|
het bestemmingsplan Kernen met identificatienummer NL.IMRO.0109.023BP00000-0002 van de gemeente Coevorden;
een dienstverlenend beroep en/of bedrijf dat op kleine schaal inpandig in een woning en/of daarbij behorende bouwwerken wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende beroeps- of bedrijfsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie;
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
een op de plankaart blijkens de daarop voorkomende verklaring als zodanig opgenomen aanduiding, die aangeeft welke bestemming/aanduiding van toepassing is op de aangepijlde gronden;
een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen (niet zijnde: houtteelt, boomfruitteelt, een gebruiksgerichte paardenhouderij en een kwekerij) en/of het houden van dieren, niet zijnde: een glastuinbouwbedrijf;
een bedrijf waar overwegend door middel van handwerk producten worden vervaardigd, bewerkt, onderhouden of hersteld;
de waarde die van belang is voor de archeologie en voor de kennis van de beschavingsgeschiedenis;
de visuele waarden van het totaal aan bebouwing en de bebouwing in het landschap;
een kleinschalige aan de woonfunctie ondergeschikte accommodatie voor uitsluitend logies en ontbijt, met maximaal zes kamers en maximaal 10 personen, die in beginsel deel uitmaakt van het hoofdgebouw en onder omstandigheden in een bijgebouw mag worden gerealiseerd, zonder dat sprake is van een permanente woonsituatie;
een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop dan wel levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen;
het via een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon voeren van een zodanig beheer c.q. exploitatie, dat in de regels aangegeven recreatieverblijven daadwerkelijk recreatief verblijf plaatsvindt;
de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan huis gebonden beroep, voor detailhandel en/of verkoop van (ter plaatse geproduceerde) producten, dan wel een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke, bestaand of vergund op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan;
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die kennelijk slechts is bedoeld voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van de grond ter plaatse of het terrein, noodzakelijk is;
Gebouw of object met esthetische kwaliteit, dat opvalt in zijn omgeving of nadrukkelijk het beeld van de omgeving bepaalt, bijvoorbeeld vanwege zijn stedenbouwkundige en/of cultuurhistorische waarde;
Beeldkwaliteit is het samenstel van de beoordeling van:
Geformuleerde en toetsbare beeldkwaliteiten opgenomen in een als zodanig door de raad vastgesteld document (beeldkwaliteitsplan), welke als bijlage(n) bij deze regels is/zijn gevoegd, danwel een later door de raad vast te stellen beeldkwaliteitsplan;
gebouwen ten dienste van verblijfsrecreatieve voorzieningen, waaronder een receptiegebouw, kampwinkel, toiletgebouw en dagverblijfgebouwen;
strook – ook wel zakelijk recht strook genoemd - die is gereserveerd voor werkzaamheden van de leidingexploitant aan de buisleiding of hoogspanningsverbinding;
beperkt kwetsbaar object als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
door het Rijk aangewezen gebied, als bedoeld in artikel 1, onder g, van de Monumentenwet 1988, zoals die wet luidde voor inwerkingtreding van de Erfgoedwet, waarvan de waardevolle karakteristiek omschreven is in de toelichting bij het aanwijzingsbesluit;
bestaand en legaal aanwezig of vergund op de dag van terinzagelegging van het ontwerp van het bestemmingsplan, te weten PM;
bebouwing die op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan bestond of in uitvoering was, dan wel gebouwd is of gebouwd kan worden overeenkomstig de Woningwet of Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of krachtens die wetten gegeven voorschriften;
een inrichting waarop het Besluit externe veiligheid inrichtingen van toepassing is;
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;
een voorziening voor de huisvesting van personen die bij hun normale, dagelijkse functioneren huishoudelijke, sociale, sociaal-medische en/of medische begeleiding en/of verzorging behoeven;
werken en werkzaamheden aan/in de bodem waarvan mag worden aangenomen dat zij de cultuurhistorische waarde kunnen aantasten;
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een woonwagenstandplaats;
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, zolder, dakopbouw of setback;
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten. Indien en voorzover twee bouwpercelen middels de aanduiding 'relatie' met elkaar zijn verbonden en/of indien er sprake is van woningsplitsing conform artikel 59.3, worden deze aangemerkt als één bouwperceel;
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond en is bedoeld om ter plaatse te functioneren;
de som van de vloeroppervlaktes van alle tot het gebouw behorende binnenruimten. De oppervlakte van buitenruimten als loggia's, balkons, niet gesloten galerijen, dakterrassen en dergelijke worden hier niet tot berekent;
een horecabedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van voor consumptie bereide etenswaren, met als nevenactiviteit het verstrekken van zwak- en niet-alcoholische dranken;
een motorvoertuig waarin voorzieningen zijn getroffen voor recreatief (nacht) verblijf;
een verplaatsbaar recreatieverblijf op wielen, dat met behulp van een trekhaak achter een auto kan worden bevestigd;
een niet-zelfstandig verrijdbaar bouwwerk, bestaande uit hout of kunststof, zonder wielas en vaste verankering in de grond, dat naar de aard en de inrichting is bedoeld voor recreatief dag- en/of nachtverblijf en niet als kampeermiddel valt aan te merken;
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt;
het totaal van mogelijkheden en voorzieningen voor ontspanning of vrijetijdsbesteding op een bepaalde plaats zonder overnachtingsmogelijkheden;
voorzieningen zoals picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden, speeltuinen en banken;
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Met uitzondering van de opslag en verkoop van (consumenten) vuurwerk;
een bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting;
een gebouw, waarin de bedrijfsuitoefening hoofdzakelijk is gericht op het bieden van gelegenheid tot dansen op muziek en het serveren van al dan niet alcoholhoudende dranken;
de aan een gebied toegekende waarden die verband houden met de samenhang van dieren en planten en hun leefomgeving en/of tussen dieren en planten onderling;
het energetisch gemiddelde van de fluctuerende niveaus van het ter plaatse in de loop van een bepaalde periode optredende geluid. Het energetisch gemiddelde wordt berekend volgens de methode zoals omschreven in de Handleiding Meten en Rekenen Industrielawaai (1999);
de hoogste van de volgende twee waarden van het equivalente geluidsniveau:
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden;
een voor publiek toegankelijke, al dan niet periodieke en/of meerdaagse manifestatie, zoals sportmanifestatie, concert, bijeenkomst, voorstelling, show, tentoonstelling en thematische markt, waarvoor ingevolge regelgeving een melding moet worden gedaan dan wel vergunning of ontheffing moet worden aangevraagd en verleend;
een vorm van kinderopvang waarbij de opvang plaatsvindt op het woonadres van de gastouder, met dien verstande dat op dit adres niet meer dan een voorziening voor gastouderopvang is gevestigd, bestaande uit de gelijktijdige opvang van ten hoogste zes kinderen (inclusief eigen kinderen van 0-13 jaar) en verder zoals bepaald in de Wet Kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen;
elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
een bedrijfsmatige paardenhouderij die is gericht op het africhten van paarden, het bieden van stalruimte voor paarden, het trainen van paarden en uitbrengen in de sport, verlenen van diensten met behulp van paarden en/of de in- en verkoop van paarden, niet zijnde een manege;
bewoning of andere geluidgevoelige functies zoals bedoeld in de Wet geluidhinder dan wel het Besluit geluidhinder;
etmaalwaarde van het equivalente geluidsniveau in dB(A) op een bepaalde plaats;
een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld;
ontplofbare stoffen en voorwerpen, samengeperste, vloeibaar gemaakte of onder druk opgeloste gassen, brandbare vloeistoffen, brandbare vaste stoffen, voor zelfontbranding vatbare stoffen, stoffen die bij aanraking met water brandbare gassen ontwikkelen, stoffen die de verbranding bevorderen, organische peroxiden, giftige stoffen, infectueuze stoffen, bijtende stoffen en/of andere stoffen die voor de mens of het milieu gevaarlijk kunnen zijn; een en ander indien en voor zover zij zijn aangewezen krachtens artikel 3 van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen;
een gebouw, geen appartement, motel of pension zijnde, dat blijkens zijn indeling geschikt is om en bestemd is voor een groep of groepen te dienen als recreatief verblijf;
het uitoefenen van agrarische of natuurgerichte activiteiten die bijdragen aan het beheer van het landschap, maar niet als volwaardig, reëel of deeltijd agrarisch bedrijf aangemerkt kunnen worden.
een maximale waarde voor de geluidsbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder, dan wel het Besluit geluidhinder;
gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is. Indien het hoofdgebouw geen woning is, maar op het perceel wel een bedrijfswoning aanwezig is, wordt voor de toepassing van het bepaalde over bijbehorende bouwwerken, de bedrijfswoning als hoofdgebouw aangemerkt;
een bedrijf dat is gericht op het verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel of dranken en/of het exploiteren van een zaalaccommodatie, met uitzondering van een discotheek en partycentrum;
een gebouw van beperkte omvang met de voorzieningen van een hotelkamer - zonder kookgelegenheid - bestemd voor recreatief verblijf;
Eén of meer personen die samen een woonruimte bewonen en zichzelf niet-bedrijfsmatig voorzien van de dagelijkse behoeften. In het geval van twee of meer personen moet er sprake zijn van een duurzame gemeenschappelijke huishouding;
dat geheel of ten dele kan worden gebruikt voor recreatief dag- en/of nachtverblijf;
een terrein ter beschikking gesteld voor het plaatsen, dan wel geplaatst houden van kampeermiddelen;
ruimte voor het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek rechtstreeks te woord kan worden gestaan en geholpen;
een bouwwerk dat is aangewezen als karakteristiek object en waarvan een beschrijving is opgenomen in bijlage 1
een gebouw, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal;
het bedrijfsmatig of anders dan om niet verzorgen, opvoeden en bijdragen aan de ontwikkeling van kinderen tot de eerste dag van de maand waarop voortgezet onderwijs voor de kinderen begint;
verblijfsrecreatie op een agrarisch bouwperceel of op een woonperceel voor ten minste 5.000 m², in de vorm van een kampeerterrein van maximaal 25 kampeermiddelen;
een (agrarisch) bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van beplantingsgewassen zoals bos- en haagplantsoen, laan- en parkbomen, vruchtbomen, rozenstruiken, sierconiferen en overige sierheesters, een en ander in de vorm van vollegrondsteelt dan wel containerteelt;
een inrichting waar uitsluitend of in hoofdzaak agrarische activiteiten, zijnde het telen of kweken van landbouwgewassen of het fokken, mesten, houden of verhandelen van landbouwhuisdieren, dan wel activiteiten die daarmee verband houden worden verricht;
de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied;
elementen in het landschap die bepalend zijn voor de kernkwaliteit van een gebied;
een bedrijf, gericht op het verrichten en leveren van diensten en de daarbij behorende producten aan agrarische bedrijven (agrarisch loonwerk), alsmede het verrichten van cultuurtechnische werkzaamheden en grondverzetwerkzaamheden;
het oppervlak (of de hoogte daarvan) van het land of de bovenkant van het terrein dat een bouwwerk omgeeft;
educatieve, sociale, culturele, levensbeschouwelijke, recreatieve, verzorgende, medische en/of overheidsfuncties, met ondergeschikte detailhandel en/of horeca ten dienste van deze voorzieningen;
bedrijfsactiviteiten met een publieksgericht karakter, die zijn gericht op het bieden van gelegenheid tot het berijden en verzorgen van paarden en pony's (waaronder het lesgeven, de verhuur van paarden en pony’s en het organiseren van wedstrijden en/of andere hippische evenementen), alsook ondergeschikte horeca, ten dienste van deze activiteiten;
het bieden van zorg aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;
de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en/of biologische elementen, voorkomend in dat gebied;
een gebouw bestemd voor het realiseren van een kleinschalige voorziening voor uitsluitend de gasten van een terrein voor kleinschalig kamperen, niet zijnde een op de horeca gerichte voorziening als in de Drank- en Horecawet;
werkzaamheden die regelmatig noodzakelijk zijn voor een goed beheer van de gronden, waaronder begrepen de handhaving dan wel de realisering van de bestemming;
een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en elektriciteitsdistributie, alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen en zendmasten;
vergunning voor activiteiten als genoemd in artikel 2.1 en 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
kantoren met vergaderaccomodaties, ontvangsruimten, enz. ten behoeve van een of meerdere overheidsorganen;
elk voor mensen toegankelijk bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder, dan wel met ten hoogste één wand;
Niet-overdekte piste voorzien van een bewerkte/aangepaste bodem en eventuele omheining waar naast trainingen africhting van het paard eveneens toetsing van prestaties van de combinatie paard en ruiter in diverse disciplines kan plaatsvinden;
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;
detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;
een paardenhouderij waar uitsluitend of in hoofdzaak handelingen aan en/of met paarden worden verricht die primair gericht zijn op het voortbrengen, africhten, trainen en verhandelen van paarden;
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander persoon tegen vergoeding;
een bedrijf ten behoeve van het organiseren van dagrecreatieve evenementen dan wel het verhuren van middelen ten behoeve van dagrecreatieve evenementen met bijbehorende opslagvoorzieningen;
een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de hoofdfunctie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;
een gebouw, uitsluitend bestemd voor recreatief verblijf, waarbij de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben;
een onderkomen ten behoeve van, zoals een kampeermiddel, trekkershut, hotelkamerhuisje, stacaravan, chalet, recreatiewoning of naar aard en omvang daarmee gelijk te stellen;
een niet voor bewoning, al dan niet in het kader van een agrarisch bedrijf bestemd gebouw, dat dient voor het onderbrengen van vee tegen weersinvloeden;
de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
een bouwwerk dat dient voor het opslaan van mest, veevoeder, graan of andere bulkstoffen ten behoeve van een agrarisch bedrijf;
een verblijf ten behoeve van recreatief verblijf in de vorm van een caravan of soortgelijk onderkomen op wielen. De stacaravan moet op het terrein als aanhanger zijn te verplaatsen. Over de weg moet de stacaravan als één deel zijn te verplaatsen;
het vanaf een vaste plaats op een openbare en in de openlucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen of het anderszins aanbieden van goederen en diensten, gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel, inclusief bijbehorend meubilair waaronder terrassen, statafels, parasols en afvalbakken, zoals omschreven in de Algemene Plaatselijke Verordening;
ruimtelijke verschijningsvorm van bebouwing, die wordt bepaald door de situering, aansluitende terreinen, bouwmassa's, gevelindeling en dakvormen;
een zelfbedieningswinkel, waar een breed assortiment algemene en verse levensmiddelen en voedingsmiddelen worden verkocht, met een additioneel assortiment non-food.
een in hoofdzaak uit textiel of ander daarmee vergelijkbaar materiaal vervaardigd opvouwbaar onderkomen, bestemd voor recreatief verblijf;
tent, waarin houten wanden zijn geplaatst en waarvan het dak van tentdoek is ten behoeve van recreatief verblijf;
een kleinschalig gebouw bestaande uit een lichte constructie, niet voorzien van sanitair, dat naar de aard en inrichting voor kortdurend recreatief dag- en nachtverblijf is bedoeld;
een plaatsingsmogelijkheid voor een kampeermiddel, waarbij het kampeermiddel voor maximaal zes maanden op de standplaats is geplaatst;
verblijf voor recreatie door wisselende (groepen van) personen, die hun vaste woon- of verblijfplaats elders hebben;
een perceel grond dat zich niet in de onmiddellijke nabijheid van de woning van de gebruiker bevindt, waarop de gebruiker gewassen teelt voor eigen gebruik;
een (agrarisch) bedrijf waaruit een zelfstandig en reëel inkomen voortkomt voor minimaal één huishouden;
een tent, die over een opklapbaar frame is gespannen, en een kar waarin het frame met tent en al kan worden ingeklapt. In ingeklapte vorm is de vouwwagen achter een auto te vervoeren. In uitgeklapte vorm staat is het een tent, bestemd om recreatief in te verblijven;
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien een gebouw met meerdere zijden aan een weg grenst, de als zodanig door Burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel;
de maximale waarde voor de geluidsbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder dan wel het Besluit geluidhinder;
een bedrijf dat is gericht op de vervaardiging of assemblage van vuurwerk of de (detail)handel in vuurwerk, niet bedoeld periodieke verkoop van consumentenvuurwerk, en/of de opslag van vuurwerk en/of de daarvoor benodigde stoffen;
een werk, al dan niet overdekt, dienend om in het openbaar belang water te ontvangen, te bergen, af te voeren en toe te voeren; de boven water gelegen taluds, bermen en onderhoudspaden daaronder mede verstaan;
alle voor het openbaar verkeer openstaande wegen of paden met inbegrip van de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten.
goederen ten behoeve van een bestuurder van een motorvoertuig of diens passagiers;
een inrichting als bedoeld in onderdeel D van bijlage 1 van het Besluit omgevingsrecht;
een gebouw, of een deel van een gebouw, welke door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor de detailhandel;
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden en daaraan ondergeschikte functies;
een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of gemeenten kunnen worden aangesloten;
een zorgfunctie waarbij de sociaal-medische opvang van personen, al dan niet in de vorm van het ter plaatse woonachtig zijn, en al dan niet gecombineerd met agrarische of natuurbeherende activiteiten, in die zin dat de personen behulpzaam zijn bij de activiteiten;
een cluster van zelfstandige zorgwoningen, bedoeld voor mensen met een (fysieke) beperking, waar zorg geleverd wordt. Al dan niet in combinatie met bijbehorende ondergeschikte voorzieningen zoals horeca, kleinschalige detailhandel, dagbesteding, kort durende opname;
‘een woning of wooneenheid bestemd voor verzorgd wonen, die niet via de reguliere woningdistributie beschikbaar komt, maar waarvan minimaal een van de bewoners vanwege de beperkte zelfredzaamheid vanaf aanvang van bewoning- op basis van een ter zake van overheidswege gehanteerd systeem- is geïndiceerd voor zorg, waarbij die zorg beschikbaar is in de directe nabijheid van de woning en welke zorg door minimaal een van de bewoners ook daadwerkelijk wordt afgenomen.’
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen bouwdeel;
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
Voor zover in de regels een dakhelling is voorgeschreven, is deze niet van toepassing op de horizontale gedeelten van afgeknotte daken, de bovenste dakvlakken van mansardekappen en op dakvlakken welke niet evenwijdig aan de noklijn zijn gelegen;
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, nederwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
De kortste afstand vanaf enig punt van een bouwwerk tot de grens van een bouwperceel;
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen, worden ondergeschikte bouwdelen als:
buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 m ten opzichte van de bouwgrens of bestemmingsgrens bedraagt.
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
Voor het bouwen van overige bouwwerken gelden de volgende regels:
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats, de afmetingen en dakhelling van de bebouwing ten behoeve van:
Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken, het straat- en bebouwingsbeeld en/of de verkeersveiligheid, met een omgevingsvergunning afwijken van:
Tot een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval gerekend:
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:
De voor 'Agrarisch - Kwekerij' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
Voor overige bouwwerken geldt de volgende regel:
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats, de afmetingen en dakhelling van de bebouwing ten behoeve van:
Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken, het straat- en bebouwingsbeeld en/of de verkeersveiligheid met een omgevingsvergunning afwijken van:
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:
Tot een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval gerekend:
De voor 'Agrarisch - Paardenhouderij' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
Voor overige bouwwerken gelden de volgende regels:
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats, de afmetingen en dakhelling van de bebouwing ten behoeve van:
Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken, het straat- en bebouwingsbeeld en/of de verkeersveiligheid met een omgevingsvergunning afwijken van:
Tot een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval gerekend:
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:
De voor 'Agrarisch met waarden - Landschap' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, gelden de volgende regels:
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats, de afmetingen en dakhelling van de bebouwing ten behoeve van:
Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken, het straat- en bebouwingsbeeld en/of de verkeersveiligheid, met een omgevingsvergunning afwijken van:
Een in Afwijken genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
Tot een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval gerekend:
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren voor:
De in Vergunningplicht bedoelde omgevingsvergunning is niet vereist voor werkzaamheden die:
De in Vergunningplicht bedoelde vergunning wordt niet verleend indien door het verlenen van de vergunning onevenredige afbreuk zou worden gedaan aan de in lid 6.1 Bestemmingsomschrijving genoemde waarden van de gronden.
De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
Voor het bouwen van overige bouwwerken gelden de volgende regels:
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats, de afmetingen en dakhelling van de bebouwing ten behoeve van:
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken, het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheid, met een omgevingsvergunning afwijken van:
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en:
a. de bestemming ' Bedrijf ' wijzigen ten behoeve van de functies wonen, bedrijfsdoeleinden, recreatieve doeleinden of zorgdoeleinden, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
De voor 'Bedrijf - Brandweerkazerne' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
Voor het bouwen van overige bouwwerken gelden de volgende regels:
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats, de afmetingen en dakhelling van de bebouwing ten behoeve van:
De voor 'Bedrijf - Gasontvangststation' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
De voor 'Bedrijf - Molen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
De voor ‘Bedrijf - Nutsvoorziening’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats, de afmetingen en dakhelling van de bebouwing ten behoeve van:
De voor 'Bedrijf - Opslag' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats, de afmetingen en dakhelling van de bebouwing ten behoeve van:
Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken, het straat- en bebouwingsbeeld en/of de verkeersveiligheid, met een omgevingsvergunning afwijken van:
Het is verboden de gronden en bouwwerken te gebruiken:
De voor 'artikel 13 Bedrijf - RWZI' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats, de afmetingen en dakhelling van de bebouwing ten behoeve van:
De voor 'artikel 14 Bedrijf - Steunpunt Rijkswaterstaat' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats, de afmetingen en dakhelling van de bebouwing ten behoeve van:
De voor artikel 15 Bedrijf - Tuincentrum aangewezen gronden zijn bestemd voor tuincentrum
voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regeld:
a. de gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
b. de goot- en bouwhoogte van de gebouwen bedragen ten hoogste respectievelijk 4,5 m en 8,00 m, danwel de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze hoger zijn;
c. per bedrijf is ten hoogste
Ten aanzien van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelde de volgende regels:
a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt maximaal 2,50 m;
b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 7,50 m.
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats, de afmetingen en dakhelling van de bouwing ten behoeve van:
a. het straat- en bebouwingsbeeld, waaronder begrepen de architectonische en/ of cultuurhistorische waarde van andere bebouwing;
b. de landschappelijke inpassing;
c. de waterbergingscapaciteit;
d. de milieusituatie;
e. de verkeersveiligheid;
f. de gebruiksmogelijkheden van de nabijgelegen gronden en bebouwing;
g. de bescherming en instandhouding van het openbaar groen.
De voor 'artikel 16 Bedrijf - Verkoop motorbrandstoffen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats, de afmetingen en dakhelling van de bebouwing ten behoeve van:
Tot een gebruik in strijd met de bestemmingsomschrijving als bedoeld in lid 16.1 Bestemmingsomschrijving, wordt in elk geval gerekend:
De voor 'artikel 17 Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met de daarbijbehorende:
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen gebouwen zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
De in Vergunningplicht bedoelde omgevingsvergunning is niet vereist voor werken en werkzaamheden die:
De in Vergunningplicht bedoelde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke en natuurlijke waarden van het gebied.
De voor 'artikel 18 Centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Met de daarbij behorende:
l. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
m.water- en waterhuishoudkundige voorzieningen;
n. groen- en speelvoorzieningen;
o. tuinen, erven en verhardingen;
p. nutsvoorzieningen;q. andere bouwerken
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
Voor het bouwen van overige bouwwerken gelden de volgende regels:
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats, de afmetingen en dakhelling van de bebouwing ten behoeve van:
Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken, het straat- en bebouwingsbeeld, de verkeersveiligheid, met een omgevingsvergunning afwijken van:
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken, het straat- en bebouwingsbeeld, de verkeersveiligheid, met een omgevingsvergunning afwijken van:
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 lid 1 onder a Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen in die zin dat:
De voor ‘cultuur en ontspanning’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats, de afmetingen en dakhelling van de bebouwing ten behoeve van:
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming overeenkomstig artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening omwille van de flexibiliteit wijzigen ten behoeve van de bestemmingen:
met inachtneming van het ter zake bepaalde de regels die in dit plan zijn opgenomen voor deze bestemmingen..
De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met bijbehorende gebouwen, bergingen, entrees, bouwwerken geen gebouwen zijnde, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, speelvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, waterlopen, tuinen en erven, bushokjes, nutsvoorzieningen, bergbezinkbassins en rioolputten.
Gebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats, de afmetingen en dakhelling van de bebouwing ten behoeve van:
Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval begrepen een gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel in doe het zelf artikelen.
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 20.1 voor het toestaan van voorzieningen voor sport, cultuur en ontspanning met dien verstande dat:
De voor ‘Gemengd’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Op deze gronden zijn niet toegestaan categorieën van inrichtingen als bedoeld in de definitie van industrieterrein zoals deze is opgenomen in artikel 1 van de Wet geluidhinder (inrichtingen die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken).
In de bestemming zijn eveneens niet inbegrepen risicovolle inrichtingen.
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats, de afmetingen en dakhelling van de bebouwing ten behoeve van:
Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken, het straat- en bebouwingsbeeld, de verkeersveiligheid, met een omgevingsvergunning afwijken van:
Tot een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval gerekend:
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 lid 1 onder a Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen in die zin dat:
De voor 'artikel 22 Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Voor het bouwen van overige bouwwerken geldt de volgende regel:
Strijdig gebruik
Tot een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval gerekend
Ter plaatse van de gebiedsaanduiding ‘wetgevingszone-wijzigingsgebied-citadelpunt kan het bevoegd gezag het plan als volgt wijzigen:
De voor 'artikel 23 Groen - Brink' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
De voor ‘Groen-Stadspark’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
De voor 'artikel 25 Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met de daarbijbehorende:
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
Voor het bouwen van overige bouwwerken gelden de volgende regels:
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats, de afmetingen en dakhelling van de bebouwing ten behoeve van:
Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken, het straat- en bebouwingsbeeld, de verkeersveiligheid, met een omgevingsvergunning afwijken van:
De voor 'artikel 26 Maatschappelijk - Begraafplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met de daarbijbehorende:
De voor ‘artikel 27 Maatschappelijk - Zorgboerderij’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met de daarbijbehorende:
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
Voor het bouwen van vrijstaande bijgebouwen bij de bedrijfswoning gelden de volgende regels:
Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken, het straat- en bebouwingsbeeld en/of de verkeersveiligheid, met een omgevingsvergunning afwijken van:
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
De voor 'artikel 26 Maatschappelijk - Bijzondere woonvorm' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met daaraan ondergeschikt:
met de daarbij behorende:
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
De voor 'artikel 29 Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen gebouwen zijnde, of werkzaamheden uit te voeren voor:
De in Vergunningsplicht bedoelde omgevingsvergunning is niet vereist voor werken en werkzaamheden die:
De in Vergunningsplicht bedoelde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de in 29.1 omschreven waarden van de gronden.
De voor 'artikel 30 Recreatie - Dagrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
De voor 'artikel 31 Recreatie - Verblijfsrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met de bijbehorende:
Voor stacaravans gelden de volgende regels:
Voor bed & Breakfast gelden de volgende regels:
Voor het bouwen van chalets gelden de volgende regels:
Voor een recreatieverblijf gelden de volgende regels:
Voor beheer- en dienstgebouwen, een recreatiezaal en een restaurant gelden de volgende regels:
Voor het zwembad met bijbehorende gebouwen gelden de volgende regels:
Voor de bedrijfswoning gelden de volgende regels:
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats, de afmetingen en dakhelling van de bebouwing ten behoeve van:
De voor 'artikel 32 Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met de daarbijbehorende:
De voor ‘Sport - Manege' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
gebouwen ten behoeve van:
met de daarbij behorende:
Voor het bouwen van de gebouwen gelden de volgende regels:
Voor het bouwen van aan- en bijgebouwen gelden de volgende regels:
Voor het bouwen van overige bouwwerkengelden de volgende regels:
Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
waarbij wordt gestreefd naar het behoud en het versterken van de landschappelijke en cultuurhistorische waarden;
met de daarbijbehorende:
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 34.2, Gebouwen in die zin dat erkers bij woningen mogen worden gebouwd, mits:
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 34.3, Overige bouwwerken in die zin dat bouwwerken mogen worden gebouwd mits:
Van het bepaalde in lid 34.3, kan uitsluitend worden afgeweken, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met de daarbij behorende:
De voor ‘Verkeer - Railverkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met daarbij behorende:
De voor ‘artikel 37 Water’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met de daarbijbehorende:
De voor 'artikel 38 Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met de daarbij behorende:
Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
Dorpsstraat Noord-Sleen
Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - dorpsstraat - Noord-Sleen' gelden de volgende regels:
Schuurwoning
voor het bouwen van de gebouwen indien uit de aanvraag ongevingsvergunning blijkt dat er een schuurwoning gebouwd gaat worden gelden de volgende regels:
a. de gebouwen zullen binnen het bouwvlak worden gebouwd;
b. het aantal woningen bedraagt niet meer dan éénper bouwvlak;
c. de goothoogte van de woning bedraagt minimaal 2.50 m en maximaal 3.50 m, danwel de bestaande goothoogte indien deze meer bedraagt;
d.de bouwhoogte van de woning bedraagt maximaal 8 m, danwel de bestaande bouwhoogte indien deze meer bedragt;
e. de dakhelling van de woning zal ten minste 45 graden en ten hoogte 50 graden bedragen, danwel de bestaande dakhelling;
f. de maximale oppervlakte van de gebouwen bedraagt maximaal 200 m2 met dien verstande dat:
1. de gevelbreedte minimaal 6m enmaximaal 11 m bedraagt;
2. de lengte minimaal 12 m en maximaal 22 bedraagt.
Dorpswoning
a. de gebouwen zullen binnen het bouwvlak worden gebouwd, waarbij de woning uitsluitend binnen het bouwvlak zal worden gebouwd
b. het aantal woningen bedraagt niet meer dan één per bouwvlak;
c. de goothoogte van de woning bedraagt maximaal 3,00 m, dan wel de bestaande goothoogte indien deze meer bedraagt;
d. de bouwhoogte van de woning bedraagt maximaal 8,0 meter, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze meer bedraagt:
e. de dakhelling van de woning zal ten minste 45° en uiterlijk 50° bedragen. dan wel de bestaande dakhelling;
f. de maximale oppervlakte van de gebouwen bedraagt maximaal200 m2, met dien verstande dat:
g. de gevelbreedte minimaal 6,0 en maximaal 11,0 meter bedraagt;
h. de lengte minimaal12,0 meter en maximaal22,0 meter bedraagt;
Bestaande bebouwing Dorpsstraat 2
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
a. de gebouwen zullen binnen het bouwvlak, dan wel ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' worden gebouwd, waarbij de woning uitsluitend binnen het bouwvlak zal worden
gebouwd;
b. het aantal woningen per bouwvlak bedraagt niet meer dan het bestaande aantal;
c. de goot- en bouwhoogte van de woning zullen ten hoogste respectievelijk 3.50 m en 8,00 m bedragen, dan wel de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze meer bedragen;
d. de dakhelling van de woning zal ten minste 45° bedragen, dan wel ten minste de bestaande dakhelling indien deze kleiner is;
e. ten hoogste 50% van het bouwperceel zal met gebouwen worden bebouwd, tot
een gezamenlijke oppervlakte van ten hoogste 200 m2 indien het bouwperceel niet groter is dan 500
m2. Bij een bouwperceelgrootte van meer dan 500 rn2, maar niet meer dan 1.000 m2 zal de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste 300 rn2 bedragen en bij een bouwperceelgrootte
van meer dan 1.000 m2 zal de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste 400 m2 bedragen;
f. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen" zullen de goot- en bouwhoogte van de gebouwen ten hoogste respectievelijk 3,00 m en 6,00 m bedragen;
g. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen" zal de afstand van de gebouwen tot de perceelgrens ten minste 1 m bedragen, tenzij in de perceelgrens wordt gebouwd.
voormalige Parkschool te Coevorden
Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voormalige Parkschool Coevorden' gelde de volgende regels:
Gebouwen
de gebouwen mogen uitsluitend binnen hel bouwvlak worden gebouwd;
het aantal woningen bedraagt niet meer dan 4;
de goot- en bouwhoogte van de woning bedragen ten hoogste respectievelijk 6 m en 10,5 rn:
de dakhelling van de woning bedraagt ten minste 45°;
ten hoogste 50% van het bouwperceel mag met gebouwen worden bebouwd en tot een gezamenlijke
oppervlakte van ten hoogste 200 rn! indien het bouwperceel niet groter is dan
500 m". Bij een bouwperceelgrootte van meer dan rn", maar niet meer dan 1.000 rns
bedraagt de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste 300 m2 en bij een bouwperceelgrootte
van meer dan 1.000 m2 bedraagt de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste 400 m";
de goot- en bouwhoogte van bijgebouwen bedragen ten hoogste respectievelijk 3 m en 6 m;
bijgebouwen mogen uitsluitend op een afstand van minimaal 3 m achter de voorgevel
van de woning worden gebouwd. 2.
