wordt hiermee zo'n 150 m2 aan nieuwe verharding mogelijk gemaakt binnen de bestemming Groen - Landschap en park.

Wanneer bovengenoemde significante afwijkingen, zoals opgenomen in de planregels, worden verrekend, dan wordt er 24.387 m2 + 800 m2 - 150 m2 = 25.037 m2 aan juridisch groen geborgen in onderhavig bestemmingsplan. Dat is een toename van 791 m2 ten opzichte van de vigerende juridische situatie. Zie ook onderstaande figuur 3.8 en tabel 3.2.



verplicht

Figuur 3.8: Juridische groenbalans: +791 m2.

Tabel 3.2: Groenbalans (afgerond op hele vierkante meters).

Plangebied Chw De Hes 40.400 m2
Juridisch groen en park

Arnhems Buiten
24.246 m2
Juridisch groen en park

Chw De Hes
25.037 m2
Juridische groenbalans + 791 m2

Feitelijke groenbalans

De feitelijke groenbalans is globaal gebaseerd op het verschil tussen zichtbaar groen en park op basis van de meest recente digitale informatie van het plangebied en de groene invulling van het Stedenbouwkundig plan De Hes. Op basis van deze globale vergelijking is de feitelijke groenbalans minimaal neutraal. Voor de toekomstige uitwerking van De Hes dient de balans minimaal neutraal te blijven.

De conclusie is dat er sprake is van een positieve groenbalans.

In de planregels van onderhavig bestemmingsplan Chw De Hes is een vergunningsplicht opgenomen voor het kappen van de bomen. Dat geldt ook binnen de bestemmingen Gemengd en Wonen.

3.5 Woonbeleid     

In 'De Arnhemse Woonprincipes 2025' en het 'Plan van Aanpak: Woningbouwontwikkeling' is opgenomen welke strategische koers er wordt gevolgd die er zorg voor moet dragen dat Arnhem ook in de toekomst een aantrekkelijke woonstad blijft waar het voor iedereen aantrekkelijk is om te wonen.



Het Plan van Aanpak: Woningbouwontwikkeling bevat de marsroute over hoe men de komende jaren de woningbouw vorm wil geven. Om beschikbaarheid en betaalbaarheid van woningen in Arnhem op peil te houden moeten er de komende jaren meer woningen worden gerealiseerd. Dit geldt voor alle soorten woningen en voor alle doelgroepen: aantrekkelijke levensloopbestendige woningen voor ouderen, woningen voor kleine huishoudens, sociale woningbouw in goedkoop en betaalbaar segment, de middenhuurcategorie en het hogere segment. In het Plan van Aanpak is opgenomen dat over de projecten heen minimaal 30% aan sociale corporatiehuur gerealiseerd dient te worden.



De onderstaande vier pijlers vormen de hoofddoelen van de Arnhemse Woonprincipes:

  • Duurzaam betaalbaar; hierbij wordt gezorgd dat er voor elk inkomen voldoende passende sociale en betaalbare woningen beschikbaar zijn. Daarbij wordt niet alleen op aantallen gestuurd, maar wordt er gestreefd naar een goede prijskwaliteit en op de duurzaamheid van woningen in de nieuwbouw en in de bestaande woningvoorraad.
  • Levensloopgeschikt wonen: door meer levensloopgeschikte woningen aan de voorraad toe te voegen én bestaande woningen aan te passen of op te plussen, kunnen mensen, gezond of beperkt, in verschillende levensfases van hun leven, een passende woonplek worden geboden in Arnhem.
  • Aantrekkelijke woonstad: Arnhem heeft door zijn centrale ligging een bijzondere ruimtelijke en groene kwaliteit. Met de binnenstad, de Rijn en stadsparken in combinatie met wonen, leren, werken en verblijven maakt het de stad vitaler. Arnhem wil een aantrekkelijke woonstad zijn en blijven voor haar huidige inwoners, maar wil ook meer studenten en midden- en hogere inkomens aan zich binden door het bieden van aantrekkelijke, levendige of bijzondere woonmilieus.
  • Wijken met identiteit: Elke wijk heeft zijn eigen herkenbare identiteit die recht doet aan de beleving van haar inwoners. Met deze variëteit wil de stad inzetten op een duurzame woon- en leefomgeving waar bewoners trots zijn op hun wijk, waar ze zich thuis en ook zelf verantwoordelijk voor voelen. Dat palet van eigen identiteit en karakters van wijken draagt bij aan de aantrekkingskracht van Arnhem als woonstad.



Wonen, Welzijn en Zorg

Er ligt op het gebied van Wonen, Welzijn en Zorg een stevige fysieke huisvestingsopgave. Door meer levensloopgeschikte woningen aan de voorraad toe te voegen én bestaande woningen preventief aan te passen of op te plussen, kunnen mensen, gezond of beperkt, in verschillende levensfases van hun leven, een passende woonplek worden geboden. Arnhem faciliteert het (langer) zelfstandig wonen, door in de directe of nabije woonomgeving mogelijkheden te scheppen dat arrangementen van (thuis)zorg, begeleiding, ondersteuning of andere vormen van dienstverlening en welzijnsvoorzieningen kunnen worden geboden.



Toetsing van het initiatief aan de Arnhemse Woonprincipes 2025 en Plan van Aanpak: Woningbouwontwikkeling



Het plan voldoet programmatisch aan het Arnhemse woonbeleid. Het plan kent een gemixt programma dat voor 30% bestaat uit sociale corporatiehuurwoningen en 50% betaalbare/sociale woningen. Dit is een beleidsuitgangspunt in het Plan van Aanpak Woningbouwontwikkeling, welke is gestoeld op de Woondeal 1.0 ten tijden van de voorbereidingen van dit project.



Het lokale en regionale woonbehoefteonderzoek laat een grote behoefte zien aan koopwoningen in het betaalbare segment. Dit gebied is in de Woondeal 2.0 aangemerkt als onderdeel van regionaal significante gebieden waar een groot aandeel (samen 70% tot 75% tot 2030) van de regionale woningproductie moet komen. Het gebied Hes-Klingelbeek Arnhem-Renkum heeft een realisatiestart op afzienbare termijn en een focus vanuit de markt en overheid. Het gehele plan voorziet in 11% betaalbare koopwoningen (< betaalbaarheidsgrens €355.000,-) en 16% betaalbare huurwoningen (< €1.000,- p/maand). Daarnaast voorziet het totale plan van De Hes (Renkum en Arnhem) in 26% sociale huurwoningen. De Hes Oost (Arnhem) voorziet in 30% sociale corporatiehuurwoningen voor dit deel van het plangebied en 50% betaalbaar/sociaal en sluit daarmee aan bij de ambities zoals geformuleerd in de Woondeal 1.0, die ten grondslag ligt ten tijden van de voorbereiding van dit project. Tevens worden er zorgwoningen gerealiseerd volgens het intramurale zorgprincipe, om invulling te geven aan de opgaven op het gebied van wonen, welzijn en zorg.

3.6 Welstandsbeleid     

3.6.1 Welstandsnota 2015     

3.6.1.1 Algemeen     

De Arnhemse Welstandsnota is in 2015 vastgesteld. Arnhem is een aantrekkelijke stad om te wonen en te verblijven. Het uiterlijk van de stad draagt daar aan bij. De gemeente wil dat zo houden. Vanuit het oogpunt dat nieuwe bouwwerken in zijn algemeenheid moeten passen in hun omgeving vormt de bestaande stad het referentie- en inspiratiekader. Voor de meest voorkomende bouwwerken zijn in deze nota gebiedsgerichte criteria opgenomen. Deze criteria zijn per gebied ('géén toets', 'lichte toets' en 'zware toets') anders. Hierna is een kaart (figuur 3.10) met de onderverdeling van de gebieden opgenomen en worden de gebieden nader toegelicht. Het plangebied is blauw omcirkeld.

verplicht

Figuur 3.10: Welstandskaart Arnhem.

Gebied met zware welstandstoets

Voor gebieden met een bijzondere kwaliteit, zoals de binnenstad of Geitenkamp, blijven strengere regels voor de welstand gelden. De regels zijn bedoeld om de bijzondere en karakteristieke kenmerken te behouden. Ze gelden voor alle gevels die zichtbaar zijn vanaf het openbaar gebied.

Gebied met lichte welstandstoets

In gebieden die zich kenmerken door samenhang in het straatbeeld – bijvoorbeeld door een eenheid in dakvormen, architectuur of materiaalgebruik – is het van belang dat dit eigen karakter bewaard blijft. Welstandsregels voor dit niveau zijn beperkt en gaan alleen over het gevelbeeld en de daken die vanaf de straat zichtbaar zijn. Voor de achterkanten van gebouwen gelden geen regels, die zijn dus welstandsvrij. De regels zijn bedoeld om de kenmerken van het gevelbeeld in relatie tot het openbaar gebied op hoofdlijnen in stand te houden.

Gebieden zonder welstandstoets

In wijken met veel variatie in bouwstijl, in type woningen, oriëntatie van gebouwen op de openbare ruimte en dergelijke, worden aanvragen voor omgevingsvergunning voor het bouwen niet meer vooraf getoetst. Als een vergunning nodig is voor (ver)bouw dan blijven altijd de regels gelden die in het bestemmingsplan staan, zoals regels over grootte, bouwhoogte e.d. Maar de keuze voor materiaal, vorm en kleur is in deze gebieden vrij. De verantwoordelijkheid voor de invulling ligt bij de bewoners en eigenaren.



Welstand bij (her)ontwikkelingsopgaven

Voor grootschalige (her)ontwikkelingen is een aparte werkwijze voor de totstandkoming van plannen opgenomen. Bij dergelijke, vaak complexe, opgaven is het noodzakelijk om de kwaliteitsbewaking goed te organiseren. Kwaliteitsteams zijn daarvoor een gewaardeerd middel. Realisering van complexe plannen vindt vaak over een langere periode plaats. zo'n langere termijn vereist een flexibele houding ten opzichte van (de invulling van) de opgave. Door het proces rondom kwaliteit te organiseren en niet de criteria vooraf vast te leggen wordt in deze opgaven maximaal de ruimte geboden voor creativiteit terwijl goed blijft toegezien op de kwaliteit van de plannen voor de stad.

Door de inbreng van een kwaliteitsteam kan de regievoering op de kwaliteit van plannen, de samenhang tussen de deelprojecten en de samenhang met de omgeving /openbare ruimte gewaarborgd worden.

3.6.1.2 Toetsing aan de Welstandsnota 2015     

Gelet op de welstandskaart geldt voor dit plangebied de lichte welstandstoets.

Hoofdstuk 4 Milieu- en omgevingsaspecten     

4.1 Inleiding     

Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening moet in de toelichting op het bestemmingsplan een beschrijving worden opgenomen van de wijze waarop de milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken. Daarbij moet rekening gehouden worden met de geldende wet- en regelgeving en met de vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders. In dit hoofdstuk worden de verschillende milieu- en omgevingsaspecten onderbouwd.

4.2 Verkeer     

Inleiding

In het belang van een goede ruimtelijke ordening moet sprake zijn van een aanvaardbare afwikkeling van

alle soorten verkeer. Bij ruimtelijke planning dienen verkeerskundige aspecten afgewogen te worden,

omdat deze van grote invloed zijn op de het doelmatig functioneren van verschillende functies. Wanneer

nieuwe ontwikkelingen worden gepland, is het van belang te onderzoeken welke effecten dit heeft op de

verkeerskundige situatie om zo nodig passende maatregelen te kunnen nemen.

Onderzoek

De verkeerskundige aspecten zijn onderzocht voor het planvoornemen. Dit onderzoek is toegevoegd aan

Bijlage 2 van de toelichting van dit bestemmingsplan.

Parkeren, opgave behorend bij het Stedenbouwkundig Plan - Park De Hes

In het Stedenbouwkundig Plan is het programma voor Park De Hes beschreven. Onderdeel van het

programma is het parkeren, dat hoort bij de verschillende functies in de plansituatie. Voor het bepalen

van het benodigde parkeren wordt gebruik gemaakt van de gemeentelijke parkeernormen (gemeentelijk

parkeerbeleid) van gemeente Arnhem en gemeente Renkum. Rekenkundig is per type woning en voor

overige functies (horeca, COG) het benodigde parkeren bepaald. Vervolgens is getoetst of het parkeren

in het Stedenbouwkundig Plan voldoet aan het berekende aantal benodigde parkeerplaatsen. Dat blijkt

zo te zijn.

Verkeersafwikkeling

In het Stedenbouwkundig Plan is de verkeersstructuur beschreven. Veruit het meeste gemotoriseerd

verkeer dat van en naar Park De Hes rijdt is gericht op De Schutterij en in het verlengde ervan de

Utrechtseweg. Waar De Schutterij aansluit op de Utrechtseweg ligt een enkelstrooksrotonde. Deze

kruispuntvormgeving kan het verkeer in de huidige situatie goed verwerken. Voor de verkeersafwikkeling

is een doorrekening gemaakt van deze rotonde met de verkeersafwikkeling van Park De Hes. Gegeven

de situatie dat na afronding van de planvorming er nog een periode nodig is voor realisatie is 2027

aangehouden als jaar waarop Park De Hes volledig zou kunnen zijn bebouwd.

De berekening is gebaseerd op het programma uit het Stedenbouwkundig Plan. Daarboven is 10%

marge aangehouden op verzoek van Amvest. Voor het programma (inclusief 10%) is met kencijfers

(CROW) de gemiddelde verkeersgeneratie bepaald van Park De Hes in de uiteindelijke situatie. De

verkeersgeneratie is van etmaalperiode omgerekend naar een maatgevend drukste uur, de avondspits.

De intensiteiten van de avondspits zijn ingevoerd in een hulpprogramma Rotondeverkenner. Met dit

programma is bepaald dat het verkeer in 2027 met de huidige rotondevorm kan worden verwerkt.

Deelmobiliteit

In algemene zin is deelmobiliteit 'het door meerdere, verschillende gebruikers gebruikmaken van

hetzelfde vervoermiddel'. Hierbij kan het vervoermiddel bijvoorbeeld een deel(bak)fiets, deelscooter of

deelauto zijn. Herontwikkeling en/of nieuwbouw is een goede gelegenheid om het reis- en parkeergedrag

van (nieuwe) bewoners en bedrijven te beïnvloeden. Daarom is voor Park De Hes een verkenning

uitgevoerd naar mogelijkheden van deelmobiliteit. Inzet van deelmobiliteit draagt niet alleen bij aan het

beïnvloeden van reis- en parkeergedrag, maar kan ook leiden tot een lagere parkeerbehoefte. Daardoor

hoeven minder parkeerplaatsen te worden gerealiseerd, hetgeen de groene ruimtelijke en woonkwaliteit

ten goede komt. Vooralsnog is de verkenning niet verder uitgewerkt.

Verkeersstructuur

Om het landschap zoveel mogelijk de ruimte te geven wordt ingezet op een minimale infrastructuur met

een functionele ontsluiting van het woongebied. De door Park De Hes gelegen nieuwe Hesweg is een

woonstraat en ontsluit Park De Hes op De Schutterij in het noordoosten en op de Klingelbeekseweg in

het zuidwesten van het plangebied. Een klein deel van het plangebied wordt ontsloten direct vanaf De

Schutterij en een blok van 5 woningen, onderdeel van veld A2, wordt rechtstreeks ontsloten op de Klingelbeekseweg. De nieuwe Hesweg 'omsluit' de verschillende woonclusters. Tussen de woonclusters

liggen diverse voet- en fietspaden. Daarmee zijn loop- en fietsroutes korter en aantrekkelijk.

De nieuwe Hesweg krijgt een beperkte breedte die over het grootste deel 4,80 meter breed is. Alleen het

gedeelte vanaf De Schutterij tot de parkeerplaats onder de platanen wordt 5,80 meter. De nieuwe

Hesweg krijgt daarmee een profiel dat past bij een woonstraat. Voor de verkeersveiligheid kent de

nieuwe Hesweg enkele zijwegaansluitingen en diverse snelheidsremmende maatregelen

(standaardplateaus of -drempels 30 km/u). De nieuwe Hesweg is onderdeel van de openbare

wegenstructuur in de wijk Klingelbeek en daarmee onderdeel van de bestaande 30 km/u-zone. De

bestaande zijwegaansluiting van de nieuwe Hesweg op De Schutterij blijft behouden waarbij de huidige

vormgeving wordt verbeterd; de huidige voorrangssituatie wordt opgeheven en de nieuwe Hesweg sluit

gelijkwaardig aan (verkeer van rechts heeft voorrang). De Schutterij en de aansluiting met de Hesweg

worden met een plateau vormgegeven. Aldus ontstaat een duidelijke en standaard vormgeving passend

bij een 30 km/u-zone.

Een klein deel van het plangebied wordt ontsloten direct vanaf De Schutterij, ongeveer tegenover de

adressen De Schutterij nrs. 10 en 12. Deze ontsluiting biedt toegang aan dit deelgebied en wordt een

nieuwe (doodlopende) woonstraat met een nagenoeg vlak wegdeel aansluitend op De Schutterij. De

nieuwe woonstraat sluit gelijkwaardig aan (verkeer van rechts heeft voorrang) en wordt met een plateau

vormgegeven.

Een blok van 5 woningen wordt rechtstreeks ontsloten op de Klingelbeekseweg, waarbij verkeer op de

Klingelbeekseweg voorrang heeft. Door deze woningen op de Klingelbeekseweg te ontsluiten kan de

hoeveelheid verharding in het woongebied beperkt blijven. Het betreft een klein aantal woningen dat in

hoeveelheid verkeersbewegingen geen conflicten oplevert met de Klingelbeekseweg als belangrijke

doorgaande fietsroute.

Bereikbaarheid

Belangrijk is dat bij elk deelgebied (veld) parkeervoorzieningen komen voor gehandicapten, voor het

laden/lossen en voor noodhulpdiensten. Bij elk wooncluster is op maaiveld ruimte voor het inpassen van

openbare gehandicaptenparkeerplaatsen. Deze zijn beter toegankelijk, ook voor bezoekers, en in te

richtingen op maaiveld. Voor het laden/lossen worden geen aparte voorzieningen gerealiseerd. Het is

voor woonomgevingen gebruikelijk dat laden/lossen direct vanaf de rijbaan plaatsvindt. De rijbaan van de

route door Park De Hes is voldoende breed om een voertuig dat laadt/lost te kunnen passeren. Voor

pakketbezorgers wordt gewerkt met een aantal collectieve pakkettenhubs. Deze bevinden zich langs de

nieuwe Hesweg in de plint van de appartementengebouwen. Voor bezorgingen is stoppen op de rijbaan

toegestaan. Specifiek voor de doodlopende woonstraat in het zuidwesten van het plangebied komt een

keermogelijkheid (steken) op kruispunten en/of aansluitende fietspaden. Noodhulpdiensten maken

gebruik van de openbare weg en kunnen ook gebruikmaken van de paden in de groenstructuur. Bij de

woonblokken komen de benodigde opstelplekken voor de brandweer. De wegen en paden zijn ook voor

onderhoudswerkzaamheden en beheer toegankelijk.

Verkeersafwikkeling

Het gemotoriseerd verkeer van en naar Park De Hes zal hoofdzakelijk worden afgewikkeld via de

Utrechtseweg, de hoofdroute tussen Oosterbeek en Arnhem, en De Schutterij. Het is mogelijk maar

verkeer van/naar Park De Hes zal weinig gebruikmaken van de Klingelbeekseweg van/naar Oosterbeek,

omdat de Klingelbeekseweg ondergeschikt is aan de hoofdroute via Utrechtseweg.

Gemotoriseerd verkeer van/naar Park De Hes wordt via De Schutterij en Hoogstedelaan op de

bestaande enkelstrooksrotonde in de Utrechtseweg ontsloten. Om een indruk te krijgen van de

verkeerafwikkeling is met de CROW-publicatie 381 de verkeersgeneratie voor de plansituatie bepaald.

Door de ontwikkeling van Park De Hes worden per etmaal gemiddeld 2.458 verkeersbewegingen

gegenereerd. Op basis van deze ritgeneratie is het aandeel verkeer bepaald dat 's avonds van en naar

Park De Hes rijdt. Daarbij is zekerheidshalve een marge van +10% aangehouden. Uit doorrekening met

een rotondeverkenner volgt dat het verkeer op de rotonde Utrechtseweg in de plansituatie nog kan

worden afgewikkeld. Uit de berekeningen volgt dat met toevoeging van fietsverkeer op de rotonde de

verzadigingsgraad 0,74 is. Dit valt ruim onder de maximale verzadigingsgraad (I/C-verhouding) van 0,80.

Tegelijkertijd is juist de snelle fietsroute via de Klingelbeekseweg dé hoofdroute voor fietsers.

Parkeren

De planontwikkeling moet voorzien in voldoende parkeergelegenheid. Voor bewoners wordt in voldoende

mate voorzien in bergingen en stallingsruimte voor het stallen en parkeren van de fiets. Zie hiervoor het

Stedenbouwkundig Plan. Voor gemotoriseerd verkeer is er voldoende parkeergelegenheid als het aantal

parkeerplaatsen minimaal gelijk is aan de gestelde parkeernormen. Uitgangspunt zijn de parkeernormen

van de gemeente Arnhem en gemeente Renkum (voor respectievelijk het Arnhemse en het Renkumse

grondgebied). De gemeentelijke parkeernormen maken onderscheid naar verschillende woontypen en

verschillende overige functies, zoals horeca en commerciële functies. Wanneer parkeerplaatsen zowel

gebruikt worden door bewoners als werkers (horeca, commerciële functies) als bezoekers, mag een

correctie worden doorgevoerd volgens de zogenaamde 'aanwezigheidspercentages'. Dit is alleen

toegepast op de deelgebieden waar woonfuncties gecombineerd worden met andere functies. De

verschillende woontypen en functies, bijbehorende parkeernorm en berekend aantal parkeerplaatsen zijn

weergegeven in onderstaande tabel 4.1 en 4.2.