Overige bouwwerken
de bouwhoogte bedraagt ten hoogste 5,5 m:
de bouwhoogte van terreinafscheidingen bedraagt voor de voorgevelrooilijn ten hoogste
1 m en daarachter ten hoogste 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte op zijerven
die
grenzen aan een openbaar toegankelijk gebied op een afstand van 1 m of minder uit
de perceelgrens ten hoogste 1 m bedraagt.
Aelderstraat 1 te Aalden
Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - Aalderstraat 1 - Aalden' gelden de volgende regels:
Gebouwen
de gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt niet eerder verleend dan nadat bouwdeel
A en B gereed zijn en op de voorgeschreven wijze gemeld zijn bij het college van burgemeester
en wethouders.
de goot- en bouwhoogte bedragen ten hoogste wat is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (rn)':
de woningen worden minimaal vier tot ten hoogste zes aaneen gebouwd, met dien verstande dat binnen het gehele plangebied maximaal12 woningen worden gebouwd;
Beeldkwaliteit en ruimtelijke randvoorwaarden
Voor het bouwen van gebouwen en overige bouwwerken geldt:
a. ter plaatse van de aanduiding 'Beeldkwaliteit en inpassing' er tevens nadere eisen worden gesteld, zoals opgenomen in het Beeldkwaliteitsplan Aelderhooghe het Erratum Beeldkwaliteitsplan Aalden-Aelderhooghe;
b. ter plaatse van de aanduiding 'Beeldkwaliteit en inpassing' er tevens nadere eisen worden gesteld, zoals opgenomen in het Inpassingsplan Dorpsstraat 2, Noord-Sleen;
c. ter plaatse van de aanduiding 'Beeldkwaliteit en inpassing' er tevens nadere eisen worden gesteld, zoals opgenomen in de Stedenbouwkundige randvoorwaarden Markeweg 2, Noord-Sleen;
d. ter plaatse van de aanduiding 'Beeldkwaliteit en inpassing' er tevens nadere eisen worden gesteld, zoals opgenomen in de Stedenbouwkundige randvoorwaarden Markeweg 1, Noord-Sleen;
e. ter plaatse van de aanduiding 'Beeldkwaliteit en inpassing' er tevens nadere eisen worden gesteld, zoals opgenomen in het Beeldkwaliteitsplan Molenakkers II;
f. ter plaatse van de aanduiding 'Beeldkwaliteit en inpassing' er tevens nadere eisen worden gesteld. zoals opgenomen in de Stedenbouwkundige randvoorwaarden voormalige Parkschool-Coevorden;
g. ter plaatse van de aanduiding 'Beeldkwaliteit en inpassing' er tevens nadere eisen worden gesteld, zoals opgenomen in het Beeldkwaliteitsplan historische kern Coevorden
h. ter plaatse van de aanduiding 'Beeldkwaliteit en inpassing' er tevens nadere eisen worden gesteld, zoals opgenomen in de Stedenbouwkundige randvoorwaarden Mepperstraat 20-22, Meppen;
i. ter plaatse van de aanduiding 'Beeldkwaliteit en inpassing' er tevens nadere eisen worden gesteld, zoals opgenomen in de Stedenbouwkundige randvoorwaarden Nieuwe Krim 8-10, Nieuwe Krim;
j. ter plaatse van de aanduiding 'Beeldkwaliteit en inpassing' er tevens nadere eisen worden gesteld, zoals opgenomen in het Beeldkwaliteitsplan Ossehaar Fase A;
k. ter plaatse van de aanduiding 'Beeldkwaliteit en inpassing' er tevens nadere eisen worden gesteld, zoals opgenomen in de Beeldkwaliteitsplan Ossehaar Fase B en C;
l. ter plaatse van de aanduiding 'Beeldkwaliteit en inpassing' er tevens nadere eisen worden gesteld, zoals opgenomen in de Stedenbouwkundige randvoorwaarden Havenstraat tussen 22 en 23, Schoonoord;
m. ter plaatse van de aanduiding 'Beeldkwaliteit en inpassing' er tevens nadere eisen worden gesteld, zoals opgenomen in de Stedenbouwkundige randvoorwaarden Almaatsweg naast nr.13, Benneveld
n. ter plaatse van de aanduiding 'Beeldkwaliteit en inpassing' er tevens nadere eisen worden gesteld, zoals opgenomen in hetbijlage 23 Beeldkwaliteitsplan Jongbloed.
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats, de afmetingen en dakhelling van de bebouwing ten behoeve van:
Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken, het straat- en bebouwingsbeeld, de verkeersveiligheid, met een omgevingsvergunning afwijken van:
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - Aalderstraat 1 - Aalden' gelden aanvullend op het strijdige gebruik uit 38.5 de navolgende regels:
De voor 'artikel 39 Wonen - Markeweg 1, Noord-Sleen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met daaraan ondergeschikt:
met de daarbijbehorende:
a. De gezamenlijke oppervlakte van de in lid 39.1 Bestemmingsomschrijving onder a en b genoemde gebouwen zal per bouwperceel ten hoogste 50% van de oppervlakte van het bouwperceel bedragen en:
b. indien er 3 woningen worden gebouwd, dienen de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - zichtas' onbebouwd te blijven.
Stedenbouwkundige randvoorwaarden
Voor het bouwen van gebouwen en overige bouwwerkern geldt:
ter plaatse van de aanduiding 'Beeldkwaliteit en inpassing' er tevens nadere eisen worden gesteld, zoals opgenomen in de Stedenbouwkundige randvoorwaarden Markeweg 2, Noord-Sleen.
Voor het bouwen van een woning gelden de volgende regels:
Voor het bouwen van de in lid 39.1 Bestemmingsomschrijving onder b genoemde aanbouwen en bijgebouwen gelden de volgende regels:
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats, de afmetingen en dakhelling van de bebouwing ten behoeve van:
deDe voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met de daarbijbehorende:
Voor het bouwen van gebouwen, uitgezonderd woonwagens, gelden de volgende regels:
Voor het plaatsen van woonwagens gelden de volgende regels:
Voor het bouwen van overige bouwwerken gelden de volgende regels:
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats, de afmetingen en dakhelling van de bebouwing ten behoeve van:
Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken, het straat- en bebouwingsbeeld, de verkeersveiligheid, met een omgevingsvergunning afwijken van:
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 lid 1 onder a Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen in die zin dat:
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 lid 1 onder a Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen in die zin dat:
De voor ' Woongebied - Molenakkers II' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met daarbijbehorende:
met dien verstande dat bij een woning moet worden voorzien in ten minste één parkeerplaats op het eigen erf.
Op de voor ' Woongebied - Molenakkers II' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.
Voor een hoofdgebouw (een woning) gelden de volgende regels:
Voor aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
Voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats, de afmetingen en dakhelling van de bebouwing ten behoeve van:
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in:
Een Omgevingsvergunning wordt slechts verleend, indien:
De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende (dubbel-) bestemming(en), mede bestemd voor:
met daarbij behorende:
Er mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze (dubbel)bestemming worden gebouwd. Voor bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 42.2 Bouwregels in die zin dat de in de andere op de gronden voorkomende bestemming(en) toegelaten gebouwen en andere bouwwerken worden gebouwd, mits:
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 42.2 in die zin dat de in de andere op de gronden voorkomende (dubbel-) bestemming(en) toegelaten gebouwen en andere bouwwerken worden gebouwd, mits:
Alvorens te beslissen op een aanvraag om een omgevingsvergunning winnen burgemeester en wethouders advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of door de bouwwerken het doelmatig gebruik en de belangen van de gastransportleiding, alsmede de veiligheid met betrekking tot de gastransportleiding niet onevenredig worden geschaad en welke voorwaarden gesteld moeten worden om eventuele schade te voorkomen.
Tot een activiteit in strijd met de bestemming wordt in ieder geval gerekend:
Het is verboden om zonder een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden van toepassing zijnde (dubbel)bestemmingen:
Het bepaalde in lid 42.5, Omgevingsvergunning is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die:
Alvorens te beslissen op een aanvraag om een omgevingsvergunning winnen burgemeester en wethouders advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of door de werken, geen gebouwen zijnde, of werkzaamheden het doelmatig gebruik en de belangen van de gastransportleiding, alsmede de veiligheid met betrekking tot de gastransportleiding niet onevenredig worden geschaad en welke voorwaarden gesteld moeten worden om eventuele schade te voorkomen.
De voor 'Leiding - Hoogspanning' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende (dubbel-) bestemming(en), mede bestemd voor:
met daarbij behorende:
waarbij geldt dat deze bestemming ten opzichte van:
Er mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze (dubbel)bestemming worden gebouwd. Voor bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende regels:
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 43.2 in die zin dat de in de andere op de gronden voorkomende (dubbel)bestemming(en) toegelaten gebouwen en andere bouwwerken worden gebouwd, mits:
Alvorens te beslissen op een aanvraag om een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of door de bouwwerken het doelmatig gebruik en de belangen van de hoogspanningsleiding, alsmede de veiligheid met betrekking tot de hoogspanningsleiding niet onevenredig worden geschaad en welke voorwaarden gesteld moeten worden om eventuele schade te voorkomen.
Tot een activiteit in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval gerekend:
Het is verboden om zonder een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden van toepassing zijnde (dubbel)bestemmingen:
Het in lid 43.5, Omgevingsvergunning genoemde verbod is niet van toepassing op werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden die:
Alvorens te beslissen op een aanvraag om een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen werken en/of werkzaamheden het doelmatig gebruik en de belangen van de hoogspanningsleiding, alsmede de veiligheid met betrekking tot de hoogspanningsleiding niet onevenredig worden geschaad en welke voorwaarden gesteld moeten worden om eventuele schade te voorkomen.
De voor 'artikel 44 Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van beschermde archeologische monumenten, waarbij geldt dat deze bestemming ten opzichte van andere daar voorkomende bestemmingen van primaire betekenis is.
Voor het bouwen van bouwwerken is een omgevingsvergunning van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed noodzakelijk. Een aanvraag daartoe moet bij burgemeester en wethouders van de gemeente Coevorden worden ingediend.
Voor het aanleggen van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, is een omgevingsvergunning van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed noodzakelijk. Een aanvraag daartoe moet bij burgemeester en wethouders van de gemeente Coevorden worden ingediend.
De voor 'artikel 45 Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende (dubbel)bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden in natuurgebieden, waarbij geldt dat deze dubbelbestemming ten opzichte van andere daar voorkomende (dubbel)bestemmingen van primaire betekenis is.
Op de voor 'artikel 45 Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken worden gebouwd, mits de aanvrager een bureau-onderzoeksrapport heeft overgelegd van een daartoe bevoegd archeologisch bureau en burgemeester en wethouders van oordeel zijn dat vervolgonderzoek niet noodzakelijk is.
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 45.2 kan worden toegestaan dat bouwwerken ten dienste van en conform een andere daar voorkomende (dubbel-) bestemming worden gebouwd, mits de aanvrager een onderzoeksrapport heeft overgelegd van een daartoe bevoegd archeologisch bureau, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
Een in lid 45.3, Afwijken genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend, indien daartegen uit hoofde van de bescherming van de archeologische waarde geen bezwaar bestaat. Indien uit het in lid 45.3, Afwijken genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het toestaan van de afwijking zullen worden verstoord, kunnen aan de omgevingsvergunning voor het bouwen een of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden:
Bij voorgenomen bodemingrepen in gebieden van provinciaal belang, zoals op Bijlage 4 Archeologische beleidskaart aangegeven bij Provinciaal Belang Archeologie, zal de gemeente contact opnemen met de provincie, namens deze de provinciaal archeoloog, alvorens over de omgevingsvergunning te beslissen.
Tot een activiteit in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval gerekend:
Het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden, indien daardoor (direct of indirect) een onevenredige aantasting kan plaatsvinden van het behoud en de bescherming van de archeologische waarden, zoals deze blijken uit de aanwezigheid van historische kernen.
Het is verboden om zonder een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren, ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden van toepassing zijnde (dubbel)bestemmingen:
Het bepaalde in is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:
Bij voorgenomen bodemingrepen in gebieden van provinciaal belang, zoals op Bijlage 4 Archeologische beleidskaart aangegeven bij Provinciaal Belang Archeologie, zal de gemeente contact opnemen met de provincie, namens deze de provinciaal archeoloog, alvorens over de omgevingsvergunning te beslissen.
De voor ' artikel 46 Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende (dubbel)bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden, zoals deze blijken uit de aanwezigheid van historische kernen, waarbij geldt dat deze dubbelbestemming ten opzichte van andere daar voorkomende (dubbel)bestemmingen van primaire betekenis is.
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 46.2 Bouwregels en kan worden toegestaan dat bouwwerken ten dienste van en conform een andere daar voorkomende (dubbel)bestemming worden gebouwd met een diepte van meer dan 0,30 m, mits de aanvrager een onderzoeksrapport heeft overgelegd van een daartoe bevoegd archeologisch bureau dat werkt volgens de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van Burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
Een in Afwijken genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend, indien daartegen uit hoofde van de bescherming van de archeologische waarden geen bezwaar bestaat. Indien uit het in Afwijken genoemde onderzoeksrapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het toestaan van de afwijking zullen worden verstoord, kunnen aan de omgevingsvergunning voor het bouwen een of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden:
Tot een activiteit in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval gerekend:
Het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden, indien daardoor (direct of indirect) een onevenredige aantasting kan plaatsvinden van het behoud en de bescherming van de archeologische waarden, zoals deze blijken uit de aanwezigheid van historische kernen.
Het is verboden om zonder een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren, ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden van toepassing zijnde (dubbel)bestemmingen:
Het bepaalde in Omgevingsvergunning is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:
Hiertoe behoren niet:
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de bestemming 'Waarde - Archeologie 3' verwijderen indien de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.
De voor ' Waarde - Archeologie 4 ' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende (dubbel)bestemming (en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden, zoals deze blijken uit de aanwezigheid van historische kernen, waarbij geldt dat deze dubbelbestemming ten opzichte van andere daar voorkomende (dubbel)bestemmingen van primaire betekenis is.
Op de voor ' Waarde - Archeologie 4 ' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 47.2 kan worden toegestaan dat bouwwerken ten dienste van en conform een andere daar voorkomende bestemming worden gebouwd met een oppervlakte van meer dan 100 m2 en een diepte van meer dan 0,30 m, mits de aanvrager een onderzoeksrapport heeft overgelegd van een daartoe bevoegd archeologisch bureau, waarin de archeologische waarden van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
Een in Afwijken genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend, indien daartegen uit hoofde van de bescherming van de archeologische waarden geen bezwaar bestaat. Indien uit het in Afwijken genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het toestaan van de afwijking zullen worden verstoord, kunnen aan de omgevingsvergunning voor het bouwen een of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden:
Bij voorgenomen bodemingrepen in gebieden van provinciaal belang, zoals op Bijlage 4 Archeologische beleidskaart aangegeven bij Provinciaal Belang Archeologie, zal de gemeente contact opnemen met de provincie, namens deze de provinciaal archeoloog, alvorens over de omgevingsvergunning te beslissen.
Tot een activiteit in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval gerekend:
Het is verboden om zonder een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren, ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden van toepassing zijnde (dubbel)bestemmingen:
Het in 47.4 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:
hiertoe behoren bij landbouwkundig gebruik: grondbewerkingen tot een diepte van 0,30 m onder maaiveld; niet-bodemkerende werkzaamheden ten behoeve van het oplossen van een verdichte bodemstructuur (woelen) tot maximaal 0,10 m onder de bouwvoor en het aanbrengen van drainage, met uitzondering van het aanbrengen van drainage in gronden met de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschap';
hiertoe behoren niet: diepploegen en mengwoelen dieper dan 0,30 m beneden maaiveld, afvrager dieper dan 0,30 m beneden maaiveld, egaliseren van natuurlijk reliëf, ontginnen, aanleggen of vergraven van sloten en het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
Bij voorgenomen bodemingrepen in gebieden van provinciaal belang, zoals op Bijlage 4 Archeologische beleidskaart aangegeven bij Provinciaal Belang Archeologie, zal de gemeente contact opnemen met de provincie, namens deze de provinciaal archeoloog, alvorens over de omgevingsvergunning te beslissen.
De voor 'artikel 48 Waarde - Archeologische verwachtingswaarde' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de (verwachte) archeologische waarden, waarbij geldt dat deze bestemming ten opzichte van andere daar voorkomende bestemmingen van primaire betekenis is.
Op de voor 'artikel Waarde - Archeologische verwachtingswaarde' aangewezen gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 48.2 Bouwregels,48.2 Bouwregels en kan worden toegestaan dat bouwwerken ten dienste van en conform een andere daar voorkomende bestemming worden gebouwd met een oppervlakte van meer dan 500 m² en een diepte van meer dan 0,3 m, mits de aanvrager een onderzoeksrapport heeft overgelegd van een daartoe bevoegd archeologisch bureau dat werkt volgens de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van Burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
Een in lid 47.3, Afwijken genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend, indien daartegen uit hoofde van de bescherming van de archeologische waarde geen bezwaar bestaat. Indien uit het in lid 47.3, Afwijken genoemde onderzoeksrapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het toestaan van de afwijking zullen worden verstoord, kunnen aan de omgevingsvergunning voor het bouwen een of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden:
Tot een activiteit in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval gerekend:
Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is, ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen, een omgevingsvergunning vereist:
Het bepaalde in Omgevingvergunning is niet van toepassing op werken en werkzaamheden:
hiertoe behoren niet:
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de bestemming 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde' verwijderen indien de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.
De voor 'Waarde - Beschermd dorpsgezicht Benneveld’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende (dubbel)bestemming(en), mede bestemd voor de opbouw, het behoud en het herstel van de aan de gronden eigen landschappelijke en cultuurhistorische waarden, zoals mede verwoord in het aanwijzingsbesluit van 4 oktober 1991 van het Rijk en opgenomen in bijlage 11 bij deze regels, alsmede voor de opbouw, het behoud en herstel van de aan de gronden eigen natuurlijke waarden.
Bij de opbouw, het behoud en het herstel van de landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke waarden dient de (historische) ruimtelijke karakteristiek in acht te worden genomen. Deze karakteristiek wordt bepaald door de volgende ruimtelijke en functionele kenmerken:
Met het oog hierop dient het volgende in acht te worden genomen:
De op de toetsingskaart voor 'Waarde - Beschermd dorpsgezicht Gees' aangewezen gronden zijn tevens bestemd voor de opbouw, het behoud en het herstel van de aldaar aanwezige natuurwetenschappelijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden, zoals mede verwoord in het aanwijzingsbesluit van 12 juli 1967 van de Ministers van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk en van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en opgenomen in bijlage 12 bij deze regels, alsmede voor de opbouw, het behoud en herstel van de aan de gronden eigen natuurlijke waarden.
Bij de opbouw, het behoud en het herstel van de landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke waarden dient de (historische) ruimtelijke karakteristiek in acht te worden genomen. Deze karakteristiek wordt bepaald door de volgende ruimtelijke en functionele kenmerken:
Met het oog hierop dient het volgende in acht te worden genomen:
De voor ‘Waarde - Beschermd dorpsgezicht Oud Aalden’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de opbouw, het behoud en het herstel van de aan de gronden eigen landschappelijke en cultuurhistorische waarden, zoals mede verwoord in het aanwijzingsbesluit van 13 maart 1969 van de Ministers van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk en van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening en opgenomen in bijlage 13, alsmede voor de opbouw, het behoud en herstel van de aan de gronden eigen natuurlijke waarden.
Bij de opbouw, het behoud en het herstel van de landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke waarden dient de (historische) ruimtelijke karakteristiek in acht te worden genomen. Deze karakteristiek wordt bepaald door de volgende ruimtelijke en functionele kenmerken:
De voor ‘Waarde - Beschermd stadsgezicht Coevorden’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de opbouw, het behoud en het herstel van de aan de gronden eigen cultuurhistorische, stedenbouwkundige en situationele waarden, zoals verwoord in de toelichting bij het aanwijzingsbesluit d.d. 21 juli 2007 tot beschermd stadsgezicht Coevorden Centrum noord en zoals opgenomen in bijlage 14, met dien verstande dat de doeleinden van natuurlijke en cultuurhistorische waarden worden nagestreefd door middel van behoud en herstel van de volgende kenmerken:
Met het oog hierop dienen de volgende regels in acht te worden genomen.
Gestreefd wordt naar handhaving en versterking van cultuurhistorische en ruimtelijke waarden, zoals blijkt uit de volgende elementen:
Gestreefd wordt naar het handhaven (en waar mogelijk versterken) van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden, zoals blijkt uit de waardevolle bebouwingspatronen en het behouden van gebouwen ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’. Dit houdt in:
Burgemeester en wethouders kunnen, indien hierdoor kan worden voorkomen dat afbreuk wordt gedaan aan de specifieke ruimtelijke kenmerken en waarden zoals opgenomen in 52.1, nadere eisen stellen ten aanzien van de plaats en afmetingen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
De onder Omgevingsvergunning bedoelde omgevingsvergunning is niet vereist voor:
De voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende (dubbel)bestemming(en), mede bestemd voor:
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten behoeve van de opbouw, het behoud en het herstel en waar mogelijk versterking van de algemene landschappelijke en cultuurhistorische waarden, door middel van het overleggen van een door burgemeester en wethouders goedgekeurd erfinrichtingsplan.
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
Het bepaalde in Omgevingsvergunning is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, die:
burgemeester en wethouders verlenen uitsluitend vergunning als bedoeld onder 53.3 indien:
Alvorens te beslissen over een omgevingsvergunning als bedoeld onder de in lid 53.3, onder Omgevingsvergunning vragen burgemeester en wethouders een schriftelijk advies aan de gemeentelijke commissie voor ruimtelijke kwaliteit.
De voor 'Waarde - Karakteristiek object' aangewezen gronden en/of objecten zijn, behalve voor de andere daar voorkomende (dubbel)bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van de aldaar aanwezige karakteristieke gebouwen, bouwwerken en/of objecten.
Het is pas toegestaan om een bouwwerk (deels) te slopen indien van burgemeester en wethouders een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk is verkregen. Dit ongeacht het bepaalde in de regels bij andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen.
De omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk wordt verleend, indien is gebleken dat de in lid 54.2, onder Vergunningsplicht genoemde werken en werkzaamheden:
Om de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het (gedeeltelijk) slopen van een bouwwerk goed te kunnen beoordelen is een motivatie nodig waarom deze sloop gewenst is en waarom dit verantwoord is ten opzichte van de karakteristieke waarden welke verloren gaan.
Aan de omgevingsvergunning voor het verbouwen en / of uitbreiden van een bouwwerk kunnen voorschriften worden verbonden ter bescherming van de cultuurhistorische waarden.
Van de vergunningplicht als omschreven de in lid 54.2, onder Vergunningsplicht is normaal onderhoudswerk uitgezonderd.
Het is pas toegestaan om bodemingrepen uit te voeren indien van burgemeester en wethouders een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden is verkregen. Dit ongeacht het bepaalde in de regels bij andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen.
De omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden wordt verleend indien is gebleken dat de in lid 54.3, onder Vergunningsplicht genoemde bodemingrepen:
Om de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden goed te kunnen beoordelen is een motivatie nodig waarom het uitvoeren van de bodemingreep gewenst is en dit verantwoord is ten opzichte van de cultuurhistorische waarden die verloren gaan.
Aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk of van werkzaamheden en het verbouwen en / of uitbreiden van een bouwwerk kunnen voorschriften worden verbonden ter bescherming van de cultuurhistorische waarden.
Van de vergunningplicht als omschreven in lid 54.3 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk, onder Vergunningsplichtis normaal onderhoudswerk uitgezonderd.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen door:
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Bij de beoordeling van een aanvraag om een omgevingsvergunning voor het bouwen van een (agrarische) bedrijfswoning worden mede in aanmerking genomen bestaande woningen welke als (agrarische) bedrijfswoning zijn gebouwd of als zodanig in gebruik zijn geweest. Dus ook woningen die ten gevolge van verkoop, verhuur, bedrijfssplitsing of andere transacties niet meer als (agrarische) bedrijfswoning fungeren, worden beschouwd als (agrarische) bedrijfswoning.
Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:
Onder een gebruik in strijd met het bestemmingsplan wordt niet verstaan:
1. buisleidingen waarop het Besluit externe veiligheid buisleidingen van toepassing
is;
2. hoogspanningsleidingen;
3. buisleidingen voor het transport van water, afvalwater of stoom met een doorsnede
van 1 meter of meer en een lengte van 10 km of meer;
het gebruiken van bestaande datacommunicatiemasten voor datacommunicatie;
Ter plaatse van de aanduiding 'Beeldkwaliteit en inpassing' gelden nadere eisen met betrekking tot beeldkwaliteit en stedenbouwkundige randvoorwaarden en (landschappelijke) inpassing van bouwwerken en erfinrichting. Deze nadere eisen hebben zowel betrekking op het bouwen op het gebruiken van de gronden als op werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden..
Aanvullend op de geldende bouw- en gebruiksregels zoals opgenomen in de (dubbelbestemmingen) gelden voor het bouwen van bouwwerken en het gebruiken, in gebruik nemen en laten gebruiken van de gronden binnen de (dubbel)bestemmingen de navolgende regels:
Ter plaatse van de aanduiding 'Geluidzone - industrie' geldt dat die gronden - naast de aangewezen (dubbel)bestemming(en) - tevens bestemd zijn voor de bescherming en instandhouding van de geluidsruimte voor een industrieterrein.
Ter plaatse van de aanduiding 'Geluidzone - industrie' mogen geen nieuwe geluidgevoelige objecten worden gebouwd.
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 58.2 onder bouwregels en de bouw van nieuwe geluidgevoelige objecten worden toegestaan, mits de bestemmingsregels dit toelaten en de geluidsbeslasting op de gevels van de nieuwe geluidgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde.
Ter plaatse van de aanduiding Milieuzone - geluidsgevoelige functie zijn de gronden tevens bestemd voor de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de aanwezigheid van geluidhinderveroorzakende activiteiten.
In afwijking van het bepaalde bij de daar voorkomende bestemmingen, zijn geen nieuwe geluidsgevoelige gebouwen en bouwwerken toegestaan.
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in bouwregels voor het bouwen van nieuwe woningen overeenkomstig de daar voorkomende bestemmingen, mits de geluidhinder veroorzakende activiteiten van het geluidhinder veroorzakende object feitelijk zijn geëindigd en het niet langer mogelijk dan wel toegestaan is om ter plaatse geluidhinderveroorzakende activiteiten uit te voeren.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, op grond van en met in achtneming van het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de aanduidingen 'milieuzone - geluidsgevoelige functie' te verwijderen indien de geluidhinderveroorzakende activiteiten ter plaatse blijvend zijn beëindigd.
Ter plaatse van de aanduiding Milieuzone - geurzone zijn de gronden tevens bestemd voor de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de aanwezigheid van het geurhinderveroorzakend object.
In afwijking van het bepaalde bij de daar voorkomende bestemmingen, zijn geen nieuwe geurgevoelige objecten toegestaan.
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in Bouwregels voor het bouwen van nieuwe woningen overeenkomstig de daar voorkomende bestemmingen, mits de geurhinderveroorzakende activiteiten van het geurhinderveroorzakende object feitelijk zijn geëindigd en het niet langer mogelijk dan wel toegestaan is om ter plaatse geurhinderveroorzakende activiteiten uit te voeren.
Ter plaatse van de aanduiding 'Milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' geldt dat die gronden - naast de aangewezen (dubbel)bestemming(en) - tevens bestemd zijn voor het behoud van de kwaliteit van het grondwater als onderdeel van de drinkwatervoorziening en voor de waterhuishouding, met daarbijbehorende bouwwerken.
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de aanduiding 'Milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' wijzigen in die zin dat de zone wordt aangepast indien daartoe als gevolg van wijziging in het feitelijk gebruik, bedrijfsvoering, regelgeving of vergunningverlening aanleiding bestaat.
In afwijking van het bepaalde onder Aanduidingsomschrijving mag het bestaande gebruik van gronden en bouwwerken worden voortgezet.
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in Aanduidingsomschrijving onder b en worden toegestaan dat gebouwen en/of terreinen worden gebruikt als een kwetsbaar object binnen de als 'Veiligheidszone - bedrijf' aangeduide gronden, mits vooraf een positief advies is afgegeven door de regionale brandweer.
De voor 'Veiligheidszone - lpg' aangewezen gronden zijn, naast de aangewezen (dubbel)bestemming(en), mede aangewezen zijn voor:
Er mag geen toename plaatsvinden van het aantal kwetsbare en/of beperkt kwetsbare objecten als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen, tenzij ze behoren tot de inrichting waartoe ook het vulpunt lpg behoort.
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen en de aanduiding 'Veiligheidszone - lpg' wijzigen of verwijden in die zin dat de zone wordt aangepast indien daartoe als gevolg van wijziging in het feitelijk gebruik, bedrijfsvoering, regelgeving of vergunningverlening aanleiding toe bestaat.
Ter plaatse van de aanduiding Vrijwaringszone - molenbiotoop Alberdina, Noord-Sleen geldt dat die gronden - naast de aangewezen bestemming(en) - tevens bestemd zijn voor de bescherming en instandhouding van de functie van de in het gebied gesitueerde molen als werktuig en zijn waarde als landschapsbepalend element.
In afwijking van het bepaalde bij de daar voorkomende bestemming(en) geldt ter plaatse van de aanduiding Vrijwaringszone - molenbiotoop Alberdina, Noord-Sleen dat niet hoger mag worden gebouwd dan:
Deze regels zijn niet van toepassing op bestaande bouwwerken.
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in die zin dat ter plaatse van de aanduiding Vrijwaringszone - molenbiotoop Alberdina, Noord-Sleen de in de daar voorkomende bestemming(en) genoemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits vooraf advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de molen.
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden uit te voeren:
Het bepaalde in Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden onder a is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:
Een omgevingsvergunning als bedoeld in Afwijken van de bouwregels en Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden kan slechts worden verleend indien:
Ter plaatse van de aanduiding Vrijwaringszone - molenbiotoop De Arend, Coevorden geldt dat die gronden - naast de aangewezen bestemming(en) - tevens bestemd zijn voor de bescherming en instandhouding van de functie van de in het gebied gesitueerde molen als werktuig en zijn waarde als landschapsbepalend element.
In afwijking van het bepaalde bij de daar voorkomende bestemming(en) geldt ter plaatse van de aanduiding Vrijwaringszone - molenbiotoop De Arend, Coevorden dat niet hoger mag worden gebouwd dan:
Deze regels zijn niet van toepassing op bestaande bouwwerken.
Er kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in de sub a. in die zin dat ter plaatse van de aanduiding Vrijwaringszone - molenbiotoop De Arend, Coevorden de in de daar voorkomende bestemming(en) genoemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits vooraf advies wordt ingewonnen van de beheerder van de molen.
Voor de volgende werkzaamheden, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:
het bepaalde in Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden onder a is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:
De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het huidige en/of het toekomstig functioneren van de molen als werktuig door windbelemmering en/of waarde van de molen als landschapselement, dan wel dat door het stellen van voorwaarden hieraan voldoende tegemoet gekomen kan worden. voorafgaand moet advies worden ingewonnen bij de beheerder van de molen.
Ter plaatse van de aanduiding 58.11 Vrijwaringszone - molenbiotoop De Bente, Dalen geldt dat die gronden - naast de aangewezen bestemming(en) - tevens bestemd zijn voor de bescherming en instandhouding van de functie van de in het gebied gesitueerde molen als werktuig en zijn waarde als landschapsbepalend element.
In afwijking van het bepaalde bij de daar voorkomende bestemming(en) geldt ter plaatse van de aanduiding Vrijwaringszone - molenbiotoop De Bente, Dalen dat niet hoger mag worden gebouwd dan:
Deze regels zijn niet van toepassing op bestaande bouwwerken.
Er kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in de sub a. in die zin dat ter plaatse van de aanduiding Vrijwaringszone - molenbiotoop De Bente, Dalen de in de daar voorkomende bestemming(en) genoemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits vooraf advies wordt ingewonnen van de beheerder van de molen.
Voor de volgende werkzaamheden, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:
het bepaalde in Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden onder a is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:
De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het huidige en/of het toekomstig functioneren van de molen als werktuig door windbelemmering en/of waarde van de molen als landschapselement, dan wel dat door het stellen van voorwaarden hieraan voldoende tegemoet gekomen kan worden. voorafgaand moet advies worden ingewonnen bij de beheerder van de molen.
Ter plaatse van de aanduiding 58.12 Vrijwaringszone - molenbiotoop De Hoop, Sleen geldt dat die gronden - naast de aangewezen bestemming(en) - tevens bestemd zijn voor de bescherming en instandhouding van de functie van de in het gebied gesitueerde molen als werktuig en zijn waarde als landschapsbepalend element.
In afwijking van het bepaalde bij de daar voorkomende bestemming(en) geldt ter plaatse van de aanduiding 58.12 Vrijwaringszone - molenbiotoop De Hoop, Sleen dat niet hoger mag worden gebouwd dan:
Deze regels zijn niet van toepassing op bestaande bouwwerken.
Er kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in de Bouwregels sub a. in die zin dat ter plaatse van de aanduiding Vrijwaringszone - molenbiotoop De Hoop, Sleen de in de daar voorkomende bestemming(en) genoemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits vooraf advies wordt ingewonnen van de beheerder van de molen.
Voor de volgende werkzaamheden, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:
het bepaalde in Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden onder a is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:
De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het huidige en/of het toekomstig functioneren van de molen als werktuig door windbelemmering en/of waarde van de molen als landschapselement, dan wel dat door het stellen van voorwaarden hieraan voldoende tegemoet gekomen kan worden. voorafgaand moet advies worden ingewonnen bij de beheerder van de molen.
Ter plaatse van de aanduiding Vrijwaringszone - molenbiotoop De Hoop, Wachtum geldt dat die gronden - naast de aangewezen bestemming(en) - tevens bestemd zijn voor de bescherming en instandhouding van de functie van de in het gebied gesitueerde molen als werktuig en zijn waarde als landschapsbepalend element.
In afwijking van het bepaalde bij de daar voorkomende bestemming(en) geldt ter plaatse van de aanduiding Vrijwaringszone - molenbiotoop De Hoop, Wachtum dat niet hoger mag worden gebouwd dan:
Deze regels zijn niet van toepassing op bestaande bouwwerken.
Er kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in de sub a. in die zin dat ter plaatse van de aanduiding Vrijwaringszone - molenbiotoop De Hoop, Wachtum de in de daar voorkomende bestemming(en) genoemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits vooraf advies wordt ingewonnen van de beheerder van de molen.
Voor de volgende werkzaamheden, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:
het bepaalde in Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden onder a is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:
De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het huidige en/of het toekomstig functioneren van de molen als werktuig door windbelemmering en/of waarde van de molen als landschapselement, dan wel dat door het stellen van voorwaarden hieraan voldoende tegemoet gekomen kan worden. voorafgaand moet advies worden ingewonnen bij de beheerder van de molen.
Ter plaatse van de aanduiding Vrijwaringszone - molenbiotoop Jan Pol, Dalen geldt dat die gronden - naast de aangewezen bestemming(en) - tevens bestemd zijn voor de bescherming en instandhouding van de functie van de in het gebied gesitueerde molen als werktuig en zijn waarde als landschapsbepalend element.
In afwijking van het bepaalde bij de daar voorkomende bestemming(en) geldt ter plaatse van de aanduiding Vrijwaringszone - molenbiotoop Jan Pol, Dalen dat niet hoger mag worden gebouwd dan:
Deze regels zijn niet van toepassing op bestaande bouwwerken.
Er kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in de sub a. in die zin dat ter plaatse van de aanduiding 58.13 Vrijwaringszone - molenbiotoop De Hoop, Wachtum de in de daar voorkomende bestemming(en) genoemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits vooraf advies wordt ingewonnen van de beheerder van de molen.
Voor de volgende werkzaamheden, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:
het bepaalde in Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden onder a is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:
De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het huidige en/of het toekomstig functioneren van de molen als werktuig door windbelemmering en/of waarde van de molen als landschapselement, dan wel dat door het stellen van voorwaarden hieraan voldoende tegemoet gekomen kan worden. voorafgaand moet advies worden ingewonnen bij de beheerder van de molen.
Ter plaatse van de aanduiding Vrijwaringszone - molenbiotoop Jantiena Helling, Aalden geldt dat die gronden - naast de aangewezen bestemming(en) - tevens bestemd zijn voor de bescherming en instandhouding van de functie van de in het gebied gesitueerde molen als werktuig en zijn waarde als landschapsbepalend element.
In afwijking van het bepaalde bij de daar voorkomende bestemming(en) geldt ter plaatse van de aanduiding Vrijwaringszone - molenbiotoop Jantiena Helling, Aalden dat niet hoger mag worden gebouwd dan:
Deze regels zijn niet van toepassing op bestaande bouwwerken.
Er kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in de sub a. in die zin dat ter plaatse van de aanduiding Vrijwaringszone - molenbiotoop Jantiena Helling, Aalden de in de daar voorkomende bestemming(en) genoemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits vooraf advies wordt ingewonnen van de beheerder van de molen.
Voor de volgende werkzaamheden, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:
het bepaalde in Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden onder a is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:
De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het huidige en/of het toekomstig functioneren van de molen als werktuig door windbelemmering en/of waarde van de molen als landschapselement, dan wel dat door het stellen van voorwaarden hieraan voldoende tegemoet gekomen kan worden. voorafgaand moet advies worden ingewonnen bij de beheerder van de molen.
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de milieusituatie, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met omgevingsvergunning worden afgeweken van:
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de milieusituatie, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in het plan voor het gebruiken van voormalige agrarische bedrijfsbebouwing voor de functies wonen, bedrijf, recreatie en zorg, mits:
Het bepaalde in 59.13 en 59.14 is van overeenkomstige toepassing.
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de milieusituatie, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in het plan voor het verwezenlijken van woonruimte in bestaande bebouwing.
Het bepaalde in 59.13 en 59.14 is van overeenkomstige toepassing.
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de milieusituatie, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in het plan voor het geheel of gedeeltelijk vernieuwen, veranderen of uitbreiden van alle bij recht bestaande gebouwen binnen de bebouwde kom, mits:
Het bepaalde in 59.13 en 59.14 is van overeenkomstige toepassing.
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de milieusituatie, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in het plan voor het herbouwen of verbouwen van een bestaande woning, waarbij binnen het bestaande bouwlichaam maximaal twee wooneenheden worden gecreëerd, mits:
Het bepaalde in 59.13 en 59.14 is van overeenkomstige toepassing.
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de milieusituatie, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in het plan voor het gebruik van gronden, dat het direct gevolg is van een voor een bepaalde bouwkundige situatie te verlenen omgevingsvergunning voor afwijking van de bouwregels.
Het bepaalde in 59.13 en 59.14 is van overeenkomstige toepassing.
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de milieusituatie, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in 57.1 onder b voor het gebruik van gronden ten behoeve van kleinschalig kamperen, met dien verstande dat:
Het bepaalde in 59.13 en 59.14 is van overeenkomstige toepassing.
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de milieusituatie, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in 57.1 onder b voor het gebruik van gronden ten behoeve van tijdelijk groepskamperen, met dien verstande dat:
Het bepaalde in 59.13 en 59.14 is van overeenkomstige toepassing.
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de milieusituatie, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in het plan voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van een kampeerterrein, met dien verstande dat:
Het bepaalde in 59.13 en 59.14 is van overeenkomstige toepassing.
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 57.1 onder c. voor het realiseren van een bed & breakfastvoorziening, waarbij aan de volgende voorwaarden moet worden voldaan:
een Bed & Breakfast voorziening wordt gerealiseerd in een (bedrijfs)woning, waarvan de initiatiefnemer zelf de hoofdbewoner is;
de Bed & Breakfast voorziening moet ondergeschikt zijn aan de woonfunctie;
in afwijking van het bepaalde onder a. kan een bed and breakfastvoorziening ook in een bijbehorend bouwwerk bij een woning worden gerealiseerd, mits:
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 56.1 onder f. voor een paardrijbak, indien en voorzover:
Het bepaalde in 59.13 en 59.14 is van overeenkomstige toepassing.
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde ten aanzien van het bouwen van gebouwen voor het herschikken van de aanwezige bebouwing, indien en voor zover:
Het bepaalde in 59.13 en 59.14 is van overeenkomstige toepassing.
Burgemeester en wethouders weigeren een omgevingsvergunning voor een afwijking als bedoeld onder 59.2 tot en met 59.12 indien omliggende (agrarische) bedrijven door de afwijking, op basis van de milieuaspecten bodem, externe veiligheid, geluid, stof, geur en/of hindercirkels van desbetreffende bedrijven, in hun (toekomstige) bedrijfsvoering worden beperkt en/of belemmerd.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 lid 1 onder a Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen in die zin dat ter plaatse van de aanduiding ‘wijzigingsbevoegdheid Citadelpunt’ de bestemmingen 'Centrum', 'Groen' en 'Verkeer' worden gewijzigd voor wat betreft bestemmings- en bouwvlak(ken). Hierbij geldende de volgende voorwaarden;
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:
Een in Beeldkwaliteitsplan Molenakkers II onder a genoemde wijziging kan slechts worden vastgesteld:
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 lid 1 onder a Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen in die zin dat de geldende beeldkwaliteitsplannen, zoals opgenomen in bijlage 1 tot en met bijlage 17 evenals bijlage 19 en bijlage 20 van deze regels worden aangepast. Hierbij geldende de volgende voorwaarden:
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 lid 1 onder a Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen in die zin dat de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 2', ‘Waarde - Archeologie 3', 'Waarde - Archeologie 4' en/of 'Waarde – Archeologische verwachtingswaarde' (gedeeltelijk) worden verwijderd ofwel wordt opgelegd indien:
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 lid 1 onder a Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen in die zin dat de dubbelbestemming ‘Waarde – Karakteristiek’ wordt verwijderd, opgelegd of veranderd indien dat op basis van nader verkregen (cultuurhistorische) kennis en onderliggend onderzoek wenselijk is.
De voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
Bij het gebruiken en/of bebouwen van gronden moet te allen tijde voldaan worden aan de gemeentelijke parkeernormen (met bijbehorende eisen voor locatie en inrichting) ten behoeve van (vracht)auto's en overige verkeersvoertuigen en de daarbij horende bepalingen omtrent de ontsluiting en bevoorrading zoals opgenomen in. Deze eis geldt als een voorwaardelijke verplichting in de zin van de Wet ruimtelijke ordening.
Een omgevingsvergunning voor het bouwen of uitbreiden van een gebouw bedoeld voor wonen of een ander soort verblijf van mensen wordt slechts verleend, indien is aangetoond dat ten minste wordt of zal worden voldaan aan de parkeernormen, zoals opgenomen in publicatie 317 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie' van CROW, met dien verstande dat het totale aantal benodigde parkeerplaatsen wordt afgerond op het dichtstbijzijnde hele getal.
Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen of uitbreiden van een gebouw en/of voor de verandering van de functie van een bouwperceel met een behoefte voor het laden en lossen van goederen bepaalt bevoegd gezag een behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen voor dat gebouw.
Met een omgevingsvergunning kan gemotiveerd worden afgeweken van het bepaalde onder Toetsing van een omgevingsvergunning en Afwijken, indien:
Het afwijkingsbesluit moet worden voorzien van een motivering waaruit in ieder geval blijkt dat de ruimtelijke kwaliteit geborgd is.
Het bepaalde onder Toetsing van een omgevingsvergunning, Laden en lossen en Afwijken is niet van toepassing ingeval een bouwwerk ten gevolge van een calamiteit geheel verloren is gegaan en dit bouwwerk, indien en voor zover sprake is van dezelfde functie en omvang, wordt herbouwd en op gelijke wijze in de parkeerbehoefte wordt voorzien als voor de calamiteit feitelijk het geval was, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk teniet is gegaan.
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aanvullend aan het bepaalde in 'Toetsing van een omgevingsvergunning' en 'Laden en lossen' indien het niet voldoen aan die bepalingen gezien het gebruik en/of het bouwplan van het desbetreffende plangebied, mede gezien de omgeving, op overwegende bezwaren stuit. Het besluit tot het stellen van de nadere eis moet worden voorzien van een motivering waaruit in ieder blijkt dat de eis noodzakelijk is om de ruimtelijke kwaliteit te borgen.
De gemeente Coevorden gaat de bestemmingsplannen voor haar grondgebied herzien. In voorliggend plan gaat het om de dorpskernen en stad Coevorden (v.w.b. de woongebieden).. Dit nieuwe bestemmingsplan vervangt de huidige bestemmingsplannen, die vaak verouderd zijn en van systematiek verschillen. Alle geldende bestemmingsplannen zijn aan een scan onderworpen vanuit het oogpunt van deregulering om deze zodoende te kunnen ontdoen van overbodige en niet-handhaafbare regels en voorwaarden. Voor de verschillende sets van regels uit de oude plannen is tevens gezocht naar uniformiteit. Zonder daarmee afbreuk te doen aan de bestaande rechten van betrokken partijen.
Door alle bestemmingsplannen samen te voegen en volgens een uniforme systematiek op te stellen binnen de kaders van de huidige wettelijke standaarden (Standaard Vergelijkbaarheid Bestemmingsplannen 2012, SVBP2012) is uniformiteit bewerkstelligd in de verbeelding en de regels. Hierdoor is de rechtszekerheid en praktische hanteerbaarheid van de bestemmingsplannen vergroot.
Bijkomend voordeel is dat het bestemmingsplan ‘Kernen’ hiermee gaat voldoen aan de voorwaarden voor de omslag naar een ‘Omgevingsplan’ bij de invoering van de Omgevingswet in 2021. Doordat voldaan wordt aan de laatste digitaliseringseisen zal dit bestemmingsplan ‘Kernen’ bij de invoering van de Omgevingswet automatisch worden omgezet naar de juridische planvorm ‘Omgevingsplan’. Hiermee krijgt de gemeente een langere transitietermijn om uiteindelijk in een gemeente dekkend ‘Omgevingsplan’ te kunnen voorzien.
Dit bestemmingsplan is grotendeels conserverend van aard. Dit betekent dat de huidige situatie wordt vastgelegd, zonder grootschalige ontwikkelingen. Daar waar mogelijk en gewenst is ruimtelijke en functionele ontwikkelruimte gegeven met het uitgangspunt dat de ruimtelijke kwaliteit van de komgebieden van onze gemeente behouden blijft of daar waar mogelijk zelfs versterkt wordt.
Dit bestemmingsplan omvat alle 23 kernen binnen de gemeente Coevorden. Op alfabetische volgorde zijn dat:
In genoemde kernen zijn de volgende bestemmingsplannen van kracht:
Het doel van voorliggend bestemmingsplan is het actualiseren en digitaliseren van de bestemmingsplannen voor de kernen van de gemeente Coevorden. Dit resulteert in geactualiseerde plannen met een uniforme systematiek voor alle kernen van de gemeente Coevorden.
Tevens dient deze actualisatie ter voorbereiding op de invoering van de Omgevingswet in 2019. Bij invoering van de Omgevingswet zullen, wettelijk gezien, alle bestemmingsplannen automatisch worden omgezet naar het nieuwe wettelijke instrument, het Omgevingsplan. Hiervoor gelden wel voorwaarden. Alleen bestemmingsplannen die voldoen aan de landelijke standaard SVBP 2012 en digitaliseringseisen uit IMRO 2012 zullen na de invoering van de Omgevingswet als Omgevingsplan worden beschouwd. De meeste komplannen van Coevorden voldoen tot op heden nog niet aan deze vereisten. Met voorliggende bestemmingsplan ‘Kernen’ wordt daar wel aan voldaan.
Uitgangspunt voor het plangebied zijn de vigerende bestemmingsplannen voor de kernen. Niet tot het plangebied behoren de industrie- en bedrijventerreinen binnen de gemeente. Het plangebied betreft derhalve dus voornamelijk de woongebieden van de dorpskernen. In de stad Coevorden betreft het ook het centrumgebied van de stad. Voor de begrenzing is verder aansluiting gezocht bij het bestemmingsplan Buitengebied. Die delen van het grondgebied van de gemeente Coevorden die niet binnen het bestemmingsplan Buitengebied vallen of behoren tot de bedrijventerreinen, zijn opgenomen in het voorliggende nieuwe bestemmingsplan ‘Kernen’.
Met dit bestemmingsplan wordt tegemoetgekomen aan de wettelijke verplichting om bestemmingsplannen eenmaal in de tien jaar te herzien. Dit is gebaseerd op artikel 3.1, lid 2 van de Wet ruimtelijke ordening. In het algemeen is het bestemmingsplan conserverend van aard. De regeling is gebaseerd op de (voorheen) geldende bestemmingsplannen voor het plangebied. Onderliggende bestemmingsplannen dateren uit de periode van grofweg 2008 tot en met 2018. Gezien de lange periode en verandering in wet- en regelgeving binnen die periode is er sprake van diverse planregelingen. Bij het opstellen van voorliggende bestemmingsplan is uitgegaan van een integrale set van regels die recht doet aan de bestaande rechten binnen het plangebied. Er is uitgegaan van zo veel mogelijk ruimte bieden op basis van de meeste ruimte biedende regeling. De juridische opzet van dit bestemmingsplan is flexibel waar het kan en gedetailleerd waar nodig.
Het bestemmingsplan 'Kernen’ van de gemeente Coevorden bestaat uit de volgende stukken:
Het bestemmingsplan is als volgt opgezet:
In hoofdstuk 2 wordt een beschrijving op hoofdlijnen gegeven van het relevante rijks-, provinciaal
en gemeentelijk beleid dat een relatie heeft met het plangebied.
Hoofdstuk 3 gaat in op de ruimtelijke en stedenbouwkundige situatie per kern en beeldkwaliteit.
Hierbij wordt per kern een analyse gegeven van de ruimtelijke kenmerken en eventueel
aanwezige waardevolle aspecten. Ook komen de beschermde dorps- en stadsgezichten aan
de orde. In de paragrafen over beeldkwaliteit wordt ingegaan op de beeldkwaliteitsplannen
voor de diverse kernen.
Hoofdstuk 4 gaat vervolgens in op de relevante omgevingsaspecten voor het bestemmingsplan. Hierbij
komen externe veiligheid, water, archeologie en cultuurhistorie, de historisch geografie,
natuur en ecologie en tenslotte de infrastructuur aan de orde.
Vervolgens gaat hoofdstuk 5 in op de relevante milieuaspecten voor het bestemmingsplan.
De juridische beschrijving van het plan staat in hoofdstuk 6. In dit hoofdstuk wordt onder andere ingegaan op de voorliggende toelichting, de
verbeelding en de regels. De diverse bestemmingen worden toegelicht ter verduidelijking
van wat bedoeld wordt met de uiteindelijke regels.
In hoofdstuk 7 wordt ingegaan op de uitvoerbaarheid van het plan. Er wordt onderscheid gemaakt tussen
de economische en de maatschappelijke uitvoerbaarheid. Ook wordt er in dit hoofdstuk
ingegaan op de exploitatie en planschade die bij een bestemmingsplan horen.
Tot slot komt in hoofdstuk 8 de procedure aan bod. Hierin zijn o.a. de resultaten van het vooroverleg, inspraak
en zienswijzen verwoord.
Dit hoofdstuk behandelt het beleid dat betrekking heeft op dit bestemmingsplan. Gezien het conserverende karakter van het bestemmingsplan, is het Europese en rijksbeleid hier niet van belang. In dit plan zijn daarom ook geen Europese en Rijksbelangen in het geding. Daarom wordt slechts beperkt ingegaan op het algemeen geldende Rijksbeleid en verder alleen op het provinciaal en gemeentelijk beleid dat een relatie heeft met het plangebied en de inhoudelijke thema’s van het bestemmingsplan.
Er is geen nieuw (geactualiseerd) rijksbeleid op basis waarvan onderdelen van het bestemmingsplan zouden moeten worden geactualiseerd. Volstaan wordt met een verwijzing naar de algemene kaders die het Rijk heeft vastgelegd.
Op 11 juni 2018 is de Structuurvisie Ondergrond vastgesteld door de Minister. Hierin
is de volgende doelstelling vastgelegd:
Gezien het belang van bodem en ondergrond voor het functioneren van onze maatschappij
en de wens om een beleidsvisie op te stellen voor het toekomstig gebruik daarvan,
stellen de gezamenlijke overheden het volgende doel centraal: 'duurzaam, veilig en
efficiënt gebruik van bodem en ondergrond, waarbij benutten en beschermen met elkaar
in balans zijn.' De bodem en de ondergrond kunnen in principe benut worden voor maatschappelijke
doeleinden, mits dit veilig en zorgvuldig gebeurt.
De structuurvisie Ondergrond bevat het nationale ruimtelijk beleid voor de ondergrond,
specifiek gericht op de nationale belangen 'drinkwatervoorziening' en 'mijnbouwactiviteiten'.
Het gaat om toekomstige ontwikkelingen en nieuwe activiteiten in de diepe ondergrond
en gaat niet over het oplossen van de bestaande problematiek rond gaswinning, instabiele
zoutcavernes of verzakkingen als gevolg van oude mijnschachten.
Voorliggende bestemmingsplan bevat geen ontwikkelingsmogelijkheden die met deze belangen
en doelstellingen conflicteren.
Binnen dit hoofdthema zijn vier belangen te onderscheiden:
In het kader van dit bestemmingsplan spelen deze vier nationale belangen geen rol.
Binnen het hoofdthema zijn drie belangen benoemd:
In het kader van dit bestemmingsplan spelen deze drie nationale belangen geen rol.
Binnen het hoofdthema zijn zes belangen benoemd:
In het kader van dit bestemmingsplan komen de zes rijksbelangen – voor zover relevant
– op hoofdlijnen aan de orde in de hoofdstukken Omgevingsaspecten en Milieu. De zorgvuldige
besluitvorming komt aan de orde in meerdere hoofdstukken en voor wat betreft de procedure
daarbij met name in hoofdstuk 8. De kwaliteit van de leefomgeving wordt voldoende
gewaarborgd. Er zijn geen (aanvullende) juridische maatregelen nodig in de regels
of op de verbeelding om de genoemde rijksbelangen te borgen.
Vanwege het hogere abstractieniveau heeft de SVIR van het Rijk geen directe raakvlakken
met of gevolgen voor het voorliggende bestemmingsplan.
Het kabinet heeft in de SVIR vastgesteld dat voor een beperkt aantal onderwerpen de
bevoegdheid om algemene regels te stellen moet worden ingezet. De SVIR bepaalt welke
kader stellende uitspraken zodanig zijn geformuleerd dat deze zijn bedoeld om beperkingen
te stellen aan de ruimtelijke besluitvormingsmogelijkheden op lokaal niveau. Ten aanzien
daarvan is een borging door middel van normstelling, gebaseerd op de Wro, gewenst.
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) bevestigt in juridische zin
die kader stellende uitspraken. Door de nationale belangen vooraf in bestemmingsplannen
te borgen, wordt met het Barro bijgedragen aan versnelling van de besluitvorming bij
ruimtelijke ontwikkelingen en vermindering van de bestuurlijke drukte.
In het Barro zijn geen specifieke regels opgenomen voor het onderhavig plangebied.
Gemeenten en provincies moeten in hun bestemmingsplannen rekening houden met bekende
of te verwachten archeologische vindplaatsen. Voor het aanpassen van een archeologisch
rijksmonument, is een monumentenvergunning nodig. Archeologische terreinen zijn locaties
waar historische resten uit het verleden in de grond zitten. Bijvoorbeeld scheepswrakken
of oude nederzettingen. Het streven van de overheid is om historische resten van archeologische
vindplaatsen zo lang mogelijk onaangetast in de grond te bewaren.
Gemeenten hebben een belangrijke rol in de bescherming van archeologische terreinen.
Zij moeten in bestemmingsplannen en vergunningen rekening houden met mogelijke archeologische
vindplaatsen. Komt er bijvoorbeeld een plan om woningen te bouwen op een archeologisch
terrein? Dan moet de initiatiefnemer van het plan archeologisch vooronderzoek doen.
Op basis van dat vooronderzoek moet vervolgens het bevoegde gezag bepalen of het gebied
vrijgegeven kan worden of dat er andere maatregelen nodig zijn. Bijvoorbeeld de verplichting
om de historische resten te bewaren of de gelegenheid deze op te graven.
De belangrijkste archeologische vindplaatsen zijn beschermd als rijksmonument. Deze rijksmonumenten bevinden zich zowel in de bodem als onder water. Bijvoorbeeld grafheuvels, scheepswrakken en resten van Romeinse nederzettingen. De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) laat onderzoek doen naar deze terreinen. Het RCE bepaalt samen met de gemeente en belanghebbende of ze beschermd moeten worden. Dergelijke archeologische monumenten worden goed beschermd en vastgelegd op de archeologische waardenkaarten en ook in de bestemmingsplannen.
Om op archeologische vindplaatsen te bouwen (dus waar daadwerkelijk belanghebbende vondsten zijn gedaan), is bijna altijd een omgevingsvergunning nodig. Dit is geregeld in het bestemmingsplan. Voor het bouwen op een archeologisch rijksmonument, moet bovendien een monumentenvergunning worden aangevraagd. De RCE behandelt dergelijke vergunningsaanvragen.
De gemeente kan in het bestemmingsplan regels stellen om archeologisch vooronderzoek te laten doen, voordat er gebouwd kan worden of werken worden uitgevoerd. Hierbij wordt rekening gehouden met archeologische vindplaatsen, maar ook met de archeologische verwachtingswaarde van een gebied; kan er iets in de ondergrond zitten? Deze regels liggen vast in het bestemmingsplan.
Alle lidstaten van de Raad van Europa gaan op dezelfde manier om met archeologie en archeologische vindplaatsen. Dit staat in het Verdrag van Valletta. Nederland houdt zich aan dit verdrag met de Erfgoedwet. Daarin staat bijvoorbeeld dat we alleen nog mogen opgraven als er een certificaat voor is afgegeven. Het Verdrag van Valletta is de juridische grondslag om regels over archeologie op te nemen in een bestemmingsplan.
De Monumentenwet 1988 is ook grotendeels overgegaan in de Erfgoedwet. Met ingang van 1 juli 2016 is de Erfgoedwet in werking getreden. De wet heeft toen bestaande wet- en regelgeving voor behoud en beheer van het cultureel erfgoed in Nederland gebundeld. Bovendien zijn aan de Erfgoedwet een aantal nieuwe bepalingen toegevoegd. Het beschermingsniveau van het cultureel erfgoed in Nederland, zoals die in de oude wetten en regelingen waren opgenomen, is bij deze wetswijziging gehandhaafd.
Als gevolg van het rijksbeleid ten aanzien van de monumentenzorg, is per 1 januari 2012 een wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening van kracht. De wijziging betreft artikel 3.1.6, vijfde lid, onderdeel a, als gevolg waarvan alle cultuurhistorische waarden uitdrukkelijk dienen te worden mee gewogen bij het vaststellen van bestemmingsplannen. Dit betekent dat in aanvulling op de archeologische aspecten nu ook de overige cultuurhistorische waarden moeten worden betrokken in het onderzoek.
Aangezien in voorliggende bestemmingsplan ‘Kernen’ bepaalde gebieden zijn aangewezen
als beschermd stads- of dorpsgezicht, er binnen het plangebied diverse (rijks)monumenten
en karakteristieke objecten en structuren aanwezig zijn en er ook archeologisch waardevolle
gebieden aanwezig zijn in het plangebied, is er voor gekozen om voor deze kwaliteiten
een beschermingsregiem op te nemen in het plan. In veel gevallen bestond een dergelijk
regiem ook al in de voorgaande bestemmingsplannen.
In hoofdstuk 4 wordt inhoudelijk verder ingegaan op deze aanwezige waarden en het bijhorende planologische
regiem.
In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is opgenomen dat gemeenten en provincies
verplicht zijn om in de toelichting van een ruimtelijk besluit de zogenaamde 'ladder
voor duurzame verstedelijking' op te nemen, wanneer een zodanig ruimtelijk besluit
een nieuwe stedelijke ontwikkeling (zie art. 1.1.1 Bro) mogelijk maakt. In de toelichting
moet hiervoor een verantwoording plaatsvinden aan de hand van een drietal opeenvolgende
treden.
De eerste trede in deze ladder is een beschrijving dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling
voorziet in een actuele regionale behoefte. De vervolgstappen hebben betrekking op
de vraag of de ontwikkeling in bestaand stedelijk gebied ingepast kan worden (trede
2) en als dat niet mogelijk is op andere locaties (trede 3) die vooral goed ontsloten
moeten zijn.
De eerste vraag die beantwoord moet worden is of de ontwikkeling waarvoor dit bestemmingsplan
opgesteld is aan te merken is als een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Het antwoord
hierop is 'nee'. Er wordt geen nieuwe ontwikkeling mogelijk gemaakt. Niet voor woningen,
niet voor bedrijven en ook niet voor centrumfuncties. Bij bestaande functies is sprake
van een voortzetting van de aanwezige functies. Behoud van de vigerende planologische
rechten, inclusief flexibiliteitsbepalingen, worden niet gezien als een nieuwe stedelijke
ontwikkeling.
Het voorliggende bestemmingsplan ‘Kernen’ voorziet niet in meer of nieuwe bouwmogelijkheden
voor woningbouw, noch bedrijventerrein dan in de reeds geldende bestemmingsplannen
waren opgenomen. Een nadere toetsing aan de Ladder voor duurzame verstedelijking is
daarom niet aan de orde.
Vanuit de provincie Drenthe is de Omgevingsverordening voor dit bestemmingsplan van belang. De Omgevingsverordening geeft regels waar in een bestemmingsplan rekening mee gehouden moet worden. Deze regels zijn een vertaling van het beleid zoals dat opgenomen is in de Omgevingsvisie Drenthe, de opvolger van het Provinciaal omgevingsplan II.
De missie die de provincie in de Omgevingsvisie voor Drenthe heeft opgenomen is “Het waarderen van de Drentse kernkwaliteiten en het ontwikkelen van een bruisend Drenthe passend bij deze kernkwaliteiten.” De provinciale Omgevingsvisie 2018 vervangt de Actualisatie Omgevingsvisie Drenthe 2014. De nieuwe visie sorteert al voor op de aankomende Omgevingswet en heeft een breed integraal karakter. Naast de eerdere al opgenomen beleidsonderdelen ruimtelijke ordening (Wro), milieubeleidsplan (Wm), regionaal waterplan (waterwet) en verkeer en vervoer, omvat de Omgevingsvisie ook het beleid en de doelen voor bijvoorbeeld natuur, archeologie, biodiversiteit, werkgelegenheid, wegen en andere omgevingsaspecten.
De kernkwaliteiten van Drenthe die zijn vastgelegd in de Omgevingsvisie zijn de kwaliteiten die bijdragen aan de identiteit en aantrekkelijkheid van Drenthe. De volgende kernkwaliteiten van Drenthe zijn benoemd:
Het provinciaal belang ligt in het behouden en, waar mogelijk, ontwikkelen van deze kernkwaliteiten. Daarnaast heeft de provincie de belangen geformuleerd die zij wenst te behartigen. Deze belangen zijn van belang voor het vormgeven van de regels die de provincie heeft gesteld in haar Omgevingsverordening. In tegenstelling tot de Omgevingsvisie van de provincie, is de verordening wel bindend voor voorliggende bestemmingsplan. De Omgevingsvisie is wettelijk gezien slechts bindend voor de provincie zelf. Het is voor de gemeente Coevorden echter ook van belang om aansluiting te houden en waar mogelijk te zoeken bij de provinciale doelen en belangen. In de paragraaf Omgevingsverordening Drenthe wordt verder ingegaan op deze concrete regels die ook juridisch bindend of relevant voor voorliggende bestemmingsplan zijn.