Vervolgens wordt het aantal berekende parkeerplaatsen gecorrigeerd op basis van de

'aanwezigheidspercentages'. Hieruit volgt het aantal benodigde parkeerplaatsen. De benodigde

parkeerplaatsen en aantallen parkeerplaatsen zoals opgenomen in het stedenbouwkundig plan zijn ook

weergegeven in onderstaande tabel 4.1.

Tabel 4.1 en 4.2: Woontypen, functies, parkeernorm en berekend aantal parkeerplaatsen.

verplicht

verplicht

Uit bovenstaande blijkt dat er meer parkeerplaatsen in het stedenbouwkundig plan zijn opgenomen dan

benodigd volgens de berekeningen (op basis van parkeernormen en correctie met

'aanwezigheidspercentages'). In de verdere uitwerking van het stedenbouwkundig plan biedt dat

mogelijkheden om het parkeren te optimaliseren en/of parkeerplaatsen toe te kennen aan

(woon)functies.

De planontwikkeling van Park De Hes betreft een 'eigen' gebied begrensd door spoorlijn, Utrechtseweg,

De Schutterij en Klingelbeekseweg. Met voldoende parkeergelegenheid in het plangebied is

parkeeroverlast in de bestaande omgeving van het plangebied niet te verwachten. Hiermee wordt voldaan

aan het gemeentelijk parkeerbeleid. Binnen het plangebied en vooral binnen de nieuwe Hesweg liggen

tussen de woonclusters diverse voet- en fietspaden. Daarmee zijn loop- en fietsroutes korter en

aantrekkelijk. De meeste parkeergelegenheid ligt nabij of onder de woningen. Om parkeeroverlast langs

de nieuwe Hesweg tegen te gaan worden natuurlijke barrières (boomstronken, grondwallen, laag groen)

aangebracht.

Park De Hes ligt nabij bestaande bushaltes (Utrechtseweg) en aan goede fietsroutes. De locatie is

daarmee niet volledig auto-afhankelijk. Er is ook een verkenning uitgevoerd naar deelmobiliteit.

Vooralsnog leidt het inzetten op deelmobiliteit tot een te beperkt voordeel. Toekomstige ontwikkelingen,

waarbij ook gedacht wordt aan een stadsrandhub, maken het interessant om dan alsnog deelmobiliteit

in te voeren en daarbij het aantal parkeerplaatsen (en het aantal gemotoriseerde verkeersbewegingen) te

laten afnemen, ten gunste van de woonkwaliteit.

Conclusie

Het aspect verkeer vormt geen belemmering voor het planvoornemen.

4.3 Geluid     

Wettelijk kader

De Wet geluidhinder (Wgh) biedt een toetsingskader voor het geluidniveau op de gevels van

geluidgevoelige bestemmingen, zoals woningen en scholen. De wet kent een ondergrens, de

zogenaamde voorkeursgrenswaarde. Wanneer de geluidbelasting lager is dan deze waarde, zijn de

voorwaarden die de Wet geluidhinder stelt aan het realiseren van geluidgevoelige bestemmingen niet van

toepassing. Daarnaast is er in de wet een bovengrens opgenomen, de maximaal toelaatbare

geluidbelasting. Indien de geluidbelasting hoger is dan deze waarde, is het realiseren van

geluidgevoelige bestemmingen in principe niet mogelijk. Wanneer de geluidbelasting tussen de

voorkeursgrenswaarde en de maximaal toelaatbare geluidbelasting ligt, is het realiseren van

geluidgevoelige bestemmingen aan beperkingen gebonden en alleen onder voorwaarden mogelijk. Dit

wordt een 'hogere waarde' genoemd ('hoger' in de zin van hoger dan de voorkeursgrenswaarde) en wordt

via een formele procedure vastgelegd.

Wegverkeerslawaai

De Wet geluidhinder (Wgh) biedt het wettelijk kader voor de ten hoogste toelaatbare geluidbelasting voor

nieuwe geluidgevoelige objecten (zoals woningen) binnen de geluidzone van een weg. Het wettelijke

Reken- en meetvoorschrift geluid 2012 (Rmg2012) stelt de regels voor het bepalen van de

geluidbelastingen. Uitgangspunt voor het bepalen van de toekomstige geluidbelasting is volgens het

Rmg2012 het zogenoemde maatgevende jaar. Dit is doorgaans het 10de jaar na vaststelling van het

bestemmingsplan.

Voordat wordt getoetst aan de grenswaarden in de Wgh dient volgens art. 110g Wgh de berekende

geluidbelasting vanwege het wegverkeer te worden gecorrigeerd. In art. 3.4, lid 1 RMG2012 is de aftrek

van art. 110g Wgh omschreven. Deze aftrek is:

  1. 3 dB voor wegen waarvoor de representatief te achten snelheid van lichte motorvoertuigen 70 km/uur of meer bedraagt en de geluidsbelasting vanwege de weg zonder toepassing van artikel 110g van de Wet geluidhinder 56 dB is;
  2. 4 dB voor wegen waarvoor de representatief te achten snelheid van lichte motorvoertuigen 70 km/uur of meer bedraagt en de geluidsbelasting vanwege de weg zonder toepassing van artikel 110g van de Wet geluidhinder 57 dB is;
  3. 2 dB voor wegen waarvoor de representatief te achten snelheid van lichte motorvoertuigen 70 km/uur of meer bedraagt en de geluidbelasting afwijkt van de onder a. en b. genoemde waarden;
  4. 5 dB voor de overige wegen.

Voor de wegen in het onderzoeksgebied geldt dat de snelheid overal lager is dan 70 km/uur dus de

aftrek bedraagt 5 dB.

In de Wet geluidhinder wordt voor nieuw te bouwen geluidgevoelige objecten binnen de zone van een

weg een voorkeurswaarde gehanteerd van 48 dB. Het is mogelijk hogere geluidbelastingen toe te staan.

In de onderstaande tabel zijn de grenswaarden samengevat.



Tabel 4.3: Grenswaarden.

verplicht

De nieuwe woningen sluiten aan op de bebouwde kom van Arnhem. We gaan ervan uit dat deze binnen

de bebouwde kom zullen zijn gelegen, dus in stedelijk gebied. Hiervoor geldt een maximale

ontheffingswaarde van 63 dB.

Railverkeerslawaai

Voor spoorwegen wordt geen onderscheid gemaakt in stedelijk en buitenstedelijk gebied. In de

onderstaande tabel zijn de grenswaarden samengevat.

Tabel 4.4: Grenswaarden.

verplicht

Indien de voorkeurswaarde wordt overschreden moet worden onderzocht of er maatregelen kunnen

worden getroffen om de overschrijding van de grenswaarde te beperken.

Industrielawaai

Rondom dit woningbouwplan bevinden zich een aantal bedrijven die mogelijk relevant zijn.

Om de ruimtelijke inpasbaarheid van de woningbouwontwikkeling te beoordelen in relatie tot de

bestaande bedrijven, wordt aangesloten bij de VNG-publicatie "Bedrijven en milieuzonering". Deze geeft

per bedrijfscategorie een maximale richtafstand voor het milieu-aspect geluid. De beoordeling hiervan

vindt plaats middels stappen.

Stap 1:

Indien de richtafstand niet wordt overschreden kan verdere toetsing in beginsel achterwege blijven. Het

plan is dan zonder meer inpasbaar.

Stap 2:

Indien stap 1 niet toereikend is, dient nader akoestisch onderzoek te worden uitgevoerd. Hierbij worden

alle geluidsbronnen beschouwd (ook die conform het Activiteitenbesluit uitgesloten zijn van toetsing).

De richtwaarden die hierbij gelden zijn afhankelijk van het type gebied: rustige woonwijk, danwel

gemengd gebied. Voor een rustige woonwijk gelden bij de woningen de volgende richtwaarden:

  • 45 dB(A) langtijdgemiddelde beoordelingsniveau LAr,LT (etmaalwaarde);
  • 65 dB(A) maximale geluidniveaus LAmax (etmaalwaarde).

Bij gemengd gebied kan de richtafstand met 1 stap worden verlaagd, en gelden bij de woningen de

volgende richtwaarden:

  • 50 dB(A) langtijdgemiddelde beoordelingsniveau LAr,LT (etmaalwaarde);
  • 70 dB(A) maximale geluidniveaus LAmax (etmaalwaarde).

Stap 3

Indien stap 2 niet toereikend is, kan het bevoegd gezag na goede motivering besluiten een hogere

geluidsbelasting toe te laten. Hierbij zijn geluidsniveaus toelaatbaar tot maximaal 5 dB hoger dan

weergegeven onder stap 2, met uitzondering van de maximale geluidniveaus, waarvoor onveranderd een

eis geldt van 70 dB(A) etmaalwaarde.

Gemeentelijk beleid

De gemeente Arnhem heeft beleid opgesteld voor het toestaan van hogere grenswaarden: Beleidsplan

geluid d.d. augustus 2008. In onderstaande tabel zijn de beleidswaarden voor wegverkeer weergegeven.

Tabel 4.5: Beleidswaarden voor wegverkeer.

verplicht 

Geconcludeerd kan worden dat de maximale plafondwaarde gelijk is aan de maximale

ontheffingswaarde uit de Wet geluidhinder. Betreffende de maximaal te vergunnen geluidsbelasting

vormt het gemeentelijk beleid van de gemeente Arnhem geen aanvullende verzwaring van de eisen, ten

opzichte van de Wet geluidhinder. Wel zal aandacht nodig zijn voor de aanwezigheid van geluidluwe gevels.

Ten aanzien van geluidluwe gevels geeft het geluidbeleid van de gemeente Arnhem aan:

  • Bij woningen/appartementen wordt er minimaal 1 geluidsluwe buitenruimte gecreëerd (tuin of balkon);
  • Er wordt minimaal een verblijfsruimte aan de geluidsluwe zijde gerealiseerd.

Ter plaatse van de geluidsluwe zijde moet voldaan worden aan de voorkeursgrenswaarde uit de Wet

geluidhinder.

Onderzoek

Er is een akoestisch onderzoek uitgevoerd voor het planvoornen. Dit onderzoek is toegevoegd aan

Bijlage 3 van de toelichting van dit bestemmingsplan. In het kader van de vereiste

bestemmingsplanwijziging is een geluidsonderzoek verricht op de onderdelen wegverkeerslawaai,

railverkeerslawaai en industrielawaai. Hieruit wordt het volgende geconcludeerd:

Wegverkeerslawaai

Vanwege de N225 is er geen sprake van een overschrijding van de maximale ontheffingswaarde van

63 dB. Er is wel sprake van een overschrijding van de voorkeurswaarde van 48 dB (aan de noordzijde).

Er moeten hogere waarden worden verleend.

Vanwege de overige 30 km/uur wegen in het plangebied zijn de geluidsbelastingen relatief beperkt.

Betreffende de 30 km/uur wordt voldaan aan het principe van een goede ruimtelijke ordening.

Railverkeerslawaai

Ter plaatse van de geplande woningen vinden er geen overschrijdingen plaats van de maximale

ontheffingswaarde van 68 dB, bij het realiseren van maximaal 5 bouwlagen. Eventuele woningen met

maximaal 8 bouwlagen zullen buiten de aangegeven 68 dB contour moeten worden gerealiseerd, danwel worden voorzien van een dove gevel of een vliesgevel. Er moeten hogere waarden worden verleend.

Industrielawaai

Voor Jan Bouwman jr. B.V. (Klingelbeekseweg 59) geldt, betreffende geluid, een invloedsfeer van circa

50 m vanaf de terreingrens.

Deze afstanden moeten worden aangehouden tussen de gevels van de woningen en de grens van de

inrichtingen. Op basis van het stedenbouwkundig plan wordt er voldoende afstand aangehouden tussen

de inrichting en het bouwvlak.

Conclusie

Uit onderzoek blijkt dat er geen sprake is van een overschrijding van de maximale ontheffingswaarde

voor zowel weg- als railverkeerslawaai. Ten aanzien van weg- en railverkeerslawaai moeten wel hogere

waarden worden verleend.

4.4 Luchtkwaliteit     

Wettelijk kader

In de Wet milieubeheer zijn in hoofdstuk 5, titel 5.2 (luchtkwaliteitseisen) kwaliteitseisen ter

bescherming van de gezondheid van de mens voor de buitenruimte opgenomen. In 2009 zijn aanvullende regels van kracht geworden om de bepalingen vanuit de Europese richtlijn luchtkwaliteit in de wetgeving

op te nemen.

De volgende regelgeving is van toepassing bij toetsing van de luchtkwaliteit:

  • regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007 en de uitgebrachte wijzigingen;
  • EU-richtlijn luchtkwaliteit 2008 (2008/50/EG).

In bijlage 2 van de Wet milieubeheer zijn de toetsingswaarden van de luchtkwaliteit voor verschillende

stoffen weergegeven. In het onderzoek zijn de berekende waarden getoetst aan de relevante

grenswaarden.

Onderzoek

Voor dit plan is een luchtkwaliteitsonderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is toegevoegd aan Bijlage 4.

In bijlage III van het luchtkwaliteitsonderzoek zijn de berekende concentraties stikstofdioxide en (zeer)

fijn stof opgenomen in de vorm van contourkaarten. Bijlage III toont per stof de contourkaart voor de

bronbijdrage door het plan en de totale jaargemiddelde concentratie (= achtergrondconcentratie +

bronbijdrage). De jaargemiddelde concentratie stikstofdioxide loopt in het plangebied uiteen van ca. 10

tot 12 µg/m3. Voor fijn stof en zeer fijn stof is dit achtereenvolgens 14,1 – 14,5 µg/m3 en 7,9 – 8,1 µg/m3. Uit de contourkaarten blijkt dat nergens binnen het plangebied en in de omgeving een

grenswaarde wordt overschreden.

De contourkaarten in bijlage III van het luchtkwaliteitsonderzoek zijn gebaseerd op berekeningen ter

hoogte van ruim 1.800 gridpunten. In onderstaande tabel zijn de maximaal berekende totale

concentraties weergegeven (beschouwd over alle gridpunten). Achter de concentraties is tussen

haakjes de berekende hoogste bronbijdrage door het plan weergegeven.

Tabel 4.6: Maximaal berekende totale concentraties.

verplicht

In bovenstaande tabel is de hoogste berekende concentratie gegeven ter hoogte van alle gridpunten. Uit

de berekeningen blijkt duidelijk dat de normen voor luchtkwaliteit niet worden overschreden door het

plan.

Op basis van onderhavig luchtkwaliteitsonderzoek wordt geconcludeerd dat binnen het plangebied De

Hes (en daarbuiten) wordt voldaan aan de grenswaarden zoals opgenomen in bijlage 2 van de Wet

milieubeheer. Op basis van voorgaande kan worden geconcludeerd dat Titel 5.2 van de Wet

milieubeheer geen belemmering vormt voor verdere besluitvorming. Omdat binnen het plangebied

ruimschoots wordt voldaan aan de grenswaarden kan eveneens worden geconcludeerd dat sprake is van

een "goede ruimtelijke ordening".

Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor het planvoornemen.

4.5 Bedrijven en milieuzonering     

Beleidsmatig kader

Bedrijfsactiviteiten kunnen hinder voor de (woon-)omgeving veroorzaken door lawaai, onaangename

geuren, stof, trillingen, verkeers- en parkeeroverlast. Daarom is het nodig om bedrijfsactiviteiten (of

andere functies die het leefmilieu belasten) op een aanvaardbare afstand van woningen of andere

hindergevoelige functies te situeren, al dan niet gecombineerd met het treffen van speciale maatregelen.

Voor de milieuzonering in dit plan is gebruik gemaakt van de publicatie 'Bedrijven en milieuzonering

(VNG, 2009).

Methodiek

In de publicatie worden bedrijfsactiviteiten ingedeeld in zes categorieën, variërend van lichte tot zeer

zware milieuhinder. Per milieucategorie zijn richtafstanden tot hindergevoelige functies opgenomen.

Hierbij wordt onderscheid gemaakt in twee gebiedstypen: een rustige woonwijk en een gebied met een

menging van functies. In onderstaande tabel zijn deze richtafstanden weergegeven. Deze afstanden zijn

gebaseerd op de mate van verspreiding van geluid, stof, gevaar en geur.

Tabel 4.7: Richtafstandentabel VNG.

Milieucategorie Richtafstanden in 'rustige woonwijk' Richtafstanden in 'gemengd gebied'
1 10 meter 0 meter
2 30 meter 10 meter
3 50-100 meter 30-50 meter
4 200-300 meter 100-200 meter
5 500-1.000 meter 300-700 meter
6 1.500 meter 1.000 meter

De VNG-publicatie is geen wet, maar wel een algemeen aanvaarde richtlijn voor de toepassing van

milieuzonering in een ruimtelijk plan. Niettemin gaat de publicatie uit van richtafstanden, die in

algemene zin bepaald zijn op basis van gemiddelde productieprocessen. Dat betekent dat bij de

toepassing van de publicatie altijd ook de feitelijke situatie ter plaatse in ogenschouw moet worden

genomen.

Beoordeling

Bedrijven

De inrichtingen die zich binnen het plangebied bevinden zullen verdwijnen. Ten zuiden van het

plangebied bevinden zich een aantal bedrijven. Deze zijn beschreven in onderstaande tabel met

bijbehorende milieucategorie. De grootste richtafstand is bij beiden bedrijven aangegeven bij het aspect

geluid.

Indien woningbouw wordt gepland binnen een afstand tot de terreingrens van het betreffende bedrijf die

kleiner is dan de genoemde richtafstand, dient nader onderzoek plaats te vinden.

Tabel 4.8: Bedrijven in de nabijheid plangebied.

verplicht

In onderstaande tabel is de richtaftand per aspect aangegeven voor deze bedrijfslocaties.

Tabel 4.9: Richtafstanden.

Omschrijving Afstanden in meters
Geur Stof Geluid Gevaar
Jansen Recycling

& Transport BV,

Groothandel in

afval en schroot
10 30 100 10
Jan Bouwman jr.

B.V., verhuur van

hijskranen
10 0 50 10

Het bedrijf aan de Klingelbeekseweg 57 zal verhuizen naar een andere locatie. Daarom is dit bedrijf niet

verder beoordeeld in deze paragraaf.

De grootste richtafstand van 50 meter van het bedrijf aan de Klingelbeekseweg 59 te Oosterbeek reikt

niet tot aan het plangebied. De aspecten geur, stof, geluid en gevaar vormen dus geen belemmering

voor het planvoornemen.

Rioolgemaal

Aan de zuidkant van het gebied, aan de Klingelbeekseweg, bevindt zich een ondergronds rioolgemaal met daar bovenop een kast voor de installatie en een kleine ontluchtingspijp. Voor een rioolgemaal geldt op basis van de VNG-uitgave Bedrijven en milieuzonering een richtafstand van 30 meter voor geur en een richtafstand van 10 meter voor geluid in een gebied dat kan worden aangeduidt als 'rustige woonwijk' (zie tabel 4.7 in paragraaf 4.5). Aangezien het betreffende gemaal een ondergronds gemaal betreft, waarbij alleen incidenteel bij zeer warme weersomstandigheden geur kan ontsnappen uit de ontluchtingspijp, kan worden voldaan met een richtafstand van 10 meter voor het aspect geur.

De dichtstbijzijnde woningen (volgens het SP) liggen binnen een afstand van 10 meter. De bouw van deze woningen binnen deze afstand tot de ontluchtingspijp van het gemaal (aspect geur) en de installatie (aspect geluid) is echter aanvaardbaar wanneer aangetoond kan worden dat door te nemen (technische) maatregelen aan het gemaal en/of de woningen een goed woon- en leefklimaat is gewaarborgd. Om dit te waarborgen is in de planregels 4.3 sub c een voorwaarde verbonden aan de situering van woningen binnen een afstand van 10 meter tot het gemaal. Een woning op een afstand van minder dan 10 meter is alleen toegestaan wanneer is aangetoond dat met maatregelen sprake is van een goed woon-en leefklimaat. Dit geldt voor zowel het aspect geur én voor het aspect geluid. De planregels zijn zo opgesteld dat maatregelen om geur- en geluidhinder voldoende af te vangen, in de vorm van bouwwerken, geen gebouw zijnde, mogelijk zijn. Daarmee is het tevens mogelijk om maatregelen te treffen om het gemaal aan het zicht te onttrekken en landschappelijk in te kapselen. Het rioolgemaal vormt daarmee voor het aspect geur en geluid geen belemmering voor het planvoornemen.

Conclusie

Bedrijven en milieuzonering vormt geen belemmering voor het planvoornemen. Andersom heeft het plan De Hes geen invloed op hindergevoelige functies in de omgeving.

4.6 Geurhinder     

Wettelijk kader

Geur kan in de leefomgeving hinder veroorzaken en brengt om die reden ook gezondheidsrisico's met

zich mee. Bij geur van bedrijven gaat het om de geuruitstoot (emissie) van bedrijven die zich verspreidt

via de lucht en een geurbelasting veroorzaakt op de woon- en leefomgeving. Onder geurbelasting (of

‘immissie') verstaan we de hoeveelheid geur, uitgedrukt in odour units per kubieke meter lucht, die op

een geurgevoelig object zoals een woning ‘terecht' komt. Deze hoeveelheid kan worden gemeten of

berekend.