Figuur 1; Uitsnede uit de Omgevingsvisie Drenthe, 2018
De belangen die de provincie concreet heeft benoemd in de Omgevingsvisie Drenthe zijn:
De belangrijkste provinciale ambities komen samen op de visiekaart 2030. De visie
geeft een stip op de horizon, een samenhangend beeld voor de toekomst. Op de visiekaart
is de ontwikkeling voor de robuuste systemen vastgelegd. Zie ter illustratie ook de
uitsnede in Figuur 2 of op de provinciale viewer.
In z’n algemeenheid kan geconcludeerd dat de belangen van de provincie Drenthe met
name gericht zijn op het landelijke gebied, dus buiten de bestaande stedelijke structuur.
Daarnaast zijn enkele thematische onderwerpen van belang in het stedelijke gebied,
vooral als het om ontwikkeling daarvan gaat. Denk daarbij aan de woningbouw, bedrijventerrein
en de infrastructuur.
Voorliggende bestemmingsplan is conserverend van aard en maakt geen nieuwe ontwikkelingen
mogelijk. Het plangebied is begrensd op de bestaande komplannen binnen de gemeente
Coevorden. Uit de kernkwaliteiten-analyse is gebleken dat er geen sprake is van provinciale
kernkwaliteiten waarmee in dit plan rekening moet worden gehouden.
De visies en beleidsbelangen die de provincie Drenthe heeft op het gebied van cultuurhistorie zijn in de Omgevingsvisie (2018) en de beleidsnota Cultuurhistorisch Kompas (2009) verwoord. Het borgen van het beleidsbelang vindt, afhankelijk van de ambities die aan de orde zijn, door de provincie plaats op drie sturingsniveaus, namelijk respecteren, voorwaarden stellen, eisen stellen. In het kader van onderhavig bestemmingsplan zijn de esdorpen en de stad Coevorden van provinciaal belang. De relatie tussen esdorp, es, beekdal en open doorzichten worden specifiek in de Omgevingsvisie benoemd. En Coevorden heeft als middeleeuwse stad en vestingstad waardevolle karakteristieken: het middeleeuwse kasteel en de kasteelmotte, het radiale stratenpatroon en de resterende vestingstructuren uit de vestingperiode. Ten aanzien van de esdorpen wil de provincie sturen op het in stand houden van de karakteristiek van het esdorpenlandschap, namelijk de ruimtelijke samenhang tussen dorp, es en beekdal. Elementen als reliëf en beplanting (houtwallen, esranden) zijn hierin evenzeer van belang. Voor dorpen geldt in het bijzonder dat de ruimtelijke structuur in stand moet worden gehouden en bij uitbreiding moet worden doorgezet. Dit betekent een afwisseling van bebouwing, beplantingen, brinken, open plekken en doorzichten naar het achterliggende landschap. Voor de stad Coevorden geldt dat het karakter als vestingstad, bovengronds en ondergronds, in stand moet worden gehouden.
In de gemeentelijke beleidsnota Het Kapitaal van Coevorden (2012) is vastgelegd hoe de gemeente waardevolle gebouwen, cultuurlandschappelijke elementen en archeologische gebieden en terreinen wil beschermen. Als aanvulling op de inventarisatie die aan deze beleidsnota ten grondslag ligt (De Boer et al., 2011, ADC-rapport 2760) heeft de gemeente recentelijk de cultuurhistorische elementen in de kernen laten inventariseren en waarderen (Bijlage 21; Dijkstra en Schrijer 2017, MUG publicatie 2017-189 ). De resultaten hiervan zijn opgenomen in het bestemmingsplan: te behouden elementen zijn middels regels beschermd. Hierdoor wordt recht gedaan aan de ambities, belangen en verantwoordelijkheden van provincie en gemeente om cultuurhistorische waarden te beschermen.
Literatuur:
De Boer, A.G., C.J. Frank, E. Jacobs & A. Botman, 2011. Handleiding bij de Cultuurhistorische Inventarisatie van de gemeente Coevorden. ADC-rapport 2760, Amersfoort, ADC ArcheoProjecten.
Dijkstra, L. & E. Schrijer, 2017. Cultuurhistorische rapportage groen en infrastructuur bestemmingsplan kernen, gemeente Coevorden. MUG-publicatie 2017-189.
Met de Omgevingsverordening 2018 vertaalt de provincie Drenthe zijn Omgevingsvisie
Drenthe door naar een Verordening voor de planologisch relevante aspecten in de fysieke
leefomgeving. De Verordening schrijft voor dat, wanneer bij een ruimtelijk plan kernkwaliteiten
betrokken zijn, deze in het plan uiteengezet worden. Daarbij wordt aangegeven in welke
mate het plan bijdraagt aan het behoud en de ontwikkeling van de betrokken kernkwaliteiten.
De Omgevingsvisie Drenthe en de uitwerkingen daarvan geven hiervoor aanwijzingen.
Dit bestemmingsplan is een vervanging van een bestaande juridische regeling. In de
(on)mogelijkheden voor het gebied verandert niets. De bebouwing van het plangebied
is in de omgevingsverordening voorzien; de bebouwing is volledig opgenomen binnen
de grenzen van het bestaand stedelijk gebied. Om deze reden kan hier worden volstaan
met een summiere beschrijving van de regels uit de Omgevingsverordening 2018. Dit
zal zich met name richten op de regels zoals opgenomen in hoofdstuk 2 van de verordening;
het ‘ruimtelijk omgevingsbeleid’.
De provincie Drenthe wil doorgaans terughoudend omgaan met het neerleggen van provinciale ruimtelijke belangen in een verordening. Voor bepaalde onderdelen heeft de provincie daartoe een plicht, waaronder de regeling voor het Natuurnetwerk Nederland. In de verordening heeft de provincie ook regels opgenomen over provinciale belangen waarover de provincie:
Uitwerking van beleid voor een aantal thema’s uit de Omgevingsvisie is nog in ontwikkeling. De provincie zal op die onderwerpen binnen de geldende kaders eventueel nadere regels stellen. Bijvoorbeeld als het gaat om zonne-energie en windenergie. In dat geval treedt de provincie eerst in overleg met de partners, hieronder de gemeenten.
Titel 2.2 van de verordening gaat over de ruimtelijke kwaliteit van Drenthe. De drie
aspecten ‘Kernkwaliteiten’, ‘Zorgvuldig ruimtegebruik’ en ‘Milieu- en Leefomgevingskwaliteit’ zijn in de regels terug te vinden. Maar ook komen deze terug in titel 2.3 over ‘Bruisend Drenthe’.
Op de kaarten van de Verordening worden de ‘kernkwaliteiten’ van de provincie weergegeven.
Deze zijn gelijk per gebied gedifferentieerd. Niet overal gelden dezelfde kernkwaliteiten
of mate daarvan. In de begripsbepalingen zijn de kernkwaliteiten gedefinieerd. De
volgende kaarten bevatten de volgende kernkwaliteiten:
Figuur 2. Uitsnede uit kaart A - Stiltegebieden, Omgevingsverordening Drenthe 2018
Figuur 3; Uitsnede uit kaart D3 - Nationaal Natuur Netwerk, Omgevingsverordening Drenthe 2018
In de regeling is opgenomen dat in principe binnen het bestaand stedelijk gebied de verantwoordelijkheid voor kernkwaliteiten bij de gemeenten ligt. Alleen voor archeologie en cultuurhistorie stelt de provincie concrete regels. De betreffende kernen staan dan op de kaarten D4 en D6. Deze regels zijn als verantwoordingsplicht ingericht. Gemeenten zullen binnen de kaders van de Omgevingsvisie de betreffende kernkwaliteiten moeten uitwerken naar hun ruimtelijke plan. Hiervoor geven de Omgevingsvisie en specifieke beleidsregelingen van de provincie de kaders.
Figuur 4. Uitsnede kaart D1 – Bestaand stedelijk gebied uit Omgevingsverordening Drenthe 2018.
In titel 2.3 worden de randvoorwaarden gegeven die van provinciewege gelden voor nieuwe ontwikkelingen. In artikel 2.9 is geregeld wat verstaan wordt onder het bestaand stedelijk gebied. Deze gebieden zijn opgenomen in de kaart ‘Bestaand stedelijk gebied’. De begrenzing is feitelijk van aard en heeft daarom géén directe consequenties. Indirect kent de begrenzing wel gevolgen. In de begripsbepalingen is de definitie van het bestaand stedelijk gebied opgenomen:
bestaand stedelijk gebied: |
Artikel 2.9 over de aanwijzing van het ‘Bestaand stedelijk gebied’ stelt dat gebieden
zoals opgenomen in Figuur 5 als bestaand stedelijk gebied moeten worden gezien. Op
grond van een (onherroepelijk) bestemmingsplan voor nieuwe ontwikkelingen, of bij
feitelijke onjuistheden kunnen Gedeputeerde Staten de begrenzing aanpassen. In het
opvolgende artikel 2.10 volgt de verantwoordingsplicht voor de gemeente voor elk ruimtelijk
plan dat de beoogde ontwikkelingen passen binnen de strategische opgaven van de provincie.
Hierbij wordt de link gelegd naar de kaart Strategische Opgaven 2030 uit de provinciale
Omgevingsvisie voor het desbetreffende gebied. Ook artikel 2.11 stelt diverse voorwaarden
die in een bestemmingsplan moeten worden verantwoord bij nieuwe ontwikkelingen. Het
gaat dan over bodemenergie, opslag van afvalstoffen of radioactief afval in de ondergrond
of CO2 in de ondergrond.
In artikel 2.19 heeft de verordening regels gesteld ten aanzien van mobiliteit. Deze
regels hebben betrekking op ruimtelijke plannen met nieuwe woningbouwlocaties, voorzieningen,
kantoren, (dag)recreatieve voorzieningen of bedrijven, die wezenlijke verkeersbewegingen
kunnen veroorzaken en gevolgen kunnen hebben op de verkeersafwikkeling via de bestaande
infrastructuur. Deze plannen moeten hiervoor een verantwoording geven. Voorliggende
bestemmingsplan bevat geen grootschalige ontwikkelingsmogelijkheden van de genoemde
functies. Derhalve zijn de regels uit artikel 2.19 hier niet relevant.
In artikel 2.17 wordt geregeld hoe bestemmingsplannen nieuwe woningbouw moeten verantwoorden. Hoewel het bestemmingsplan geen nieuwe woningbouw toestaat, anders dan al mogelijk binnen de vigerende bestemmingsplannen, ligt er wel een relatie met het (regionale) woningbouwprogramma en de woonvisie van de gemeente Coevorden. In deze recente woonvisie voor Coevorden heeft de gemeente op basis van nieuwe prognoses het oude woonplan bijgesteld. Dit bestemmingsplan voorziet in het (gedeeltelijk) terugbrengen van de realisatiemogelijkheden voor nieuwe woningen. Om die reden is hier ook een verantwoording naar derden op zijn plaats en wordt hier kort ingegaan op de woningbouwregels uit de Omgevingsverordening. De volgende onderdelen van de regeling zijn van belang:
Artikel 2.17 Woningbouw
|
De verantwoording van de woningbouw in Coevorden is uitgewerkt in de Woonvisie 2017-2022. Hiermee wordt tegemoet gekomen aan lid 1 van artikel 2.17 uit de verordening. De leden 2 en 3 uit het artikel betreft ontwikkeling van woningen in het buitengebied. Dit speelt buiten het plangebied en deze regels zijn derhalve niet relevant voor voorliggende bestemmingsplan. In paragraaf 2.3.2 wordt nader ingegaan op de woonvisie.
In artikel 2.18 worden daarnaast ook regels gesteld voor bedrijventerreinen. Ook hier
gaat het primair over de ontwikkeling van nieuwe of uitbreiding van bestaande bedrijventerreinen.
Dergelijke ontwikkelingen moeten regionaal afgestemd worden, waarbij alleen de kern
Coevorden binnen de gemeente een regionale werklocatie kent. Alle andere kernen kunnen
alleen voorzien in kleinschalige en lokaal georiënteerde bedrijvigheid.
Voor zowel uitbreiding van terreinen als nieuwe bedrijventerreinen geldt dat er sprake
moet zijn van een beeldkwaliteitplan dat aan de regels van het bestemmingsplan moet
zijn gekoppeld. En bedrijven mogen niet zwaarder zijn dan milieucategorie 3 uit de
VNG-brochure ‘Bedrijven en milieuzonering’. Zwaardere categorieën mogen alleen als
de gemeente daarvoor een uitzonderingsbeleid heeft vastgesteld.
Tot slot beperkt de verordening de mogelijkheden voor detailhandel: nieuwe detailhandel
mag niet concurreren met het bestaande kernwinkel gebied. En zogenaamde weidewinkels
worden door lid 7 zelfs uitgesloten.
Artikel 2.18 Bedrijvigheid
|
Aangezien de Omgevingsverordening vooral regels stelt ten aanzien van ontwikkelingen
in het bestaande stedelijke gebied en het voorliggende bestemmingsplan ‘Kernen’ binnen
het bestaande stedelijk gebied is gelegen, maar niet in nieuwe planologische ontwikkelingen
voorziet, zijn de meeste regels uit de Verordening niet relevant. Voor wat betreft
woningbouw en de aangepaste Woonvisie voldoet het bestemmingsplan aan de bepalingen
uit de verordening.
Voor wat de diverse kernkwaliteiten die in het stedelijke gebied van Coevorden aanwezig
zijn, voorziet het bestemmingsplan in de diverse juridische regelingen die hieraan
tegemoet komen. Het betreft dan de aspecten archeologie, cultuurhistorie, natuur
(Nationaal NatuurNetwerk), Aardkundige waarden en landschap. Veel hiervan komen terug
in de voorwaarden die het plan stelt aan de opgenomen binnenplanse ontwikkelingsmogelijkheden.
Het bestemmingsplan gaat over de bestaande kernen van de gemeente Coevorden. Hierbij geldt het algemene ruimtelijke beleid van de gemeente. Op onderdelen is dat beleid specifiek vastgelegd, bijvoorbeeld voor de bedrijventerreinen en de beschermde dorpsgezichten. Meer in het algemeen gelden voor het plangebied de hoofdlijnen van het ruimtelijke beleid zoals opgenomen in de Structuurvisie Coevorden 2013-2023, in de Woonvisie, Mobiliteitsplan Coevorden en het welstandsbeleid. Deze beleidslijnen worden in de navolgende paragrafen kort weergegeven.
De Structuurvisie Coevorden (vastgesteld d.d. 10 december 2013) geeft een strategische
ruimtelijke visie op de ontwikkelingen van het grondgebied van de gemeente Coevorden
voor de periode tot 2022. De gemeente geeft daarin onder meer aan waar nog ruimtelijke
ontwikkelingen voorzien zijn. Een onderscheid wordt daarbij gemaakt in meer algemene
uitgangspunten en specifieke aspecten.
Voor de grotere kernen is in de visie specifiek beleid geschreven. De structuurvisie
gaat in op de verschillende landschappen en thema’s die relevant zijn voor de ontwikkeling
van de gemeente komende periode:
Figuur 5. Kernenkaart uit Structuurvisie Coevorden 2013-2023.
Voor een aantal deelgebieden binnen de gemeente worden specifieke ambities beschreven. Het gaat dan om de grotere kernen Coevorden, Dalen, Oosterhesselen, Aalden/Zweeloo, Sleen en Schoonoord.
Naast de stad Coevorden bevinden zich in de gemeente diverse kleinere kernen (esdorpen, veendorpen en wegdorpen). De kleinere kernen tonen veel overeenkomsten met de typen landschappen die in de gemeente aanwezig zijn. In de meeste dorpen is de van oorsprong vooral agrarische functie steeds minder sterk aanwezig en is de woonfunctie van groter belang geworden.
Esdorpen
De uitbreiding van de esdorpen heeft vooral vanaf de wederopbouwperiode plaats gevonden
in de vorm van planmatige woonstraten rondom de kern of in de kern. De bestaande kernen
tonen een vrij stabiel ontwikkelingspatroon. Er vinden weinig veranderingen plaats
in de dorpen zelf. Veel boerderijen zijn verbouwd tot woonboerderijen. Binnen de gemeente
Coevorden zijn de esdorpen erg geliefde vestigingsplaatsen vanwege hun uitgesproken
karakter en mooie boerderijen. Alle esdorpen liggen binnen het plangebied.
Naast de esdorpen zijn er ook nog esgehuchten. Deze esgehuchten bestaan van oorsprong
uit een aantal boerderijen, die los gegroepeerd zijn rond of bij een complex oude
bouwlanden. De meeste boerderijen zijn nog als zodanig in gebruik. Een enkele boerderij
is omgebouwd tot woonboerderij. De esgehuchten vallen niet binnen het plangebied.
Veendorpen
De veendorpen zijn ontstaan als nederzetting voor veenarbeiders in de kanaalveenontginningen.
Hiervan zijn nog restanten bewaard gebleven. Kenmerkend is de rechthoekige structuur
van de dorpen zoals in de uitbreidingswijken van 1945-1970 gebruikelijk is. De veendorpen
vallen binnen het plangebied van het bestemmingsplan.
Wegdorpen en lintbebouwing
Daarnaast zijn er nog wegdorpen. Dit zijn de geclusterde bebouwingen langs een bepaalde
weg. Vaak gescheiden door open ruimten. De eerste bebouwing vond plaats op de scheiding
tussen zandgebied en veengebied. De boerderijen en woningen staan allemaal op zandgronden.
Dalerveen is één van de wegdorpen. Deze ligt ook binnen het plangebied.
Een specifieke vorm van een wegdorp is de lintbebouwing. Hierbij is minder structuur
in de bebouwing. Deze is meer ontstaan door ‘natuurlijke verdichting’. De verdichting
varieert sterk en bestaat vooral uit boerderijen en arbeiderswoningen. De lintbebouwingen
van De Kiel, Schoonoord, ’t Haantje en Nieuwe Krim vallen binnen het plangebied.
Masterplan Centrum Coevorden
Het stadsvernieuwingsproces dat in 1999 is gestart is nog niet af, ondanks dat de
afgelopen jaren grote stappen zijn gezet in de uitvoering. Er zijn nieuwe prioriteiten
voor de stadsvernieuwing ontstaan. Het doel van het nieuwe wensbeeld (‘Wensbeeld Coevorden,
2001’ en ‘Welkom in Coevorden, Actualisatie wensbeeld centrum Coevorden’ uit 2012)
is om de binnenstad weer een bruisend stadshart te laten zijn. Voor parkeren in het
centrum wordt gezocht naar een geschikte oplossing; voldoende ruimte voor kort parkeren
in het centrum en het lang parkeren in de periferie. Een ambitie is ook het doortrekken
van de buitengracht vanaf het van Heutszpark. Hiermee kunnen zowel de stedelijke waterbergingsopgave
als stimulering van toerisme worden ingevuld.
De twee gebiedsontwikkelingen Integrale Gebiedsontwikkeling Stationsomgeving (IGO)
en Holwert-zuid zullen projectmatig en integraal worden aangepakt.
Figuur 6. Uitsnede Structuurvisie Coevorden 2013-2023, stad Coevorden
Voor Holwert-zuid is reeds in 2013 een bestemmingsplan vastgesteld en inmiddels in werking. In dit transformatiegebied worden detailhandel en woningbouw ontwikkeld. Dit plangebied maakt geen onderdeel uit van voorliggende bestemmingsplan. Het stationsgebied wordt grotendeels binnen het geldende bestemmingsplan ontwikkeld. In dit gebied gaat het vooral om verbetering van het openbare stationsgebied, de ontsluiting en inrichting. Vooralsnog worden daar geen concrete planologische ontwikkelingen voorzien en volstaat het vigerende planologische regiem. Daar waar nodig worden nieuwe planologische ontwikkelingen via een afzonderlijk traject vormgegeven en niet via voorliggende bestemmingsplan.
Wonen
De gemeente ziet Coevorden voorlopig als de potentiële groeikern. Hoewel bevolkingskrimp
dichterbij komt blijft een passend woningaanbod een gemeentelijke opgave. Het woningbouwprogramma
is al eerder bijgesteld sinds vaststelling van de structuurvisie 2013-2023. Uitgangspunt
blijft dat uitvoering van projecten in het centrum prioriteit heeft. In andere kernen
zal het woningbouwprogramma worden beperkt.
Extra woningbouw bovenop de uitvoeringsprojecten uit het programma kan, maar dat moet
van toegevoegde waarde zijn. Onder meer door het oplossen van knelpunten of voor een
bepaalde doelgroep. Nieuwe woningbouwlocaties zullen in principe niet meer worden
toegevoegd. In vooral de naoorlogse wijken moet nog wel een kwaliteitsslag worden
gemaakt. Onder meer door meer differentiatie in huurwoningen. En voor senioren en
andere doelgroepen.
Bedrijventerreinen
Binnen de zes bedrijventerreinen is bij het opstellen van de structuurvisie nog voldoende
terrein beschikbaar en uitgeefbaar. Afstemming van bedrijfstypen met het grensoverschrijdende
bedrijventerrein Europark vindt plaats. De voorraad is voldoende voorlopig. Eerder
heeft de gemeente de plannen voor een bedrijventerrein (De Watering) ten noorden van
de N34 daarom ook al geschrapt. Thans wordt dat ontwikkeld als zonnepark. Het bestemmingsplan
hiervoor valt buiten het voorliggende plangebied.
Op termijn houdt de gemeente de optie open voor nieuwe bedrijventerreinen langs de
aanwezige logistieke infrastructuur. Coevorden lijkt op termijn een geschikte locatie
voor bijvoorbeeld een zogenaamde dryport voor de grote zeehavens. De gemeente sluit
niet uit, dat, na een brede afweging, op termijn meer bedrijventerrein nodig is. Voorliggende
bestemmingsplan voorziet daar vooralsnog niet in
Figuur 7. Uitsnede Structuurvisie, kern Dalen.
Ruimtelijke hoofdstructuur
Dalen heeft wonen als hoofdfunctie met accenten op recreatieve- en toeristische voorzieningen.
De huidige infrastructuur is hierbij een vast gegeven. De structuur kan gehandhaafd
blijven. De karakteristieke laanbeplanting en lintbebouwing, met name langs de Hoofdstraat
en andere uitlopers vanuit het centrum van Dalen, moet behouden blijven en waar mogelijk
versterkt worden.
Wonen
Dalen heeft een zeer hoge score als woonlocatie. Dalen kent – in vergelijk met de
overige kernen in Coevorden – een relatief jonge bevolking. In alle leeftijdsklassen
wordt groei verwacht. Daarmee is er een hoge woningvraag, vooral in het duurdere koopsegment,
Aangezien Dalen één van de grotere kernen in Coevorden is en een goede bereikbaarheid
en relatief hoogvoorzieningenniveau heeft, moet voor wat betreft het vestigingsklimaat
rekening worden gehouden met instroom vanuit de omliggende dorpen.
De gemeente voorziet nieuwe woningbouwlocaties in Dalen. Dalen is benoemd als een
van de kernen met de meeste groeipotentie. Uitgangspunt bij uitbreiding is om ruimte
te bieden om in te kunnen spelen op de eventuele woonbehoefte in deze kern. Gefaseerde
ontwikkeling is mogelijk. Uiteraard moeten de woningbouwlocaties, vanwege de hoge
cultuurhistorische waarden in Dalen, goed inpasbaar gemaakt worden.
Bedrijven
De lokale ondernemers in Dalen zijn aangewezen op het industrieterrein ’t Kleine Veld.
Door te revitaliseren en efficiënter te benutten kan er naar de toekomst toe nog ruimte
ontstaan. Uitbreiding van het terrein kan vanuit gemeentelijk en provinciaal oogpunt
alleen als daarmee lokale knelpunten worden opgelost.
Groen en recreatie
Rondom het dorp worden de groene parken en de dorpsranden verbonden door middel van
een fiets- en wandelpad dat gekoppeld is aan de langzaam verkeersstructuur binnen
het dorp. Deze routes worden verbonden met De Huttenheugte
en Plopsaland. Bezoekers kunnen Dalen hierdoor gemakkelijker vinden. Nieuwe functies
zoals kleinschalige horeca of galeries kunnen het gebied een kwaliteitsimpuls geven.
Figuur 8. Uitsnede Structuurvisie, kern Oosterhesselen.
Ruimtelijke hoofdstructuur
Bij ontwikkelingen streven we naar het doorbreken van de fysieke barrière aan de oostzijde
van de kern en het creëren van zichtrelaties. Aan de westzijde is de verwevenheid
wel aanwezig en die moet behouden dan wel versterkt worden.
Ontwikkelingen binnen en grenzend aan de Burgemeester de Kockstraat moeten bijdragen
aan het handhaven en versterken van de identiteit van de kern. De Burgemeester de
Kockstraat vormt de verbindende lijn tussen de verschillende gebieden. Deze hoofdstraat
moet continuïteit uitstralen.
De oude brink is beeldbepalend. De cultuurhistorische waardevolle samenhang die nu
aanwezig is tussen bebouwing, open ruimte en groen moet behouden en versterkt worden.
Ontwikkelingen moeten hier aan bijdragen: versterken van de groene en open uitstraling
in combinatie met de boerderijen. Hergebruik van agrarische locaties kan ten dienste
staan van deze boerderijen.
Het overgangsgebied draagt niet bij aan de identiteit van Oosterhesselen als karakteristiek
brinkdorp. In het overgangsgebied wil de gemeente graag ontwikkelingen die de kwaliteit
van het gebied verhogen. Door de centrale situering in de kern vormt het gebied een
ideale ontmoetingsplek. Het herinrichten van de openbare ruimte kan bijdragen aan
het verbeteren van de kwaliteit en beleving van dit gebied.
Het lint moet in zijn huidige opzet worden gehandhaafd. De kwaliteit en de uitstraling
van de Burgemeester de Kockstraat met de brede groene bermen en statige eiken willen
we behouden. Doorzichten naar het achterliggende landschap aan de westzijde moeten
ook gehandhaafd blijven.
Wonen
Oosterhesselen heeft een relatief lage score op de kernenkansenkaart. Er is een afname
in bewonersaantal. Nieuwbouw in Oosterhesselen is beperkt. Nieuwbouw wordt slechts
incidenteel, middels een afweging van het college, toegelaten. Als er woningbouw plaatsvindt,
dan moet er zorgvuldig gekeken worden naar de cultuurhistorische en landschappelijke
waarden.
Bedrijven
De bestaande bedrijven, die lokaal gebonden zijn, kunnen binnen de kern gehandhaafd
blijven. Bij grotere uitbreiding of nieuwsvestiging is verplaatsing gewenst. Verdere
uitbreiding in de vorm van een bedrijventerrein is niet aan de orde. Dit past niet
in de ruimtelijke en functionele karakteristiek van Oosterhesselen.
Figuur 9
. Uitsnede Structuurvisie, kern Aalden / Zweeloo.
Ruimtelijke hoofdstructuur
Aalden en Zweeloo hebben beide karakteristieke kernen. Oud-Aalden heeft zelfs een
beschermd dorpsgezicht. De mooie dorpsranden van zowel Aalden als Zweeloo moeten worden
behouden en versterkt. Alleen in Aalden kan aan de zuidelijke dorpsrand nog woningbouw
worden gerealiseerd (Aelderhoge). Een goede landschappelijke inpassing en behoud van
de aanwezige groenstructuren zijn van belang. Bij verdere ontwikkelingen moet een
zorgvuldige overgang naar het omliggende landschap en de nabijgelegen omgevingswaarden
worden gerealiseerd.
Beide kernen (Zweeloo en Oud-Aalden) hebben in de oudste gedeelten nog een grotendeels
oorspronkelijke wegenstructuur, met brinken en karakteristieke boerderijen. Deze elementen
moeten worden behouden en waar nodig wordt de historische uitstraling versterkt.
Langs het centrumlint Aelderstraat / Hoofdstraat zijn in de loop der jaren verschillende
voorzieningen gevestigd. Er is echter sprake van een toenemende leegstand. Concentratie
van deze voorzieningen langs dit lint is een mogelijke oplossing hiervoor. Uitgangspunt
hierbij is dat concentratie plaatsvindt binnen een maximale acceptabele loopafstand
tussen de winkels en parkeerplaatsen. Mits passend binnen de het lint en de primaire
woonfunctie zijn aansluitend hierop echter wel voorzieningen mogelijk. De woonfunctie
mag hier niet door worden verstoord. Hiervoor kunnen onder andere leegstaande locaties
worden benut.
Wonen
Beide kernen scoren hoog als woonlocatie. Mede door het voorzieningenniveau. Vanwege
de hoge landschappelijke en cultuurhistorische waarden, moet woningbouw goed inpasbaar
gemaakt worden. In Aalden zijn nog enkele inbreidingslocaties mogelijk. De gemeente
heeft er voor gekozen om slechts incidenteel, middels een afweging van het college,
woningbouw toe te laten.
Woningbouw op inbreidingslocaties kan onder voorwaarde van een goede afronding van
de dorpsrand. Hierbij moet de aanwezige groenstructuur behouden blijven en een goede
overgang tussen het beschermd dorpsgezicht Oud-Aalden en het beekdal van de Aelderstroom
plaatsvinden. In alle gevallen moet woningbouw passend zijn bij het dorpse karakter.
Bedrijven
De bestaande bedrijven, die lokaal gebonden zijn, kunnen binnen de kern gehandhaafd
blijven. Bij grotere uitbreiding of nieuwsvestiging is verplaatsing gewenst. Verdere
uitbreiding van het huidige bedrijventerrein Klooster is vanuit gemeentelijk en provinciaal
oogpunt niet aan de orde. Hoogstens als bestaande knelpunten in de dorpen worden opgelost.
Figuur 10
. Uitsnede Structuurvisie, kern Sleen.
Ruimtelijke hoofdstructuur
Oud Sleen is beeldbepalend voor Sleen. In dit gedeelte van Sleen is het karakter van
een esdorp nog volop aanwezig. Deze waardevolle elementen moeten worden behouden.
Ontwikkelingen moeten bijdragen aan versterking van het karakter van Oud Sleen.
Het andere gedeelte van Sleen heeft stedenbouwkundig gezien een heel andere structuur
als Oud Sleen. Dit gebied is in verschillende fases ontwikkeld waardoor het karakter
van de wijken verschilt. Uitbreiding van woningen en/of industrie ten oosten van de
N376 is ongewenst.
Wonen
Sleen is een aantrekkelijke woonlocatie. Het voorzieningenniveau is goed. Er liggen
goede kansen om eigen mensen te behouden en nieuwe bewoners aan te trekken. Sleen
heeft groeipotentie, wat ook in het woningbouwprogramma is geborgd. Uitgangspunt is
ruimte bieden aan eventuele woonbehoefte in deze kern. Uitbreiding van Sleen zal primair
op het terrein rondom de manege aan de Zetelveenweg .
Bedrijven
De bestaande bedrijven, die lokaal gebonden zijn, kunnen binnen de kern gehandhaafd
blijven. Bij grotere uitbreiding of nieuwsvestiging is verplaatsing gewenst. Verdere
uitbreiding in de vorm van een bedrijventerrein is alleen bij knelpunten aan de orde.
Figuur 11
. Uitsnede Structuurvisie, kern Schoonoord.
Ruimtelijke hoofdstructuur
Het beleid voor Schoonoord is er op gericht om deze originele bebouwing en de structuur
van het lint te behouden en waar mogelijk te versterken. Ter plaatse van het centrumgebied
is de oorspronkelijke lintbebouwing in de loop der tijd behoorlijk verdicht. De ontwikkeling
van Schoonoord heeft zich vanuit de bestaande hoofdstructuur in zuidwestelijke richting
doorgezet (Schoonoord-Zuid).
Wonen
Schoonoord is een aantrekkelijk woondorp, vooral voor in de vorm van eigenbouw. Er
is behoefte aan nieuwe woningen in het lage tot middeldure segment. In de kern Schoonoord
wordt weinig nieuwe marktontwikkelingen verwacht. Hierom wordt slechts incidenteel,
middels een afweging van het college, woningbouw toegelaten.
Bedrijven
Lokaal gebonden bedrijven kunnen binnen de kern gehandhaafd blijven. Uitbreiding en
vestiging moet op het nieuwe bedrijventerrein van Schoonoord plaatsvinden. Daarna
wordt geen verdere ontwikkeling van bedrijven in Schoonoord verwacht.
De omgeving waarin wij wonen verandert continu. Mensen komen in onze gemeente wonen
of verhuizen naar een andere plek. In de Woonvisie is beschreven op welke manier de
woningvoorraad in de gemeente zich kan ontwikkelen. Hierbij is gekeken naar de bevolkingsontwikkelingen
en de maatschappelijke ontwikkelingen binnen de stad en de verschillende dorpen in
de gemeente Coevorden. Op 19 december 2017 heeft de raad van Coevorden de Woonvisie
2017-2022 vastgesteld.
Een taak van de gemeente is om de woningmarkt zowel kwantitatief als kwalitatief in
balans te houden. Niet te veel of te weinig woningen, maar ook de juiste woningen
zijn van belang om vraag en aanbod bij elkaar te kunnen brengen. Het streven van
de gemeente is om vraag en aanbod op de woningmarkt, zowel kwantitatief als kwalitatief
zo goed mogelijk in evenwicht te brengen. Kwantitatief betekent dat wij streven naar
een ‘gezonde spanning’ tussen vraag en aanbod op de woningmarkt. Kwalitatief betekent
dat partijen er naar streven dat er voor alle bevolkingsgroepen, met al hun gedifferentieerde
woonwensen, een passend aanbod op de woningmarkt is.
Komende 10 jaar zal er naar verwachting in Coevorden een bevolkingsafname en een verandering
in de huishoudenssamenstelling plaatsvinden. Er is per saldo minder vraag naar woningen.
De gemeente kan vanuit verschillende invalshoeken en rollen een bijdrage leveren aan de gewenste evenwichtige ontwikkeling van de woningmarkt. In de eerste plaats hebben wij natuurlijk onze publiekrechtelijke (overheids-)taken op het gebied van de ruimtelijke ontwikkeling. Met instrumenten als structuurvisies, bestemmingsplannen en (omgevings-)vergunningen oefenen wij een regulerende invloed op de woningmarkt uit. De gemeente kan nieuwbouw van bepaalde type woningen wel of niet toestaan of wel of geen toestemming verlenen voor bestemmingswijzigingen. Niet alleen het toestaan van een nieuwe woonbestemming, maar ook het ‘wegbestemmen’ van bijvoorbeeld woonfuncties kan aan de orde zijn om een ‘goede ruimtelijke ordening te realiseren. Vanzelfsprekend is de gemeente daarbij aan vastgestelde eisen en wettelijke randvoorwaarden gebonden en vindt dit soort beslissingen altijd in overleg met belanghebbenden plaats. Deze rol komt nadrukkelijk aan de orde in voorliggende bestemmingsplan. De gemeente maakt onder andere voor enkele positief bestemde woningbouwkavels een heroverweging op grond van de Woonvisie en ander (recent) vastgesteld beleid.
In de Woonvisie is in bijlage 1 de ‘Gemeentelijke standpuntbepaling reductie plancapaciteit
koopsector’ opgenomen. Hierin wordt geconcludeerd dat door onderstaande stappen te
zetten en maatregelen te treffen, de gemeente naar haar inschatting redelijk in de
buurt kan komen van haar doelstelling uit de Woonvisie en het woningbouwprogramma:
maximaal circa 200 extra woningen in de stad Coevorden en maximaal circa 150 extra
woningen in de dorpen/kernen laten ontwikkelen. Hierbij is de gemeente mede afhankelijk
van andere partijen. De voortgang zal de gemeente dan ook permanent monitoren en zo
nodig de inzet daarop aanpassen.
De stappen en maatregelen die worden voorgesteld betreft de volgende voor wat betreft
het voorliggende bestemmingsplan:
In de woonvisie wordt voorgesteld om voor de koopsector tot een forse vermindering
van het aantal nieuw te bouwen woningen in de gemeente Coevorden te komen. Dit is
door de gemeenteraad overgenomen bij vaststelling van de Woonvisie. De huidige plancapaciteit
van circa 1000 nieuw te bouwen woningen in de koopsector willen wij reduceren tot
maximaal circa 350. Ongeveer 200 in de stad Coevorden en ongeveer 150 woningen in
de dorpen/kernen. In concrete maatregelen betekent dit:
Op basis van bovenstaande beoordelingscriteria heeft de gemeente alle lopende en uitvoerbare, maar nog niet gerealiseerde woningbouwplannen beoordeeld en de volgende categorisering aangebracht:
Slechte en matige plannen:
Er zijn bij deze plannen, die matig of slecht scoren geen belangen die dusdanig zwaar
wegen dat (delen van) plannen toch door zouden kunnen. Van deze plannen zullen we
zoveel mogelijk afscheid nemen en inzetten op deprogrammeren.
Matige tot gemiddelde plannen:
Een aantal grotere projecten, alle vier in de kern Coevorden, scoort niet goed. Deels
scoren ze gemiddeld, deels matig. Het betreft hier vooral overcapaciteit in de stad
Coevorden, waar per saldo het overcapaciteitsprobleem groter is. Om deze reden wordt
op deze plannen grotendeels ingezet op het schrappen van een groot deel van de plancapaciteit.
Bij enkele van de bovenstaande plannen (Molenakkers, Jongbloed, Geesbrug) wordt er vooralsnog voor gekozen om de plancapaciteit planologisch-juridisch niet te laten vervallen maar alleen de feitelijke ontwikkeling en kavelverkoop op te schorten.
Goede tot uitstekende plannen
Bij de goed tot uitstekend beoordeelde plannen zijn er naast het kwalitatieve afwegingskader
geen specifieke redenen of factoren die een andere keuze dan puur op kwaliteit vragen.
Deze plannen scoren goed tot zelfs uitstekend en kunnen dus wat ons betreft al dan
niet in zijn geheel doorgaan. De ontwikkelaars blijven uiteraard zelf verantwoordelijk
voor mogelijke afzetrisico’s.
In de Woonvisie geeft de gemeente Coevorden haar beleid weer met betrekking tot het
deprogrammeren van het aantal geplande nieuw te bouwen woningen. Gelet op de krimpende
bevolking is er in de Woonvisie een nieuwe balans gevonden tussen de woningvraag en
het geplande aanbod en de toekomstige woningbehoefte. In paragraaf 2.3.2 is hier uitvoerig
op ingegaan. Voor het overige verwijzen wij naar de door de gemeenteraad vastgestelde
Woonvisie 2017-2022, d.d. 19 december 2017.
In de vigerende bestemmingsplannen zijn diverse nieuwbouwlocaties opgenomen. Deels
met een directe werking en deels met een indirecte werking. Voor deze laatste categorie
dient voor afgifte van een omgevingsvergunning een wijzigingsbevoegdheid uitgewerkt
te worden. Bij de actualisatie van de vigerende bestemmingsplannen is op basis van
de Woonvisie gekeken naar de nieuwbouwlocaties en afgewogen of deze in het nu voorliggende
plan wederom opgenomen worden.
Daar waar vergunning en/of waar zicht is op realisatie blijven de nieuwbouwlocaties
gehandhaafd. Dit om eventuele strijdigheid met het bestemmingsplan te voorkomen. Nieuwbouwlocaties
die al meer dan 10 jaar in de bestaande bestemmingsplannen aanwezig zijn, maar nog
niet gerealiseerd zijn, of slechts via een wijzigingsbevoegdheid uitgevoerd kunnen
worden, zijn verwijderd uit het voorliggende bestemmingsplan ‘Kernen’.
Kern |
Plangebied |
Status |
Gevolg voor BP ‘Kernen' |
Aalden |
Baander, Paardelandsdrift |
Invulling is bestaand en maakt onderdeel uit van de afronding van het nieuwbouwgebied Paardelandsdrift. |
Behouden. |
Benneveld |
Almaatsweg |
Dit betreft een locatie ontstaan binnen de uitvoering van een procedure in het kader van ruimte voor ruimte. Is stedenbouwkundig een wenselijke locatie voor nieuwbouw, maar zeker ook wenselijk omdat op een andere locatie bebouwing gesloopt moet worden. De totale ruimtelijke kwaliteit van het dorp Benneveld staat hierin voorop. |
Behouden. |
Coevorden |
Jeroen Boschstraat |
Betreft een nieuwbouwlocatie van woningbouwcorporatie Domesta. Dit plan is in afronding. |
Behouden. |
|
Ballastweg tussen 10 en 16 |
In de afgelopen planperiode is deze locatie niet tot ontwikkeling gekomen. Tevens is het stedenbouwkundig niet langer wenselijk deze plek in te vullen. |
Woonfunctie verwijderen |
|
Parkschool |
De vier te bouwen villa’s passen in de Woonvisie. |
Behouden. |
|
Klooster 5
|
In de afgelopen planperiode is deze locatie niet tot ontwikkeling gekomen. Tevens is het stedenbouwkundig niet langer wenselijk deze plek in te vullen. |
Woonfunctie verwijderen |
|
Scoutingterrein |
Betreft het oude scoutingterrein welke is ingevuld. |
Aanduiding nieuwbouwlocatie verwijderd |
Dalen |
Voorkamp |
In de afgelopen planperiode is deze locatie niet tot ontwikkeling gekomen. Gezien de ligging is het stedenbouwkundig is onwenselijk deze plek in te vullen. |
Woonfunctie verwijderen |
|
De Steeg |
In de afgelopen planperiode is deze locatie niet tot ontwikkeling gekomen. De locatie is ingericht als tuin. Tevens is het stedenbouwkundig niet langer wenselijk deze plek in te vullen. |
Woonfunctie verwijderen |
|
Binnenweg 9-11 |
In de afgelopen planperiode is deze locatie niet tot ontwikkeling gekomen. De locatie is ingericht voor het gebruik van het achtergelegen autobedrijf. Tevens is het stedenbouwkundig niet langer wenselijk deze plek in te vullen. |
Woonfunctie verwijderen |
|
De Brinken |
In de afgelopen planperiode is deze locatie niet tot ontwikkeling gekomen. De locatie is ingericht als dierenweide en is daarmee een mooie open plek in het dorp. Tevens is het stedenbouwkundig niet langer wenselijk deze plek in te vullen. |
Woonfunctie verwijderen |
|
Oude Coevorderweg I |
In de afgelopen planperiode is deze locatie niet tot ontwikkeling gekomen. De locatie is ingericht met een schuur. Tevens is het stedenbouwkundig niet langer wenselijk deze plek in te vullen. |
Woonfunctie verwijderen |
|
Oude Coevorderweg II |
In de afgelopen planperiode is deze locatie niet tot ontwikkeling gekomen. De locatie is in gebruik als weide. Tevens is het stedenbouwkundig niet langer wenselijk deze plek in te vullen. |
Woonfunctie verwijderen |
|
Schoolstraat 14-25 |
In de afgelopen planperiode is deze locatie niet tot ontwikkeling gekomen. De locatie Is als erf ingericht en behoord bij het open karakter van het dorp. De stedenbouwkundige invulling met een woning is dan ook niet logisch en wenselijk gezien het open karakter ter plekke. |
Woonfunctie verwijderen |
Dalerpeel |
Dorpsstraat 86 |
Die vergunning is inmiddels verleend en pand is in aanbouw. |
Behouden. |
|
Steigerwijk |
Betreft het bestaande uitbreidingsplan. Deze nieuwbouwlocatie past binnen de Woonvisie. |
Behouden. |
Dalerveen |
De Marke |
In uitvoering. Handhaving van de bouwcapaciteit past binnen de Woonvisie. |
Behouden. |
|
Hoofdstraat 118-120 |
Betreft de invulling van de locatie van de oude melkfabriek. Ontwikkeling van deze locatie loopt. |
Behouden. |
Gees |
Tilweg 15a |
In de afgelopen planperiode is deze locatie niet tot ontwikkeling gekomen. De locatie is ingericht als tuin. Tevens is het stedenbouwkundig is het niet langer wenselijk deze plek in te vullen. |
Woonfunctie verwijderen |
|
Dorpsstraat 44-46 |
Stedenbouwkundig wenselijke invulling. |
Behouden. |
|
Dorpsstraat 70a-72 |
Is gerealiseerd. |
Aanduiding nieuwbouwlocatie verwijderen |
Geesbrug |
|
Betreft het bestaande uitbreidingsplan. Deze nieuwbouwlocatie past binnen de Woonvisie. |
Behouden. |
Nieuwe Krim |
Nieuwe Krim, 11-13 |
In de afgelopen planperiode is deze locatie niet tot ontwikkeling gekomen. Tevens is het stedenbouwkundig niet langer wenselijk deze plek in te vullen. |
Woonfunctie verwijderen |
|
Nieuwe Krim, 10-8 |
Nieuwbouw is uitvoering. |
Behouden. |
|
Nieuwe Krim, 34-38 |
In de afgelopen planperiode is deze locatie niet tot ontwikkeling gekomen. Tevens is het stedenbouwkundig niet langer wenselijk deze plek in te vullen. |
Woonfunctie verwijderen |
Noord-Sleen |
Dorpsstraat hoek Middelesweg |
Betreft een procedure conform ruimte voor ruimte. Verplaatsing boerderij is in uitvoering, waarna de schuren gesloopt worden. Hiervoor mogen in totaal 2 nieuwe woningen voor terugkomen. |
Behouden. |
|
Waterkampenweg |
In de afgelopen planperiode is deze locatie niet tot ontwikkeling gekomen. Tevens is het stedenbouwkundig niet langer wenselijk deze plek in te vullen. |
Woonfunctie verwijderen |
|
Markeweg 1 |
In uitvoering zijnde ruimte voor ruimte regeling. |
Behouden. |
|
Markeweg 2 |
Betreft een ruimte voor ruimte regeling. De verplaatsing van de boerderij is in uitvoering. Binnen de nieuwbouwlocatie is ruimte voor 3 extra woningen. |
Behouden. |
|
Kampakkers |
Nog twee nieuwbouwkavel in uitvoering |
Behouden. |
Oosterhesselen |
Geeserweg |
In de afgelopen planperiode is deze locatie niet tot ontwikkeling gekomen. Tevens is het stedenbouwkundig niet langer wenselijk deze plek in te vullen. |
Woonfunctie verwijderen |
Schoonoord |
Locatie naast Tramstraat 60 |
Betreft een wijzigingsgebied voor realisatie van 9 zorgwoningen. Reeds opgenomen in
BP Schoonoord 2006. Bouwmogelijkheid bestaat in ieder geval meer dan 10 jaar. |
Woonfunctie en – wijzigings-bevoegdheid verwijderen |
|
Locatie Ringstraat I |
Betreft een locatie voor de bouw van een woning tegenover de brandweerkazerne van Schoonoord. Deze nieuwbouwlocatie past binnen de stedenbouwkundige structuur van de nieuwbouwwijk. |
Behouden. |
|
Locatie Ringstraat II |
Op de nieuwbouwlocatie kunnen twee woningen gerealiseerd worden. Deze locatie valt binnen het nieuwbouwplan Ellert en Brammert. Invulling is gezien de stedenbouwkundige structuur van de nieuwbouwwijk logisch en wenselijk. |
Behouden. |
|
Havenstraat tussen 22 en 23 |
Betreft een open plek. In 2018 is er een procedure voor gevolgd en in uitvoering genomen. Een bouwaanvraag dient echter nog ingediend te worden. |
Behouden. |
|
Sportparklaan 25
|
In de afgelopen planperiode is deze locatie niet tot ontwikkeling gekomen. Tevens is het stedenbouwkundig niet langer wenselijk deze plek in te vullen. |
Woonfunctie verwijderen. |
|
Sportparklaan 1-5
|
Het betreft hier een nieuwbouwlocatie die is opgenomen in het vigerende bestemmingsplan Schoonoord 2006. In de afgelopen planperiode is deze locatie niet tot ontwikkeling gekomen. De locatie is ingericht als tuin. Tevens is het stedenbouwkundig is het niet langer wenselijk deze plek in te vullen. |
Woonfunctie verwijderen. |
Sleen |
Mottenkampsteeg |
Betreft een ruimte voor ruimte regeling waarbij bestaande bebouwing wordt gesloopt en waarvoor ter compensatie een nieuwbouwwoning gerealiseerd mag worden. Dit om de bestaande stedenbouwkundige kwaliteit te verbeteren. |
Behouden. |
Steenwijksmoer |
Kerkweg |
Betreft een bestaande nieuwbouwlocatie. Past binnen Woonvisie. |
Behouden. |
|
Hoofdweg 6a |
In de afgelopen planperiode is deze locatie niet tot ontwikkeling gekomen. Tevens is het stedenbouwkundig niet langer wenselijk deze plek in te vullen. |
Behouden |
Wachtum |
Westereind 20 |
In de afgelopen planperiode is deze locatie niet tot ontwikkeling gekomen. Tevens is het stedenbouwkundig niet langer wenselijk deze plek in te vullen. |
Woonfunctie verwijderen |
Wezup |
Wezuperstraat 27-29 |
Dit betreft een nieuwbouwlocatie welke onlangs door de uitspraak van de Raad van State onherroepelijk geworden. |
Behouden. |
Wezuperbrug |
Oranjekanaal zuidzijde naast 9 |
Van de oorspronkelijke 4 bouwkavels zijn er 2 gerealiseerd aan de westzijde. Parallel
aan het kanaal wordt een derde woning thans gerealiseerd. Bouwer, gemeente en omwonenden
zijn overeengekomen dat de vierde woning niet meer wordt gerealiseerd. Hiervoor is
stedenbouwkundig ook geen ruimte meer. |
Bestaande bouwkavel behouden |
Zwinderen |
Boerdijk |
Volledig uitgegeven nieuwbouwlocatie. Bouw van de woningen is in uitvoering |
Behouden. |
Het mobiliteitsplan "Op weg naar duurzame mobiliteit" is vastgesteld en vervangt het Gemeentelijk verkeers- en vervoerplan van 1999. Het mobiliteitsplan geeft de visie op verkeer en vervoer in de gemeente Coevorden weer. Daarnaast is het plan een vertaling van het rijks- en provinciale beleid. De gemeente zet daarbij in op verkeersveiligheid en het op een duurzame(re) manier van verplaatsen. In het mobiliteitsplan is niet alleen een visie opgenomen, maar zijn ook concrete maatregelen genoemd. Eén van de maatregelen is het instellen van 30 km-zones bij de scholen in de verschillende kernen, waaronder in Sleen. Voor zover de voorgestelde maatregelen planologische relevant zijn, worden deze in het bestemmingsplan mogelijk gemaakt.
Voor het hele plangebied geldt het welstandsbeleid zoals vastgelegd in de ‘Welstandsnota
2012’ (d.d. 16 oktober 2012) van de gemeente Coevorden. Naast de algemene welstandscriteria
zijn de gebiedsgerichte criteria van verschillende gebieden op het plangebied van
toepassing. Deze criteria hebben geen directe doorwerking op de regeling van dit bestemmingsplan,
maar zijn van belang bij de vergunningverlening.
Naast de welstandsnota heeft de gemeente in diverse gebieden de welstandscriteria
aangevuld met, dan wel vervangen door beeldkwaliteitsplannen. Daarin staan de criteria
die bij welstandstoetsing worden gehanteerd. Dit gaat vaak verder dan de welstandscriteria,
ingegeven door de omgevingskwaliteiten die in de betreffende omgeving aanwezig en
gewenst zijn.
In de ‘Welstandsnota 2012’, paragraaf 3.6, is opgenomen dat er specifieke welstandsplannen
kunnen gelden. Dit zijn onder andere beeldreferentieplannen en beeldkwaliteitsplannen.
Deze zijn onderdeel van een bestemmingsplan en hebben tot doel de algemene kwaliteit
van de te bouwen woningen te bewaken. Soms bevatten die bestemmingsplannen ook regels
met betrekking tot de uitvoering van gebouwen en bouwwerken (bijvoorbeeld in bestemmingsplan
Ossehaar). Voor het bouwen in deze gebieden gelden naast de algemene welstandscriteria
ook de voorschriften van het betreffende beeldreferentie- of beeldkwaliteitsplan.
Omdat voorliggende bestemmingsplan ‘Kernen’ deze specifieke bestemmingsplannen vervangt,
zullen deze kwaliteitscriteria gekoppeld moeten worden aan de nieuwe set van regels.
In paragraaf 3.1.07 van de welstandsnota is tevens opgenomen dat nieuwe bestemmingsplannen
moeten voorzien in een welstandsparagraaf of beeldkwaliteitsplan. Deze documenten
worden na vaststelling van het bestemmingsplan als bijlage bij de welstandsnota opgenomen
om het welstandsbeleid toegankelijk en actueel te houden.
Beeldkwaliteitsbeleid is een instrument voor het borgen van het uiterlijk van gebouwen en hun omgeving bij nieuwe ontwikkelingen. Het beeldkwaliteitsplan kan daar aan bijdragen. In een beeldkwaliteitsplan staat het bereiken van de juiste omgevingskwaliteit voorop. In visueel en fysiek opzicht. Het gaat om het verbeteren van de belevingswaarde van de omgeving waarin je bent, waarin iets wordt ontwikkeld, of waarin mensen wonen, werken en verblijven. De ‘Welstandsnota 2012’ geeft ook een definitie van een beeldkwaliteitsplan:
"Een omschrijving van de voorgestelde ruimtelijke kwaliteit van een plan. Dit plan beschrijft niet alleen de vormgeving, kleur en dergelijke van de bebouwing, maar ook de vormgeving en inrichting van de openbare ruimte als geheel. Meestal omvat een beeldkwaliteitplan fotomateriaal ter ondersteuning van de beeldvorming." |
Voorliggende plan beoogt geen aanpassingen in de inhoudelijke criteria voor welstand en/of beeldreferentie- of beeldkwaliteitplannen. Daarom wordt op dit specifieke onderdeel het bestaande beleid 1-op-1 overgenomen in voorliggende bestemmingsplan ‘Kernen’. Dit wordt geregeld door het opnemen van een gebiedsaanduiding op de verbeelding voor betreffende deelgebieden en in de regels het betreffende beeldkwaliteitsplan of stedenbouwkundig plan te koppelen.
Het borgen van (de gewenste) ruimtelijke kwaliteit kan via het bestemmingsplan geregeld
worden. De toelichting kan ingaan op de gewenste beeldkwaliteit met de daarbij behorende
eisen, zoals de landschappelijke inpassing. Vervolgens kunnen er ook regels worden
gesteld aan bepaalde ontwikkelingen, waarbij het beeldkwaliteitsplan een toetsingskader
kan worden. Zolang maar gemotiveerd kan worden dat die regels dienen voor ‘een goede
ruimtelijke ordening’.
Het beeldkwaliteitsplan moet dan wel in de regels verankerd worden. Daarmee krijgt
het een direct werkende juridische waarde. Naar gelang de gemeente dat wenst kan dat
zowel voor afwijkingen, voor wijzigingen, maar ook voor rechtstreekse bouwmogelijkheden
worden geregeld.
Met name voor grotere nieuwe ontwikkelingen en in kwalitatief gevoelige gebieden is
het opstellen van een beeldkwaliteitsplan een goede keuze voor het vastleggen van
de gewenste omgevingskwaliteit voor dat gebied. In die gevallen is dat het meest effectief,
omdat je er direct resultaat van ziet als een beoogt project wordt uitgevoerd. Echter,
het beeldkwaliteitsplan kan ook toegevoegd worden als toetsingskader voor reeds bestaande
situaties. Het beeldkwaliteitsplan wordt dan pas geëffectueerd op het moment dat iemand
iets wil; iemand die zijn woning wil vervangen, een bedrijf wil omzetten of iets nieuws
wil realiseren. Op voorhand is dan ook duidelijk welke kwaliteit de gemeente vraagt
bij zo’n ontwikkeling. Het is echter nooit afdwingbaar om de gewenste omgevingskwaliteit
te (laten) realiseren als de gemeente niet zelf het initiatief heeft voor een ontwikkeling.
Binnen het plangebied van het bestemmingsplan ‘Kernen’ gelden al diverse beeldkwaliteitsplannen, stedenbouwkundige randvoorwaarden en ook een inpassingsplan. Daarnaast gelden er voor ontwikkelingen in de beschermde stads- en dorpsgezichten criteria die zijn opgenomen in de aanwijzingsbesluiten voor het beschermde stads- of dorpsgezicht. Al deze plannen worden aan de regels van het bestemmingsplan gekoppeld om de ontwikkelingen in die gebieden te kunnen toetsen op de opgenomen criteria. Het gaat om de volgende kwaliteitsplannen in de volgende kernen:
In Nederland kennen we verschillende soorten monumenten of ‘beschermde statussen’.
Bij wijzigingen aan deze panden of objecten, moet rekening worden gehouden met de
waarden van dat pand of object.
In de gemeente Coevorden is sprake van rijksmonumenten, provinciale monumenten, karakteristieke
objecten, beeldbepalende objecten en beschermde stads- en dorpsgezichten. Rijks- en
provinciale monumenten vallen onder de bescherming van de Erfgoedwet. Dat is landelijk
geregeld en deze gebouwen en objecten worden door het rijk of de provincie bewaakt.
De regels voor karakteristieke objecten en beeldbepalende panden gelden alleen voor
de gemeente Coevorden. Er staan momenteel 418 objecten op de gemeentelijke lijst van
karakteristieke panden en objecten.
Delen van de stad Coevorden en de dorpen Oud-Aalden, Benneveld en Gees zijn speciaal
beschermd; dit zijn de beschermde stads- en dorpsgezichten. Voor die gebieden gelden
specifieke kwalitatieve regels.
Voor al deze objecten en plekken geldt dat er niet zonder vergunning mag worden gebouwd,
of verbouwd. In sommige gevallen zijn ook veranderingen in de buitenruimte aan regels
en vergunningen gebonden.
Op hoofdlijnen gelden de volgende beschermingsregiems voor de betreffende objecten
en gebieden. Het beschermingsregiem voor rijksmonumenten is het strengste. Voor beeldbepalende
panden het minst zwaar. Stads- en dorpsgezichten kennen een specifieke beschermingsregeling:
Status |
Bescherming |
Bevoegd gezag / vergunning |
Rijksmonumenten |
Bescherming is geregeld in de Erfgoedwet. De minister wijst rijksmonumenten aan. Aanpassingen aan het rijksmonument zijn zonder vergunning niet toegestaan. De rijksdienst adviseert hier de gemeente over. Bescherming en herstel van het rijksmonument staat voorop. De beschreven monumentale waarden zijn leidend hierbij. |
Monumentenvergunning in combinatie met omgevingsvergunning. |
Provinciale monumenten |
Bescherming is geregeld in de provinciale monumentenverordening. Aanpassingen aan het provinciale monument zijn zonder vergunning niet toegestaan. De provincie adviseert hier de gemeente over. Bescherming en herstel van het monument staat voorop. De door de provincie beschreven waarden zijn leidend hierbij. |
Monumentenvergunning in combinatie met omgevingsvergunning. |
Karakteristieke objecten |
Bescherming is geregeld in de regels van het bestemmingsplan. Aanpassingen van karakteristieke kan alleen als aan de voorwaarden wordt voldaan en met een omgevingsvergunning. De aanvrager van de omgevingsvergunning moet middels bouwhistorisch onderzoek aantonen dat de aanpassing de karakteristieke en cultuurhistorische waarden niet aantast. Toetsing loopt via de omgevingsvergunning en welstand. |
Omgevingsvergunning nodig. |
Beeldbepalende objecten |
De bescherming van beeldbepalende objecten, welke in de verbeelding zijn aangeduid, ziet alleen op de bestaande bouwmassa (goot- en bouwhoogte alsmede dakhelling). Deze bouwmassa kan veranderen maar moet wel in hoofdzaak behouden blijven. |
Omgevingsvergunning bouwen. |
Beschermd stads- of dorpsgezicht |
Binnen de beschermde stads- en dorpsgezichten gelden specifieke regelingen voor het aanpassen van bebouwing en ook de openbare ruimte en (groen)structuren. De voorwaarden en kwaliteiten zijn opgenomen in de aanwijzingsbesluiten en eventuele beeldkwaliteitsplannen. In de regels is een dusdanig integrale set van voorwaarden opgenomen dat bij initiatieven voldaan moet worden aan alle relevante kwaliteitsaspecten. In deze gebeden zijn niet alleen waardevolle objecten aan een vergunningenstelsel onderworpen, maar ook ingrepen in de bodem, het groen en de infrastructuur.
|
Omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden, eventueel met afwijking. |
De in de gemeente aanwezige Rijksmonumenten zijn via de Erfgoedwet al beschermd en hebben daarom geen beschermingsregeling in dit bestemmingsplan gekregen. Dit zou 'dubbelop' zijn en dat is ongewenst.
De in de gemeente aanwezige Provinciale monumentenzijn via de Provinciale Monumentenverordening en Erfgoedwet beschermd en hebben daarom geen beschermingsregeling in dit bestemmingsplan gekregen. Dit zou 'dubbelop' zijn en dat is ongewenst.
Om cultuurhistorisch waardevolle bouwwerken en objecten te beschermen is een beschermingsregeling
in dit bestemmingsplan opgenomen. Op de verbeelding zijn de betreffende objecten aangegeven
met de dubbelbestemming 'karakteristiek'. De objecten die bescherming tegen slopen
vragen vanuit hun cultuurhistorische waarden zijn in bijlage 1 Karakteristieke objecten
van de regels opgenomen. Het (deels) slopen of verbouwen van karakteristieke objecten
is alleen met een omgevingsvergunning mogelijk.
Een omgevingsvergunningaanvraag bestaat onder andere uit een gemotiveerd verzoek waarin
wordt omschreven wat het (bouw)plan is en welke consequenties het (bouw)plan heeft
voor de architectonische en/of cultuurhistorische waarden. Deze belangen worden afgewogen
door de gemeente en vervolgens kan het college van Burgemeester en Wethouders besluiten
medewerking te verlenen of niet.
Als voor een karakteristiek object met een bouwhistorische kwaliteit (aangeduid met
‘BK’) een verzoek om te slopen wordt gedaan, is de aanvrager aanvullend verplicht
om bij de aanvraag een bouwhistorisch onderzoek te voegen. Mede op basis van de resultaten
van dit onderzoek, kan het college van Burgemeester en Wethouders besluiten medewerking
te verlenen of niet. Met een bouwhistorisch onderzoek worden het gebouw en de sporen
van de bouwgeschiedenis onderzocht en gedocumenteerd.
Naast bouwwerken en gebouwen kunnen ook andere elementen waardevol zijn vanuit cultuurhistorisch
perspectief. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om begraafplaatsen en bruggen. Omdat in
een aantal gevallen enkel een sloopverbod onvoldoende beschermt, is aanvullend een
beschermingsregeling tegen bodemingrepen opgenomen voor deze categorie. Onder bodemingrepen
worden verstaan alle werken en werkzaamheden waarvan redelijkerwijs aangenomen kan
worden dat ze de cultuurhistorische waarde aantasten.
Ook hier is de dubbelbestemming 'karakteristiek' opgenomen. In de inventarisatielijst
is opgenomen welke objecten als karakteristiek gebied of bouwwerk ook worden beschermd
tegen bodemingrepen, door een 'BI' in de kolom 'Bodemingrepen'. Ook in deze gevallen
bestaat een omgevingsvergunningaanvraag onder andere uit een gemotiveerd verzoek waarin
wordt omschreven wat het plan is en welke consequenties het plan heeft voor de cultuurhistorische
waarden. Deze belangen worden afgewogen door de gemeente en vervolgens kan het college
van burgemeester en wethouders besluiten medewerking te verlenen of niet.
In dit bestemmingsplan wordt een tweetal bouwwerken aan de lijst van karakteristieke objecten toegevoegd, te weten:
De laatste categorie van waardevolle objecten zijn de beeldbepalende objecten. Deze
hebben minder specifieke waarden dan ‘karakteristieke objecten’ en zijn daarom aangeduid
op de verbeelding met de aanduiding ‘beeldbepalend object’. In de regels is een beeldbepalend
object gedefinieerd als een ‘gebouw of object met esthetische kwaliteit, dat opvalt
in zijn omgeving of nadrukkelijk het beeld van de omgeving bepaalt, bijvoorbeeld vanwege
zijn stedenbouwkundige en/of cultuurhistorische kenmerken.’