Voor geurhinder door industrie en bedrijven gelden planologisch gezien geen wettelijke kaders. Deze

vorm van geurhinder maakt deel uit van de methode 'Bedrijven en milieuzonering' (VNG, 2009).

Voor geurhinder door veehouderijen gelden deels andere regels. Voor veehouderijen gelden de Wet

Geurhinder en Veehouderij en het Besluit landbouw milieubeheer. In het Besluit landbouw zijn afstanden

vastgelegd die aangehouden moeten worden tussen een veehouderij en een geurgevoelig object.

Afhankelijk van de aard van het agrarisch bedrijf en het type geurgevoelig object kan deze afstand 20, 50 of 100 meter bedragen.

Onderzoek

De woningen worden gezien als geurgevoelige objecten. Binnen een straal van 100 meter van de

woongebieden liggen geen agrarische bedrijven.

Voor het bedrijf van Bouwman, aan de Klingelbeekseweg 59, geldt een richtafstand van 10 meter voor het aspect geur. De afstand tot het plangebied bedraagt meer dan 10 meter. Daarmee vormt dit bedrijf voor het aspect geur geen belemmering voor dit bestemmingsplan.

Conclusie

Het aspect geur vormt geen belemmering voor het planvoornemen.

4.7 Externe veiligheid     

Wettelijk kader

Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi)

Het Bevi legt veiligheidsnormen op aan bedrijven die een risico vormen voor personen buiten het

bedrijfsterrein. Het gaat daarbij onder meer om bedrijven die onder het BRZO vallen, LPG-tankstations,

opslagplaatsen (PGS), ammoniakkoelinstallaties en spoorwegemplacementen. Het besluit bevat eisen

voor het plaatsgebonden risico (PR) en regels voor het groepsrisico (GR). Het verplicht gemeenten en

provincies bij het verlenen van milieuvergunningen en het maken van bestemmingsplannen hiermee

rekening te houden.

Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi)

In de regeling staan regels over de veiligheidsafstanden en berekening van het plaatsgebonden risico en

het groepsrisico. Op grond van het Bevi zijn in de Revi voor een aantal bedrijfscategorieën (zoals

LPG-tankstations, ammoniakkoelinstallaties, opslagplaatsen) vaste veiligheidsafstanden opgenomen.

Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb)

Op 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden. Dit besluit

is vergelijkbaar met het Bevi, maar dan van toepassing op buisleidingen voor het transport van

gevaarlijke stoffen. Het gaat om buisleidingen voor aardgas met een uitwendige diameter van meer dan

50 mm (1,97 inch) en een druk van meer dan 1600 kPa (16 bar) en om buisleidingen voor

aardolieproducten, met een uitwendige diameter van meer dan 70 mm (2,76 inch) en een druk van meer

dan 1600 kPa. Buiten de regels over het plaatsgebonden risico en de verantwoording van het

groepsrisico is in het Bevb bepaald dat in een bestemmingsplan de ligging van buisleidingen wordt

weergeven en dat een regeling wordt opgenomen voor de belemmeringenstrook. Deze

belemmeringenstrook ligt op vijf meter aan weerszijden van de buisleiding of vier meter in geval van

aardgasleidingen met een druk tussen 1600 en 4000 kPa.

Onderzoek

Er is een externe veiligheidsonderzoek uitgevoerd voor het planvoornemen. Het onderzoek is toegevoegd

aan Bijlage 5 van de toelichting van dit bestemmingsplan.

Op basis van de Signaleringskaart is onderzocht welke risicobronnen in de omgeving van het plangebied

relevant zijn in het kader van externe veiligheid. Onderstaande afbeelding geeft de ligging van de

risicobronnen ten opzichte van het plangebied weer.

Onderstaande tabel geeft aan onder welke wetgeving de risicobron valt en of deze relevant is voor het

planvoornemen. Een risicobron is relevant wanneer het invloedsgebied of de veiligheidsafstand over het

plangebied valt. Dit is het geval wanneer de grootte van het invloedsgebied of veiligheidsafstand groter is

dan de afstand tussen de risicobron en het plangebied. Op de figuur onder de tabel is de ligging van de risicobronnen ten opzichte van het plangebied De Hes.

Tabel 4.10: Risicobronnen.

Nummer op kaart Risicobron Afstand tot plangebied [m] Invloedsgebied/ veiligheids-

afstand [m]
Wet- en regelgeving Relevant?
1 Spoorlijn Ressen Noord - Arnhem West (Route 62) 10 >4000 Bevt Ja
2 Buisleiding N-568-10 340 95 Bevb Nee

verplicht

Afbeelding 4.1: Ligging risicobronnen.

Relevante risicobron

Het planvoornemen maakt kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten mogelijk binnen het invloedsgebied

van de spoorlijn Ressen-Noord – Arnhem West. Deze risicobron is relevant in het kader van de

verantwoordingsplicht groepsrisico. De spoorlijn is tevens getoetst aan het plaatsgebonden risico (PR)

en het groepsrisico (GR).

  • Plaatsgebonden risico: Het PR vormt geen beperkingen voor de ontwikkeling van de planvoornemens.
  • Groepsrisico: Het groepsrisico neemt niet toe en ligt op 0,075 maal de oriëntatiewaarde. Het groepsrisico ligt daarmee onder 10% van de oriëntatiewaarde. Het groepsrisico vormt daarmee geen beperking voor de ontwikkeling van het planvoornemen.
  • PAG: De spoorlijn heeft geen PAG, dit vormt geen beperking voor de ontwikkeling van het planvoornemen.
  • Conform het Bevt dient het bevoegd gezag een beperkte verantwoording groepsrisico (VGR) uit te voeren.

Elementen verantwoordingsplicht groepsrisico

De verantwoordingsplicht groepsrisico bestaat uit een aantal standaard afwegingen betreffende

bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid. De verantwoordingsplicht is een taak van het bevoegd gezag. Het

bevoegd gezag dient advies in te winnen bij de Veiligheidsregio Gelderland-Midden ten minste ten

aanzien van bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid.

Conclusie

Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor het planvoornemen. Het bevoegd gezag

moet nog wel advies inwinnen bij de Veiligheidsregio Gelderland-Midden.

4.8 Groen en ecologie     

Wettelijk kader

De bescherming van natuur in Nederland is vastgelegd in Europese en nationale wet- en regelgeving,

waarin een onderscheid wordt gemaakt tussen soortenbescherming en gebiedsbescherming. Voorheen

was de soortenbescherming in Nederland geregeld in de Flora- en faunawet en de gebiedsbescherming

in de Natuurbeschermingswet 1998. Sinds 1 januari 2017 zijn de Natuurbeschermingswet, Flora- en

faunawet en de Boswet opgegaan in één nieuwe wet: de Wet natuurbescherming.

Wet natuurbescherming

De Wet natuurbescherming heeft tot doel in het wild voorkomende planten- en diersoorten in stand te

houden en te beschermen. De wet kent daardoor zowel verbodsbepalingen, gebiedsbescherming als

een algemene zorgplicht. De zorgplicht geldt te allen tijde voor alle in het wild levende dieren en planten

en hun leefomgeving. De verbodsbepalingen zijn gebaseerd op het 'nee, tenzij'-principe. Alle schadelijke

handelingen ten aanzien van beschermde planten- en diersoorten zijn in principe verboden, maar er kan

worden afgeweken van de verbodsbepalingen middels ontheffingen. Door middel van

gebiedsbescherming wordt een beschermingskader geboden voor de flora en fauna binnen aangewezen

beschermde gebieden. Hieronder vallen de speciale beschermingszones volgens de Europese Vogel- en

Habitatrichtlijn, gebieden die deel uitmaken van het natuurnetwerk Nederland (NNN, voormalige EHS),

beschermde natuurmonumenten en staatsnatuurmonumenten.

Onderzoek

Quickscan flora en fauna

Voor het plangebied is een quickscan flora en fauna uitgevoerd. Dit onderzoek is toegevoegd aan Bijlage 6 van de toelichting van dit bestemmingsplan. In het plangebied komen mogelijk beschermde soorten

voor. Voor vrijwel alle beschermde soorten die mogelijk in het plangebied aanwezig zijn, is nader

onderzoek nodig naar de functie(s) van het plangebied voor deze soorten. In onderstaande tabel is een

samenvatting opgenomen van de soorten waarvoor nader onderzoek nodig is.

Tabel 4.11: Soorten waarvoor nader onderzoek is benodigd.

verplicht

Nader ecologisch onderzoek (soortenbescherming)

Er is nader onderzoek uitgevoerd naar de soorten huismus, gierzwaluw, vleermuizen, eekhoorn,

boommarter, steenmarter, kleine martersoorten, steenuil, kerkuil, roofvogels waaronder ransuil en

boomvalk, ringslang, hazelworm, Alpenwatersalamander, rugstreeppad, grote vos, glad biggenkruid en

grote gele kwikstaart. Dit onderzoek is toegevoegd aan Bijlage 7 van de toelichting van dit

bestemmingsplan. Hierin wordt het volgende geconcludeerd ten aanzien van deze soorten.

Huismussen

Er zijn geen huismusnesten vastgesteld binnen het projectgebied waardoor een negatief effect van de

werkzaamheden op huismussen is uitgesloten. Een ontheffing in het kader van de Wet

natuurbescherming is voor huismussen niet nodig.

Gierzwaluwen

Er zijn geen gierzwaluwnesten in het projectgebied vastgesteld, waardoor een negatief effect van de

werkzaamheden op gierzwaluwen is uitgesloten. Een ontheffing in het kader van de Wet

natuurbescherming is voor gierzwaluwen niet nodig.

Steenuil

Er zijn geen waarnemingen van steenuil binnen het projectgebied of in de directe omgeving van het

projectgebied, waardoor een negatief effect van de werkzaamheden op de steenuil is uitgesloten. Een

ontheffing in het kader van de Wet natuurbescherming is voor de steenuil niet nodig.

Kerkuil

De kerkuil is waargenomen binnen het projectgebied en er zijn sporen van de kerkuil aangetroffen die

duiden op een rustplaats. Bij de werkzaamheden gaat deze rustplaats verloren. Een ontheffing in het

kader van de Wet natuurbescherming is voor de kerkuil van toepassing.

Roofvogels

Er zijn geen roofvogelnesten aangetroffen, waardoor een negatief effect van de werkzaamheden op

roofvogels is uitgesloten. Een ontheffing in het kader van de Wet natuurbescherming is voor roofvogels

niet nodig.

Grote gele kwikstaart

Er is geen broedterritorium van de grote gele kwikstaart aangetroffen binnen het projectgebied, waardoor

een negatief effect van de werkzaamheden op de grote gele kwikstaart is uitgesloten. Een ontheffing in

het kader van de Wet natuurbescherming is voor de grote gele kwikstaart niet nodig.

Vleermuizen

Er zijn vijf zomerverblijfplaatsen en zes paarverblijfplaatsen van de gewone dwergvleermuis vastgesteld

binnen het projectgebied. Er is geen overlap tussen de locaties van de zomerverblijfplaatsen en de

locaties van de paarverblijfplaatsen. Werkzaamheden aan de bebouwing leveren een negatief effect op

voor vleermuizen. Een ontheffing in het kader van de Wet natuurbescherming is nodig. Mitigatie en

compensatie zijn hierbij aan de orde.

Het gebied wordt slechts door enkele vleermuizen gebruikt om te passeren. In de omgeving zijn andere

potentiële vliegroutes aanwezig waar vleermuizen ook gebruik van kunnen maken. Hiermee is deze

vliegroute geen essentiële vliegroute. Een ontheffing in het kader van de Wet natuurbescherming is voor

vliegroutes van vleermuizen niet nodig.

Eekhoorn

Tijdens de bomencontroles zijn er geen eekhoornnesten of holtes die geschikt zijn voor de eekhoorn

aangetroffen binnen het projectgebied, waardoor een negatief effect van de werkzaamheden op

verblijfplaatsen van de eekhoorn is uitgesloten. Nesten zijn mogelijk aanwezig in de bosrijke omgeving.

De eekhoorn heeft foerageergebied in het projectgebied waardoor er bij de werkzaamheden een negatief

effect optreedt op het foerageergebied. Een ontheffing in het kader van de Wet natuurbescherming is van

toepassing.

Boommarter

Er zijn geen boommarterverblijfplaatsen aangetroffen binnen het projectgebied, waardoor een negatief

effect van de werkzaamheden op de boommarter is uitgesloten. Een ontheffing in het kader van de Wet

natuurbescherming is voor boommarters niet nodig.

Steenmarter

Er zijn twee verblijfplaatsen van steenmarter aangetroffen in gebouw H11-H16 en gebouw H01. De sloop

van deze gebouwen levert een negatief effect op voor de steenmarter. Tevens wordt het terrein als

leefgebied gebruik. Een ontheffing in het kader van de Wet natuurbescherming is nodig.

Kleine marters

De bunzing is binnen het projectgebied waargenomen. De bunzing heeft leefgebied binnen het

projectgebied en de aanwezigheid van een verblijfplaats is niet uit te sluiten. Een ontheffing in het kader

van de Wet natuurbescherming is nodig.

Reptielen

Er zijn enkele waarnemingen van de ringslang door externen gedaan bij het projectgebied. Dit betrof

doortrekkende exemplaren, waardoor migratieroutes door de werkzaamheden verstoord worden. Er gaan

geen verblijfplaatsen verloren maar er dient bij de herinrichting van het terrein rekening gehouden te

worden met het projectgebied als doortrekgebied voor de ringslang. Een ontheffing in het kader van de

Wet natuurbescherming is nodig.

Amfibieën

Er zijn geen zwaar beschermde amfibieën binnen het projectgebied of in de omgeving van het

projectgebied waargenomen, waardoor een negatief effect van de werkzaamheden op zwaar

beschermde amfibieën is uitgesloten. Een ontheffing in het kader van de Wet natuurbescherming is voor

amfibieën niet nodig. Voor de algemene amfibiesoorten die zijn aangetroffen moet aan de zorgplicht

worden voldaan.

Grote vos

De grote vos is binnen het projectgebied of in de directe omgeving van het projectgebied niet

waargenomen, waardoor een negatief effect van de werkzaamheden op de grote vos is uitgesloten. Een

ontheffing in het kader van de Wet natuurbescherming is voor de grote vos niet nodig.

Glad biggenkruid

Glad biggenkruid is binnen het projectgebied niet aangetroffen, waardoor een negatief effect van de

werkzaamheden op glad biggenkruid is uitgesloten. Een ontheffing in het kader van

de Wet natuurbescherming is voor glad biggenkruid niet nodig.

Worst-case scenario

Het onderzoek van Ekoza in Bijlage 8 is uitgegaan van een worst-case scenario waarbij alle vegetatie

verwijderd zou worden. Inmiddels is meer bekend over de werkzaamheden. Nu blijkt dat er voldoende

foerageergebied voor de eekhoorn en een (eventuele) migratieroute voor ringslang beschikbaar blijft.

Deze conclusie is ook voorgelegd aan de Omgevingsdienst Regio Arnhem (ODRA). Deze delen de

conclusie waardoor een ontheffing voor eekhoorn en ringslang niet noodzakelijk is.

Dassenonderzoek

Er komen vaste voortplantings- en rustplaatsen van das voor in het plangebied. Het plangebied maakt

voor een deze beschermde soorten onderdeel uit van een essentieel leef- en/of foerageergebied. Er is

een dassenonderzoek uitgevoerd. Dit rapport is toegevoegd aan Bijlage 8.

De voorgenomen ontwikkeling voldoet voor de onder artikel 3.10 beschermde 'Andere soorten' aan een

geldig wettelijk belang. Voor de onder artikel 3.10 beschermde 'Andere soorten' (das) is op basis van

het onderzoek te concluderen dat het plangebied als algeheel leefgebied bestempeld kan worden in

samenhang met aanwezige vaste voortplantings- en rustplaatsen. Dat houdt in dat een aantasting van

omliggend essentieel leefgebied een direct negatief effect heeft op de functionaliteit van aanwezige vaste

voortplantings- en rustplaatsen van das.

De voorgenomen ontwikkeling is – gezien aanwezigheid van alternatieve leefgebieden in de omgeving en

eventuele mogelijkheden voor optimalisatie van leefgebied binnen het nieuwbouwplan – naar verwachting

te verenigingen met de voorwaarde om geen afbreuk te doen aan de (gunstige) staat van instandhouding

van das. In het kader van een ontheffingsaanvraag is het belangrijk dat er voldoende alternatieven

(ontwerp, werkwijze en planning realisatie) zijn afgewogen welke minder effect hebben op aanwezige

beschermde soorten. Daarbij geldt ook dat er een toereikend pakket mitigerende en/of compenserende

maatregelen beschreven moet worden.

Het is belangrijk dat deze afweging van alternatieven en een toereikende set mitigerende maatregelen

ten aanzien van das worden vastgelegd in een nader op te stellen activiteitenplan. Dit document is de

basis voor een ontheffingsaanvraag ten aanzien van de das en zal als zodanig door het bevoegd gezang

(de provincie Gelderland) moeten worden goedgekeurd.

Onderzoek gebiedsbescherming en houtopstanden

Voor het onderdeel gebiedsbescherming is een een oplegnotitie gemaakt, deze is toegevoegd aan

bijlage Bijlage 9. In deze oplegnotitie wordt beoordeeld of er negatieve effecten zijn te verwachten voor

de onderdelen houtopstanden en planologische gebiedsbescherming in het kader van de Wet

natuurbescherming. In de oplegnotitie wordt het volgende geconcludeerd:

Natura 2000

Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied betreft de Veluwe. Dit gebied is op circa 300 meter gelegen van

het plangebied. De voorgenomen werkzaamheden en toekomstig inrichting leiden mogelijk tot een

toename van depositie op Natura 2000-gebieden. Een nadere beoordeling met een

AERIUS-berekening is vereist. Andere effecten dan stikstofdepositie zijn op basis van de afstand van

het projectgebied tot Natura 2000-gebied bij voorbaat uitgesloten.

Voor het plan is een stikstofdepositieonderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is toegevoegd aan Bijlage 10.

Door de herontwikkeling van De Hes verdwijnen permanent stikstofemissies door gasgestookte

verwarmingsinstallaties en verkeer. Hierdoor ontstaat in de aanlegfase per saldo een afname van

de stikstofdepositie van maximaal 0,13 mol N/ha/jaar. In de gebruiksfase zal er ten opzichte van het bestaand gebruik ook een permanente afname van de stikstofdepositie plaatsvinden. De afname bedraagt per saldo maximaal 0,21 mol N/ha/jaar. Zowel in de aanlegfase als de gebruiksfase ontstaat ten opzichte van de referentiesituatie geen toename van de stikstofdepositie. Significant negatieve gevolgen voor gebieden met stikstofgevoelige habitattypen zijn met deze interne saldering daardoor uitgesloten. Binnen het kader van de Wet natuurbescherming ten aanzien van gebiedsbescherming is daarmee de herontwikkeling van De Hes uitvoerbaar en tevens niet vergunningplichtig.

verplicht

Figuur 4.2: Ligging van het plangebied (rood omlijnd) ten opzichte van Natura 2000-gebieden (groen).

Houtopstanden

Een deel van het plangebied is gelegen binnen de gebieden aangewezen als beschermde houtopstand

binnen de Wet natuurbescherming. Indien hier meer dan 10 are of 20 bomen in lijnbeplanting worden

gerooid dient een melding gedaan te worden bij de Provincie Gelderland en geldt er een

herplantingsplicht.

verplicht

Figuur 4.3: Ligging van het plangebied (rood omlijnd) ten opzichte van beschermde houtopstanden (rood gearceerd).

Natuurnetwerk Nederland

De beoogde herontwikkeling van de Hes heeft geen negatieve effecten op de wezenlijke kenmerken van

het Natuurnetwerk Nederland gebied. De Slijpbeek is onderdeel van het NNN en blijft behouden en de

kwaliteit van de beek wordt verbeterd door het bovengronds halen van het noordelijk deel. Omdat

negatieve effecten zijn uitgesloten is een 'Nee-tenzij' toets niet vereist.

verplicht

Figuur 4.4: Ligging projectgebied ten opzichte van het Gelders natuurnetwerk (NNN) (Bron:

Omgevingsverordening Provincie Gelderland).

Conclusie

Op basis van bovenstaande kan geconcludeerd worden dat er een ontheffing Wet natuurbescherming

nodig is voor de soorten kerkuil, gewone dwergvleermuis, steenmarter, bunzing en das. Voor de andere

soorten is geen ontheffing nodig. Voor het aanvragen van deze ontheffingen is het noodzakelijk om een

activiteitenplan aan te leveren met daarin de te nemen maatregelen.

Daarnaast zijn er geen negatieve effecten te verwachten voor de onderdelen houtopstanden en

planologische gebiedsbescherming in het kader van de Wet natuurbescherming. Ten aanzien van

gebiedsbescherming is er geen vergunningsplicht voor de ontwikkeling van De Hes.

4.9 Water     

Inleiding

In Nederland heeft water een eigen plaats gekregen in de ruimtelijke besluitvorming via de watertoets.

De watertoets houdt in dat bij het maken van ruimtelijke plannen al in een vroeg stadium bekeken moet

worden wat de gevolgen zijn voor water en de ruimtelijke ordening. De watertoets is een proces waarbij

overleg wordt gevoerd met de waterbeheerder. De waterbeheerder stelt in dit proces de kaders vast en

geeft een wateradvies voor verschillende waterhuishoudkundige aspecten. De watertoets resulteert

uiteindelijk in een waterparagraaf, die in de toelichting van het ruimtelijke plan wordt opgenomen.