In de algemene bouwregels is voor de op de verbeelding aangeduide beeldbepalende objecten
een regeling opgenomen, waarmee de hoofdvorm van het object wordt beschermd. De beeldbepalende
waarde van deze objecten zit immers hoofdzakelijk in de typerende vorm en ligging
van het object. Het gaat hierbij vaak om (de grotere bouwmassa’s van) oudere boerderijtypen,
zoals langgevel-, ontginnings- en andere boerderijen en vergelijkbare objecten. Omdat
de aanduiding op het object begrensd is, is ook de ligging van het object in de omgeving
automatisch beschermd.
Binnen de gemeente Coevorden wordt de omvang van de toelaatbare gebouwen bij een woonfunctie rechtsreeks gekoppeld aan de omvang van het bouwperceel waarop de woning staat. In veel gevallen is er geen ruimtelijk relevant belang om dit oppervlak strak te begrenzen op een vaste oppervlaktemaat. Dit geldt zowel voor gronden waar de bestemming ‘Wonen’ geldt, als voor de gronden waar de bestemming ‘Woongebied’ geldt.
Om het gebruik toch toe te spitsen op de woonfunctie is er echter wel gekozen voor
een maximale omvang voor gebouwen bij een woning. Deze bovengrens is vastgelegd op
400 m2. Binnen die 400 m2 aan gebouwen moet makkelijk in alle noodzakelijke en gewenste voorzieningen bij een
bouwperceel kunnen worden voorzien.
Van belang is echter ook dat een bouwperceel niet volledig ‘versteend’. Buitenruimte
is in de meeste gevallen erg wenselijk om het woongenot, buitenfuncties, zoals parkeren
en tuinen, maar ook de waterhuishouding (bodeminfiltratie) ook de nodige ruimte te
kunnen (blijven) bieden. Om die reden blijft de richtlijn van maximaal 50% aan gebouwen
op een bouwperceel te allen tijde in stand.
Voorts heeft de gemeente er voor gekozen om een generiek toepasbare regeling te formuleren
die gebruik maakt van een staffeling gebaseerd op de omvang van het bouwperceel; hoe
groter het bouwperceel, hoe groter het oppervlak aan toelaatbare gebouwen. Dit resulteert
uiteindelijk in de volgende tabel met toelaatbaar oppervlak gebouwen op een bouwperceel:
Toegestaan oppervlak gebouwen |
||
Oppervlak woonperceel |
maximum bebouwingspercentage |
maximaal oppervlak gebouwen |
500 m2 of minder |
50% van het bouwperceel |
200 m2 |
501 tot en met-1000 m2 |
300 m2 |
|
1.001 m2 of meer |
400 m2 |
Via een binnenplanse afwijking kan ook nog een omgevingsvergunning worden verleend
door het college voor nog meer oppervlakte aan gebouwen indien het bouwperceel minimaal
2.000 m2 bedraagt. Tot maximaal 650 m2 aan gebouwen. Hierbij worden meerdere andere voorwaarden gesteld, daaronder begrepen
een maximale inhoud van de gebouwen van 2.500 m2. Deze regeling geldt ook alleen in de woongebieden (‘Wonen’ en ‘Woongebied’).
Omdat hier geen onduidelijkheid mag bestaan over wat het bouwperceel behelst en er
nadere kwaliteitseisen gelden, is deze mogelijkheid opgenomen achter een afwijkingsprocedure.
Het college kan dan altijd de afweging maken om wel of niet mee te werken.
Toegestaan oppervlak gebouwen via een afwijkingsvergunning |
||
Oppervlak woonperceel |
maximum bebouwingspercentage |
maximaal oppervlak gebouwen (1) |
2.001 m2 of meer |
50% van het bouwperceel |
650 m2 |
(1) Mits ook voldaan wordt aan alle overige voorwaarden uit de geldende regels.
De toelaatbare bebouwing is gekoppeld aan het oppervlak van het woonperceel. In sommige gevallen worden eigendommen uitgebreid om het woonperceel te vergroten en daarmee meer gebouwen te kunnen realiseren. Daarbij kan een discussie ontstaan over de omvang van het woonperceel. Hieronder wordt daar eenduidigheid in gegeven via enkele toetsingscriteria.
Op 18 november 2010 heeft de raad van Coevorden het facet- bestemmingsplan “Lokale
(bouw) projecten” vastgesteld. Met dit plan is geregeld dat de voorheen geldende mogelijkheden
om middels een artikel 19, lid 2 en lid 3 WRO bouwprojecten eenvoudig mogelijk te
maken, ook onder de nieuwe Wro op vrij eenvoudige wijze mogelijk werden. Het plan
regelt voor de diverse geldende bestemmingsplannen op dat moment dat via een afwijkingsprocedure
gebouwd / verbouwd / herbouwd zou kunnen worden. Het betreft binnen het plangebied
van het voorliggende bestemmingsplan ‘Kernen’ de afwijkings- en bouwmogelijkheden
uit artikel 2 van het facet- bestemmingsplan, voor zover van toepassing voor de bebouwde
komgebieden.
Het facetbestemmingsplan, ofwel paraplubestemmingsplan, is een aanvullende ontheffingsregeling
voor de op dat moment geldende bestemmingsplannen van de gemeente Coevorden.
In sub 3 van artikel 2 was de mogelijkheid van woningsplitsing geregeld. Deze regeling is overgenomen in de splitsingsbevoegdheid in de algemene afwijkingsregels, artikel 59.5. De voorwaarden zijn enigszins aangescherpt.
In sub 5 van artikel 2 was geregeld dat voormalige agrarische bedrijfsbebouwing voor andere functies gebruikt konden worden. Onder voorwaarden. Deze regeling is nu opgenomen in artikel 59.2. De voorwaarden zijn enigszins aangescherpt.
In sub 6 van artikel 2 was geregeld dat bestaande bebouwing gebruikt kon worden voor woonruimte. Deze regeling is overgenomen in artikel 59.3 van de regels. De voorwaarden zijn in stand gebleven. Deze regeling is niet bedoeld om extra woningen te realiseren. De regeling is bedoeld voor uitbreiding / verbouwing van de bestaande woning, eventueel in combinatie met mantelzorg.
In sub 7 van artikel 2 was geregeld dat bestaande bebouwing aangepast kon worden via een afwijking. Ook deze regeling is overgenomen en wel in artikel 59.4 van de algemene afwijkingsmogelijkheden. De geldende voorwaarden zijn enigszins aangescherpt.
In sub 8 van artikel 2 was geregeld dat het college ook voor het gebruik van gronden vergunning kon verlenen als dat direct verband hield met of gevolg was van een verleende afwijking voor het bouwen. Ook deze regeling is overgenomen en in stand gehouden. In artikel 59.6.
Besluit Omgevingsrecht (Bor)
Overigens voorziet het huidige Besluit omgevingsrecht (Bor) reeds in veel meer afwijkingsmogelijkheden
via de zogenaamde ‘kruimelgevallenlijst’. Hierdoor zijn er veel meer ontwikkelingsmogelijkheden
dan alleen in dit bestemmingsplan ‘Kernen’ opgenomen.
Op 20 mei 2010 heeft de raad van Coevorden het facet- bestemmingsplan “Recreatie (minicampings en Bed & Breakfast)” vastgesteld. Hierin zijn regels opgenomen voor enerzijds minicampings (mede als reactie op het vervallen van de Wet op de Openluchtrecreatie per 1 januari 2008) en anderzijds voor Bed & Breakfast voorzieningen. Deze recreatievoorzieningen zijn sinds die periode speerpunt voor de ontwikkeling van de recreatiesector in de gemeente Coevorden.
Het bestemmingsplan ‘Kernen’ betreft de komgebieden van de gemeente. Daarbinnen komen geen (agrarische) percelen voor van meer dan 5.000 m2. Nieuwvestiging van minicampings binnen de kernen wordt hiermee vrijwel uitgesloten. In het verleden is medewerking verleend aan de vestiging van meerdere minicampings met een perceelgrootte van minder dan 5000m2’. Deze minicampings hebben in dit bestemmingsplan een aanduiding Verblijfsrecreatie (kleinschalig kamperen) gekregen en zijn op deze manier verzekerd van hun bestaande rechten.
Voor Bed & Breakfast voorzieningen wordt geen nieuwe beleidslijn ingezet, maar de
bestaande beleidslijn uit het facet – bestemmingsplan worden behouden:
Een Bed & Breakfast voorziening is een kleinschalige, aan de woonfunctie ondergeschikte
accommodatie voor uitsluitend logies en ontbijt, met maximaal 6 kamers en maximaal
10 personen, die in beginsel deel uitmaakt van het hoofdgebouw en geen zelfstandige
eenheid mag zijn of kan verworden tot een zelfstandige (woon)eenheid. Deze planologische
mogelijkheid blijft in stand via een afwijkingsprocedure op grond van de planologische
aanvaardbaarheid en het toeristisch-recreatieve belang (zie artikel 59).
In aanvulling op de basisregeling, waarbij de Bed & Breakfast voorziening in het hoofdgebouw
(de woning) wordt gerealiseerd, biedt de afwijkingsregeling ook een optie om de voorziening
(gedeeltelijk) in een bijgebouw of bijhorend bouwwerk te realiseren. Hier ligt onder
andere aan ten grondslag dat in oude boerderijen vaak niet eenduidig onderscheid kan
worden gemaakt tussen hoofdgebouw/woning en de bijhorende schuur (het achterhuis vaak).
Er zijn geen onoverkomelijke planologische bezwaren om hier meer ruimte in te bieden.
Vanuit brandveiligheid geldt echter dat daarnaast voldaan moet worden aan extra veiligheidseisen
als er sprake is van een voorziening die voorziet in meer dan 2 kamers voor logiesverblijf,
ofwel meer dan 4 personen die van de logiesfunctie gebruik kunnen malen. De Veiligheidsregio
Drenthe stelt dan dat er vanuit het Bouwbesluit getoetst moet worden aan een logiesfunctie
en niet een woonfunctie. Hiervoor gelden over het algemeen strengere eisen. Bij de
aanvraag omgevingsvergunning voor afwijking Bed & Breakfast voor meer dan 2 kamers
of meer dan 4 personen, dient derhalve ook aan een logiesfunctie getoetst te worden.
In voorkomende gevallen zijn extra veiligheidsmaatregelen noodzakelijk, voordat de
vergunning verleend kan worden.
Met voorliggende bestemmingsplan ‘Kernen’ wordt aansluiting gezocht bij de bestaande
regeling voor Bed & Breakfast voorzieningen. Voor wat betreft het plangebied vervalt
derhalve het facet – bestemmingsplan “Recreatie (Minicampings en Bed & Breakfast)”.
Het stallen van paarden van derden, dus niet voor stallen van de eigen paarden, op een locatie moet gezien worden als een bedrijfsmatige activiteit die gebruikers aantrekt. Vaak brengen die gebruikers ook regelmatige verkeersbewegingen met zich mee, al dan niet met paardentrailers en vrachtwagens. Dit vraagt soms ook om gerichte maatregelen, zowel voor verkeersmaatregelen als voor eventuele andere overlast voor derden. Om die reden wordt pensionstalling van paarden gezien als een vorm van gebruiksgerichte paardenhouderij.
De gemeente Coevorden vindt het ongebreideld afwijken van de voorgeschreven maatvoering
in het bestemmingsplan op grond van de zogenaamde 10%-regeling geen vanzelfsprekendheid.
Op grond van de Wet ruimtelijke ordening moet er te allen tijde sprake zijn van een
‘goede ruimtelijke ordening’, ook al is dat niet letterlijk in de voorwaarden van
een afwijkingsregeling opgenomen.
Het verleden leert dat de 10%-regeling doorgaans te snel wordt aangevraagd en ook
wordt toegepast. Het is echter geen vanzelfsprekendheid dat er altijd sprake is van
‘een goede ruimtelijke ordening’. Een aanvraag om een omgevingsvergunning voor het
afwijken van de regels moet in alle gevallen nog altijd verantwoord en gemotiveerd
worden door de aanvrager. De gemeente Coevorden is van mening dat deze motivatie in
ieder geval bestaat uit de volgende algemene voorwaarden:
Bij te gebrekkige motivatie en verantwoording kan een dergelijke afwijking ook worden geweigerd door het college op grond van de algemene beginselen van de Wet ruimtelijke ordening.
In de meeste kernen binnen de gemeente Coevorden zijn van oudsher landbouwbedrijven gevestigd. Landbouw is een van de belangrijkste bepalers van hoe het landschap er uit ziet.
Vanwege schaalvergroting in de landbouw neemt het aantal bedrijven in de landbouw in de kernen de laatste jaren steeds verder af. Een globale inventarisatie leert dat er op dit moment nog 33 agrariers actief zijn in de verschillende dorpen. Ongeveer 10 % hiervan kan worden beschouwd als knelpunt, in die zin dat deze bedrijven geen of weinig ontwikkelmogelijkheden hebben op de huidige locatie. In het bestemmingsplan Buitengebied (2013) is beleid geformuleerd voor de verplaatsing van dit soort bedrijven. De gemeente faciliteert de verplaatsing van knelpuntbedrijven naar geschikte locaties in het buitengebied.
In dit hoofdstuk wordt de stedenbouwkundige context van de kernen in Coevorden beschreven.
Hierbij is steeds het uitgangspunt genomen dat voortvloeit uit de vigerende bestemmingsplannen.
Daar waar het gaat om gedateerde bestemmingsplannen is teven kort beschreven wat er
gedurende de laatste planperiode op hoofdlijnen veranderd is in de stedenbouwkundige
context. In de meeste kernen is die verandering echter beperkt gebleven.
Per kern zal allereerst worden beschreven hoe de stedenbouwkundige context is ontstaan
en hoe die zich heeft ontwikkeld. Hierbij wordt specifiek ingegaan op de aanwezige
kwaliteiten en kenmerken van de betreffende dorpskern. Vervolgens wordt ingegaan op
de huidige situatie en zal samengevat worden welke kenmerken of kwaliteiten bewaard
moeten blijven.
Deze beschrijving is van belang voor de motivatie en verdere uitwerking van het bestemmingsplan
‘Kernen’. Uiteindelijk leiden deze beschrijving en analyse, samen met andere ruimtelijk
relevante aspecten, tot een afweging voor de raad van Coevorden om regels vast te
stellen om tot een ‘goede ruimtelijke ordening’ te kunnen komen voor de kernen in
Coevorden; het bestemmingsplan ‘Kernen’.
Zowel Zweeloo als Aalden zijn in cultuurhistorisch opzicht waardevolle nederzettingen,
gedeeltelijk gelegen in een gebied voor het ontwikkelen van natuurwaarden. De provincie
kent gebied waarin beide dorpen liggen de hoogste waarde op het vlak van cultuurhistorische
gaafheid. De bewoning in het gebied is vanaf het begin in sterke mate gebonden aan
de natuurlijke kenmerken bodem, reliëf en waterhuishouding.
Dit vertaalt zich in een aantal zichtbare kenmerken, zoals het type verkaveling, de
mate van openheid of geslotenheid en de situering, de vorm en de inrichting van de
nederzettingen. Karakteristiek zijn de brinkdorpen (of esdorpen), die in de meeste
gevallen ontstonden op de grens van de drogere naar de nattere gronden. Aalden en
Zweeloo bestaan van oudsher voornamelijk uit boerderijen, die schijnbaar ordeloos,
vaak dicht bijeen, staan gegroepeerd rond één of meer brinken. Kenmerkend voor deze
dorpen zijn eveneens de essen, die gelegen zijn op langgerekte plateaus. De ruimte
tussen de boerderijen was voor gemeenschappelijk gebruik. Pas na opheffing van de
marke-organisaties kwam de huidige vorm van eigendomsverdeling tot stand. De binding
van de dorpsbewoners met de natuur was zeer sterk, wat resulteerde in een grote bomenrijkdom,
zowel op de brinken, langs de wegen als rond de boerderijen.
De oorspronkelijke bebouwing van Zweeloo-Aalden werd gevormd door boerderijen en de
kerk. Later kwamen daar winkels, cafés en burgerwoningen bij. Uit oude lijsten van
de belasting op graan is gebleken dat Aalden in het jaar 944 uit zes boerderijen bestond.
In Zweeloo waren dat er vier. Rond 1900 tonen Zweeloo en Aalden nog het vrijwel onaangetaste
beeld van deze eeuwenlange ontwikkeling. De boerderijbebouwing concentreert zich in
Aalden op het gedeelte ten zuidoosten van de Aelderstraat, waar ook de brink is gelegen.
In Zweeloo ligt de boerderijbebouwing vooral in en aan het gebied dat wordt omsloten
door de Hoofdstraat, Kruisstraat en Marktstraat en verder in oostelijke richting langs
de Wheem, tot aan de monumentale kerk uit 1252.
Tot 1960 bleef het inwonertal van Zweeloo-Aalden, met circa 1.150 personen, vrij constant.
Daarna steeg het aantal inwoners vrij snel door de bouw van de wijk Marsstukken I
ten noordwesten van de Aelderstraat. In 1980 was het inwonertal gestegen tot 1.650
personen. In 2005 telt het dorp 2.120 inwoners.
Figuur 12. Plangebieden BP 'Zweeloo-Aalden, partiële herziening beschermd dorpsgezicht Oud-Aalden en ecologische verbindingszone' (rechts) en BP 'Zweeloo-Aalden, gemeente Coevorden' (links).
In Zweeloo-Aalden zijn twee delen te onderscheiden, namelijk:
De oudste woningen van Aalden liggen langs de Aelderstraat en het gebied ten zuiden
daarvan, rond de brink. In Zweeloo staan de oudste woningen aan de Kruisstraat-De
Wheem, het Klooster en de Marktstraat-Wheempad. Het betreft hier met name voormalige
agrarische bedrijfsbebouwing. De woonfunctie is het sterkst vertegenwoordigd aan de
noordwestkant van Aalden. Hier is de woonwijk Marsstukken in twee fasen aangelegd.
Andere woongebieden zijn kleiner en liggen verspreid over de beide dorpen.
Verdere uitbreiding van het woongebied wordt alleen nog maar voorzien in de vorm van
de buurt Paardelandsdrift in Aalden. Dit gebied ligt ten westen van de wijk Marsstukken.
Dit gebied is nagenoeg helemaal uitgegeven. In de toekomst zal vooral moeten worden
gekeken naar herstructurering.
In Zweeloo-Aalden liggen her en der verspreid enkele bedrijvigheid. Naast agrarische
bedrijven betreft het detailhandel en voorzieningen, zoals horeca en onderwijs. Voor
het overige is het dorp afhankelijk van omliggende kernen. De gemeente heeft geen
ambities om hier verandering in te brengen.
De centrumvoorzieningen van Zweeloo-Aalden bevinden zich met name aan de Aelderstraat
respectievelijk de Hoofdstraat, die samen de doorgaande weg vormen. Typische centrumfuncties
die hier worden aangetroffen, zijn detailhandel en horeca. De gemeente zet in op behoud
van deze centrumvoorzieningen. Van belang zijn de belangrijke cultuurhistorische waarden,
met name in de vorm van karakteristieke bebouwing. Nieuwe ontwikkelingen binnen dit
gebied dienen te worden afgewogen tegen de cultuurhistorische kwaliteiten.
De aanwijzing als beschermd dorpsgezicht heeft plaatsgevonden d.d. 13 maart 1969 en
de inschrijving in het register van beschermde stads- en dorpsgezichten d.d. 21 mei
1969.
De reden tot aanwijzing van Oud-Aalden is het behoud en de bescherming van het zeer
oorspronkelijke dorpsbeeld, tot uiting komend in de groepering van de oude boerderijen,
gelegen tussen de Aelderstraat en de Aalder esch, met fraaie erfbeplanting en een
goede samenhang met het zuidelijk gelegen Aalder esch. De (voormalige) boerderijen
staan met het werkgedeelte aan oorspronkelijke zandwegen en dienden als verzamelplaats
voor vee. De open ruimte tussen de boerderijen was in gebruik als huisweide en hof.
De oorspronkelijke verkeersfunctie van de ruimte achter de boerderij, voor de baanderdeuren,
is grotendeels ongewijzigd gebleven. Wel is het uiterlijk veranderd. Zo zijn er "plaatsen"
met de traditionele flinten veranderd in betonsteen en asfalt. Daar waar deze "plaats"
direct grenst aan de openbare wegruimte, is de oorspronkelijke samenhang van de functie
goed waarneembaar.
In het grondgebruik kunnen als belangrijke veranderingen worden aangemerkt de relatief
grote siertuinen in het plangebied. Ook het aanleggen van twee parkeervoorzieningen
is tekenend voor de eigentijdse ontwikkelingen in het plangebied. De agrarische functie,
die van oorsprong de dominante functie is, is grotendeels veranderd in de functies
wonen, horeca, loonbedrijf en conferentieoord.
De karakteristiek van Oud-Aalden wordt voor een belangrijk deel bepaald door de bebouwing.
Diverse aspecten van de bebouwing bepalen de waarde die de bebouwing heeft voor het
dorpsbeeld. Zo kunnen worden onderscheiden: de situering, functies van bebouwing,
bouwkundige kwaliteiten, historische kwaliteit, hoofdvorm, kapvorm, gevelindeling
en materiaalgebruik.
Het rijksbeleid over beschermde dorpsgezichten zet in op het erkennen en herkenbaar
houden van de cultuurhistorische identiteit als kwaliteit voor verdere ontwikkeling.
Bij de aanwijzing is het gebied als volgt omschreven:
'Het landschap van Aalden en omgeving is een esdorpenlandschap met een hoge volledigheids-
en gaafheidsgraad. Het gebied is representatief voor de zandgronden van het Drents
Plateau en geeft een goed en volledig beeld van bewoningsgeschiedenis. Het grenst
aan de noordwestzijde aan veenkoloniaal gebied en centraal in het gebied ligt het
beekdal van de Aalder- en Westerstroom en het Drostendiep. |
Het beleid is gericht op behoud van die onderdelen in het dorp, die verwijzen naar
het ontstaan en de ontwikkeling van Zweeloo en Aalden als agrarische nederzetting
en als esdorp. Het meest kenmerkende gebied ten zuidoosten van de Aelderstraat is
aangewezen als beschermd dorpsgezicht. En er zijn in dit gebied, maar ook daarbuiten,
zeer gave en oorspronkelijke gebouwen aangewezen als Rijksmonument.
Vanuit het gemeentelijke beleid zijn daarnaast enkele open gebieden, waarvan de verkaveling
en de ligging ten opzichte van de bebouwing verwijzen naar het vroegere agrarische
functioneren, aangeduid als ‘agrarisch gebied met landschappelijke waarde’. Ter versterking
van het beschermde dorpsgezicht heeft de gemeente in 2005 al enkele gebieden aangeduid
als ‘gebied voor opbouw, het behoud en het herstel van landschappelijke en cultuurhistorische
waarden’. Dit zijn minder gave gebieden dan het beschermde dorpsgezicht, maar wel
relevant voor de beleving en bescherming van de dorpse karakteristiek. Tot slot zijn
er verschillende panden door de gemeente in het bestemmingsplan uit 2005 al aangeduid
als ‘karakteristiek’.
Figuur 13. Topografische kaart Aalden - Zweeloo. Blauw gearceerd het beschermde dorpsgezicht
van Aalden.
De gemeente streeft ernaar de landschappelijke en cultuurhistorische waarden te handhaven
en zo mogelijk te versterken. Een ander beleidsuitgangspunt is dat bij het opstellen
van regelingen voor activiteiten en bij het begeleiden van ontwikkelingen binnen het
beschermde dorpsgezicht het bebouwde en het onbebouwde gebied als één samenhangend
en onlosmakelijk geheel moet blijven bestaan.
Het bestemmingsplan moet regelen dat de aanwezigheid, situering, hoofd- en kapvorm,
gevelindeling en aanzicht van de karakteristieke en dorpsbeeldbepalende bebouwing
gehandhaafd blijft. Nieuwe ontwikkelingen moeten aan de uitgangspunten worden getoetst.
Zo moet bijvoorbeeld de aanleg van parkeerterreinen in het beschermde dorpsgezicht
passend worden gemaakt in de groene omgeving. Asfaltering, in welke vorm dan ook,
moet bijvoorbeeld worden vermeden.
De oorspronkelijke kerk van Zweeloo was van hout. In 1252 werd op dezelfde plek een
stenen kerk gebouwd. Behalve deze middeleeuwse kerk, die een Rijksmonument is, wordt
een behoorlijk aantal panden aangeduid als "karakteristiek". In het beschermde dorpsgezicht
van Aalden staan twaalf monumenten. Het betreft de boerderijbebouwing die het meest
kenmerkend is voor het dorp, aangevuld met een aantal andere panden die naast hun
historische waarde ook beeldbepalend zijn. Naast handhaving van de bestaande panden
wordt bij nieuw- of verbouw gestreefd naar aansluiting bij de bestaande karakteristieke
bebouwing. Nokhoogte, goothoogte, kleur- en materiaalgebruik dienen bij het gebied
aan te sluiten.
Kenmerkend voor de oude dorpen Zweeloo en Aalden zijn verder de boombeplanting langs
wegen en rond bebouwing en de open plekken tussen bebouwing met daarop boombeplanting.
Ook het als ‘agrarisch gebied met landschappelijke waarde’ omschreven onderdeel van
het plan vormt een belangrijk onderdeel van de oorspronkelijke structuur. De boerderijen
lagen verspreid langs de wegen met aan de achterzijde het land waar de boerderijen
niet los van konden functioneren. Deze directe relatie tussen de boerderij en het
land dient zoveel mogelijk in haar oorspronkelijke opzet te worden gehandhaafd, of
waar mogelijk te worden teruggebracht.
Het verloop van de wegen in beide oude dorpen bepaalt samen met bebouwing en groen
in hoge mate het karakter van Zweeloo-Aalden. Behoud van dit wegenverloop, met grotendeels
onverharde bermen, dient uitgangspunt te zijn.
Benneveld is een karakteristiek esdorp waarvan de agrarische structuur nog duidelijk
herkenbaar is. Het noordelijke dorpsdeel is de 'oorspronkelijke' esdorpnederzetting
rondom de Bennevelder esch.
In het midden van de negentiende eeuw bestond voorts al enige bebouwing langs de doorgaande
weg door Benneveld, zuidelijk op de es. Door de geleidelijk ontstane verdere bebouwing
langs deze weg in zuidoostelijke richting, heeft het dorp een enigszins langgerekte
vorm gekregen.
Benneveld is een langgerekt dorp in de gemeente Coevorden ten zuidoosten van Zweeloo en Aalden. Ten noorden van het dorp ligt de Bennevelder esch, ten zuiden het Bennevelderveld. Benneveld is een dochternederzetting van Zweeloo. Kenmerkend voor het dorp is de regelmatige structuur. De kern is de brink vol eiken en linden, omzoomd door oude boerderijen, thans een beschermd dorpsgezicht. De ruimtelijke structuur wordt volledig bepaald door de Bennevelderstraat. De Bennevelderstraat vormt de hoofdas door het dorp. Deze weg loopt in noordelijke richting naar Zweeloo/Aalden. In zuidelijke richting loopt deze weg in de richting van het 4 km verder gelegen Oosterhesselen.
Figuur 14a. Benneveld omstreeks 1900.
Figuur 14b. Benneveld omstreeks 2018.
De bebouwing is uitsluitend op de Bennevelderstraat georiënteerd. Aan beide uiteinden ervan en bij de brink vormen de voormalige veedriften en uitvalswegen een secundaire wegenstructuur. Binnen deze langgerekte structuur onderscheiden de brink, centraal in het noordelijke gedeelte gelegen en een verbreding in het zuidelijk deel zich als oudste elementen in de structuur, met daartussen het jongere wegdorp-gedeelte. Het straatbeeld van het langgerekte dorp sluit hierop aan. Het brinkgedeelte kenmerkt zich door een besloten karakter evenals het zuidelijke deel van de nederzetting, zij het in mindere mate vanwege de lossere structuur van boerderijen, woonhuizen en open ruimten in de vorm van weilandjes. Het rechte wegdorp-gedeelte kenmerkt zich daarentegen door een open structuur met een grote visuele betrokkenheid op het omringende landschap. De bebouwing dateert uit verschillende perioden en levert een belangrijke bijdrage aan het karakter van het dorp.
Door het Rijk is Benneveld op 4 oktober 1991 aangewezen als beschermd dorpsgezicht. Het doel van de aanwijzing is de karakteristieke met de historische ontwikkeling samenhangende structuur en ruimtelijke kwaliteit van het gebied te onderkennen als zwaarwegend belang bij de verdere ontwikkelingen binnen het gebied. De aanwijzing beoogt op die wijze een basis te geven voor ruimtelijke ontwikkeling, die inspeelt op de aanwezige kwaliteiten, daarvan gebruik maakt en daarop voortbouwt. De toelichting bij het besluit tot aanwijzing van Benneveld als beschermd dorpsgezicht is als bijlage bij dit bestemmingsplan opgenomen.
Het oudste deel van Benneveld en vanouds het centrum van het dorp, wordt gevormd door
de brink in het noordelijke deel van de nederzetting. Het is een driehoekige ruimte,
aan de oost- en zuidzijde door een weg begrensd. Vanwege het licht gebogen beloop
van de Bennevelderstraat aan de noord- en zuidkant en door de compacte bebouwing in
dit deel van Benneveld rondom de brink is een tamelijk besloten ruimte ontstaan. Dit
wordt nog geaccentueerd door de aanwezige beplanting van hoog opgaand bomen, veelal
eiken, zowel op de brink als op de erven. Opvallend is de nokrichting evenwijdig aan
de weg van enkele boerderijen aan de oost- en zuidkant van de brink.
In de oudere gedeelten van Benneveld (het noordelijke en zuidelijke deel) zijn de
onregelmatige verspringende rooilijnen kenmerkend. De bebouwing is op wisselende afstand
van de weg gesitueerd in tegenstelling tot het middendeel waar een regelmatige bebouwingsrichting
(merendeels loodrecht op de weg) aanwezig is en de rooilijnen doorgaans op geringere
afstand evenwijdig aan de straat lopen. Het jongste middendeel heeft een open karakter.
De bebouwing is over het algemeen minder dicht en er is minder beplanting van betekenis
aanwezig.
De diversiteit van de agrarische bebouwing in Benneveld bepaalt in belangrijke mate
het dorpsgezicht. De oudere boerderijen dateren hoofdzakelijk uit de negentiende eeuw.
In aanleg echter zijn veel van de hoofdgebouwen uit de achttiende eeuw. Ondanks vele
aanpassingen en meer of minder ingrijpende verbouwingen zijn de boerderijen herkenbaar
aan het 'middenlangsdeel' of 'Oud-Drentse' type. De baanderdeuren, die de hoofdingang
vormen, zijn zonder uitzondering in het midden van de achtergevels geplaatst, die
naar de weg zijn gekeerd. Wel zijn sedert de negentiende eeuw de vanouds inspringende
baanders veelal vervangen door direct in de achtergevels geplaatste deuren. Deze deuren
zijn in het algemeen donkergroen geverfd, met witgeverfde deurposten. In enkele gevallen
(woonboerderijen) bestaat de 'baander' thans uit een glaswand. Markant zijn de bijgebouwen,
al dan niet vast gebouwd aan de boerderij, vanwege de toepassing van hout en riet
voor de muren.
De jongere boerderijen, uit de eerste helft van de twintigste eeuw, onderscheiden
zich van de oudere boerderijen door de dwarsgeplaatste woonhuizen die langs de straat,
vóór het bedrijfsgedeelte zijn geplaatst.
Voor het merendeel van de boerderijen en de landelijke woonbebouwing geldt dat de
huiserven van de weg zijn afgescheiden door duidelijke erfscheidingen. Het zijn veelal
eenvoudige (houten) hekwerken of heggen, soms draadafrasteringen langs de weilandperceeltjes
die in het zuidelijke deel van het dorp voorkomen. In het middengedeelte bevindt zich
aan de oostzijde van de weg tevens een greppel. Een smal verhardingsprofiel en een
eenvoudige inrichting zijn in het gehele dorp kenmerkend.
De visuele relatie met het omliggende open agrarische gebied is met name in het middengedeelte
van Benneveld, alsmede in het zuidelijke deel, zij het in geringere mate, opmerkelijk.
Het reliëf tussen es- en beekdal is in westelijke richting duidelijk waarneembaar.