Onderzoek

Het uitvoeren van een watertoets is één van deze onderzoeken die doorlopen moet worden ten behoeve

van de ruimtelijke procedure. In een vroeg stadium wordt bekeken wat de gevolgen zijn voor water en de

ruimtelijke ordening. Deze rapportage is daarbij uitgebreid met de gevolgen voor hitte en droogte van het

plan zodat meer inzicht wordt verkregen in een klimaatbestendige inrichting (klimaattoets). De

klimaattoets is toegevoegd aan Bijlage 11 van de toelichting van dit bestemmingsplan. In de klimaattoets

is ook het beleid vanuit het Waterschap Rijn en IJssel, Waterschap Vallei en Veluwe en gemeente

Arnhem opgenomen. Uit de klimaattoets blijkt het volgende:

Oppervlaktewater

Midden door het plangebied loopt de watergang de Slijpbeek. Deze oude gegraven sprengenbeek loopt

af van het noordwesten naar het zuidoosten van het plangebied om uiteindelijk uit te komen in de

Nederrijn. De Slijpbeek tot aan de Klingelbeekseweg en het gebied ten oosten daarvan is in beheer bij

waterschap Rijn en IJssel; ten westen van de Slijpbeek valt het plangebied in het beheergebied van

waterschap Vallei en Veluwe. Momenteel bestaat de Slijpbeek grotendeels uit een aantal vijverpartijen

en loopt de Slijpbeek deels ondergronds (duikers). De beek is deels voorzien van een betonvloer en

betonklinkers en is deels dichtgeslibd. Op deze manier blijft de beek watervoerend, zonder deze

sliblaag of de betonvloer zou het water uit de Slijpbeek wegzijgen naar de ondergrond. De Slijpbeek

heeft een groot verval van ca. 4,5m (van ca. NAP +17,9m tot streefpeil NAP +13,46m) binnen het

plangebied. Het peil wordt bepaald en gestuwd door een zestal duikers en een drietal stuwen.

Rondom de Slijpbeek en oppervlaktewater zijn door het waterschap zogenaamde beperkingsgebieden

aangewezen zoals beschermingszones en kernzones. In onderstaande figuur is hiervan een overzicht

gegeven. In deze gebieden mogen alleen onder bepaalde voorwaarden van waterschap Rijn en IJssel

werkzaamheden uitgevoerd worden.

verplicht

Figuur 4.5: Overzicht beperkingsgebieden Waterschap Rijn en IJssel.

De Slijpbeek is verder een waterloop waaraan de Provincie Gelderland een specifieke ecologische

doelstelling (SED-water) heeft toegekend (zie figuur ). Een SED-water kent enige menselijke

beïnvloeding, maar heeft een ecologische waarde of kan die door een relatief geringe inspanning krijgen.

De provincie wil vooral de natuurwaarden herstellen en beschermen.

verplicht

Figuur 4.6: Overzicht locaties SED-water (bron: waterschap Rijn en IJssel).

Waterwingebied

Onderstaande figuur geeft het waterwingebied en de boringsvrije van pompstation Oosterbeek weer. Het

westelijke gedeelte van het onderzoeksgebied is gelegen in een boringsvrije zone. Deze zone wordt

ingesteld voor diepe grondwaterwinningen die door een slecht doorlatende laag worden beschermd

tegen verontreinigingen als gevolg van activiteiten aan het maaiveld. Binnen een boringsvrije zone geldt

een verbod of beperking (per provincie verschillend) op het uitvoeren van boringen.

In de boringsvrije zone van Oosterbeek mogen alleen werkzaamheden uitgevoerd worden boven de

kleilaag die de diepe winning van het waterbedrijf beschermd, in dit geval alleen in het eerste

watervoerende pakket. Voor deze werkzaamheden dient een vergunning aangevraagd te worden.

verplicht

Figuur 4.7: Ligging waterwingebied (bron: Provincie Gelderland).

Vuilwaterafvoer

In de toekomstige situatie wordt het vuilwater gescheiden ingezameld van het hemelwater afkomstig van

daken en verhardingen. Het vuilwater wordt zoveel mogelijk onder vrijverval afgevoerd naar het bestaande

gemengde rioolstelsel deels in de Klingelbeekseweg en deels naar het bestaande pompgemaal

eveneens gelegen aan de Klingelbeekseweg. Beiden voeren het vuilwater af naar het gemeentelijke

stelsel van de gemeente Arnhem.

Hemelwaterafvoer

Het hemelwater afkomstig van daken en verhardingen wordt gescheiden verwerkt van het vuilwater.

Uitgangspunt is om het hemelwater van de daken en de verhardingen binnen het plangebied zoveel

mogelijk direct op te vangen, te bergen en te infiltreren. Hiervoor worden verzamel- en infiltratiegreppels naast de bouwvlakken aangelegd en infiltratieputten verdeeld over het plangebied aangebracht. Hemelwater afkomstig van daken en verhardingen in de bouwblokken worden bovengronds afgevoerd naar deze lokale voorzieningen.

Uitgeefbare delen

Hemelwater afkomstig van daken en verhardingen in de bouwblokken wordt bovengronds afgevoerd naar

lokale bergings-/infiltratievoorzieningen. Hierbij wordt in ieder geval 40 mm (in 45 minuten) aan berging

gerealiseerd. Het surplus aan regenwater wordt bovengronds afgevoerd naar de openbare ruimte.

Openbare ruimte

De ontsluitingsweg wordt, dusdanig ontworpen dat afstromend hemelwater optimaal geïnfiltreerd kan

worden in het aanliggende openbare groen met indien noodzakelijk afvoer naar diverse infiltratieputten en

greppels.

Indien de lokale capaciteit van de voorzieningen onvoldoende is om de regenbui op te vangen, wordt het

water bovengronds afgevoerd naar bovengrondse infiltratiezones gelegen naast de Slijpbeek maar ook

aan de lage zijde van de bouwblokken in de openbare ruimte. De infiltratiezones vangen, indien nodig,

ook het hemelwater op van de afstromende groene oppervlakken. Deze zones worden voldoende groot

gedimensioneerd zodat hevige buien opgevangen kunnen worden. Alleen bij zeer extreme buien zal

vanuit de infiltratiezones regenwater overstorten op de Slijpbeek. Doordat de infiltratiezones ingericht

worden met graskruiden zal het regenwater daarnaast ook natuurlijk gezuiverd worden. Leegloop van de

wadi’s vindt plaats via infiltratie in de bodem.

In onderstaande figuur is een overzicht gegeven van het principevoorstel van de hemelwaterafvoer

binnen het plan.

verplicht

Figuur 4.8: Principevoorstel hemelwaterafvoer plangebied De Hes.

Indien de lokale capaciteit van de voorzieningen onvoldoende is om de regenbui op te vangen, wordt het

water bovengronds afgevoerd naar bovengrondse infiltratiezones gelegen naast de Slijpbeek maar ook

aan de lage zijde van de bouwblokken (in de openbare ruimte). De infiltratiezones vangen, indien nodig,

ook het hemelwater op van de afstromende groene oppervlakken. Deze zones worden voldoende groot

gedimensioneerd zodat hevige buien opgevangen kunnen worden. Alleen bij zeer extreme buien zal

vanuit de infiltratiezones regenwater overstorten op de Slijpbeek. Doordat de infiltratiezones ingericht

worden met graskruiden zal het regenwater daarnaast ook natuurlijk gezuiverd worden. Leegloop van de

wadi’s vindt plaats via infiltratie in de bodem.

verplicht

Figuur 4.9: Principe werking watersysteem plangebied De Hes.

Benodigde compensatie waterberging

Zoals aangegeven is in overleg met de waterschappen en de gemeenten afgesproken dat het beleid van

Renkum wordt gevolgd met betrekking tot de waterberging, aangezien dit een aantal verdergaande maatregelen/eisen kent. Formeel blijft het beleid van Arnhem en de waterschappen leidend.

De gemeente Renkum stelt dat bij nieuwe ontwikkelingen 40mm per m2 verhard oppervlak aan

benodigde waterberging aangebracht dient te worden. Dit betreft inclusief het oppervlak afstromend

groen waarbij de helling groter is dan 5%. Een eventuele reductie van de wateropgave is mogelijk indien

een goede waterdoorlatendheid van de ondergrond kan worden aangetoond middels het bepalen van de

k-waarden van de ondergrond op basis van korrelgrootte-analyses en/of doorlatendheidsproeven. De

berekening van de dynamische berging in relatie tot de leeglooptijd dient per (deel)locatie aangeleverd te

worden.

Voor de bepaling van de benodigde waterberging dient als eerste inzicht verkregen te worden in de

toekomstige oppervlakken waarbij een onderverdeling wordt gemaakt in verharde oppervlakken en

onverharde oppervlakken. Het Stedenbouwkundig plan De Hes is daarbij het uitgangspunt. In figuur 5.11

is de verdeling weergegeven van de toekomstige oppervlakken.

verplicht

Figuur 4.10: Overzicht verhardingen o.b.v. Stedenbouwkundig Plan De Hes.

Vervolgens is een analyse van het percentage onverharde oppervlakken op een helling >5% uitgevoerd.

Deze is in eerste instantie bepaald op basis van de bestaande maaiveldhoogte (AHN3 met rastergrootte

0,5*0,5m). Bij de verdere uitwerking van het plan dient een nadere analyse uitgevoerd op het

hellingspercentage op de toekomstige maaiveldhoogte.

In onderstaande tabel is een overzicht gegeven van de toekomstige oppervlakken waarbij een

onderverdeling is gemaakt tussen de gemeente Renkum en gemeente Arnhem.

In de huidige situatie is er 46.859 m2 verhard. In onderstaande tabel is de toekomstige situatie

weergegeven.

Tabel 4.12: Verhard oppervlak toekomstige situatie.

verplicht

Op basis van de eisen van de gemeente Renkum is vervolgens de benodigde waterberging bepaald. In de berekening van de wateropgave is het oppervlak aan halfverharding hierbij als verhard oppervlak meegenomen. Daarnaast is het openbare groen met een hellingpercentage van >5% niet meegenomen in de wateropgave. Het collectieve groen tussen en rondom de bouwblokken is wel meegenomen waarbij is uitgegaan dat ca. 55% van dit groen op een hellingspercentage van 5% ligt. Verder is bij de bepaling van de wateropgave in deze fase uitgegaan van een reductie op de benodigde waterberging als gevolg van infiltratie in de bodem.

Voor deze fase wordt in eerste instantie aangenomen dat de ondergrond van het plan bestaat uit fijn tot matig fijn zand. Op basis van de notitie 'Bepalingen omvang van hemelwater- c.q. infiltratievoorzieningen', versie 5 d.d. 5 mei 2021 van de gemeente Renkum mag in dat geval 15mm op de benodigde waterberging van 40mm in vermindering worden gebracht. De benodigde waterberging wordt in dit geval 25mm over het verhard oppervlak.

In onderstaande tabel is een overzicht gegeven van de benodigde waterberging in het plangebied. In het overzicht is een onderverdeling gemaakt in de benodigde waterberging op het Renkumse deel en het Arnhemse deel. In het Renkumse deel is de benodigde waterberging bepaald op 974 m3; in het Arnhemse deel is de benodigde waterberging bepaald op 340 m3. In totaal zal er 1.314 m3 aan waterberging aangebracht dienen te worden.

Tabel 4.13. Benodigde waterberging plangebied De Hes Oost, Arnhem.

verplicht

Bij de verdere uitwerking van het plan dient de doorlatendheid van de ondergrond ter plaatste van de infiltratievoorzieningen nader bepaald te worden middels korrelgrootte-analyses. Op basis van deze bepaling kan dan onderbouwd worden of de aangenomen reductie van de benodigde waterberging als gevolg van infiltratie in de bodem terecht is.

Invulling benodigde waterberging

Het voorstel is om de benodigde waterberging in het plan te vinden in infiltratiegreppels, infiltratieputten en infiltratiezones. Gelet op de bodemopbouw waarbij de bovenste laag bestaat fijn tot matig zand (zuidelijk deel) en uit gestuwde afzettingen met grote variaties in de doorlatendheid (noordelijk deel), is het de verwachting dat met de juiste ligging van de greppels, putten en infiltratiezones regenwater zal infiltreren in de bodem.

Op basis van het stedenbouwkundig plan (mei 2023) is een eerste verkenning uitgevoerd op de beschikbare waterberging in het plangebied. Een overzicht van de beschikbare waterberging is opgenomen in onderstaande tabel. De beschikbare waterberging in het Renkumse deel is daarbij bepaald op 1.584 m3. Uitgaande van een benodigde waterberging van 974 m3 (gebaseerd op 25mm waterberging: 40mm – 15mm reductie i.v.m. infiltratie), wordt er een overschot van 611 m3 aan waterberging berekend. Voor het Arnhemse deel is de beschikbare waterberging bepaald op 920 m3. Uitgaande van een benodigde waterberging van 340 m3, wordt er in dit deel een overschot van 580 m3 aan waterberging berekend.

Tabel 4.14: Beschikbare waterberging op basis van het Stedenbouwkundig Plan De Hes.

verplicht

Indien op basis van nadere analyses van de doorlatendheid van de ondergrond bij de verdere uitwerking blijkt dat er geen reductie van de waterbergingsopgave mogelijk is dan zal er 40mm per verhard oppervlak geborgen dienen te worden. In principe is er in dat geval voldoende waterberging aanwezig maar zal naar de verdeling van hemelwater over de voorzieningen gekeken dienen te worden.

Hitterisico

Hitteberekeningen zijn uitgevoerd om de impact van de ruimtelijke veranderingen op de hitterisico's in

beeld te brengen. Deze zijn uitgevoerd met de Hitte Monitor van RHDHV. De rekenmethodiek maakt

gebruik van klimaatdata van KNMI, in dit project afkomstig van meetstation Deelen.

Uit het hitte-onderzoek volgt:

  • Hittegolven zullen in het toekomstig klimaat vaker voorkomen en langer duren, blijkt uit de klimaatdata van KNMI.
  • Het projectgebied ligt relatief gunstig met veel groen in de omgeving en in het projectgebied. Hittegezondheidsrisico's door de bebouwde omgeving zijn in grote delen van projectgebied niet aan de orde.
  • Een deel van het gebied heeft vanwege de bebouwing te maken met het hitte-eilandeffect dat doorwerkt in het aantal tropische nachten en in de potentiële gezondheidsrisico's voor kwetsbare doelgroepen. In de projectsituatie neemt dit risicogebied in omvang toe.

Doogterisico

Om de mogelijke gevolgen van klimaatverandering te beoordelen is gekeken naar KNMI scenario 2050

(hoog). Deelonderwerpen die besproken worden zijn het effect op bodemdaling, risico's op het grondwatersysteem en het oppervlaktewatersysteem.

Bodemdaling

Het risico op bodemdaling in het plangebied wordt als miniem beschouwd. Volgens de analyses van

Deltares, WenR, TNO (2021) is bodemdaling op de locatie van plangebied de Hes verwaarloosbaar

klein. Verder wijst het stedenbouwkundig plan erop dat de morfologie en het natuurlijke reliëf van het

plangebied behouden wordt, wat duidt op geen significante verhogingen of verlagingen van het

landschap. Ook gezien de bodemopbouw, bestaande uit een gestuwd complex van zand en leemlagen,

wordt het risico op bodemdaling als miniem beschouwd.

Grondwater

Plangebied de Hes bestaat uit een erosiedal waar de Slijpbeek doorheen stroomt. De Slijpbeek is een

spreng waar onder druk staand grondwater naar boven komt in de vorm van kwel. Verder ligt de locatie

op de rand van de Veluwe dat gekenmerkt wordt door hoge zandgronden waar de grondwaterstand

relatief ver onder het maaiveld ligt (>2 m-mv). De grondwaterstand rondom de Slijpbeek staat dichter bij

het maaiveld dan in de hoger gelegen Steilrand en het Bos. Uitgaande van een droge periode zal een

toename van verdamping het meest effect hebben rondom de Slijpbeek. In de Steilrand en het Bos heeft

een toename van verdamping relatief weinig effect op de grondwaterstand aangezien deze vrij diep ligt.

Daarom worden de gevolgen van droogte op de Steilrand en het Bos als verwaarloosbaar beschouwd.

De Slijpbeek zelf ligt in een zogenoemde overgangszone waar de grondwaterstand beïnvloed wordt door

een toename van verdamping. In extreem droge periodes kan hier de grondwaterstand verder uitzakken

waardoor droogteschade kan optreden. In droge periodes is dit al eens waargenomen bij de Slijpbeek

wanneer er te weinig kwelwater opkomt om de Slijpbeek te voorzien van water. De voorgestelde plannen

in het stedenbouwkundig plan (aanleg van wadi's, groen en meer oppervlaktewater) zullen een positief

effect hebben op infiltratie in het plangebied en watertoevoer richting de Slijpbeek. Het

grondwatersysteem zal door de nieuwe plannen beter bestendig zijn tegen droogte.

Conclusie

Op basis van het onderzoek mag worden geconcludeerd dat het aspect water geen belemmering vormt

voor het planvoornemen.

4.10 Bodem     

Inleiding

In verband met de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan dient onderzoek verricht te worden naar de

(te verwachten) bodemkwaliteit in het plangebied door het raadplegen van beschikbare bodemgegevens.

Een nieuwe bestemming mag pas worden toegekend als is aangetoond dat de bodem geschikt is (of

geschikt te maken is) voor de nieuwe of aangepaste bestemming. Daar waar sprake is van

consoliderend bestemmen van bestaande situaties kan een diepgaand inzicht in de bodemsituatie

vooraf achterwege blijven, tenzij een redelijk vermoeden moet bestaan van een saneringssituatie.

Bij bouwactiviteiten is ook in het kader van de omgevingsvergunning onderzoek naar de kwaliteit van de

bodem benodigd. Het bouwen is alleen toelaatbaar als de bodem geschikt is (of geschikt is gemaakt)

voor het beoogde doel. Daarom dient bij iedere nieuwe bouwactiviteit de bodemkwaliteit door middel van

onderzoek in beeld te worden gebracht. De bodemonderzoeken voor eventuele nieuwe (vervangende)

bouwactiviteiten mogen niet te oud zijn en moeten een vastgestelde informatiekwaliteit bieden. Indien

aan die voorwaarden niet kan worden voldaan, dient aanvullend onderzoek plaats te vinden. Wanneer uit

het onderzoek blijkt dat de bodem niet geschikt is voor het beoogde doel, dient vóór aanvang van de

bouwwerkzaamheden een bodemsanering te worden uitgevoerd om de bodem wel geschikt te maken, of

dient de omgevingsvergunning te worden geweigerd.

Onderzoek

Er is een verkennend bodemonderzoek voor het terreindeel De Hes Oost uitgevoerd. Dit onderzoek is

toegevoegd aan Bijlage 12 van de toelichting van dit bestemmingsplan.

De resultaten van het bodemonderzoek kunnen als volgt worden samengevat:

  • de bodem bestaat tot op 5,0 meter beneden maaiveld uit grindhoudend zand met grindlaagjes. Op het zuidelijke terreindeel, rond Gebouwen H11-H16 komt plaatselijk tussen 0,5 en 3,1 meter diepte een 0,5 tot 1,5 meter dikke leemlaag voor. In veel van de diepe boringen is tot 5 meter diepte geen grondwater aangetroffen. In de boringen nabij de Slijpbeek en rond Gebouwen H11-H16 is ondiep wel grondwater aangetroffen. Het niveau van het ondiepe grondwater lag hier tijdens het veldonderzoek op 1,0 tot 3,5 meter beneden het maaiveld;
  • bij het veldonderzoek is in enkele boringen een zwakke- tot incidenteel sterke bijmenging met (baksteen)puin waargenomen. Incidenteel is onder de klinkerverharding een 0,4 meter dikke laag puingranulaat gevonden. Incidenteel bevat de grond behalve puin ook sporen kolengruis. Enkele boringen moesten in verband grote keien voortijdig worden gestaakt. In boring HO21 is tussen 0,3 en 0,5 meter diepte slibhoudend zand aangetroffen. Verder zijn zintuiglijk geen afwijkingen aan de grond aangetroffen, die zouden kunnen wijzen op bodemverontreiniging. Ook bij bemonstering van de peilbuizen zijn zintuiglijk aan het opgepompte grondwater geen bijzonderheden waargenomen;
  • in de bovengrond zijn hooguit licht verhoogde gehalten gemeten van de stoffen waarop is onderzocht. Ter plaatse van de gedempte watergang nabij Gebouw H15 bevat de ondergrond licht verhoogde gehalte zware metalen en PAK. Voor het overige zijn in de ondergrond geen verontreinigingen gemeten;
  • het grondwater is licht beïnvloed met barium, VAK, VCK en minerale olie;
  • nabij de defensiehaven een grondwaterverontreiniging met VOCL-componenten (sterk verontreinigd) aangetroffen. met VOCL-componenten. Aangezien de grondwaterstroming zuidelijk is gericht richting de Rijn heeft de verontreiniging geen effect op het plan De Hes.

Voor de volledigheid wordt opgemerkt, dat een verkennend bodemonderzoek conform NEN 5740 niet

specifiek gericht is op het vaststellen van de mogelijke aanwezigheid van asbest in de bodem. Gelet op

de onderzoeksresultaten wordt de kans op een belangrijke asbestverontreiniging op de

onderzoekslocatie als klein beoordeeld.

Leemlagen

Binnen het plangebied zijn, in opdracht van Kema, diverse bodemonderzoeken uitgevoerd. In Bijlage 8 is

een analyse van de aangetroffen leemlagen versus de thans geplande ontwikkeling opgenomen. Alleen

beperkt in de noordoosthoek van het Renkum’s deel (veld C1) en aan de zuidkant van Arnhem (veld A)

is bij de uitgevoerde boringen leem aan getroffen in de ondergrond. Op basis van de analyse is het

mogelijk om de funderingen van de woningen en de parkeergarage van C1 aan te brengen boven de

leemlaag.

In onderstaande figuur XX zijn de boringen waarbij leem is aangetroffen in plangebied De Hes zichtbaar

als donkeroranje punten. In het plangebied De Hes Oost zijn verschillende boorpunten aanwezig in

gebied A waarbij er een leemlaag is aangeboord. In onderstaande figuur is de aangeboorde leemlaag

uitgedrukt ten opzichte van het N.A.P.

Op basis van de beschikbare profielen uit het beeldkwaliteitsplan (figuur XX) en de vloerpeilen (figuur

XX) behorende bij de geprojecteerde woningen, blijkt dat de leemlagen ongeroerd blijven.

verplicht

Figuur 4.11: Locaties grondboringen met in donkeroranje de aangetroffen leemlagen (in hoogte t.o.v.

N.A.P.) in het totale plangebied.

verplicht

Figuur 4.12: Aangetroffen leemlagen (donkeroranje) ten opzichte van N.A.P.

verplicht

Figuur 4.13: Vloerpeilen uitgedrukt ten opzichte van N.A.P.

Conclusie

Samengevat is op het overgrote deel van de locatie in de bodem geen noemenswaardige verontreiniging

vastgesteld. De bodemkwaliteit op de locatie is op een representatieve wijze vastgelegd. De

aangetroffen lichte verontreinigingen leggen geen beperkingen op aan het huidige- of toekomstige

terreingebruik. Daarnaast kan worden geconcludeerd dat de aanwezige leemlaag in De Hes Oost niet

wordt aangetast met het planvoornemen.

4.11 Trillingen     

Toetsingskader

In 2019 is de Handreiking Nieuwbouw en Spoortrillingen gepubliceerd hierin is omschreven hoe binnen

een zone van 100 m moet worden omgegaan en er wordt qua normstelling verwezen naar de SBR B

richtlijn "hinder voor personen in gebouwen". In de gebruiksfase van de infrastructuur is de SBR

B-richtlijn "hinder voor personen in gebouwen" als normstelling te hanteren. Ook is de SBR A-richtlijn

"schade aan gebouwen" als normstelling te hanteren met betrekking tot de aanlegfase. De

beoordelingssystematiek in de SBR B-richtlijn "hinder voor personen in gebouwen" kent streefwaarden.

Onderzoek

Voor het planvoornemen is een onderzoek verricht naar het aspect trillingen. Dit onderzoek is

toegevoegd aan Bijlage 13 van de toelichting van dit bestemmingsplan. In het onderzoek wordt

geconcludeerd dat de woningen op basis van het stedenbouwkundig ontwerp en de aannames voor de

vloeren in het ontwerp naar verwachting voldoen aan de beoordelingssystematiek voor het aspect

trillingen. Er zijn naar verwachting geen aanvullende mitigerende maatregelen nodig ten opzichte van het

beschouwde. Hiermee is aangetoond dat er een ontwerp mogelijk is, zodat de trillingsgevoelige objecten

in het bestemmingsplan ruimtelijk zorgvuldig zijn gescheiden van de bestemming spoor.

Conclusie

Het aspect trillingen vormt geen belemmering voor het planvoornemen.

4.12 Cultuurhistorie en archeologie     

Wettelijk kader

Erfgoedwet

Op 1 juli 2016 is de Erfgoedwet in werking getreden. Deze wet bundelt meerdere wetten en regelingen

op gebied van behoud en beheer van cultureel erfgoed, waaronder de Monumentenwet 1998. Het deel

van de Monumentenwet dat betrekking heeft op de fysieke leefomgeving gaat over naar de

Omgevingswet welke naar verwachting in 2019 in werking treedt. Tot die tijd valt dit onderdeel binnen de

overgangsregeling van de Erfgoedwet. Hierin staat dat bij de vaststelling van een bestemmingsplan

rekening dient te worden gehouden met de in de grond aanwezige danwel te verwachten monumenten.

Onderzoek

Archeologie

Er is een archeologisch vooronderzoek uitgevoerd voor het plangebied. Dit onderzoek is toegevoegd aan

Bijlage 14 van de toelichting van dit bestemmingsplan.

Binnen het plangebied geldt op basis van het landschap een middelhoge tot hoge archeologische

verwachting vanaf de vroege prehistorie. Het plangebied is van oudsher aantrekkelijk geweest voor

bewoning en menselijke activiteit, met name in de gradientzones bij de Rijn en de

Slijpbeek/Klingelbeek. In de nabije omgeving is sprake van vondstmateriaal uit de periode vanaf het

Mesolithicum/Neolithicum. Op basis van historisch kaartmateriaal is sprake van bebouwing in ieder

geval vanaf 1736 aan de Renkumse zijde van de Slijpbeek, met de papierfabriek, en de molen De Hesch

die teruggaat tot minimaal de 15e eeuw, en aan Arnhemse zijde met aantoonbare bebouwing op de

Kadastrale Minuut van 1811-1832. Resten uit de vroege prehistorie bestaan naar verwachting uit

artefacten van vuursteen en aardewerk en eventueel paal-of haardkuilen. Deze sporen en resten zullen

naar verwachting dicht onder het maaiveld voorkomen.

Resten van bewoning vanaf het Neolithicum tot en met de Late Middeleeuwen/Nieuwe tijd kunnen

bestaan uit een spreiding van vondstmateriaal zoals aardewerk, dierlijk bot, bewerkt vuur-/natuursteen,

en sporen zoals (verkavelings)greppels, paalgaten en afvalkuilen, eventueel voor de Late

Middeleeuwen/Nieuwe tijd aangevuld met periode specifiek keramiek (aardewerk/steengoed/ porselein)

en bouwmateriaal (baksteen/dakpan), metaal, glas, natuursteen. Verder bestaat er een hoge

verwachting op het aantreffen van resten van agrarisch landgebruik (greppels/sloten) uit de Late

Middeleeuwen/Nieuwe tijd. Met betrekking tot de meest recente geschiedenis bestaat de kans op de

aanwezigheid van resten uit de Tweede Wereldoorlog

Binnen het plangebied geldt een hoge archeologische verwachting op het aantreffen van resten vanaf de

vroege prehistorie.

Geadviseerd wordt in het bestemmingsplan een dubbelbestemming ‘Waarde – archeologie hoge

verwachting’ op te nemen voor het grootste deel van het plangebied, en de locaties met historische

bebouwing en bekende archeologische vindplaatsen te voorzien van een buffer, met dubbelbestemming

‘Waarde – archeologisch waardevol gebied’. Voor deze zones kan een vrijstellingsgrens gelden die

aansluit bij die van de gemeentelijke archeologische maatregelenkaart, wat betekent dat voor zones met

een hoge archeologische verwachting archeologisch vervolgonderzoek noodzakelijk is bij ingrepen groter

dan 200 m2 en dieper dan 40 cm -mv, en voor archeologisch waardevolle gebieden bij ingrepen groter dan 30 m2 en dieper dan 40 cm -mv (zie onderstaande advieskaart).

Indien in deze zones ingrepen plaatsvinden die deze vrijstellingsgrens overschrijden, dan adviseert

Vestigia Archeologie & Cultuurhistorie vervolgstappen in het kader van de Archeologische

Monumentenzorg (AMZ). Geadviseerd wordt om voor de zone met een hoge archeologische verwachting

eerst een vervolgonderzoek uit te voeren door middel van verkennende boringen. Bij de zone

archeologisch waardevol gebied is een proefsleuvenonderzoek de meest geëigende prospectiemethode.

Opgemerkt dient te worden dat voor het plangebied een grote kans bestaat op het aantreffen van

explosieven uit de Tweede Wereldoorlog. Eventuele graaf- of andere bodemroerende werkzaamheden

dienen eerst te worden vrijgegeven op het aantreffen van Ontplofbare Oorlogsresten (OO).

Onderstaande figuur geeft inzicht in de te verwachten archeologische waarden in het gebied.

verplicht

Figuur 4.14: Advieskaart (bron: archeologisch vooronderzoek, Vestigia).

Cultuurhistorie

De cultuurhistorische DNA-kaart van de Provincie Gelderland (figuur 4.15) toont alle cultuurhistorie in

Gelderland. In het plangebied wordt alleen de Slijpbeek als cultuurhistorisch lijn-element aangegeven.

Verder zijn geen cultuurhistorische waarden aangewezen in het plangebied. De Slijpbeek wordt in het

plan behouden en en is landschappelijk ingepast in het plan.

verplicht

Figuur 4.15: Uitsnede cultuurhistorische DNA-kaart van de provincie Gelderland.

Conclusie

Archeologie en cultuurhistorie vormen geen belemmering voor het planvoornemen. De

dubbelbestemmingen in de advieskaart uit het archeologisch vooronderzoek zijn overgenomen in de

verbeelding van dit plan.

4.13 Duurzaamheid     

Rijksbeleid

Nieuwe gebouwen en woningen moeten volgens landelijke regelgeving voldoen aan het Bouwbesluit. In het bouwbesluit worden de energieprestaties voor nieuwe gebouwen en woningen fasegewijs aangescherpt. Per 1 januari 2015 is de Energieprestatiecoëfficient (EPC) voor nieuwbouw van woningen aangescherpt tot 0,4. Voor overige gebouwen is de EPC afhankelijk van de functie.

Vanaf 1 januari 2021 moeten alle nieuwe gebouwen in Nederland bijna energieneutrale gebouwen (BENG) zijn. Dit vloeit voort uit het Energieakkoord voor duurzame groei en uit de Europese richtlijn EPBD. Voor overheidsgebouwen geldt dat zij vanaf 1 januari 2019 voldoen aan de BENG eisen.

Gemeentelijk beleid

De gemeente Arnhem hanteert de volgende voorkeursvolgorde inzake de ambities voor nieuwbouw:

  • Energieneutraal
  • Bijna energieneutraal (BENG)

Beoordeling

De woningen moeten voldoen aan de geldende landelijk wetgeving. Dit betekent dat deze woningen niet zijn aangesloten op het gas en dus op een duurzame manier worden verwarmd. Daarnaast geldt vanaf 1 januari 2021 dat alle nieuw te bouwen gebouwen moeten voldoen aan de Bijna Energieneutrale Gebouw eisen (BENG). Daarmee worden strengere eisen gesteld om zo het energiegebruik te verlagen.

4.14 M.e.r. - beoordeling     

Wettelijk kader

Op grond van hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer en het Besluit milieueffectrapportage (Besluit m.e.r.)

is het noodzakelijk om ten behoeve van een bestemmingsplan dat kaderstellend is voor of een besluit

neemt over projecten met grote milieugevolgen een milieueffectrapportage te doorlopen. Onderdeel C

van de bijlage Besluit m.e.r. geeft de omvang van dergelijke projecten. Van andere projecten moet het

bevoegd gezag beoordelen of deze projecten belangrijke negatieve gevolgen voor het milieu kunnen

hebben. Deze projecten staan in onderdeel D van de bijlage Besluit m.e.r.

Hierbij geldt de omvang van een project als richtwaarde, en niet als absolute drempelwaarde. Daarom is

vrijwel altijd een toets noodzakelijk of sprake is van een project met grote milieugevolgen. Deze toets

dient plaats te vinden aan de hand van de criteria van Bijlage III, van de EU-richtlijn m.e.r. De

hoofdcriteria waaraan moet worden getoetst zijn: kenmerken van de projecten, plaats van de projecten

en kenmerken van het potentiële effect.

Beoordeling

De ontwikkeling van De Hes moet worden gezien als een stedelijk ontwikkelingsproject zoals

opgenomen in de D-lijst van het Besluit m.e.r. (categorie D11.2). Op grond daarvan is sprake van een

m.e.r.-beoordelingsplicht. Bij een stedelijk ontwikkelingsproject gaat het om de aanleg, wijziging of

uitbreiding van woningen, voorzieningen als winkelcentra en parkeerterreinen, kantoorruimten.

In het geval van het plan voor de Hes valt de activiteit ver onder de drempelwaarde van 100 ha. Het plan

betreft namelijk circa 15ha. Ook blijft de ontwikkeling met ca. 400-445 woningen onder de

drempelwaarde van 2000 woningen. Om deze redenen kan worden volstaan met een zogeheten

vormvrije m.e.r. beoordeling waarover een m.e.r.- beoordelingsbesluit wordt genomen. Op basis van

deze vormvrije m.e.r.-beoordeling kunnen er twee uitkomsten zijn:

  • Belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen niet uitgesloten worden: er dient een m.e.r.-procedure doorlopen te worden;
  • Belangrijke nadelige milieugevolgen treden niet op: er wordt gemotiveerd aangegeven dat geen m.e.r.-procedure hoeft te wordt doorlopen.

De initiatiefnemer van een activiteit waarvoor een plicht tot een vormvrije m.e.r.-beoordeling geldt, moet

dat voornemen schriftelijk mededelen aan het bevoegd gezag. In dit project is deze mededeling

vormgegeven door het opstellen van een aanmeldnotitie, deze is toegevoegd aan Bijlage 15.

In de beoordeling van de milieugevolgen is aangesloten bij Bijlage III van de Europese Richtlijn

milieueffectbeoordeling. In hoofdstuk 2 en 3 zijn de kenmerken van het project (criterium 1) en de locatie

en omgeving van het project (criterium 2) beschouwd. Daaruit volgt dat de voorgenomen activiteit

voornamelijk beperkt is tot het plangebied en er de invloeden op de omgeving beperkt zijn. In hoofdstuk

4 zijn de potentiële effecten beschreven (criterium 3). Gebleken is dat de voorgenomen activiteit over het

algemeen geen negatieve effecten heeft op verkeer, geluid, luchtkwaliteit, geur, water, trillingen en

klimaat.

Voor een aantal thema's zijn (mitigerende) maatregelen of is aanvullend onderzoek of borging in het

bestemmingsplan nodig om risico's op negatieve effecten uit te kunnen sluiten. Dit is het geval voor

externe veiligheid, bodem, archeologie, en natuur & ecologie. De gevolgen zijn allen lokaal en er zijn ter

plaatse geen andere ontwikkelingen waarmee de effecten tot grote gevolgen zouden kunnen cumuleren.

De conclusie is daarom dat, mits de voorgestelde maatregelen in acht worden genomen, er geen sprake

is van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. Deze maatregelen worden hierna voor deze thema's

toegelicht.

Externe veiligheid

Het bevoegd gezag moet invulling geven aan de verantwoordingsplicht groepsrisico. Dit geldt ten

aanzien van de spoorlijn Ressen-Noord – Arnhem West.

Bodem

Er is een onderzoeksplan opgesteld waarin nader onderzoek naar drie punten wordt voorgesteld. Nader

onderzoek naar PFAS en asbest is daarin nodig. Nader onderzoek naar verontreiniging van zink en lood

is niet noodzakelijk, maar wel gewenst.

Archeologie

Geadviseerd wordt om voor de zones met een hoge archeologische verwachting eerst een

vervolgonderzoek uit te voeren door middel van verkennende boringen. Bij de zone

archeologisch waardevol gebied is een proefsleuvenonderzoek de meest geëigende prospectiemethode. Opgemerkt dient te worden dat voor het plangebied een grote kans bestaat op het aantreffen van explosieven uit de Tweede Wereldoorlog. Eventuele graaf- of andere bodemroerende werkzaamheden dienen eerst te worden vrijgegeven op het aantreffen van Ontplofbare Oorlogsresten (OO).

Natuur

Indien er meer dan 10 are of 20 bomen in lijnbeplanting worden gerooid dient een melding gedaan te

worden bij de Provincie Gelderland en geldt er een herplantingsplicht t.a.v. houtopstanden.

Er is een ontheffing Wet natuurbescherming nodig is voor de soorten kerkuil, gewone dwergvleermuis,

steenmarter, bunzing en das. Voor de andere soorten is geen ontheffing nodig. Voor het aanvragen van

deze ontheffingen is het noodzakelijk om een activiteitenplan aan te leveren met daarin de te nemen

maatregelen. Inmiddels is bovendien meer bekend over de werkzaamheden. Nu blijkt dat er voldoende

foerageergebied voor de eekhoorn en een (eventuele) migratieroute voor de ringslang beschikbaar blijft.

Daardoor is er geen ontheffing voor eekhoorn en ringslang noodzakelijk.

Conclusie

Wanneer de juiste werkprotocollen en aandachtspunten (externe veiligheid, bodem, archeologie, en

natuur & ecologie) uit deze m.e.r.-beoordeling worden gevolgd, worden er voor geen van de

milieuthema's belangrijke negatieve en significante gevolgen voor het milieu verwacht. Volgens de

initiatiefnemer duidt deze m.e.r-beoordeling aan dat belangrijke negatieve effecten voor het milieu als

gevolg van het voornemen niet aan de orde zijn of van dien aard; dat er geen volledige m.e.r.-procedure

doorlopen hoeft te worden ten behoeve van de realisatie van De Hes tot een nieuw woon- en

werklandschap.

Hoofdstuk 5 Planbeschrijving en -verantwoording     

5.1 Opzet regels en verbeelding     

De regels en de verbeelding vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan.

De toelichting is niet juridisch bindend, maar kan wel gebruikt worden als nadere uitleg bij de regels.

Op de verbeelding zijn alle noodzakelijke gegevens ingetekend. Er wordt onderscheid gemaakt in

(dubbel)bestemmingen en aanduidingen. De bestemmingen zijn de belangrijkste elementen. De op de

verbeelding opgenomen bestemmingen zijn in overeenstemming met de Standaard Vergelijkbare

Bestemmingsplannen (SVBP2012). Door deze standaarden wordt de kleur en de codering van de

bestemmingen bepaald. De bestemmingen zijn op het renvooi weergegeven in alfabetische volgorde.

Elke op de verbeelding weergegeven bestemming is gekoppeld aan een bestemmingsregel in de regels.

De regels laten vervolgens bij elke bestemming zien op welke wijze de gronden binnen de

desbetreffende bestemming gebruikt en bebouwd mogen worden. Daarbij wordt onder meer verwezen

naar aanduidingen op de verbeelding. Aanduidingen in samenhang met de regels, geven duidelijkheid

over datgene wat binnen een bestemmingsvlak al dan niet is toegestaan. De regels zijn onderverdeeld

in vier hoofdstukken: 1. De 'Inleidende regels', bestaande uit een begrippenlijst en regels met betrekking

tot de 'wijze van meten'; 2. De 'Bestemmingsregels', die in dit bestemmingsplan te onderscheiden zijn in

regels voor 'gewone', rechtstreekse bestemmingen en dubbelbestemmingen; 3. De 'Algemene regels'

die in principe betrekking hebben op alle bestemmingen die in het plangebied voorkomen; 4. De

'Overgangs- en slotregels' die bestaan uit het overgangsrecht (voor bestaande bouwwerken en bestaand

gebruik dat van het bestemmingsplan afwijkt) en de naam waaronder het bestemmingsplan moet

worden aangehaald.

Deze volgende paragrafen bevatten een beschrijving van de bestemmingen, waarbij per bestemming het

doel of de doeleinden worden aangegeven. Daarnaast wordt in deze paragrafen ingegaan op de overige

regels uit het bestemmingsplan. Conform SVBP2012 zijn de regels onderverdeeld in vier hoofdstukken.

5.2 Hoofdstuk 1 - Inleidende regels     

Artikel 1 Begrippen

In dit artikel zijn de begrippen verklaard die genoemd worden in de planregels. Dit artikel voorkomt dat er

bij de uitvoering van het plan onduidelijkheden ontstaan over de uitleg van bepaalde regelingen.

Artikel 2 Wijze van meten

In dit artikel is bepaald hoe de voorgeschreven maatvoering in het plan gemeten moet worden. Evenals

de begripsbepalingen voorkomen de bepalingen inzake de wijze van meten interpretatieverschillen bij de

toepassing van de planregels.

5.3 Hoofdstuk 2 - Bestemmingsregels     

Artikel 3 Gemengd

In dit artikel zijn de planregels opgenomen behorende bij het gebied aangeduidt als 'Gemengd' op de

verbeelding behorend bij dit bestemmingsplan. De gronden zijn bestemd voor gestapelde woningen, zorgwoningen, dienstverlenende bedrijven en horeca 1 en 3 (met aansluitend terras), waarbij de laatste vier gebonden zijn aan een minimale oppervlakte aan vierkante meters. Daaraan ondergeschikt zijn deze gronden ook bestemd voor ondergeschikte toegangswegen en (fiets-)paden, groenvoorzieningen, speelvoorzieningen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, straatmeubilair. Bijbehorende bouwwerken zijn niet toegestaan. Ten behoeve van de Wet geluidhinder zijn er op basis van weg- en railverkeerhinder gebiedsaanduidingen opgenomen.

Artikel 4 Groen - Landschap en park

In dit artikel zijn de planregels opgenomen behorende bij het gebied aangeduidt als 'Groen - Landschap

en park'' op de verbeelding behorend bij dit bestemmingsplan. Deze gronden zijn bestemd voor

groenvoorzieningen, een aansluiting op de ontsluitingweg, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding

'ontsluiting' en een parkeerterrein, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein'. Daaraan

ondergeschikt zijn deze gronden ook bestemd voor ondergeschikte (fiets-)paden, speelvoorzieningen,

nutsvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, straatmeubilair en kunst(werken),

met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Gebouwen zijn niet toegestaan.