Door de hogere ligging van het noordelijke deel van het dorp is in dit relatief besloten
deel door middel van doorkijkjes eveneens een visuele betrokkenheid met de esgronden
aanwezig. Het doorzicht in het verlengde van de weg naar de noordelijke esgronden
behoort hier ook toe. Het contrast tussen de open esgronden en de compacte nederzetting
is hier in het noorden het grootst.
Tot het beschermde dorpsgezicht behoren de samenhangende onderdelen van de ruimtelijke
structuur, waaruit de historische ontwikkeling is af te lezen. Deze samenhangende
structuur is voornamelijk opgebouwd uit de min of meer lineaire esnederzetting met
de Bennevelderstraat als centrale as. De grens is in het algemeen langs de achtererven
van de bebouwing getrokken. Hoewel de functionele en visuele relatie met het agrarisch
gebied van groot belang is, lijkt de betrekking van grote delen landelijk gebied niet
het meest geëigende middel ter bescherming van dit belang. De begrenzing van het beschermd
dorpsgezicht, zoals bij de aanwijzing aangegeven, is in het bestemmingsplan overgenomen
en heeft de dubbelbestemming beschermd dorpsgezicht gekregen.
De stad Coevorden is de hoofdkern van de gemeente. Op hoofdlijnen kan de stad in drie
planologisch verschillende gebieden worden opgedeeld. In het zuiden ligt het (regionale)
bedrijventerrein. Hiervoor is het bestemmingsplan ‘Bedrijventerrein Stad, Coevorden’
(2015) van toepassing. Daarnaast is er een apart bestemmingsplan voor een drietal
windturbines van toepassing; het bestemmingsplan ‘Windpark Hulteweg’ (2017). Deze
plannen zijn beide digitaal beschikbaar.
In het noordoostelijke deel van de stad ligt het belangrijkste woongebied van de stad.
Hier geldt hoofdzakelijk het bestemmingsplan ‘Coevorden woongebieden, gemeente Coevorden’
uit 2006. Ook het woongebied ‘Klooster’ in het zuidwesten maakt onderdeel uit van
de bestemmingsplan. Ten oosten van het centrumgebied ligt ook nog een ontwikkelingsgebied
waar sinds begin deze eeuw woningbouw is gerealiseerd. Hiervoor gelden het bestemmingsplan
‘Ossehaar’ (1999) en het latere uitwerkingsplan ‘Ossehaar, uitwerkingsplan’ (fase
A: 2001, fase B en C: 2007).
Figuur 15. Luchtfoto Coevorden (bron: GoogleMaps)
Coevorden is in de middeleeuwen ontstaan op een zandopduiking en gelegen bij de plaats
waar het Drostendiep, het Schoonebekerdiep en het Loodiep samengaan in de Kleine Vecht.
In 1159 werd de aanwezigheid van een kasteel voor het eerst vermeld. Het is niet bekend
wanneer Coevorden stadsrechten kreeg, maar in 1407 was er een stedelijke bestuursvorm.
De ligging op een hogere zandrug in uitgestrekte, ontoegankelijke veenmoerassen was
zeer strategisch; Coevorden was de enige toegang tot de noordelijke provincies vanuit
het zuidoosten en lag aan de oude handelsroutes Stavoren-Bentheim-Keulen en Deventer-Ommen-Groningen.
In 1592 kwam Coevorden in handen van de Staatse troepen onder aanvoering van prins
Maurits en graaf Willem Lodewijk van Nassau en werd in de daarop volgende jaren ingrijpend
versterkt tot een vesting- en garnizoenstad. De aanleg berust op plannen van Paulus
Simonsz (vestingbouwkundige uit Bolsward).
Tijdens de Munsterse oorlogen (1666-1675) kwam Coevorden in handen van de Munsterse
bisschop Bernard van Galen. Na herovering moesten de verdedigingswerken worden verbeterd,
dit gebeurde onder leiding van Menno van Coehoorn. De negentiende eeuw bracht een
grote ommezwaai. Het ging niet goed met de vestingstad. In 1806 drongen burgers uit
Coevorden er bij het gemeentebestuur op aan om moeite te doen het garnizoen te vergroten
(op dat moment slechts iets meer dan 50 manschappen) om zodoende de welvaart van de
stad te versterken. Het mocht niet baten. Het proces van de ontmanteling was begonnen.
Het plan voor het slechten van de vesting Coevorden was afkomstig van de Ingenieur
voor de ontmanteling van Vestingwerken F.W. van Gendt. Uitgangspunten voor Van Gendt
waren:
Figuur 16. Coevorden omstreeks 1850.
Figuur 17. Coevorden omstreeks 1900.
Figuur 18. Coevorden omstreeks 1950.
Van Gendt trachtte verder zowel de belangen van de staat als van de gemeente in de
gaten te houden. Op 3 april 1869 kwam het eerste plan bij de gemeente binnen. Met
dit plan werd de toon van de veranderingen bepaald, waarbij opvalt dat de structuur
van de oorspronkelijke vesting nog redelijk goed herkenbaar is aan het radiale stratenpatroon,
aan restanten van de grachtstructuur en aan enkele resterende bouwwerken. De uitvoering
van het plan Van Gendt werd in zeven stappen gerealiseerd in opdracht van het Ministerie
van Financiën. Voor het te beschermen gebied, dat globaal het deel tussen de bastions
Stad en Land en Holland omvat, zijn het derde en zevende bestek van belang (bestek
nummers 4 en 5 zijn niet gevonden in het gemeentearchief). Met het in 1875 gepresenteerde
derde bestek werd met betrekking tot het gebied het bastion Holland geslecht. Het
zevende bestek, uit 1886, omvatte het slechten van de ravelijn Gelderland-Holland,
het dempen van de daarvoor gelegen opengebleven grachtdelen en het aanleggen van een
weg tot verbinding van de buitensingel met de weg langs het Stieltjeskanaal. Bij dit
bestek is dus sprake van een buitensingel. Deze buitensingel, die op de plaats ligt
van de voormalige binnengracht, is mogelijk uitgevoerd met de besteknummers 4 of 5,
maar in ieder geval is er al sprake van bij het ontwerpplan van Van Gendt. De singel
is later gedoopt tot Van Heutszsingel en werd dus met het bestek van 1886 verlengd
met de Burgemeester Van der Lelysingel. Door de aanleg van de singel moest ook de
verbinding met het centrum worden verbeterd. Daarvoor werd de straat het Kasteel verlengd
met de Meindert van der Thijnensingel. Nadere invullingen kwamen in de loop der jaren
gereed.
Zo werd in 1907 een belangrijke karakteristiek toegevoegd, te weten het Van Heutszpark,
gelegen op een deel van de voormalige enveloppe (extra omwalling). Het ontwerp hiervoor
werd geleverd door J. Vroom (De Punt). Het plan omvatte een aanleg met een typisch
villa-achtig bebouwingspatroon waarbinnen enkele nieuwe functies, zoals een watertoren
en een Rijks Hogere Burgerschool een prominente plaats kregen. In 1911 worden plannen
gemaakt om de noordoostelijke flank van de enveloppe ook als park in te richten. De
woninginspecteur W.G. Schuylenburg adviseerde de gemeente om de noordkant beter te
beplanten tegen toetreding van de noordenwind, dat in aansluiting daarop een plantsoen
met wandelwegen kon worden aangelegd en “op de juiste plaatsen de thans bestaande
gelegenheden voor het genieten van schoone vergezichten, te behouden.” Tevens stelde
hij dat het bestaande park diende te worden verbeterd en hij adviseerde het ontwerp
door L. Springer te laten uitvoeren. Vier jaar later, in 1915, blijkt Springer inderdaad
het ontwerp te hebben geleverd voor dit deel van het park. Het gedeelte is in een
Engelse landschapsstijl ingericht met een kronkelend padenpatroon over een licht glooiend
terrein. De gronden tussen de Burgemeester Van der Lelysingel en het park werden aanvankelijk
nog door Domeinen vastgehouden, maar rond 1920 mochten er dan woningen op worden gebouwd.
Het werd een rij dubbele woningen die werden gebouwd in opdracht van Woningbouwvereniging
de Eendracht.
De vervening van Zuidoost-Drenthe in de tweede helft van de negentiende eeuw leidde
tot de aanleg van een uitgebreid netwerk van kanalen en de verharding van wegen. Dit
resulteerde in een versterking van de economische positie van Coevorden. Er kwam een
tramlijn naar Dedemsvaart (1897) en er kwamen spoorverbindingen met Zwolle, Emmen,
Stadskanaal (1905), alsmede met Nordhorn en Bentheim (1910). Ten behoeve van de fabrieksarbeiders
werd tijdens de industrialisatie een groot aantal arbeiderswoningen gebouwd.
Vanaf circa 1910 ontwikkelde Coevorden zich als regionaal industrie- en onderwijs-centrum.
Na de Tweede Wereldoorlog, waarin de stad vrij veel schade leed, zijn industrieterreinen
ingericht aan de west- en zuidzijde. Aan de noord- en oostzijde kwamen woonwijken
tot stand.
Coevorden ligt in Zuidoost-Drenthe en heeft een centrale ligging ten opzichte van
Emmen, Meppel, Hoogeveen en Zwolle. De N34 is een belangrijke schakel in de verkeersstructuur
en verbindt Coevorden met Groningen en Zwolle. Daarnaast wordt de kern door andere
provinciale wegen, het spoor en een aantal buslijnen ontsloten. In oostelijke richting
ontsluit de A37 Hoogeveen met de Duitse grens. Deze weg zorgt ervoor dat de gemeente
Coevorden relatief goed is ontsloten via het rijkswegennet.
In bredere context gezien, ligt Coevorden centraal ten opzichte van vijf kanalen.
De bereikbaarheid van de stad over het water is gunstig. De binnenstad van Coevorden
wordt gekenmerkt door een stervormig stratenpatroon met de Markt als middelpunt. Rondom
deze markt zijn ringen geformeerd, die dwarsverbindingen vormen tussen de stralen
vanuit het middelpunt. Deze structuur is zeer karakteristiek en het patroon is zeer
strak en dwingend en bepaalt in een aantal opzichten de bebouwing.
Figuur 19. Luchtfoto Coevorden, binnenstad.
In het centrum bevinden zich verschillende voorzieningen ten behoeve van publieksgerichte
dienstverlening, maatschappelijke/culturele doeleinden, wonen en winkels.
Het centrum van Coevorden heeft met betrekking tot een gevarieerd winkelaanbod een
belangrijke regionale functie. Er ontbreekt echter wel een zwaartepunt in de ruimtelijke
structuur en beleving van het winkelgebied. Dit wordt vooral ingegeven door de slechte
relatie tussen winkels en omgeving. De Friesestraat is relatief de sterkste centrumstraat
door het aantal gevestigde trekkers. Het primaire winkelgebied is ingericht als voetgangersgebied.
In het kader van horeca wordt Coevorden gezien als een uitgaanscentrum. Een deel van
de aanwezige horeca is zelfstandig gericht op deze uitgaansfunctie en is dus niet
afhankelijk van de overige (dagrecreatieve) voorzieningen en winkels in het centrum.
De vestingstructuur van Coevorden, die tot uiting komt in het stervormige stratenpatroon,
en de grachten vormen structuurbepalende elementen van de stad. Daarbinnen worden
karakteristieken bepaald door de aanwezige bebouwing, het groen en de openbare ruimte.
Deze waarden wil de gemeente goed beschermen. Met het bestemmingsplan worden op verschillende
manieren de karakteristieken beschermd. In de juridische vormgeving wordt uitgebreider
ingegaan op de beschermende regelingen.
De waarde van bebouwing kent drie gradaties. In het plangebied komen rijksmonumenten,
karakteristieke panden en ‘reguliere’ panden voor. Rijksmonumenten zijn middels de
Monumentenwet beschermd en daarmee is een aanvullende regeling in het bestemmingsplan
niet nodig.
De als ‘karakteristiek’ aangeduide panden zijn die panden die door hun stijl, gaafheid
en situering behoudenswaardig zijn. Het zijn panden die niet zijn aangewezen als rijksmonument,
maar soms wel als provinciaal of gemeentelijk monument. De aanwijzing van de karakteristieke
panden komt voort uit het Monumenten Inventarisatie Project (MIP) en de Cultuurhistorische
inventarisatie centrum Coevorden (RAAP, januari 2004). Ter plaatse van de aanduiding
‘karakteristiek‘ dient de uitwendige hoofdvorm, bestaande uit goot- en bouwhoogte
en dakhelling te worden gehandhaafd. Ook is er een omgevingsvergunningstelsel opgenomen
voor de sloop van de als ‘karakteristiek’ aangeduide panden.
Er zijn ook gebieden die zijn aangeduid als ‘karakteristiek’. Het gaat daarbij om
het Van Heutszpark, het park tussen de Burgemeester Van der Lelysingel en de gracht.
De ‘reguliere’ panden kennen geen bijzonder beschermingsregiem, met uitzondering van
alle panden die zijn gelegen in het beschermd stadsgezicht van Coevorden. Welk gebied
is aangewezen als beschermd stadsgezicht en welke waarden ter plaatse worden beschermd,
wordt omschreven in de navolgende paragraaf.
Figuur 20. Begrenzing beschermd stadsgezicht.
Het noordelijke deel van het centrum van Coevorden is in 2007 door het Rijk aangewezen
als beschermd stadsgezicht. Een beschermd stads- of dorpsgezicht is een groep van
objecten en gebouwen die van rijkswege (ingevolge de Monumentenwet 1988) of op grond
van gemeentelijk beleid is beschermd. Het zijn gebieden met een hoge cultuurhistorische
waarde. De aanwijzing als beschermd gezicht is verwerkt in een bestemmingsplan, doordat
er ter plaatse meer eisen (regels) worden gesteld aan de rooilijn, de bebouwingsschaal
en het bebouwingsbeeld van gebouwen. In een van rijkswege beschermd stads- of dorpsgezicht
is het verboden een bouwwerk zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van
burgemeester en wethouders te verbouwen of (gedeeltelijk) af te breken.
Het noordelijke deel van het centrum is vanwege de cultuurhistorische waarden en de
stedenbouwkundige waarden aangewezen als beschermd stadsgezicht. Vooruitlopend op
de aanwijzing van het beschermd stadsgezicht is in 2003 een bestemmingsplan opgesteld,
omdat de gemeente de status voor beschermd stadsgezicht reeds in 1996 had aangevraagd.
Het gebied dat als beschermd stadsgezicht is aangewezen omvat de voormalige buitengracht
en een parkgedeelte ten noorden daarvan in verband met de relatie met de oude vestingstructuur.
De noordelijke begrenzing volgt daarom de Poppenharelaan en de Schutselaan tot aan
het Stieltjeskanaal. Bij het Stieltjeskanaal langs wordt de aansluiting op de Burgemeester
Van der Lelysingel verkregen. In het westen ligt de grens achter de bebouwing van
de Oude Gracht bij het water langs. Over het bebouwde gebied volgt de grens de kavellijn
tussen de Biezenbrugstraat en de Churchilllaan en gaat over de Van der Heutszsingel
in westelijke richting tot aan het perceel Van Heutszsingel 108 en 110. Daar loopt
de grens achter de gevelwand van de Van Heutszsingel tot aan de Meindert van der Thijnensingel.
De begrenzing loopt hier over de singel door tot en met Kasteel nr. 8. Tussen Kasteel
nr. 8 en het voormalige postkantoor loopt de grens naar de haven. Via de Burgemeester
Van der Lelysingel sluit de begrenzing aan op het Stieltjeskanaal.
Beschrijving per deelgebied
In het navolgende worden de bijzondere waarden per deelgebied omschreven en wordt
puntsgewijs uiteengezet welke elementen worden beschermd. Vanuit deze samenvatting
van de te beschermen onderdelen vindt ten slotte de juridische vertaling plaats naar
de regels en de verbeelding.
Figuur 21. Deelgebieden in het beschermde stadsgezicht Coevorden
In het hierna volgende worden de volgende deelgebieden nader omschreven:
Figuur 22a; Zicht op het kasteel
Figuur 22b; Kasteel/Meindert van der Thijnensingel
Het plan van Van Gendt voorzag ook in een verlegging van de historische radialen.
In het noorden van het centrum is dat te zien aan de verlenging van het Kasteel met
de Meindert van der Thijnensingel. De straat en de bebouwing aan de noordwestkant
van de straat tot het voormalige postkantoor zijn onderdeel van het beschermd stadsgezicht.
Het gebied wordt aan de achterkant begrensd door het water van de Haven.
De straat Kasteel - Meindert van der Thijnensingel vormt de overgang van het centrumgebied
van Coevorden naar de meer groene buitenrand van de oude stad. In de straat komt deze
overgang tot uiting door het meer stenige karakter aan de zuidwestkant en door de
laanboombeplanting nabij de kruising met de Van Heutszsingel. De diepe bouwkavels
grenzen aan de voorzijde aan de straat en aan de achterzijde aan de Haven. De kavels
vertonen een sterk hoogteverloop, aan het water ligt het maaiveld circa 2 m lager
dan aan de straatzijde.
Aan de zuidkant in de straat ligt de bebouwing direct tegen de stoep, aan de noordkant
ligt de bebouwing verder van de straat en hebben de woningen voortuinen. Daarnaast
ligt de bebouwing voor in de straat dicht opeen en ontstaat naar buiten tussen de
woningen steeds meer ruimte, waarbij de voormalige school op de hoek van de Burgemeester
Van der Lelysingel en de Meindert van der Thijnensingel rondom veel ruimte heeft.
Het verloop van de ligging ten opzichte van de straat en de tussenruimte versterkt
het beeld van overgang vanuit het centrum naar buiten. Aan de achterkant tegen de
Haven zijn kavels door middel van groen afgescheiden, waardoor hier het groene beeld
overheerst.
Aan de noordoostkant worden de tuinen afgeschermd door hagen of door deels gemetselde
tuinmuurtjes in de stijl van de achterliggende bebouwing. Het lage muurtje rond de
voormalige school vormt daarin een waardevol element. Dit beeld van een overgang vanuit
het centrum naar buiten wordt ook versterkt door de bouwmassa. Aan de centrumzijde
hebben de woningen twee verdiepingen met kap. Richting de Van Heutszsingel hebben
de woningen één verdieping met een kap. Het voormalige schoolgebouw, dat is gebouwd
op de geslechte vestingwal, maakt zich los van deze afgaande reeks door een forse
bouwmassa: twee hoge verdiepingen en een forse kap. Aan de achterzijde van een van
de woningen staat een pakhuis, dat een hotelfunctie heeft gekregen. De kapvormen vertonen
zowel qua vorm als qua richting veel variatie.
Uit de toegepaste bouwstijlen is duidelijk af te lezen dat rond 1900 het dichtst bij
het centrum met de bouw is begonnen. De woning met kantoor en pakhuis is in de art
nouveau-trant gebouwd (1908). Het aaneengesloten bouwblok en de daarnaast gelegen
woningen vormen een overgangsstijl (circa 1920) waarbij de ramen nog overwegend verticaal
zijn gericht. Ten slotte zijn de laatste woningen gebouwd in de Interbellum architectuur
(1925-1940) waarbij de verticale raamvorm wordt losgelaten en onder andere elementen
van de Amsterdamse School zijn te herkennen. Ten slotte is de voormalige school op
de hoek weer wat eerder gebouwd (1923) in een stijl die verwantschap vertoont met
de Amsterdamse School, maar overwegend neigt naar de art deco.
Figuur 22a; Voormalig pakhuis
Figuur 22b; De Haven
De bebouwing is overwegend van rood/roodbruine baksteen. De daken zijn bedekt met rood/roodbruine en zwarte dakpannen. Eén woning met schuur heeft een rieten dak. Versieringen, kozijnen en dakranden zijn overwegend in lichte kleuren uitgevoerd.
Aan de noordzijde van de Burgemeester Van der Lelysingel, die is aangelegd op de voormalige binnengracht, werden rond 1920 in opdracht van Woningbouwvereniging Eendracht 20 woonhuizen gebouwd. De Burgemeester Van der Lelysingel vormt een belangrijke route rond het centrum van Coevorden. Aan de oostkant sluit de weg aan op de N377 en de Europaweg richting Schoonebeek, aan de westkant eindigt de weg in de rotonde voor het station.
Figuur 23a; Burgemeester Van der Lelysingel (noordzijde)
Figuur 23b; Burgemeester Van der Lelysingel (noordzijde)
De kavels grenzen aan de voorzijde aan de straat en aan de achterzijde aan het park.
De voorgevellijn vertoont een golvend verloop, in het midden en aan de oostzijde hebben
de woningen een diepe voortuin, op de overige plaatsen worden de voortuinen geleidelijk
kleiner, waardoor een levendig beeld ontstaat. De grens tussen de voortuinen en de
straat bestond oorspronkelijk uit gemetselde staanders. Voor een deel zijn deze nog
aanwezig en is een haag of hekwerk tussen de staanders geplaatst. Op andere plekken
zijn de staanders verdwenen. De wisseling in erfscheiding doet enige afbreuk aan het
samenhangende beeld.
De woningen zijn in circa 1920 als reeks van 20 twee-onder-een-kapwoningen ontworpen.
Dit is terug te vinden in de bouwmassa die bij alle woningen ongeveer gelijk is. Twee
woningen, de buitenste woning aan de oostkant en de één na laatste woning aan de westkant,
hebben een lagere gootlijn (één verdieping met hoge kap). De overige woningen hebben
twee verdiepingen met kap. Alle woningen hebben een meer of minder samengestelde kap,
waarbij het uitgangspunt een schilddak is, met de hoofdnokrichting evenwijdig aan
de weg. De woningen zijn gebouwd in een overgangsstijl; overgang van verticale naar
vrijere raamvormen, gootklossen en samengestelde dakvormen en het gebruik van art
deco-elementen, zoals het combineren van metselwerk met wit gepleisterde geveldelen.
In de tien bouwblokken zijn vijf typen te onderscheiden. De reeks woningen vertoont
een bijna symmetrische opbouw: in het midden twee gelijke woningen en naar buiten
toe aan weerszijden steeds dezelfde woning. Aan de buitenkant is dit even doorbroken
door een omkering van twee typen. De wisseling van de afstand tussen de voorgevel
en de straat valt samen met de verdeling van de typen. De afwisseling in kapvorm en
geveldetaillering is zodanig dat elk type herkenbaar is, maar dat de hele reeks toch
een sterke samenhang vertoont.
Volgens het ontwerpplan van Van Gendt en de besteknummers 4 en 5 uit 1886 werd op
de voormalige binnengracht de Van Heutszsingel aangelegd, die later werd verlengd
met de Burgemeester Van der Lelysingel. De eerste huizen langs de Van Heutszsingel
werden rond 1900 aan de westkant gebouwd. In dit deelgebied worden alleen de woningen
aan de zuidkant van de straat behandeld. De Van Heutszsingel vormt een belangrijke
route rond het centrum van Coevorden. Aan de oostkant gaat de weg over in de Burgemeester
Van der Lelysingel, aan de westkant eindigt de weg in de rotonde voor het station.
De woningen staan voor het grootste deel in een strakke voorgevellijn, waarbij de
afstand tot de weg nagenoeg overal gelijk is. De erfscheiding langs dit deel van de
Van Heutszsingel wordt gevormd door een stenen muurtje in een vormgeving waaruit is
af te leiden dat deze is gebouwd rond 1940/1950, dus later dan de woningen zijn gebouwd.
Ondanks deze latere bouwdatum wordt het muurtje aangemerkt als een waardevol element,
omdat deze het voorgebied bindt tot een samenhangend geheel.
In het westelijk deel van de straat staan de woningen bijna of geheel tegen elkaar,
wel zijn de woningen afzonderlijk duidelijk te onderscheiden. In het oostelijk deel
van de straat is meer ruimte tussen de woningen. De bebouwing langs de zuidkant van
de straat is op te delen in twee stukken, namelijk:
Figuur 24a. Van Heutszsingel, zuidzijde
Figuur 24b. Van Heutszsingel, zuidzijde
De woningen hebben een schild- of zadeldak (mansarde), de nokrichting is deels evenwijdig
aan de weg, deels haaks op de weg. De woningen in deel A zijn in hoofdzaak gebouwd
in een eclectische stijl, er zijn elementen uit allerlei bouwstijlen te herkennen;
neo renaissance (speklagen), art nouveau (gootklossen en gevelversieringen). De woningen
hebben overwegend verticale ramen en veel versieringen. De woning aan de oostkant
van de A. Kramersingel in deel B is verwant met deze stijl, maar al veel soberder
van detaillering. De overige woningen in deel B zijn gebouwd in de stijl van de Amsterdamse
en Haagse school: donkerrode baksteen, strakke detaillering, ver overstekende goten.
Twee woningen (nr. 100 en 102) zijn na 1950 gebouwd.
Door de strakke bouwvlakken blijven de voorgevellijn waarin de woningen zijn gebouwd
en de ruimte tussen de woningen gehandhaafd. Het ritme in de straat blijft ook na
veranderingen in stand.
Figuur 25a. Van Heutszsingel, noordzijde
Figuur 25b. de Rijks Hogere Burgerschool
Figuur 25c. de Watertoren
Figuur 25d. Woonhuis in chaletstijl
De verdere invulling van het gebied kwam in de loop der jaren gereed. Zo werd in 1907
een belangrijke karakteristiek toegevoegd, te weten het Van Heutszpark (het bebouwde
gebied ten noorden van de Van Heutszsingel), gelegen op een deel van de voormalige
extra omwalling. Het plan omvatte een aanleg met een typisch villa-achtig bebouwingspatroon,
waarbinnen de watertoren en de Rijks Hogere Burgerschool een prominente plaats kregen.
De straten in het gebied ondersteunen het villaparkkarakter, maar bezitten elk een
eigen ruimtelijke opbouw. De Churchilllaan en het Van Heutszpark kennen een bochtig
verloop. De Wethouder Rooslaan heeft een meer rechtlijnig verloop.
De Dr. Picardtlaan vormt een vrijwel rechtlijnige verbinding met het gebied ten noorden
van het Van Heutszpark. In de as van de weg is de watertoren geplaatst. De woningen
liggen in dit deelgebied overal met de voorgevel nagenoeg evenwijdig aan de weg. In
de gebogen straten ontstaat daardoor een afwisselende plaatsing van bebouwing op de
kavel en in de strakke straten (Wethouder Roos-laan) ontstaat een strak verkavelingspatroon.
Langs de Van Heutszsingel hebben de hoekwoningen een tweezijdige oriëntatie, ze zijn
gericht op de Van Heutszsingel en op de betreffende zijstraat. In het gebied zijn
de woningen vrijstaand of twee-onder-een-kap. De zijdelingse afstand tussen de woningen
is vrij groot en versterkt het parkachtige karakter. De Rijks Hogere Burgerschool,
met aan weerszijden een woning, ligt frontaal voor de Wethouder Rooslaan en grenst
aan de achterkant aan de buitengracht. De erfscheiding langs de Van Heutszsingel wordt
gevormd door gemetselde staanders, waartussen een metalen hekwerk in een vormgeving
waaruit is af te leiden dat deze is aangebracht tussen 1940 en 1950, dus later dan
de woningen zijn gebouwd. Ondanks deze latere bouwdatum wordt deze erfscheiding aangemerkt
als een waardevol element, omdat deze de verschillende voortuinen langs de Van Heutszsingel
bindt tot een samenhangend geheel.
Erfscheidingen in het binnengebied bestaan overwegend uit groen, hagen of meer losse
beplanting. In het Van Heutszpark is een tuinmuur aangebracht die door zijn afmeting
en materiaalgebruik het parkachtige karakter enigszins verstoort. Rond de school staat
een lage erfscheiding, bestaand uit metselwerk en metaal. Aan de voorkant van de Rijks
Hogere Burgerschool aan de Churchill-laan is een ijzeren hek aanwezig, dat onderdeel
uitmaakt van het monumentale karakter van deze school. Het merendeel van de woningen
heeft een forse bouwmassa. De meeste woningen zijn twee verdiepingen met kap of in
één geval een plat dak. Er is dus duidelijk sprake van villabouw. De bebouwing van
de Rijks Hogere Burgerschool sluit hierbij aan. De later gebouwde school (circa 1960)
verstoort het beeld enigszins door zijn grotere schaal en platte afdekking. In het
gebied komen verschillende kapvormen voor, zoals een schilddak, zadeldak, wolfsdak
of plat dak in meer of minder samengestelde vorm. Ook de nokrichting is afwisselend
loodrecht op of evenwijdig aan de straat. Het grootste deel van de woningen is gebouwd
in een stijl die verwant is aan de Amsterdamse of Haagse school (circa 1930/1940).
Met name in de zuid-westhoek zijn de woningen in de art nouveau-trant en in een eclectische
trant gebouwd (1900-1910). Ook de watertoren en de Rijks Hogere Burgerschool met dienstwoningen
zijn in een eclectische trant gebouwd.
In het gebied komt een aantal woningen voor die na 1945 zijn gebouwd. De bouwstijl
past minder in dit gebied, de hoofdmassa en de situering zijn wel passend. Ten slotte
is er de woning Dr. Picardtlaan nr. 10, een prefabwoning, in 1926 geïmporteerd uit
Duitsland, in een zogenaamde chaletstijl en goed passend in deze omgeving. De in circa
1960 gebouwde school (Parkschool) past door zijn strakke opzet en grote schaal minder
in dit parkachtige gebied. De locatie van deze school is voorzien van een aanduiding
(wijzigingsgebied) waarmee op termijn, na het volgen van een wijzigingsprocedure,
ter plaatse woningen gebouwd kunnen worden.
Achter de woningen aan de Burgemeester Van der Lelysingel ligt een park, dat deel
uitmaakt van het Van Heutszpark. In 1911 adviseerde de woninginspecteur W.G. Schuylenburg
de gemeente om het bestaande park te verbeteren volgens een ontwerp van L. Springer.
Vier jaar later, in 1915, blijkt Springer het ontwerp te hebben geleverd. Het park
is in een Engelse landschapsstijl ingericht, met een kronkelend padenpatroon over
een licht glooiend terrein. De stervormige buitenwal van de oude vesting is uitgangspunt
geweest voor de planopzet. Het park wordt op drie plaatsen ontsloten, namelijk vanaf
een ingang in het verlengde van de Meindert van der Thijnensingel, vanaf de Burgemeester
Van der Lelysingel nabij de brug en in de noordwesthoek vanaf de Dr. Picardtlaan.
Paden slingeren langs de oever van de gracht langs de achterkant van de woningen aan
de Burgemeester Van der Lelysingel, bovendien is er een aantal verbindingspaden tussen
de Burgemeester Van der Lelysingel en de gracht over het glooiende terrein. Het park
kent open gebieden, solitaire bomen en plekken met een gesloten beplanting met bomen
en struiken, waardoor omsloten ruimtes en mooie doorzichten zijn ontstaan.
In het park zijn drie objecten gebouwd. Centraal in het park in een heuvel ingegraven,
ligt een rustiek aangelegde fonteingrot. Het is niet duidelijk of deze ook aan L.
Springer moet worden toegeschreven, maar de grot past goed in de Engelse landschapsstijl
van het park. Op de meest noordoostelijke punt van het stervormige terrein is rond
1935 een Oranjebank aangelegd. In de as van de ingang voor de Meindert van der Thijnensingel
is in 1924 een monument opgericht ter herinnering aan de heldenrol van Meindert van
der Thijnen, die het plan voor herovering van Coevorden in 1672 opstelde.
Het park in zijn huidige opzet blijft gehandhaafd. Waardevolle elementen daarin zijn:
In het plan van Van Gendt was een goede organisatie van de waterhuishouding belangrijk.
Daarom bleef bij het slechten van de wallen de buitengracht behouden. In 1911 werden
plannen gemaakt om het gebied ten noorden van de gracht als park in te richten. De
gracht, restant van de vroegere vestingwerken, wordt aan de oostkant beëindigd door
het Stieltjeskanaal en aan de westkant door de spoorlijn. Ongeveer halverwege wordt
de gracht doorsneden door de Dr. Picardtlaan. De zuidoever wordt gekenmerkt door hoog
opgaande beplanting/bomen en door een wandelpad dat het beloop van de gracht volgt.
De beplanting langs deze oever sluit goed aan bij de parkachtige aanleg van het woongebied
ten zuiden. Op een aantal punten is er vanuit het woongebied een fraai vergezicht
over de gracht en het ten noorden hiervan gelegen park.