Artikel 5 Verkeer - Verblijfsgebied

In dit artikel zijn de planregels opgenomen behorende bij het gebied aangeduidt als 'Verkeer - Verblijfsgebied' op de verbeelding behorend bij dit bestemmingsplan. Deze gronden zijn bestemd voor (woon)straten, buurtwegen, pleinen en trottoirs met een inrichting hoofdzakelijk gericht op

bestemmingsverkeer en verblijfsfuncties, parkeervoorzieningen, groen- en watervoorzieningen, wandelgebieden en speelgelegenheden, nutsvoorzieningen, onderdoorgangen, alsmede toegangen tot ondergrondse voorzieningen ten behoeve van direct aangrenzende bestemmingen.

Artikel 6 Water

In dit artikel zijn de planregels opgenomen behorende bij het gebied aangeduidt als 'Water' op de

verbeelding behorend bij dit bestemmingsplan. Deze gronden zijn bestemd voor water en

waterhuishoudkundige voorzieningen, het behoud, herstel en ontwikkeling van wateren die primair

afhankelijk zijn van de waterkwaliteit ter plaatse en de watervoerendheid en doorstroming, het behoud,

herstel en ontwikkeling van ter plaatse voorkomende dan wel aan deze gronden eigen natuur-,

ecologische- en landschapswaarden. Daaraan ondergeschikt zijn deze gronden bestemd voor daarbij

behorende oevers en taluds, bruggen en duikers voor kruisingen met wegverkeer. Op of in deze gronden

mogen geen gebouwen worden gebouwd.

Artikel 7 Wonen

In dit artikel zijn de planregels opgenomen behorende bij het gebied aangeduidt als 'Woongebied' op de

verbeelding behorend bij dit bestemmingsplan. Deze gronden zijn bestemd voor woonhuizen met daarbij

behorende met daarbij behorende, erven en tuinen, toegangswegen- en paden, groenvoorzieningen,

speelvoorzieningen, parkeervoorzieningen, waterlopen, waterpartijen, waterberging en

waterhuishoudkundige werken, zoals duikers. Tevens dienen er binnen de bestemming twee groene zones (doorzichten) te worden gecreëerd met een minimale oppervlakte van in totaal 800 m2.

Bijbehorende bouwwerken zijn niet toegestaan. Om de aanzichten en uitstraling van het beeldkwaliteitsplan te beschermen is in de planregels opgenomen dat er geen achtererfgebied bestaat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding uitgesloten - vergunningvrij bouwen' en er dus geen vergunningvrije bouwwerken zijn toegestaan.

Ten behoeve van de Wet geluidhinder is er op basis van railverkeerhinder een gebiedsaanduiding opgenomen.

Artikel 8 Waarde - Archeologie hoge verwachting, Artikel 9 Waarde - Archeologisch waardevol gebied

In deze artikelen zijn de planregels opgenomen behorende bij het gebied aangeduidt als 'Waarde -

Archeologie hoge verwachting' en het gebied 'Archeologisch waardevol gebied' op de verbeelding

behorend bij dit bestemmingsplan.

De dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie hoge verwachting', 'Waarde - Archeologisch waardevol

gebied' zijn opgenomen ter bescherming van de in grond potentieel (te verwachten) aanwezige

archeologische relicten. De gebieden met deze bestemmingen hebben een beschermingsregime

gekregen met een bouwverbod en een omgevingsvergunningstelsel voor het uitvoeren van een werk,

geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden.

In de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie hoge verwachting' is het verboden om gebouwen en

bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de eindbestemmingen te bouwen indien de

oppervlakte meer dan 200 m² betreft en de ondergrondse diepte (in de grond) meer dan 0,4 meter

bedraagt. Voor de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologisch waardevol gebied' geldt dit voor een

oppervlakte van 30 m2 en een diepte van 0,4 meter. Een zelfde bepaling geldt ook voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden.

Voor deze archeologische dubbelbestemmingen geldt verder dat het college van burgemeester en

wethouders met een omgevingsvergunning af kan wijken voor het bouwen of het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden overeenkomstig de regels van de eindbestemmingen. Dat wil

zeggen dat op die manier gebouwd kan worden met een grotere oppervlakte en een grotere

ondergrondse diepte indien op basis van bijvoorbeeld een ingesteld archeologisch onderzoek geen

archeologische waarden aanwezig zijn of geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de

archeologische waarden van de gronden waarop gebouwd gaat worden, dan wel dat de archeologische

waarden anderszins veilig worden gesteld.

Artikel 10 Waarde - Geomorfologie

In dit artikel zijn de planregels opgenomen behorende bij het gebied aangeduidt als 'Waarde -

Geomorfologie' op de verbeelding behorend bij dit bestemmingsplan. Het is verboden gebouwen en

andere bouwwerken te bouwen dieper dan 1,5 meter beneden maaiveld. Het is verboden

zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning) de

volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren: het afgraven van gronden;

het wijzigen van de grondwaterstand door drainage, grondwateronttrekking of andere wijze; het

verrichten van boringen dieper dan 1,5 m beneden het maaiveld, waaronder begrepen boringen ten behoeve van (verkennend) onderzoek.

5.4 Hoofdstuk 3 - Algemene regels     

In dit hoofdstuk zijn de regels opgenomen die betrekking hebben op het gehele plangebied en alle

andere regels in het bestemmingsplan.

5.4.1 Anti-dubbeltelregeling     

Artikel 11 Anti-dubbeltelregel

De anti-dubbeltelregel voorkomt dat een cumulatie van bebouwing optreedt en de maximale maatvoering

in het bestemmingsplan wordt overschreden. Deze regeling is verplicht overgenomen uit het Besluit

ruimtelijke ordening (Bro).

5.4.2 Algemene bouwregels     

Artikel 12 Algemene bouwregels

In deze regels zijn algemene bouwregels opgenomen die voor alle bestemmingen in het plan gelden,

voor zover er geen voor de bestemming geldende bouwregels van toepassing zijn.

5.4.3 Algemene gebruiksregels     

Artikel 13 Algemene gebruiksregels

In deze regels zijn algemene gebruiksregels opgenomen die voor alle bestemmingen in het plan gelden,

voor zover er geen voor de bestemming geldende gebruiksregels van toepassing zijn.

5.4.4 Algemene aanduidingsregels     

Artikel 14 Algemene aanduidingsregels

In deze regels zijn algemene bouwregels opgenomen die voor alle bestemmingen in het plan gelden,

voor zover er geen voor de bestemming geldende bouwregels van toepassing zijn. In onderhavige plan zijn er zones met hogere waarden opgenomen ten behoeve van weg- en railverkeerslawaai.

5.4.5 Algemene afwijkingsregels     

Artikel 15 Algemene afwijkingsregels

In dit artikel is de bevoegdheid opgenomen om bij omgevingsvergunning af te wijken van regels die

opgenomen zijn in het plan. Dit betreft bijvoorbeeld de mogelijkheid om af te wijken van de

voorgeschreven maten en percentages. Afwijking is overigens alleen mogelijk wanneer hiermee geen

onevenredige afbreuk wordt gedaan aan aspecten als de woon- en milieusituatie van aangrenzende

percelen.

5.5 Hoofdstuk 4 - Overgangs- en slotregels     

5.5.1 Overgangsrecht     

Artikel 17 Overgangsrecht

Het overgangsrecht is vastgelegd in de vorm zoals in het Besluit ruimtelijke ordening is voorgeschreven.

5.5.2 Slotregel     

Artikel 18 Slotregel

Deze regel bevat de citeerregel van het plan.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid en procedure     

6.1 Economische uitvoerbaarheid     

Financiële uitvoerbaarheid

Conform artikel 3.1.6. van het Besluit ruimtelijke ordening dient de toelichting van een bestemmingsplan

inzicht te geven over de uitvoerbaarheid van het plan. In deze paragraaf wordt ingegaan op de

economische (financiële) uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.

Het planvoornemen wordt door de initiatiefnemer gefinancierd.

Exploitatieplan

Volgens de Wro moet de gemeente een exploitatieplan vaststellen voor gronden waarop een bij

algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen, tenzij het kostenverhaal op

een andere wijze is gegarandeerd.

In dit geval is voor het planvoornemen een anterieure overeenkomst afgesloten tussen intitiatiefnemer en

gemeente Arnhem.

Conclusie

Gelet op het bovenstaande is de conclusie dat het plan financiëel uitvoerbaar is.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid     

Inspraak en maatschappelijk overleg

Op grond van artikel 3.1.6 onder e van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) gaan een bestemmingsplan

alsmede een ontwerp hiervoor, vergezeld van een beschrijving van de wijze waarop burgers en

maatschappelijke organisaties bij de voorbereiding van het bestemmingsplan zijn betrokken.

De manier waarom inspraak en maatschappelijk oveleg is gevoerd staat beschreven in bijgevoegd

participatieverslag in Bijlage 16.

Overleg met andere overheden

Op grond van artikel 3.1.1, lid 1 juncto artikel 3.1.6, lid 1 onder c Bro pleegt het bestuursorgaan dat

belast is met de voorbereiding van een bestemmingsplan, daarbij overleg met de besturen van betrokken

gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg

voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het

geding zijn.

PM vooroverlegreacties

Zienswijzen

Op grond van artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) heeft het ontwerpbestemmingsplan

gedurende zes weken voor een ieder ter visie gelegen.

PM - nota van zienswijzen

Regels     

van het bestemmingsplan

Chw De Hes

(plannummer: NL.IMRO.0202.1039-0201)

Hoofdstuk 1 Inleidende regels     

Artikel 1 Begrippen     

1.1 Plan     

Het bestemmingsplan Chw De Hes met identificatienummer NL.IMRO.0202.1039-0201 van de gemeente Arnhem.

1.2 Bestemmingsplan     

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 Aanduiding     

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik of het bebouwen van deze gronden.

1.4 Aanduidingsgrens     

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 Aan-huis-verbonden beroeps-/bedrijfsactiviteit     

Een beroeps-/bedrijfsactiviteit die in of bij een woning wordt uitgeoefend door een bewoner van de op het bouwperceel gesitueerde woning, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de beroeps-/bedrijfsuitoefening een ruimtelijke uitwerking en/of uitstraling heeft die met de woonfunctie ter plaatse in overeenstemming is; groepspraktijken, detailhandel en horeca zijn hiervan uitgesloten.

1.6 Aansluiting ontsluitingsweg     

Aansluiting van de hoofdontsluiting van het plangebied op de omliggende wegen.

1.7 Achtererfgebied     

Erf achter de lijn die het oorspronkelijk hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het oorspronkelijk hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het oorspronkelijk hoofdgebouw te komen.

1.8 Archeologisch waardevol gebied     

Gronden waar archeologische waarden aanwezig of te verwachten zijn.

1.9 Archeologische waarde     

Vindplaats of vondst met een oudheidkundige waarde, met name archeologische relicten in hun

oorspronkelijke ruimtelijke context.

1.10 Bebouwing     

Eén of meer gebouwen of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.11 Bebouwingspercentage     

Een op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage dat de grootte van een gedeelte van een bestemmingsvlak of gedeelte van een bouwvlak aangeeft dat ten hoogste mag worden bebouwd.

1.12 Beleidsregels Beleidsregels Natuurinclusief Bouwen     

Onder de beleidsregels natuurinclusief bouwen van de gemeente Arnhem wordt verstaan: de

'Beleidsregels Natuurinclusief Bouwen', dan wel zoals deze beleidsregels komen te luiden na wijziging

van deze beleidsregels.

1.13 Beleidsregels Parkeren van de gemeente Arnhem     

De 'Beleidsregels Parkeren Arnhem 2022', dan wel zoals deze regels komen te luiden na wijziging van deze regels.

1.14 Bestaand(e)     

a. bij bouwwerken: legale bouwwerken die aanwezig of in uitvoering zijn op het tijdstip van de ter visie

legging van het ontwerp van het bestemmingsplan en bouwwerken die mogen worden gebouwd

krachtens een vergunning;

b. bij gebruik: legaal gebruik van grond en opstallen zoals aanwezig tijdens de inwerkingtreding van het

bestemmingsplan dat na de inwerkingtreding van het plan niet langer onderbroken is dan een jaar.

1.15 Bestaande bebouwing     

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde en niet zijnde een tijdelijk toegestaan bouwwerk, die op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan volgens het geldende recht aanwezig of in uitvoering zijn dan wel na dat tijdstip zijn of mogen worden opgericht krachtens een omgevingsvergunning, die vóór dat tijdstip is aangevraagd.

1.16 Bestemmingsplan     

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen. 

1.17 Bestemmingsgrens     

De grens van een bestemmingsvlak.

1.18 Bestemmingsvlak     

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.19 Bijbehorend bouwwerk     

Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aan gebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.

1.20 Bijgebouw     

Een zelfstandig bouwwerk dat niet in directe verbinding staat met het hoofdgebouw. Het bijgebouw wordt via een aparte toegangsdeur bereikt en kan tegen een hoofdgebouw worden aangebouwd. Voorbeelden van een bijgebouw zijn een garage of een schuur.

1.21 Bouwen     

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.22 Bouwgrens     

De grens van een bouwvlak.

1.23 Bouwlaag     

Een geheel van voor personen toegankelijke ruimten, waarbinnen de vloerhoogte niet meer dan 1,20 meter varieert, met uitsluiting van onderbouw en zolder of vliering casu quo kapruimte.

1.24 Bouwperceel     

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.25 Bouwperceelgrens     

Een grens van een bouwperceel.

1.26 Bouwvlak     

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.27 Bouwwerk     

Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.28 Brutovloeroppervlak:     

De oppervlakte van een ruimte of een groep van ruimten, gemeten op vloerniveau langs de buitenomtrek van de opgaande scheidingswanden, die de desbetreffende ruimte of groep van ruimtes omhullen, waarbij de oppervlakte van delen van vloeren, waarboven de netto hoogte kleiner is dan 1,5 meter niet worden meegerekend.

1.29 Culturele functies     

Expositieruimten, ateliers, muziek- en kunstonderwijs en naar de aard daarmee gelijk te stellen voorzieningen, met uitzondering van musea, muziektheaters, bioscopen en naar aard daarmee vergelijkbare voorzieningen.

1.30 Dak     

Iedere bovenbeëindiging van een gebouw.

1.31 Detailhandel     

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen het uitstallen ten verkoop, het verkopen of leveren van goederen aan diegenen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; dienstverlening door een horecabedrijf en internetverkoop wordt hieronder niet begrepen.

1.32 Dienstverlenend bedrijf     

Bedrijven met een uitsluitend of in hoofdzaak dienstverlenende of verzorgende taak, die naar aard, verschijningsvorm en gevolgen voor de omgeving als verwant aan detailhandel kunnen worden aangemerkt, zoals een reis- of uitzendbureau, kap- of schoonheidssalon, zonnestudio, hypotheekwinkel, gedeelde werkplaats, baliefunctie van banken en van andere kantoren, alsmede andere vormen van dienstverlening met een overwegende baliefunctie. Horeca, detailhandel, bezorgservices of bezorgdiensten zoals darkstores, seksinrichting en garagebedrijven worden hieronder niet begrepen.

1.33 Gebouw     

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.34 Gebruiksoppervlakte     

De vloeroppervlakte binnen de bouwmuren bepaald volgens NEN 2580 met dien verstande dat daarbij

aangebouwde bergingen, garages en andere niet voor bewoning geschikte ruimtes niet worden

meegeteld.

1.35 Gestapelde woningen     

Boven elkaar of nagenoeg boven elkaar gebouwde woningen.

1.36 Gezondheids- en welzijnszorg     

  • geneeskundige verzorging en verpleging zoals ziekenhuizen;
  • medische, tandheelkundige en paramedische praktijken;
  • apotheken;
  • verpleeg- en verzorgingshuizen;
  • dag- en nachtvoorzieningen voor gehandicapten, psychiatrische patiënten, jongeren en maatschappelijke opvang met (therapeutische) behandeling inclusief overnachting;
  • maatschappelijke dienstverlening zonder overnachting: dienstverlening gericht op ouderen en gehandicapten, kinderopvang en buitenschoolse opvang, jeugdzorg, maatschappelijk werk en dergelijke.

1.37 Grondgebonden woning     

Een gebouw, dat een vrijstaande woning of meerdere aaneengebouwde, uitsluitend naast elkaar en niet boven elkaar gelegen, woningen omvat.

1.38 Hoofdgebouw     

Eén of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.39 Horeca - 1     

Een horecabedrijf gericht op het verstrekken van etenswaren, niet zijnde maaltijden, en het schenken van (zwak-alcoholische) dranken, met openingstijden overwegend tijdens de dagperiode, zoals lunchrooms, broodjeszaken, koffiezaken, juicebars, ijssalons.

1.40 Horeca - 3     

Een horecabedrijf gericht op het serveren van maaltijden en dranken in een restaurant-setting met openingstijden tijdens de namiddag en vroege avond, zoals restaurants, bistro, fastcasual concepten, grand-cafés en café-restaurants.

1.41 Horecabedrijf     

Een bedrijf of instelling gericht op het verstrekken van logies, van maaltijden en spijzen of van dranken, alsmede het exploiteren van zaalaccommodatie; detailhandel wordt hier niet onder begrepen.

1.42 Huiskamer voor de wijk     

Een sociaal-maatschappelijke ontmoetingsruimte waar horeca en detailhandel ondergeschikt zijn.

1.43 Normaal onderhoud, gebruik en beheer     

Gebruik gericht op het in zodanige conditie houden van objecten of de terreingesteldheid dat het voortbestaan van deze objecten of de terreingesteldheid op ten minste het bestaande kwaliteitsniveau wordt gehouden. Onder normaal onderhoud, gebruik en beheer wordt ook dunning van beplanting begrepen.

1.44 Nutsbedrijven     

Bedrijven of voorzieningen die uitsluitend of in hoofdzaak zijn gericht op

  1. de levering van elektriciteit, gas, water en warmte;
  2. de verzorging van telecommunicatie;
  3. de afvoer en verwerking van afvalstoffen.

1.45 Onderbouw     

Een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer, waarvan de bovenkant minder dan 1,20 meter boven peil is gelegen.

1.46 Onzelfstandige wooneenheid     

Een onzelfstandig gedeelte van een gebouw bedoeld voor de huisvesting van één huishouden.

Kenmerkend voor de wooneenheid is het gezamenlijk gebruik (met andere wooneenheden) van een

toiletruimte, badruimte en/of een keuken. Een wooneenheid kan uit meerdere ruimten bestaan.

1.47 Oorspronkelijk hoofdgebouw     

Het hoofdgebouw zoals dat ten tijde van de afronding van de bouwwerkzaamheden, overeenkomstig de voor het hoofdgebouw verleende vergunning, is opgeleverd.

1.48 Overig bouwwerk     

Een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.49 Overkapping     

Een constructie die maximaal drie wanden heeft waarvan er maximaal twee tot de constructie behoren.

1.50 Pand     

De kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig- constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.

1.51 Peil     

  1. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg of pad grenst: de hoogte van die weg of dat pad ter plaatse van de hoofdtoegang;
  2. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse van de hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  3. voor een ander bouwwerk: de hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse bij voltooiing van de bouw.
  4. voor zover als zodanig aangegeven in de bestemmingsregels: Normaal Amsterdams Peil (N.A.P.)

1.52 Prostitutie     

Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.53 Prostitué(e)     

Degene, die zich beschikbaar stelt tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.54 Raamprostitutie     

Een vorm van prostitutie waarbij de werving van klanten geschiedt door een prostitué(e) die door houding, gebaren, kleding of anderszins, vanuit een vitrine de aandacht op zich vestigt en waarbij de seksuele handelingen in een voor het publiek besloten ruimte plaatsvinden.

1.55 Seksinrichting     

Een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte (hieronder wordt mede begrepen een voer- of vaartuig) waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van pornografische aard plaatsvinden.

Onder seksinrichtingen wordt in elk geval verstaan een (raam)prostitutiebedrijf, een seksclub, een privé-huis, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.56 Straatmeubilair     

Onverminderd het bepaalde in bijlage II van het Besluit omgevingsrecht wordt onder straatmeubilair voor de werking van dit bestemmingsplan mede verstaan: papier-, glas- en andere inzamelbakken, toegangsconstructies voor ondergrondse voorzieningen; kunstwerken, speeltoestellen en draagconstructies voor reclame, alsmede abri's en kleinschalige bouwwerken ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen.

1.57 Thuisprostitutie     

Vorm van prostitutie waarbij de seksuele dienstverlening plaatsvindt op het woonadres van de prostituté(e) en waarbij ook alleen door deze prostitué(e) op dit adres gewerkt wordt als prostitué(e).

1.58 Verblijfsgebied     

Gedeelte van de openbare ruimte dat hoofdzakelijk is bestemd en is ingericht voor langzaam verkeer,

doch in ondergeschikte mate tevens fungerend als erftoegangsweg.

1.59 Verenigingsruimte     

Een ruimte voor politieke-, belangen- en ideële organisaties/verenigingen en hobbyclubs en de daarmee te vergelijken activiteiten.

1.60 Werk     

Een werk, geen gebouw of bouwwerk zijnde.

1.61 Werken, werkzaamheden van geringe omvang     

Werken of werkzaamheden die geen wezenlijke verandering van de terreingesteldheid of van een inrichting tot gevolg hebben.

1.62 Werkplek     

Een plaats, waar één prostitué(e) zijn of haar werk verricht.

1.63 Wijk     

Wijk, zoals gehanteerd wordt in de indeling van het Centraal Bureau voor de Statistiek.

1.64 Woning     

Een complex van ruimten, bedoeld voor de huisvesting van één huishouding, een bijzondere woonvorm of een kamerverhuurbedrijf.

1.65 Woningsplitsing     

Het bouwkundig en/ of functioneel splitsen van één woning of (een gedeelte van een) gebouw waar

wonen is toegestaan tot twee of meer zelfstandige woningen.

1.66 Zelfstandige woning     

Een zelfstandig (gedeelte van een) gebouw, dat dient voor de huisvesting van één huishouden.

Kenmerkend voor de woning is de aanwezigheid van eigen voorzieningen, waaronder minimaal een

toiletruimte, badruimte en een keuken met kooktoestel.

1.67 Zorgwoning     

Intramurale 24-uurszorg voor dementerenden.

Artikel 2 Wijze van meten     

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten

2.1 De goothoogte van een bouwwerk     

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de bovenste goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.2 De inhoud van een bouwwerk     

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.3 De bouwhoogte van een bouwwerk     

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, liftopbouwen, technische installaties en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.4 De oppervlakte van een bouwwerk     

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.5 De hoogte van een bouwlaag     

Tussen de bovenzijde van de vloeren van geheel of gedeeltelijk onder elkaar gelegen bouwlagen; indien

sprake is van één bouwlaag is de hoogte daarvan gelijk aan de goothoogte.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels     

Artikel 3 Gemengd     

3.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor Gemengd aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. gestapeld wonen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan huis verbonden beroepsactiviteit, met dien verstande dat in totaal maximaal 107 woningen zijn toegestaan;
  2. zorgwoningen;
  3. horecabedrijven in de categorieën 1 en 3, met in totaal een maximaal bruto vloeroppervlak van 400 m2;
  4. maatschappelijke functies met in totaal een maximaal bruto vloeroppervlak van 1.200 m2, daaronder te verstaan:
    1. gezondheids- en welzijnszorg;
    2. dienstverlenende bedrijven;
    3. culturele functies;
    4. verenigingsruimtes;
    5. één huiskamer voor de wijk;

met daaraan ondergeschikte:

  1. toegangswegen, (fiets-)paden en pleinen;
  2. groenvoorzieningen;
  3. speelvoorzieningen;
  4. parkeervoorzieningen;
  5. nutsbedrijven en -voorzieningen;
  6. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  7. straatmeubilair.
  8. terrassen, aansluitend aan horecavoorzieningen zoals bedoeld in lid 3.1 sub a onder 4.

3.2 Bouwregels     

3.2.1 Hoofdgebouwen     

Ten aanzien van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  1. als hoofdgebouw mogen uitsluitend woonhuizen worden gebouwd;
  2. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan is aangeduid ten opzichte van N.A.P.;
  3. het bestemmingsvlak mag voor maximaal 71% worden bebouwd.
3.2.2 Regeling voor bijbehorende bouwwerken     

Bijbehorende bouwwerken zijn niet toegestaan.

3.2.3 Bouwwerken geen gebouw zijnde     

Ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan tot een bouwhoogte van:
    1. maximaal 7 m voor palen en masten;
    2. maximaal 1,8 m voor terreinafscheidingen;
    3. maximaal 3 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2.4 Omgevingsvergunning voor bouwen - natuurinclusief     
  1. een omgevingsvergunning voor bouwen ten behoeve van woningen wordt uitsluitend verleend indien voldoende natuurinclusieve maatregelen worden getroffen;
  2. aan het bepaalde onder sub a wordt geacht te zijn voldaan, indien het bouwen voldoet aan het puntensysteem voor natuurinclusief bouwen zoals opgenomen in de 'Beleidsregels Natuurinclusief Bouwen';
  3. voor zover de beleidsregels voor natuurinclusief bouwen zoals bedoeld onder sub b van dit lid gedurende de planperiode worden gewijzigd, gelden deze wijzigingen vanaf het tijdstip van bekendmaking van de wijziging;
  4. de genomen maatregelen met betrekking tot natuurinclusief bouwen in het kader van de vergunningverlening moeten in stand worden gehouden.
3.2.5 Omgevingsvergunning voor bouwen - beeldkwaliteit     
  1. een omgevingsvergunning voor bouwen wordt uitsluitend verleend indien ten aanzien van het uiterlijk van bouwwerken wordt voldaan aan de bepalingen uit het Beeldkwaliteitsplan De Hes, opgenomen in Bijlage 1 van de regels;
  2. in afwijking van het gestelde onder sub a wordt, indien het hoofdgebouw is gerealiseerd niet meer getoetst aan het Beeldkwaliteitsplan De Hes en gelden de bepalingen behorende bij het op het plangebied toepasselijke toetsniveau zoals dat is aangegeven in de dan geldende welstandsnota van de gemeente Arnhem.
3.2.6 Omgevingsvergunning voor bouwen - hogere waarde Wet geluidhinder     

Een omgevingsvergunning voor bouwen wordt uitsluitend verleend indien wordt voldaan aan de

voorwaarden in lid 14.2 en lid 14.3.

3.3 Afwijken van de bouwregels     

3.3.1 Afwijkingen     

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2.3 onder a sub 3 en worden toegestaan dat de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal 5 meter mag bedragen.

3.3.2 Afwegingskader     

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 3.3.1 kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige

aantasting plaatsvindt van:

  1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. de woonsituatie;
  3. de verkeersveiligheid;
  4. de sociale veiligheid;
  5. de milieusituatie;
  6. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  7. de fysieke veiligheid;
  8. het landschap.
3.3.3 Afwijkingsbevoegdheid     

Het college van B&W kan afwijken van de regels ten aanzien van het uiterlijk van bouwwerken uit het beeldkwaliteitsplan, opgenomen in Bijlage 1 van de regels, bij het bouwen mits dit van belang is voor de beeldkwaliteit of het voldoen aan de regels ten aanzien van het uiterlijk van bouwwerken door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit.

3.4 Specifieke gebruiksregels     

3.4.1 Aan huis gebonden beroep     

Ter plaatse van de binnen de bestemming bedoelde gronden is de uitoefening van een beroep aan huis

toegstaan, met inachtneming van de volgende regels:

  1. de voor de beroeps- of bedrijfsuitoefening te gebruiken vloeroppervlakte mag maximaal 50 m² per woning bedragen;
  2. er mag geen onevenredige afbreuk aan de woonfunctie worden gedaan;
  3. detailhandel en horeca zijn niet toegestaan;
  4. er mag geen onevenredige milieu- of verkeershinder ontstaan;
  5. het beroep of bedrijf moet worden uitgeoefend door de bewoner van het betreffende perceel;
  6. de activiteiten mogen niet vergunning- of meldingplichtig zijn op grond van de Wet milieubeheer.

3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden     

Het is verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en

wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

  1. het vellen, rooien en beschadigen van houtgewassen;
  2. het aanplanten van houtgewassen;
  3. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse leidingen, constructies, installaties of het apparatuur; andere apparatuur;
  4. het aanleggen of aanbrengen van beschoeiingen en puinstortingen;
  5. het graven, dichten, verdiepen of verbreden van greppels, sloten, vijvers, beken en andere watergangen;
  6. het verlagen van de bodem of het afgraven van gronden waarvoor geen ontgrondingsvergunning is vereist;
  7. het ophogen van gronden;
  8. het ophogen van de gronden;
  9. het verlagen van het waterpeil;
  10. het aanleggen, verbreden of verharden van voet- en rijwielpaden.
  11. het aanleggen van parkeervoorzieningen;
  12. het aanbrengen van recreatie- en speelvoorzieningen;
3.5.1 Uitzonderingen omgevingsvergunningsplicht     

Het in lid 3.5 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van:

  1. werken of werkzaamheden ter realisering van de bestemming, zoals aangegeven in lid 3.1;
  2. werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt, in uitvoering zijn;
  3. werken of werkzaamheden die van geringe omvang zijn, dan wel het normale onderhoud betreffen.
3.5.2 Toelaatbaarheid van werken en werkzaamheden     

Werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 3.5 zijn slechts toelaatbaar, indien:

  1. deze verband houden met de doeleinden, die aan de desbetreffende bestemming zijn toegekend;
  2. hierdoor dan wel door daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de landschappelijke-, cultuurhistorische- en natuurwaarden en kwaliteiten van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.

Artikel 4 Groen - Landschap en park     

4.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor Groen - Landschap en park aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. park- en groenvoorzieningen, waaronder recreatieve, speel- en ontmoetingsvoorzieningen;
  2. watergangen, waterpartijen, waterinfiltratievoorzieningen en andere voorzieningen voor de waterhuishouding;
  3. het behoud of herstel van de op deze gronden voorkomende dan wel daaraan eigen landschappelijke-, cultuurhistorische, ecologische- en natuurwaarden;
  4. voet- en rijwielpaden;
  5. nutsbedrijven en -voorzieningen;
  6. straatmeubilair;
  7. kunstwerken;

en tevens voor:

  1. parkeren, uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding 'parkeerterrein';
  2. uitsluitend ter plaatse van de functieaanduiding 'nutsbedrijf' zijn nutsbedrijven of soortgelijke instellingen en nutsvoorzieningen toegestaan;

met de daarbij behorende:

  1. bouwwerken geen gebouwen zijnde.

4.2 Bouwregels     

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve

van de bestemming met inachtneming van de volgende regels:

4.2.1 Gebouwen     

Gebouwen zijn niet toegestaan.

4.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde     

Ten aanzien van bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:

  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan tot een bouwhoogte van:
    1. maximaal 7 m voor palen en masten;
    2. maximaal 6 m voor speelvoorzieningen;
    3. maximaal 1.80 m voor terreinafscheidingen;
    4. maximaal 3 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
    5. maximaal 2 m voor nutsbedrijven en -voorzieningen.

4.3 Specifieke gebruiksregels     

  1. Onder gebruik van de gronden in strijd met de bestemming, wordt in ieder geval begrepen gebruik van gronden:
    1. als standplaats voor onderkomens en stacaravans of voor enige andere vorm van kamperen;
    2. voor het aanbrengen van afbeeldingen of tekens voor commerciële doeleinden;
    3. voor het opstellen, opslaan, lozen c.q. storten, al dan niet ten verkoop, van onbruikbare dan wel aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voorwerpen, materialen, stoffen, producten, voer- of vaartuigen of machines.
  2. De in dit lid onder a. genoemde gebruiksvormen zijn niet verboden, indien en voorzover deze onlosmakelijk verbonden zijn met werken en werkzaamheden, waarvoor een omgevingsvergunning is verleend.

4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden     

Het is verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en

wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

  1. het vellen, rooien en beschadigen van houtgewassen;
  2. het aanplanten van houtgewassen;
  3. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse leidingen, constructies, installaties of het apparatuur; andere apparatuur;
  4. het aanleggen of aanbrengen van beschoeiingen en puinstortingen;
  5. het graven, dichten, verdiepen of verbreden van greppels, sloten, vijvers, beken en andere watergangen;
  6. het verlagen van de bodem of het afgraven van gronden waarvoor geen ontgrondingsvergunning is vereist;
  7. het ophogen van gronden;
  8. het ophogen van de gronden;
  9. het verlagen van het waterpeil;
  10. het aanleggen, verbreden of verharden van voet- en rijwielpaden.
  11. het aanleggen van parkeervoorzieningen;
  12. het aanbrengen van recreatie- en speelvoorzieningen;
4.4.1 Uitzonderingen omgevingsvergunningsplicht     

Het in lid 4.4 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van:

  1. werken of werkzaamheden ter realisering van de bestemming, zoals aangegeven in lid 4.1;
  2. werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt, in uitvoering zijn;
  3. werken of werkzaamheden die van geringe omvang zijn, dan wel het normale onderhoud betreffen.
4.4.2 Toelaatbaarheid van werken en werkzaamheden     

Werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 4.4 zijn slechts toelaatbaar, indien:

  1. deze verband houden met de doeleinden, die aan de desbetreffende bestemming zijn toegekend;
  2. hierdoor dan wel door daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de landschappelijke-, cultuurhistorische- en natuurwaarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.

Artikel 5 Verkeer - Verblijfsgebied     

5.1 Bestemmingsomschrijving     

De als Verkeer - Verblijfsgebied aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. (woon)straten, buurtwegen, pleinen en trottoirs met een inrichting hoofdzakelijk gericht op

    bestemmingsverkeer en verblijfsfuncties;
  2. parkeervoorzieningen;
  3. groen- en watervoorzieningen;
  4. wandelgebieden en speelgelegenheden;
  5. nutsbedrijven en -voorzieningen;
  6. onderdoorgangen, alsmede toegangen tot ondergrondse voorzieningen ten behoeve van

    direct aangrenzende bestemmingen.

5.2 Bouwregels     

  1. Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de genoemde bestemmingen worden gebouwd.
  2. De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals entrees tot parkeergarages en straatmeubilair mag ten hoogste 5 meter bedragen.

Artikel 6 Water     

6.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor Water aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. het behoud of herstel van de op deze gronden voorkomende dan wel daaraan eigen landschappelijke-, ecologische- en natuurwaarden
  2. waterlopen en waterpartijen;
  3. waterberging;
  4. bermen en beplanting;
  5. oevers;



    met daaraan ondergeschikt:
  6. groenvoorzieningen;
  7. nutsbedrijven en -voorzieningen.

6.2 Bouwregels     

Op de in lid 6.1 genoemde gronden mogen uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken, geen gebouw zijnde, worden gebouwd, zoals bruggen, dammen en duikers.

Artikel 7 Wonen     

7.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. woonhuizen, al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep, met dien verstande dat in totaal maximaal 27 woningen zijn toegestaan;
  2. Twee bestemmingsvlak-doorkruisende groene zones van oost naar west, van elk minimaal 8 meter breed, met een minimum gezamenlijk oppervlak van 800 m2, ingericht zoals opgenomen in Artikel 4 Groen - Landschap en park.

en daaraan ondergeschikt voor:

  1. groen- en speelvoorzieningen;
  2. buurtwegen, woonstraten en andere voorzieningen ten behoeve van het verkeer;
  3. verblijfsgebieden.

7.2 Bouwregels     

Ter plaatse van de in deze bestemming bedoelde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten behoeve

van de bestemming met inachtneming van de volgende regels:

7.2.1 Hoofdgebouwen     

Ten aanzien van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  1. alleen oorspronkelijke hoofdgebouwen zijn toegestaan;
  2. als hoofdgebouw mogen uitsluiten woonhuizen worden gebouwd;
  3. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan is aangeduid;
  4. het bestemmingsvlak mag voor maximaal 32% worden bebouwd;
  5. alleen oorspronkelijke hoofdgebouwen zijn toegestaan.
7.2.2 Regeling voor bijbehorende bouwwerken     

Bijbehorende bouwwerken zijn niet toegestaan.

7.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde     

Ten aanzien van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan tot een bouwhoogte van:
    1. maximaal 5 m voor palen en masten;
    2. maximaal 1,8 m voor terreinafscheidingen;
    3. maximaal 3 m voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
    4. maximaal 2 m voor een nutsbedrijf en -voorziening ter plaatse van de aanduiding 'nutsbedrijf'.
7.2.4 Omgevingsvergunning voor bouwen - natuurinclusief     
  1. een omgevingsvergunning voor bouwen ten behoeve van woningen wordt uitsluitend verleend indien voldoende natuurinclusieve maatregelen worden getroffen;
  2. aan het bepaalde onder sub a wordt geacht te zijn voldaan, indien het bouwen voldoet aan het puntensysteem voor natuurinclusief bouwen zoals opgenomen in de 'Beleidsregels Natuurinclusief Bouwen';
  3. voor zover de beleidsregels voor natuurinclusief bouwen zoals bedoeld onder sub b van dit lid gedurende de planperiode worden gewijzigd, gelden deze wijzigingen vanaf het tijdstip van bekendmaking van de wijziging;
  4. de genomen maatregelen met betrekking tot natuurinclusief bouwen in het kader van de vergunningverlening moeten in stand worden gehouden.
7.2.5 Omgevingsvergunning voor bouwen - beeldkwaliteit     
  1. een omgevingsvergunning voor bouwen wordt uitsluitend verleend indien ten aanzien van het uiterlijk van bouwwerken wordt voldaan aan de bepalingen uit het Beeldkwaliteitsplan De Hes, opgenomen in Bijlage 1 van de regels;
  2. in afwijking van het gestelde onder sub a wordt, indien het hoofdgebouw is gerealiseerd niet meer getoetst aan het Beeldkwaliteitsplan De Hes en gelden de bepalingen behorende bij het op het plangebied toepasselijke toetsniveau zoals dat is aangegeven in de dan geldende welstandsnota van de gemeente Arnhem.
7.2.6 Omgevingsvergunning voor bouwen - hogere waarden Wet geluidhinder     

Een omgevingsvergunning voor bouwen wordt uitsluitend verleend indien wordt voldaan aan de

voorwaarden in lid 14.1.

7.2.7 Vergunningvrij bouwen     

In het gebied ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding uitgesloten - 1' bestaat geen achtererfgebied, wat betekent dat vergunningvrij bouwen overeenkomstig artikel 22.27 van het omgevingsplan Arnhem niet is toegestaan.

7.3 Afwijken van de bouwregels     

7.3.1 Afwijkingen     

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 7.2.3 onder a sub 3 en worden toegestaan dat de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal 5 meter mag bedragen.

7.3.2 Afwegingskader     

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 7.3.1 kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige

aantasting plaatsvindt van:

  1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. de woonsituatie;
  3. de verkeersveiligheid;
  4. de sociale veiligheid;
  5. de milieusituatie;
  6. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  7. de fysieke veiligheid;
  8. het landschap.

7.4 Specifieke gebruiksregels     

7.4.1 Aan huis gebonden beroep     

Ter plaatse van de binnen de bestemming bedoelde gronden is de uitoefening van een beroep aan huis

toegstaan, met inachtneming van de volgende regels:

  1. de voor de beroeps- of bedrijfsuitoefening te gebruiken vloeroppervlakte mag maximaal 50 m² per woning bedragen;
  2. er mag geen onevenredige afbreuk aan de woonfunctie worden gedaan;
  3. detailhandel en horeca zijn niet toegestaan;
  4. er mag geen onevenredige milieu- of verkeershinder ontstaan;
  5. het beroep of bedrijf moet worden uitgeoefend door de bewoner van het betreffende perceel;
  6. de activiteiten mogen niet vergunning- of meldingplichtig zijn op grond van de Wet milieubeheer.
7.4.2 Afstand tot rioolgemaal     
  1. De afstand van een woning of van een bij een woning behorend privéterrein tot een een rioolgemaal moet ten minste 10 meter bedragen.
  2. Een kleinere afstand dan in sub a is aangegeven is toelaatbaar indien ter plaatse van de woning die - en het privéterrein dat - binnen de in sub a genoemde afstand is gelegen, uit het oogpunt van geur- en geluidhinder sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
  3. Het bepaalde in sub b moet bij de aanvraag van een omgevingsvergunning voor de betreffende woning worden aangetoond.
  4. Indien een aanvaardbaar woon- en leefklimaat als bedoeld in sub b alleen kan worden bereikt door het nemen van maatregelen bij de woning, bij het privéterrein, tussen de woning en het rioolgemaal en/of aan het rioolgemaal zelf, moet de werking alsmede de tijdige uitvoering van die maatregelen, te weten: voordat de woning wordt bewoond, verzekerd zijn.

7.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden     

Het is verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en

wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

  1. het vellen, rooien en beschadigen van houtgewassen;
  2. het aanplanten van houtgewassen;
  3. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse leidingen, constructies, installaties of het apparatuur; andere apparatuur;
  4. het aanleggen of aanbrengen van beschoeiingen en puinstortingen;
  5. het graven, dichten, verdiepen of verbreden van greppels, sloten, vijvers, beken en andere watergangen;
  6. het verlagen van de bodem of het afgraven van gronden waarvoor geen ontgrondingsvergunning is vereist;
  7. het ophogen van gronden;
  8. het ophogen van de gronden;
  9. het verlagen van het waterpeil;
  10. het aanleggen, verbreden of verharden van voet- en rijwielpaden.
  11. het aanleggen van parkeervoorzieningen;
  12. het aanbrengen van recreatie- en speelvoorzieningen;
7.5.1 Uitzondering omgevingsvergunningsplicht     

Het in lid 7.5 vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van:

  1. werken of werkzaamheden ter realisering van de bestemming, zoals aangegeven in lid 7.1;
  2. werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip waarop het plan rechtskracht verkrijgt, in uitvoering zijn;
  3. werken of werkzaamheden die van geringe omvang zijn, dan wel het normale onderhoud betreffen.
7.5.2 Toelaatbaarheid werk en werkzaamheden     

Werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 7.5 zijn slechts toelaatbaar, indien:

  1. deze verband houden met de doeleinden, die aan de desbetreffende bestemming zijn toegekend;
  2. hierdoor dan wel door daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen de landschappelijke-, cultuurhistorische- en natuurwaarden en kwaliteiten van de gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.

Artikel 8 Waarde - Archeologie (archeologisch waardevol gebied)     

8.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor Waarde - Archeologie (archeologisch waardevol gebied) aangewezen gronden zijn naast de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor de bescherming en het behoud van de op of in deze gronden voorkomende archeologische waarden.

8.2 Bouwregels     

Binnen de voor deze bestemming aangewezen gronden mogen:

  1. bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn;
  2. bouwwerken ten behoeve van de andere, voor deze gronden aangewezen bestemmingen worden gebouwd, indien het betreft:
    1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil niet wordt uitgebreid of
    2. bouwwerken waarvan de binnen de bestemming gelegen oppervlakte ten hoogste 30 m2 bedraagt of
    3. een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 0,4 meter en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.

8.3 Afwijken van de bouwregels     

  1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in lid 8.2 met inachtneming van de voor deze gronden geldende overige bouwregels.
  2. Afwijken als bedoeld in lid 8.3 sub a. kan, indien op basis van archeologisch onderzoek of naar het oordeel van een archeologische deskundige is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.
  3. Afwijken als bedoeld in lid 8.3 sub a. kan voorts, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie de archeologische waarden door de bouwwerkzaamheden niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het afwijken regels te verbinden gericht op:
    1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    2. het doen van opgravingen;
    3. begeleiding van de bouwwerkzaamheden door een archeologisch deskundige.

8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden     

8.4.1 Verboden werkzaamheden     

Het is verboden op of in de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie (archeologisch waardevol gebied)' zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  1. grondwerkzaamheden dieper dan 40 centimeter, waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren, het verwijderen van funderingen en het aanleggen van drainage;
  2. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  3. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  4. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
8.4.2 Toelaatbaarheid     

De werken of werkzaamheden, waarvoor het verbod van lid 8.4.1 geldt, zijn slechts toelaatbaar, indien op basis van archeologisch onderzoek of naar het oordeel van een archeologisch deskundige is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad of mogelijk schade kan worden voorkomen door aan de vergunning regels te verbinden gericht op:

  1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  2. het doen van opgravingen;
  3. begeleiding van de aanlegwerkzaamheden door een archeologisch deskundige.
8.4.3 Uitzonderingen     

Het verbod, als bedoeld in lid 8.4.1 sub a, is niet van toepassing indien:

  1. de werken die, voor zover deze zijn gelegen binnen deze bestemming, een oppervlakte hebben tot ten hoogste 30 m2 of een omvang van 30 m1;
  2. de werken of werkzaamheden mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning voor het bouwen, omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden of een ontgrondingvergunning;
  3. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van in werking treden van het plan;
  4. behoren tot het normale onderhoud en beheer van de gronden;
  5. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.

8.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk     

Het is verboden binnen de voor 'Waarde - Archeologie (archeologisch waardevol gebied)' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning (omgevingsvergunning) bouwwerken te slopen indien het oppervlak groter is dan 30 m2, de verstoringsdiepte daarbij meer dan 40 cm bedraagt en deze liggen in een beschermd stadsgezicht.

8.6 Wijzigingsbevoegdheid     

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen door de dubbelbestemming 'Waarde- archeologie (archeologisch waardevol gebied)' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat:

  1. op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  2. aanwezige archeologische waarden in voldoende mate zijn veilig gesteld.

Artikel 9 Waarde - Archeologie (hoge verwachting)     

9.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor Waarde - Archeologie (hoge verwachting) aangewezen gronden zijn naast de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor de bescherming en het behoud van de op en/of in deze gronden voorkomende archeologische waarden.

9.2 Bouwregels     

Binnen de voor deze bestemming aangewezen gronden mogen:

  1. bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn;
  2. bouwwerken ten behoeve van de andere, voor deze gronden aangewezen bestemmingen worden gebouwd, indien het betreft:
    1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil niet wordt uitgebreid of
    2. bouwwerken waarvan de binnen de bestemming gelegen oppervlakte ten hoogste 200 m2 bedraagt of
    3. bouwwerken waarvan de binnen de bestemming gelegen oppervlakte meer dan 200 m2 bedraagt, de daarmee gepaard gaan bodemingrepen niet dieper zijn dan 40 cm en dat zonder heiwerkzaamheden kan worden gebouwd.

9.3 Afwijken van de bouwregels     

  1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in lid 9.2 met inachtneming van de voor deze gronden geldende overige bouwregels.
  2. Afwijken als bedoeld in lid 9.3 sub a. kan, indien op basis van archeologisch onderzoek of naar het oordeel van een archeologische deskundige is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.
  3. Afwijken als bedoeld in lid 9.3 sub a. kan voorts, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie de archeologische waarden door de bouwwerkzaamheden niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het afwijken regels te verbinden gericht op:
    1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    2. het doen van opgravingen;
    3. begeleiding van de bouwwerkzaamheden door een archeologisch deskundige.

9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden     

9.4.1 Verboden werkzaamheden     

Het is verboden op of in de gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie (hoge archeologische verwachting)' zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  1. grondwerkzaamheden dieper dan 40 centimeter, waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren, het verwijderen van funderingen en het aanleggen van drainage;
  2. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  3. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  4. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
9.4.2 Toelaatbaarheid     

De werken of werkzaamheden, waarvoor het verbod van lid 9.4.1 geldt, zijn slechts toelaatbaar, indien op basis van archeologisch onderzoek of naar het oordeel van een archeologisch deskundige is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad of mogelijk schade kan worden voorkomen door aan de vergunning regels te verbinden gericht op:

  1. het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  2. het doen van opgravingen;
  3. begeleiding van de aanlegwerkzaamheden door een archeologisch deskundige.
9.4.3 Uitzonderingen     

Het verbod, als bedoeld in lid 9.4.1 sub a, is niet van toepassing indien:

  1. de werken die, voor zover deze zijn gelegen binnen deze bestemming, een oppervlakte hebben tot ten hoogste 200 m2 of een omvang van 200 m1;
  2. de werken of werkzaamheden mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning voor het bouwen, omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden of een ontgrondingvergunning;
  3. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van in werking treden van het plan;
  4. behoren tot het normale onderhoud en beheer van de gronden;
  5. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.

9.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk     

Het is verboden binnen de voor 'Waarde - Archeologie (hoge archeologische verwachting)' aangewezen gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning (omgevingsvergunning) bouwwerken te slopen indien het oppervlak groter is dan 200 m2, de verstoringsdiepte daarbij meer dan 40 cm bedraagt en deze liggen in een beschermd stadsgezicht.

9.6 Wijzigingsbevoegdheid     

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan te wijzigen door de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie (hoge archeologische verwachting)' geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat:

  1. op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;
  2. aanwezige archeologische waarden in voldoende mate zijn veilig gesteld.

Artikel 10 Waarde - Geomorfologie     

10.1 Bestemmingsomschrijving     

De voor Waarde - Geomorfologie aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor bescherming en instandhouding van de aanwezige leemlagen en de afstroming van grondwater naar de beken.

10.2 Bouwregels     

Het is verboden gebouwen en andere bouwwerken te bouwen dieper dan 1,5 m beneden maaiveld.

10.3 Afwijken van de bouwregels     

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.2 indien:

  • met onderzoek kan worden aangetoond dat in de bodem geen leemlagen aanwezig zijn met een relevant waterremmende werking;
  • is aangetoond dat door de werkzaamheden (waaronder onderzoeken ten behoeve van deze werkzaamheden) de waterremmende werking van de leemlagen niet geschaad zal worden;
  • naar het oordeel van het bevoegd gezag andere belangen het belang van de bescherming van de leemlagen overstijgen.

10.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden     

10.4.1 Verboden     

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  1. het afgraven van gronden;
  2. het wijzigen van de grondwaterstand door drainage, grondwateronttrekking of andere wijze;
  3. het verrichten van boringen dieper dan 1,5 m beneden het maaiveld, waaronder begrepen boringen ten behoeve van (verkennend) onderzoek.
10.4.2 Uitzonderingen omgevingsvergunningsplicht     

De in lid 5.4.1 vervatte verboden gelden niet voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden:

  1. die van geringe omvang zijn, dan wel het normale onderhoud en beheer betreffen, met dien verstande dat werkzaamheden dieper dan 1,5 meter beneden het maaiveld hieronder niet worden begrepen;
  2. werken of werkzaamheden die op het moment van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende of aangevraagde vergunning.
10.4.3 Toelaatbaarheid werken en werkzaamheden     

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 5.4.1mag alleen worden verleend indien:

  1. met onderzoek kan worden aangetoond dat in de bodem geen leemlagen aanwezig zijn met een relevant waterremmende werking;
  2. is aangetoond dat door de werkzaamheden de waterremmende werking van de leemlagen niet geschaad zal worden;
  3. naar het oordeel van het bevoegd gezag andere belangen het belang van de bescherming van de leemlagen overstijgen.
10.4.4 Voorschriften     

Aan de omgevingsvergunning kunnen voorschriften worden gebonden.

Hoofdstuk 3 Algemene regels     

Artikel 11 Anti-dubbeltelregel     

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 12 Algemene bouwregels     

12.1 Bouwen binnen bouwvlak     

  1. Indien binnen een bestemmingsvlak een bouwvlak is aangegeven mag, behoudens andersluidende bepalingen in deze regels, uitsluitend worden gebouwd binnen dit bouwvlak.
  2. Indien in een bestemmingsvlak geen bouwvlak is aangegeven, mag uitsluitend worden gebouwd voor zover daartoe in de betreffende bestemmingsregel uitdrukkelijk mogelijkheden zijn opgenomen.

12.2 Bebouwingspercentage     

  1. Indien in een bouwvlak geen bebouwingspercentage is aangegeven, mag dit vlak geheel worden bebouwd.
  2. Indien binnen een bestemmingsvlak een bouwvlak en een bebouwingspercentage zijn aangegeven is het bebouwingspercentage van toepassing op de gronden binnen het bouwvlak.
  3. Indien in een bestemmingsvlak respectievelijk bouwvlak slechts één bebouwingspercentage is aangegeven geldt dit percentage voor het gehele bestemmingsvlak respectievelijk bouwvlak.
  4. Indien in een bestemmingsvlak respectievelijk bouwvlak meerdere bebouwingspercentages zijn aangegeven, gelden deze percentages voor die delen van het bestemmingsvlak respectievelijk bouwvlak waarin ze zijn aangegeven.

Artikel 13 Algemene gebruiksregels     

13.1 Strijdigheid met bestemmingsplan     

Onder gebruik van gronden in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan:

  1. het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige woning ;
  2. het gebruik van de gronden ten behoeve van thuisprostitutie, raamprostitutie en seksinrichtingen.
  3. het gebruik van een open haard of houtkachel ten behoeve van de verwarming van woonhuizen.

13.2 Voorwaardelijke verplichting waterberging     

  1. Een op grond van artikel 3.1, 5.1 of 7.1 toegelaten woning mag niet eerder in gebruik worden genomen, dan nadat binnen het peilgebied van dit plan is voorzien in de aanleg van waterberging met een (gezamenlijke) capaciteit van 340 m3.
  2. Waterberging als bedoeld in sub a dient na de aanleg ervan duurzaam in stand te worden gehouden, tenzij is voorzien in voldoende andere bergingscapaciteit.
  3. Het bevoegd gezag is bevoegd bij een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in sub a en toestaan dat woningen in gebruik worden genomen alvorens de in sub a bedoelde waterberging (volledig) is gerealiseerd.
  4. Een omgevingsvergunning als bedoeld in sub c kan alleen worden verleend na positief advies van het waterschap.

Artikel 14 Algemene aanduidingsregels     

14.1 Overige zone - hogere waarde - railverkeer 57 dB     

  1. Met het vaststellen van het voorliggende bestemmingsplan, gebruikmakend van artikel 7c, lid 9 van het Besluit uitvoering crisis en herstelwet, is ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Overige zone - hogere waarde - 1' een hogere waarde van 57 dB ingevolge artikel 110a van de Wet geluidhinder vastgesteld;
  2. Bij woningen met een cumulatieve geluidbelasting van meer dan 55 dB (exclusief aftrek conform artikel 110g Wet geluidhinder) dient door middel van een akoestisch onderzoek naar de geluidwering van gevels te worden aangetoond dat de geluidwering van de gevels voldoet aan de hiervoor in het Bouwbesluit gestelde grenswaarde. Aanvullend op het Bouwbesluit dient voor de hoogst toelaatbare geluidsbelasting te worden uitgegaan van de gecumuleerde geluidbelasting van alle wegen;
  3. De woningen dienen te zijn voorzien van een geluidluwe zijde en – buitenruimte.

14.2 Overige zone - hogere waarde - railverkeer 62 dB     

  1. Met het vaststellen van het voorliggende bestemmingsplan, gebruikmakend van artikel 7c, lid 9 van het Besluit uitvoering crisis en herstelwet, is ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Overige zone - hogere waarde - 2' een hogere waarde van 62 dB ingevolge artikel 110a van de Wet geluidhinder vastgesteld;
  2. Bij woningen met een cumulatieve geluidbelasting van meer dan 55 dB (exclusief aftrek conform artikel 110g Wet geluidhinder) dient door middel van een akoestisch onderzoek naar de geluidwering van gevels te worden aangetoond dat de geluidwering van de gevels voldoet aan de hiervoor in het Bouwbesluit gestelde grenswaarde. Aanvullend op het Bouwbesluit dient voor de hoogst toelaatbare geluidsbelasting te worden uitgegaan van de gecumuleerde geluidbelasting van alle wegen;
  3. De woningen dienen te zijn voorzien van een geluidluwe zijde en – buitenruimte.

14.3 Overige zone - hogere waarde - wegverkeer 54 dB     

  1. Met het vaststellen van het voorliggende bestemmingsplan, gebruikmakend van artikel 7c, lid 9 van het Besluit uitvoering crisis en herstelwet, is ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Overige zone - hogere waarde - 3' een hogere waarde van 54 dB ingevolge artikel 110a van de Wet geluidhinder vastgesteld;
  2. Bij woningen met een cumulatieve geluidbelasting van meer dan 48 dB (exclusief aftrek conform artikel 110g Wet geluidhinder) dient door middel van een akoestisch onderzoek naar de geluidwering van gevels te worden aangetoond dat de geluidwering van de gevels voldoet aan de hiervoor in het Bouwbesluit gestelde grenswaarde. Aanvullend op het Bouwbesluit dient voor de hoogst toelaatbare geluidsbelasting te worden uitgegaan van de gecumuleerde geluidbelasting van alle wegen;
  3. De woningen dienen te zijn voorzien van een geluidluwe zijde en – buitenruimte.

Artikel 15 Algemene afwijkingsregels     

15.1 Bevoegdheid tot het afwijken     

Het bevoegd gezag is bevoegd om bij een omgevingsvergunning af te wijken van de regels van het plan,

voor:

  1. de in deze regels opgenomen bebouwingsregels, voor zover betreffende de maximum bouwhoogte, het maximum oppervlak en de maximum inhoud, mits de afwijking niet meer bedraagt dan 10% van de in de regels vastgelegde maten en met dien verstande dat de afwijking van maximum bouwhoogte niet meer dan 1 meter mag bedragen;
  2. de bestemmingsbepalingen voor het oprichten van:
    1. kunstobjecten en niet voor bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut, zoals transformatorstations, rioolgemalen, schakelhuisjes, telefooncellen voor zover met een inhoud groter dan 3 m3, en haltes van vervoersdiensten, alle met een inhoud van maximaal 75 m3 per bouwwerk;
    2. sirenemasten met een hoogte van maximaal 18 meter;
    3. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van (tele)communicatie:
      1. voor zover vrijstaand, met een hoogte van maximaal 20 meter;
      2. voor zover op of aan een ander bouwwerk te plaatsen, met een hoogte van maximaal 8 meter boven de aangegeven maximum bouwhoogte;
    4. geluidwerende voorzieningen voor zover deze noodzakelijk zijn ingevolge de bepalingen van de Wet geluidhinder.
  3. de in deze regels opgenomen bepalingen omtrent de maximum bouwhoogte voor het oprichten van hekwerken ten behoeve van het gebruik van platte daken als dakterras tot een maximum van 1,5 meter boven de maximaal toegestane bouwhoogte, mits:
    1. dit passend is in het bebouwingsbeeld van de omringende bebouwing en;
    2. de belangen van omwonenden met betrekking tot privacy, uitzicht en bezonning niet onevenredig worden geschaad.

15.2 Afwegingskader     

De in lid 15.1 genoemde omgevingsvergunningen worden slechts verleend, indien geen onevenredige

aantasting plaatsvindt van:

  1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. de woonsituatie;
  3. de verkeerssituatie;
  4. de sociale veiligheid;
  5. de natuur- en milieusituatie;
  6. de waterhuishoudkundige situatie;
  7. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  8. cultuurhistorische waarde.

Artikel 16 Overige regels     

16.1 Parkeren     

16.1.1 Omgevingsvergunning     
  1. Een omgevingsvergunning voor het bouwen van gebouwen wordt slechts verleend indien bij de aanvraag om een omgevingsvergunning wordt aangetoond dat gelet op de omvang of de bestemming van het gebouw in voldoende mate wordt voorzien in ruimte voor het parkeren of stallen van auto's in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort.

    Indien het wijzigen van het gebruik van gronden en/of bouwwerken - waarvoor een omgevingsvergunning is benodigd - daartoe aanleiding geeft, moet, voor wat betreft de toename in de parkeer- of stallingsbehoefte, in voldoende mate ruimte zijn aangebracht op die gronden of op de bij die bouwwerken behorende en daartoe bestemde gronden.
  2. De onder a. bedoelde ruimte voor het parkeren van personenauto's moet afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto's
  3. Aan het bepaalde onder a. wordt geacht te zijn voldaan indien de ruimte voor parkeren of stallen voldoet aan de in de Beleidsregels Parkeren van de gemeente Arnhem daartoe opgenomen normen.
16.1.2 Laden of lossen     

Indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden en lossen van goederen, dient, onverminderd het bepaalde elders in de regels van dit plan, in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in, of onder het gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort.

16.1.3 Specifieke gebruiksregels     

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in elk geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken van gronden of bouwwerken waarbij niet in voldoende mate ruimte is aangebracht en in stand wordt gehouden op eigen terrein voor het genoemde in lid 16.1.1.

16.1.4 Afwijkingsbevoegdheid     

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in de leden 16.1.1 en 16.1.2:

  1. indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit, of;
  2. voor zover op andere wijze in de benodigde parkeer- of stallingsruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.
16.1.5 Voorwaarden voor afwijking     

Afwijken van de regels, als bedoeld in de leden 16.1.1 en 16.1.2 is slechts mogelijk, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  1. de parkeersituatie in de openbare ruimte;
  2. de woon- en leefsituatie.

16.2 Woningsplitsing en verkamering     

16.2.1 Omgevingsvergunning woningsplitsing en verkamering     

Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning planologisch strijdig gebruik) de volgende activiteiten uit te voeren:

  1. het splitsen van een (gedeelte van een) gebouw waar wonen is toegestaan naar twee of meerdere zelfstandige woningen;
  2. het verkameren van een (gedeelte van een) gebouw waar wonen is toegestaan (vanaf drie onzelfstandige wooneenheden);

tenzij het een bestaande situatie betreft.

16.2.2 Uitzonderingen omgevingsvergunningsplicht hospes/hospita     

Het onder lid 16.2.1 onder b, vervatte verbod geldt niet wanneer sprake is van het verkameren door een hospes/hospita.

16.2.3 Voorwaarden woningsplitsing     
  1. Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning zoals bedoeld in lid 16.2.1, onder a, verlenen indien:
    1. de gebruiksoppervlakte van de bestaande woning gelijk is aan of groter is dan 110 m², en;
    2. de gebruiksoppervlakte van elke zelfstandige woning die als gevolg van splitsing ontstaat niet kleiner is dan 50 m², en;
    3. de gesplitste woningen over een bergingsruimte met een oppervlakte van ten minste 5 m² per woning en;
    4. de gesplitste woningen beschikken over een buitenruimte.
16.2.4 Voorwaarden verkamering     
  1. Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning zoals bedoeld in lid 16.2.1, onder b, verlenen indien:
    1. de gebruiksoppervlakte van de bestaande woning gelijk is aan of groter is dan 110 m², en;
    2. het gebouw niet opgedeeld wordt in meer dan één onzelfstandige wooneenheid per 18 m² gebruiksoppervlakte; en;
    3. het verkamerde gebouw minimaal beschikt over een bergingsruimte met een oppervlakte van ten minste 3 m² ten behoeve van de stalling van fietsen, afvalcontainer(s) of afvalzakken. Vanaf 4 onzelfstandige wooneenheden geldt als aanvullende eis dat 1m² bergingsruimte per wooneenheid wordt toegevoegd.
  2. De omgevingsvergunning zoals bedoeld in lid 17.2.1, onder b, wordt in ieder geval niet verleend indien:
    1. sprake is van verkameren met als doel het verschaffen van kortdurend verblijf van maximaal 3 maanden, te vergelijken met logies, al dan niet als onderdeel van de arbeidsvoorwaarden, aan werknemers; of
    2. zich door het verkameren een niet-verkamerd gebouw wordt ingesloten door legale kamergewijze bewoning van gebouwen aan dezelfde straat; of
    3. indien een bijgebouw in gebruik wordt genomen als onzelfstandige wooneenheid.
16.2.5 Strijdig gebruik kamergewijze bewoning     

Onder gebruik van gronden in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan:

  1. het bewonen, of laten bewonen, van een kamergewijze bewoning door meer dan één persoon per 18m² gebruiksoppervlakte;
  2. het verschaffen van kortdurend verblijf van maximaal 3 maanden, te vergelijken met logies, al dan niet als onderdeel van de arbeidsvoorwaarden aan werknemers in een kamergewijze bewoning;
  3. het gebruik van bijgebouwen als onzelfstandige wooneenheid in een kamergewijze bewoning.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels     

Artikel 17 Overgangsrecht     

17.1 Overgangsrecht bouwwerken     

17.1.1 Overgangsbepaling     

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
17.1.2 Afwijken     

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van sublid 17.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in sublid 17.1.1 met maximaal 10%.

.

17.1.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken     

Het bepaalde in lid 17.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor

geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

17.2 Overgangsrecht gebruik     

17.2.1 Overgangsbepaling     

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

17.2.2 Strijdig gebruik     

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 17.2.1 te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

17.2.3 Verbod hervatten strijdig gebruik     

Indien het gebruik, bedoeld in lid 17.2.1 na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

17.2.4 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik     

Het bepaalde in lid 17.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 18 Slotregel     

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Chw De Hes.