Ten noorden van de gracht kenmerkt de parkaanleg zich door de open inrichting. Langs
de grachtoever loopt een doorgaand wandelpad met kleine laanbomen aan weerszijden.
Daarnaast is op een aantal plaatsen een wat dichtere beplanting aangebracht. Het doorzicht
vanaf de Poppenharelaan en de Schutselaan naar de rand van de oude stad is op veel
plaatsen aanwezig. Op een van de driehoekige segmenten ten westen van de Dr. Picardtlaan
zijn in latere jaren een gebouw voor de evangelische gemeente en twee woningen met
omliggende beplanting gerealiseerd, die de openheid van het gebied aantasten.
Ten oosten van de Dr. Picardtlaan is een dierenweide met omliggende beplanting gerealiseerd,
aansluitend bij de ten noorden van het deelgebied gelegen woonwijk die door zijn richting
en afmeting minder invloed heeft op de zichtlijnen.
Belangrijke elementen in het park die bewaard moeten blijven en/of moeten worden versterkt,
zijn:
In oktober 2019 werd door de raad een programmatische visie voor Markt, Haven, Citalepunt en Weeshuisweide vastgesteld onder de naam 'Kasteelpark Coevorden'. De uitwerking van de visie is nog onvoldoende concreet om deze te vertalen in het onderhavige bestemmingsplan. Te zinder tijd zal de vertaling worden opgenomen in een separaat bestemmingsplan.
Dalen is ontstaan in de vroege middeleeuwen op een zandrug tussen de beekdalen van
het Drostendiep en het Loodiep. Het esdorp wordt in 1225 voor het eerst vermeld. Dalen
ontwikkelde zich langs de weg over de zandrug van Coevorden naar Groningen. In de
19e eeuw was Dalen een langgerekt dorp met twee driehoekige brinken: de Keuterbrink
(Thyakkerstraat, Noordwijk) en een brink Verbindingsweg hoek Noordwijk.
Een dorpscentrum vormde zich bij De Brinken, de Emmerweg en de Hoofdstraat en aan
de zuidzijde was er een bebouwingsconcentratie in het gehucht De Bente. Vanaf 1850
is Dalen aan de oostzijde uitgebreid, na de Tweede Wereldoorlog in westelijke en noordoostelijke
richting.
Het toekomstig beleid is gericht op behoud van die onderdelen in het dorp die verwijzen
naar het ontstaan en de ontwikkeling als esdorp. Daartoe heeft het gebied aan de zuidkant
op de plankaart de aanduiding “gebied voor de opbouw, het behoud en het herstel van
landschappelijke en cultuurhistorische waarden” gekregen.
Dalen is ontstaan langs de rand van de es “Molenakkers”. Oorspronkelijk bevond zich
langs de weg boerderijbebouwing. Rond 1900 heeft de bebouwing zich langzaam verdicht
met woonbebouwing. Aan de noordkant bevindt zich de Hervormde Kerk (tweede helft 15e
eeuw) met begraafplaats. Hier rondom kwam ook de centrumvorming tot stand.
Aan het plangebied is bovengenoemde ontwikkeling nog goed af te lezen door de aanwezige
bebouwing (Hervormde Kerk, 19e-eeuwse eenlaagse dorpshuizen aan de Hoofdstraat, boerderijen
uit de tweede helft van de 19e eeuw), de open ruimtes tussen de bebouwing en erachter.
Bij het beeld van een oud esdorp past ook de forse laanbeplanting en de klinkerverharding
die op een informele wijze overgaat in de privé-voortuinen. Het cultuurhistorische
karakter van het dorpsgebied heeft niet het niveau van een beschermd dorpsgezicht.
Toch bevat het voldoende waardevolle elementen om hieraan genoemde aanduiding te koppelen.
Het oude dorpsgebied is op een aantal plaatsen ingesloten door jongere uitbreidingen
waardoor de directe relatie met het open, landelijk gebied vaak verloren is gegaan.
Bovendien is de oorspronkelijke bebouwing op een aantal plaatsen aangetast door verbouwing
en vernieuwing.
Ter bescherming van cultuurhistorisch waardevolle gebieden en panden is een tweetal aanduidingen op de verbeelding opgenomen. De aanduiding “gebied voor opbouw, het behoud en het herstel van landschappelijke en cultuurhistorische waarden” geldt voor bebouwd gebied waar het oorspronkelijk functioneren van het dorp in structuur en bebouwing nog tot uiting komt, maar waarvan de gaafheid minder is dan in het beschermde dorpsgezicht. Een aantal panden in het dorp is daarnaast aangeduid als “karakteristiek”.
Aan de westzijde van het Drents Plateau, een gebied overdekt met een laag dekzand,
ontstond tijdens het Holoceen, door een stagnatie van waterafvoer, een dik hoogveen
pakket, het Veenhuizer Veen en de Daler Westelijke Veenen. Met de ontginning van de
randen van het veengebied werd in de Middeleeuwen gestart. De ontginning van het Veenhuizer
Veen, waarin Dalerpeel is gelegen, werd vanuit Hoogeveen aangepakt. Daartoe werd het
wijkenstelsel van Hollandscheveld in oostelijke richting doorgetrokken.
Dalerpeel kon pas worden gesticht nadat vanaf de Lutterhoofdwijk in het zuiden een
stelsel van wijken en kanalen in noordelijke richting werd gegraven. Ook het graven
van het kanaal Coevorden-Zwinderen (1935-1938) heeft een rol gespeeld bij de ontwikkeling
van het gebied. Op de kaart van 1900 blijken de eerste lijnen voor de ontginning te
zijn uitgezet, maar pas in de loop van de twintigste eeuw ontstond Dalerpeel ten oosten
van het punt waar de Steigerwijk uitmondt in de Dommerswijk. Rond 1940 ontstaan de
eerste huizen langs de Dorpsstraat en de westkant van de Prinses Wilhelminastraat,
in de jaren zestig-zeventig wordt dit rechthoekige patroon van straten door de bouw
van woningen verder uitgebreid. In de periode van 1990 tot heden wordt een kleine
uitbreiding gerealiseerd ten westen van de Dommerswijk langs de Steigerwijk met voornamelijk
vrijstaande woningen. Aan de oostkant van het dorp ligt een groengebied met de begraafplaats
en de ijsbaan, aan de noordkant liggen sportvelden. De inpassing van Dalerpeel als
ontginningsdorp in het patroon van wijken en kanalen bepaalt voor een belangrijk deel
het karakter van het dorp. De boombeplanting langs wijken en wegen en het groengebied
ten oosten van het dorp leven daarnaast een positieve bijdrage aan de sfeer en de
beleving.
In 2006 is in Dalerpeel een Multifunctionele Accommodatie (MFA) gerealiseerd, met
name bestemd voor de inwoners van Dalerpeel en De Nieuwe Krim. De MFA levert een doorlopend
aanbod voor zowel kinderen en volwassen als voor ouderen. De MFA biedt huisvesting
voor diverse functies, van onderwijs en kinderopvang tot evenementen en vergaderingen.
De laatste jaren is er slechts incidenteel verder ontwikkeld in Dalerveen.
Geconcludeerd kan worden dat Dalerpeel een typisch, relatief jong, ontginningsdorp
is. Er zijn geen specifieke waardevolle kenmerken die het dorpsbeeld verder bepalen
en daarom een zwaar beschermingsregiem moeten krijgen.
Dalerveen is ontstaan in de middeleeuwen als een randveenontginning vanuit Dalen. Het behoort tot de oudere veenontginningsdorpen en is qua nederzettingsvorm een veenkoloniaal lintdorp en een Drents esdorp. Het dorp is gelegen op de overgang van het beekdal van het Drostendiep naar het oostelijke hoogveengebied. Het ontstaan en de ontwikkeling van Dalerveen zijn aan de hand van kaartmateriaal te volgen. Op de kaart van omstreeks 1900 heeft Dalerveen nog de vorm van een langgerekt lint. De dorpsbebouwing concentreert zich aan de oostzijde van de noord-zuid lopende Hoofdstraat.
In de huidige situatie is het beeld van het oorspronkelijke wegdorp nog goed te herkennen.
Langs de Hoofdstraat wordt een afwisselende bebouwing van boerderijen, bedrijven en
maatschappelijke voorzieningen en wonen aangetroffen, de afwisseling in leeftijd en
bouwstijl is daarbij een kenmerk. Doorzichten naar het open achterland benadrukken
nog steeds het agrarische karakter van het dorp, al hebben veel oorspronkelijke boerderijen
nu een woonfunctie.
Door ruilverkaveling is de smalle opstrekkende verkaveling voor het grootste deel
verdwenen, alleen direct achter de bebouwing van het lint zijn nog restanten te herkennen.
In de tweede helft van de vorige eeuw is in de omgeving van het kruispunt Hoofdstraat/De
Lichtenburg verdichting ontstaan, bovendien zijn er in de jaren 1980-1995 in de omgeving
van dit kruispunt aan de Lichtenburg en aan de Marke kleine woningbouwlocaties gerealiseerd.
Het beleid is gericht op het behoud van die onderdelen in het dorp, die verwijzen
naar het ontstaan en de ontwikkeling van Dalerveen als agrarische nederzetting en
als wegdorp. Daartoe wordt het meest kenmerkende bebouwde gebied aangeduid als “gebied
voor de opbouw, het behoud en het herstel van landschappelijke en cultuurhistorische
waarden”. De meest kenmerkende gebouwen worden aangeduid als “karakteristiek” en het
in het dorp gelegen kenmerkende onbebouwde gebied wordt bestemd als “agrarisch gebied
met landschappelijke waarde”.
De oorspronkelijke bebouwing van Dalerveen wordt gevormd door boerderijen. Later kwamen
daar winkels, cafés en burgerwoningen bij. Naast een aantal boerderijen die rijksmonument
zijn, is een aantal panden binnen de kern aangeduid als karakteristiek. De nadruk
ligt hierbij op de boerderijbebouwing die het meest kenmerkend is voor het dorp, aangevuld
met panden die naast hun historische waarde beeldbepalend zijn voor Dalerveen. Naast
handhaving van de bestaande panden wordt bij nieuw- of verbouw gestreefd naar aansluiting
bij de bestaande karakteristieke bebouwing. Nokhoogte, goothoogte, kleur- en materiaalgebruik
dienen bij het gebied aan te sluiten.
Kenmerkend voor het dorp Dalerveen is de boombeplanting langs wegen en rond bebouwing.
Ook het als “agrarisch gebied met landschappelijke waarde” aangeduide gebied vormt
een belangrijk onderdeel van de oorspronkelijke groenstructuur van het dorp. De verspreid
langs de weg liggende boerderijen in dit gebied zijn met hun achterzijde nadrukkelijk
op het aanliggende land georiënteerd, waaraan zij functioneel verbonden zijn. Deze
directe relatie tussen de boerderij en land dient zoveel mogelijk in zijn oorspronkelijke
opzet te worden gehandhaafd, of waar mogelijk te worden teruggebracht.
De Kiel is de meest noordelijke plaats van de gemeente Coevorden. Het dorp is nog
betrekkelijk jong en pas eind negentiende begin twintigste eeuw ontstaan. Rond 1850
lagen de veldgronden nog vrijwel onaangeroerd. Een doorgaande landweg vanaf Rolde
via Grolloo, Schoonloo, richting Noord-Sleen (Rolderstraat) doorsneed het open veld.
Ten oosten van dit gebied lagen Het Eeserveen, Odoornerveen en het Noord-Sleenerveen,
slecht ontwaterde hoogveengebieden. Rond 1850 werd begonnen met het graven van het
Oranjekanaal vanaf de Drentse Hoofdvaart in oostelijke richting tot in de gemeente
Emmen, met aansluitend daarop een zijtak (Borger zijtak) in noordelijke richting.
Op het kruispunt van het Oranjekanaal en de weg van Rolde naar Sleen ontstaat het
dorp Schoonoord. Wanneer tussen 1850 en 1900 een weg wordt aangelegd van Wezup naar
Odoorn, Ees en Borger (de Eeserstraat), kan het gebied worden ontgonnen. In 1900 zijn
de eerste huizen gebouwd bij het kruispunt van de Rolderstraat en de Eeserstraat.
Rond de crisisjaren van 1930 wordt de ontginning volop aangepakt en wordt ten westen
van De Kiel door Staatsbosbeheer een bosgebied ingeplant dat nu van betekenis is voor
de recreatie.
Rond 2000 is er enige verdichting opgetreden, maar de structuur van het dorp is niet
wezenlijk veranderd. De meeste bebouwing is nog steeds te vinden langs de Rolderstraat
en de Eeserstraat. Wel is er een kleine uitbreiding ontstaan ten zuiden van de Eeserstraat
aan de Kijlweg. Langs de Eeserstraat en de Kijlweg wordt uitsluitend woningbouw aangetroffen.
Langs de Rolderstraat is daarnaast een school, een dorpshuis en een restaurant aanwezig.
Woningen zijn in hoofdzaak vrijstaand en voor een deel gebouwd rond de jaren dertig,
een klein aantal twee-onder-een-kapwoningen komt voor. Het dorpsbeeld is verfraaid
door laanbomen langs de Rolderstraat en de Eeserstraat.
Geconcludeerd kan worden dat in De Kiel geen specifieke waardevolle ruimtelijke onderdelen
aanwezig zijn die het dorpsbeeld bepalen en daarom een zwaar beschermingsregiem moeten
krijgen.
Erm is een brinkdorp en van brinkdorpen kan het volgende worden genoemd. In de meeste
gevallen ontstonden deze dorpen op de grens van de drogere naar de nattere gronden.
Brinkdorpen bestaan voornamelijk uit boerderijen, die schijnbaar ordeloos (vaak dicht
bijeen) staan gegroepeerd rond één of meer brinken. Kenmerkend voor deze dorpen zijn
eveneens de essen, die zijn gelegen op langgerekte, soms bijna ronde plateaus.
In Erm is nauwelijks nog iets terug te vinden van de oorspronkelijke brinken. Aan
de hand van de ligging van de boerderijen wordt verondersteld dat in Erm twee brinken
aanwezig zijn geweest. Vanaf deze plaatsen zullen nieuwe bedrijven zijn gesticht hebben
langs de op spontane wijze ontstane weggetjes.
Momenteel liggen de boerderijen in Erm voornamelijk langs de wegen en paden, terwijl
soms iets van een groepsgewijze ligging is terug te vinden (brinken). De boerderijen
hebben vaak een karakteristieke verschijningsvorm. Een aantal van deze boerderijen
is reeds tot woning verbouwd of wordt nog uitsluitend als zodanig gebruikt.
In het dorp zijn de meeste gronden in gebruik als agrarische gronden. De woonfunctie
is het duidelijkst aanwezig aan de westzijde van het plangebied, en dan met name aan
de noordwestzijde waar de meest recente woningen zijn gelegen. Plaatselijk komen nog
waardevolle zware houtopstanden voor in de vorm van solitaire bomen en bosjes. De
infrastructuur van het dorp is nogal willekeurig en aan de zuidzijde van het plangebied
loopt de oude Rijksweg. Verder zijn de Dalerstraat, de Esweg, de Oostereind en de
Oosterlangen de belangrijkste ontsluitingswegen. Aan de zuidwestzijde van het plangebied
zijn de gronden als Bos bestemd. Met betrekking tot de voorzieningen in het dorp kan
worden vermeld dat er een basisschool, twee restaurants, een kapsalon en enige bedrijvigheid
(een aannemersbedrijf, tankstation en dergelijke) aanwezig zijn.
Geconcludeerd kan worden dat in de kern van Erm, behoudens de aanwezige groenstructuren,
geen specifieke waardevolle ruimtelijke onderdelen aanwezig zijn die het dorpsbeeld
bepalen en daarom een zwaar beschermingsregiem moeten krijgen.
Een groot deel van het Drents Plateau is in de Weichsel ijstijd (9.000-10.000 jaar
geleden) overdekt geraakt met een laag dekzand die sterk wisselt in dikte. De dekzandruggen
steken daarbij duidelijk uit boven het omringende plateaulandschap. Smeltwaterstromen
die in het voorjaar over het ontdooide oppervlak van de permafrost stroomden, zorgden
voor een sterke verbreding en verdieping van de Drentse beekdalen.
Op de hooggelegen dekzandruggen ontstonden de essen (landbouwgronden). Op de laaggelegen
beekdalen ontstonden de madelanden (hooi en weiden van vee). De esdorpen zelf liggen
op de overgang van de essen naar de beekdalen. In de wijde omgeving van de dorpen
lagen de veldgronden (onontgonnen gebieden). Het dorp Gees is een duidelijk voorbeeld
van een esdorp op het Drents Plateau.
De kaart van 1900 laat deze opzet nog goed zien. Aan de oostkant van het dorp ligt
de hoog gelegen dekzandrug met daarop de Geeser Esch, aan de westkant van het dorp
Gees ligt het lager gelegen beekdal met de madelanden ter weerszijden van de Geeserstroom.
De in 1900 nog voornamelijk uit boerderijen bestaande bebouwing is schijnbaar willekeurig
gesitueerd langs deels nog onverharde wegen en paden. Daarbij is al wel een concentratie
van bebouwing langs de Dorpsstraat. Deze straat is in 1900 reeds verhard en vormt
de doorgaande verbinding van Zwinderen naar Oosterhesselen.
Tussen 1900 en 2000 wordt tussen de boerderijen langs de Dorpsstraat woningbouw gerealiseerd.
Bovendien wordt na de oorlog nieuwbouw gerealiseerd aan de westkant van het dorp binnen
de structuur van bestaande wegen. Veel boerderijen krijgen na 1900 uitsluitend een
woonfunctie. Hierdoor werd het agrarische karakter van het dorp verdrongen door de
woonfunctie.
Ondanks al deze veranderingen is de relatie tussen het dorp en de omringende landschap
nog vrijwel geheel aanwezig. De es ligt nog onbebouwd aan de oostkant van het dorp.
Tussen het oorspronkelijke dorp en het beekdal aan de westkant is wel een klein uitbreiding
gerealiseerd, maar ter weerszijden hiervan is de relatie tussen dorp en beekdal nog
in vrijwel oorspronkelijke staat. Met name in een deel van het dorp is zowel de bebouwing
als ook de omgeving van een zodanige historische kwaliteit, dat het Rijk dit gebied
heeft aangewezen als beschermd dorpsgezicht.
Het beschermde dorpsgezicht omvat een groepering oude boerderijen, tussen de Dorpsstraat en de Oude Steeg, met fraaie erfbeplanting en een goede relatie met de oostelijker gelegen Geeser Esch. De karakteristiek van het beschermde dorpsgezicht wordt bepaald door de situering, de bebouwing en de beplanting. Opvallend in de huidige situatie is de ogenschijnlijke ordeloosheid waarin voormalige boerderijen en bijgebouwen ten opzichte van elkaar en ten opzichte van de wegen zijn gesitueerd. Binnen het beschermde dorpsgezicht zijn de oorspronkelijk grillig verlopende zandwegen inmiddels verhard met gebakken steen, de wegen hebben een geringe breedte (3-4m).
Figuur 26; Illustraties van waardevolle elementen in Gees
De overige royale ruimte tussen de bebouwing wordt in beslag genomen door kleine huisweiden
en erven bestaande uit tuinen en verharding. De van oorsprong niet afgebakende ruimte
tussen de achtergevel en de weg bestaande uit een verharding van vlinten, is niet
overal meer in deze vorm aanwezig. Aan de Schaapveensweg ligt de brink Tellinghof,
een restant van de oorspronkelijk grotere brink.
De bebouwing in het beschermde dorpsgezicht bestaat uit (voormalige) boerderijen met
bijgebouwen, zoals wagenschuren stookhutten hooimijten, turfhokken en putten. Ook
is een aantal niet traditionele woonhuizen en bijgebouwen aan het dorpsbeeld toegevoegd.
De oorspronkelijke bebouwing kent een grote variatie in maatvoering van de hoofdvorm
en een sterke samenhang in dakhelling, waarbij deze helling bijna nooit kleiner is
dan 45 graden. De oudere bebouwing valt dan ook op door de imposante dakvlakken en
het sobere materiaal en kleurgebruik, baksteen, dakpannen hout, riet en stro.
De beplanting in de vorm van bomen vormt een belangrijke karakteristiek van het beschermde
dorpsgezicht. Boombeplanting komt voor langs wegen op de brink en op particuliere
erven, met name de eik is een veel voorkomende soort. Goed onderhoud en aanplant van
streekeigen soorten is een voorwaarde om het overwegend groene beeld in stand te houden.
De gemeente streeft ernaar de landschappelijke en cultuurhistorische waarden te handhaven
en zo mogelijk te versterken. Een ander beleidsuitgangspunt is dat het bebouwde en
het onbebouwde gebied als één samenhangend en onlosmakelijk geheel moet blijven bestaan.
Het bestemmingsplan dient waarborgen te verschaffen dat de aanwezigheid, situering,
hoofd- en kapvorm, gevelindeling en aanzicht van de karakteristieke en dorpsbeeldbepalende
bebouwing blijven gehandhaafd.
Figuur 27; Illustraties van waardevolle elementen in Gees
Het beleid is gericht op het behoud van die onderdelen in het dorp die verwijzen naar
het ontstaan en de ontwikkeling van Gees als agrarische nederzetting en als esdorp.
Daartoe is het meest kenmerkende gebied ten oosten van de Dorpsstraat zoals gezegd,
door het Rijk aangewezen als beschermd dorpsgezicht. Bovendien zijn in dit gebied,
maar ook elders, de meest gave en oorspronkelijk gebouwen aangewezen als Rijksmonument.
Daarnaast heeft de gemeente de volgende acties ondernomen:
Rond de kern Gees zijn enkele open plekken aangewezen als ’Agrarisch gebied met landschappelijke
waarden‘. Meest opvallend is de nog kleinschalige verkaveling en de directe aansluiting
bij de historische bebouwing van het dorp Gees.
Het gebied voor opbouw, het behoud en het herstel van landschappelijke en cultuurhistorische
waarden omvat in grote lijnen het bebouwde gebied dat ook reeds op de kaart van 1900
aanwezig is. Het huidige wegenpatroon is voor het grootste deel nog gelijk aan deze
oorspronkelijke situatie en ook de bebouwing verwijst nog voor een groot deel naar
deze opzet. De naoorlogse uitbreiding aan de westkant van het dorp valt buiten dit
gebied. De oorspronkelijke bebouwing van Gees werd gevormd door boerderijen. Later
kwamen daar onder andere winkels, cafés en burgerwoningen bij. Een deel van deze oorspronkelijke
bebouwing is nog goed te herkennen en heeft de aanduiding “karakteristiek” gekregen.
Kenmerkend voor het oude dorp Gees is verder de boombeplanting langs wegen en rond
bebouwing en de open plekken tussen bebouwing. Ook het als "agrarisch gebied met landschappelijke
waarde" omschreven onderdeel van het plan vormt een belangrijk onderdeel van de oorspronkelijke
structuur. De boerderijen lagen verspreid langs de wegen met aan de achterzijde het
land waarvan de boerderijen niet los konden functioneren. Deze directe relatie tussen
de boerderij en het land dient zoveel mogelijk in haar oorspronkelijke opzet te worden
gehandhaafd, of waar mogelijk te worden teruggebracht.
Het verloop van de wegen in het oude dorp bepaalt samen met bebouwing en groen in
hoge mate het karakter van Gees. Behoud van dit wegenverloop, met grotendeels onverharde
bermen, dient het uitgangspunt te zijn.
Geesbrug is een ontginningsdorp, ontstaan na aanleg van de Verlengde Hoogeveense Vaart.
Het dorp is ontstaan in de tweede helft van de negentiende eeuw, in het veengebied
van de toenmalige gemeente Oosterhesselen. Alle zes bruggen over het kanaal die in
deze gemeente lagen, werden genoemd naar het dichtstbijzijnde dorp of het dorp waar
de brug naartoe leidde. De meest westelijke van de zes werd genoemd naar het zanddorp
Gees. Bij deze brug ontstond een buurtschap, dat zich pas na de Tweede Wereldoorlog
ontwikkelde tot het dorp Geesbrug. Het dorp is pas na de Tweede Wereldoorlog echt
tot ontwikkeling gekomen door de nieuwbouwwijken. Deze zijn vanaf de Verlengde Hoogeveense
Vaart in zuidelijke richting gerealiseerd. De hoofdstructuur van het dorp is daarom
rationeel en planmatig opgezet.
De hoofdfunctie in het plangebied is wonen. Het grootste deel van het dorp heeft een
woonfunctie, variërend van kleinere seniorenwoningen tot grote vrijstaande woningen.
Er zijn geen meergezinswoningen. De woningen variëren in afmeting en architectuur.
Het oudere deel van Geesbrug bevindt zich langs de Verlengde Hoogeveense Vaart en
de Coevorderstraatweg. Deze woningen zijn steeds anders. Meer zuidelijk liggen de
planmatig aangelegde woonbuurten. Deze hebben een meer uniforme stijl en architectuur.
In het meest zuidelijke deel staan grotere vrijstaande woningen. Hier liggen nog enkele
bouwmogelijkheden. Bij sommige woningen zijn aan huis gerelateerde beroepen of bedrijven
aanwezig. Deze functies zijn ondergeschikt aan het wonen.
In Geesbrug is sprake van solitaire bedrijven. Vooral langs de (van oudsher) doorgaande
routes. Er ligt een klein bedrijventerrein ten noorden van de Verlengde Hoogeveense
Vaart. Dit gebied valt buiten het plangebied. Verder ligt er in het plangebied een
gasontvangststation en aan de Esdoornlaan 16 een opslag- en verkooplocatie van consumentenvuurwerk.
Aan de Berkenlaan en de Coevorderstraatweg zijn enkele centrumfuncties aanwezig. Deze
zijn verspreid gelegen en van geringe omvang. Het gaat om relatief nieuwe bebouwing,
passend bij het bestaande bebouwingsbeeld in de omgeving. Ook liggen er verspreid
over het hele plangebied enkele maatschappelijke voorzieningen; een basisschool, een
dorpshuis en de begraafplaats. Er is duidelijk geen sprake van een clustering van
deze openbare voorzieningen. In het zuidwesten van het plangebied liggen de sportvelden.
De bebouwing is relatief kleinschalig en laag. Alle bijhorende voorzieningen zijn
hier naar rato aanwezig.
De Coevorderstraatweg is in het mobiliteitsplan aangewezen als een hoofdweg met een
ontsluitingsfunctie. De overige wegen in het plangebied hebben een beperkte functie.
Het betreft vaak 30-km wegen. De Verlengde Hoogeveense Vaart is een belangrijke watergang.
Niet alleen vanwege de historische betekenis voor het dorp, maar ook vanwege de waterhuishoudkundige
functie ervan.
Geesbrug is omgeven door een veenontginningen landschap wat vooral uit grootschalige
weilanden bestaat, met veel sloten en vaarten. De scheiding tussen bebouwing en het
omliggende landschap is in Geesbrug duidelijk, het landschap ligt om het dorp heen.
Aan de westzijde komt het landschap het plangebied in door middel van volkstuinen
gelegen naast het sportveldencomplex. Daarnaast ligt zuidelijk van het dorp een bosje,
waarbij nadrukkelijk sprake is van extensief dagrecreatief medegebruik.
Geconcludeerd kan worden dat in Geesbrug geen specifieke waardevolle ruimtelijke onderdelen
aanwezig zijn die het dorpsbeeld bepalen en daarom een zwaar beschermingsregiem moeten
krijgen. Het karakter als ontginningsdorp zal bij eventuele grotere ontwikkelingen
in ogenschouw moeten worden genomen. Dat zal op dat moment in een nieuwe planologische
afweging moeten gebeuren.
Op de dekzandruggen van het Drents plateau ontstonden de essen (landbouwgronden).
De esdorpen zelf liggen op de overgang van de essen naar de beekdalen. In de wijde
omgeving van de dorpen liggen de veldgronden. Rond 1900 is in het dorp Meppen deze
opzet nog duidelijk te herkennen. Aan de zuidoost en noordoost kant van Meppen liggen
respectievelijk de Mepper Esch en de Molen Esch op een hoogte van ruim 18 m, de Molen
Esch werd deels door Meppen en deels door Aalden gebruikt. Ten zuiden van Meppen liggen
de zuidmade (weiland) op een hoogte van 15 m in het stroomdal van de Broekstroom.
Ten westen van Meppen ligt het grote stuifzandgebied van de Mepperdennen en een kleine
verder van het dorp gelegen esch Westerkamp.
De vroegere eschen kenden een zo fijne verkaveling dat ze op de kaart van 1900 niet
zijn ingetekend. De in 1900 nog voornamelijk boerderij-bebouwing is schijnbaar willekeurig
gesitueerd langs meestal nog onverharde paden en wegen. Alleen de doorgaande weg,
over de eschen, aan de weg van Zweeloo naar Oosterhesselen en een aftakking daarvan
naar het dorp is verhard.
De hiervoor geschetste situatie, de relatie tussen dorp en omringende landschapstypen
is nog vrijwel geheel aanwezig. De eschen zijn nog geheel onbebouwd, ook het stroomdal
(Zuidmaden) ligt aan de rand van het dorp en ook het wegenpatroon is nog vrijwel onveranderd.
Functioneel is Meppen nog altijd vooral een woonkern met verspreid daar tussenin diverse
andere functies, zoals bedrijven, voorzieningen en recreatieve voorzieningen. Rondom
het dorp, buiten het plangebied, komen meer recreatieve voorzieningen voor. Mede ingegeven
door het aantrekkelijke landschap en de aanwezige bosgebieden. Rond de kern zijn ook
enkele open gebieden aangewezen als “agrarisch gebied met landschappelijke waarden”.
Meest opvallend is de nog kleinschalige verkaveling en de directe aansluiting bij
de historische bebouwing van het dorp Meppen.
In de moderne woongebieden aan de noordzijde van het dorp zijn minder waarden aanwezig.
Deze naoorlogse uitbreidingen bieden meer ruimte voor ontwikkeling. Daarbij gelden
de reguliere eisen voor bijvoorbeeld welstand en landschappelijke inpassing.
De gemeente heeft afgelopen jaren de volgende maatregelen genomen om de gestelde doelen te verwezenlijken. In die doelstellingen is niet veel veranderd:
Het gebied voor opbouw, het behoud en het herstel van landschappelijke en cultuurhistorische
waarden omvat in grote lijnen het bebouwde gebied wat ook reeds op de kaart van 1900
aanwezig is. Het huidige wegenpatroon is voor het grootste deel nog gelijk aan deze
oorspronkelijke situatie en ook de bebouwing verwijst nog voor een groot deel naar
deze opzet. Aan de noordkant wordt de grens gelegd op de overgang van vooroorlogse
naar naoorlogse bebouwing. Aan de zuidkant liggen agrarische gebieden met landschappelijke
waarden binnen de begrenzing.
De oorspronkelijke bebouwing van Meppen werd gevormd door boerderijen. Later kwamen
daar winkels, cafés en burgerwoningen bij. Een deel van deze oorspronkelijke bebouwing
is nog goed te herkennen en heeft de aanduiding “karakteristiek” gekregen.
Kenmerkend voor het oude dorp Meppen is verder de boombeplanting langs wegen en rond
bebouwing en de open plekken tussen bebouwing met daarop boombeplanting. Ook het als
“agrarisch gebied met landschappelijke waarde” omschreven onderdeel van het plan vormt
een belangrijk onderdeel van de oorspronkelijke structuur. De boerderijen lagen verspreid
langs de wegen met aan de achterzijde het land waar de boerderijen niet los van konden
functioneren. Deze directe relatie tussen de boerderij en het land dient zoveel mogelijk
in haar oorspronkelijke opzet te worden gehandhaafd, of waar mogelijk te worden teruggebracht.
Het verloop van de wegen in het oude dorp bepaalt samen met bebouwing en groen in
hoge mate het karakter van Meppen. Behoud van dit wegenverloop, met grotendeels onverharde
bermen, dient uitgangspunt te zijn. Een beleidsuitgangspunt is dat het bebouwde en
het onbebouwde gebied als één samenhangend en onlosmakelijk geheel moet blijven bestaan.
In Nieuwe Krim is veen afgegraven in de 19de en 20ste eeuw en Nieuwe Krim behoort
dan ook tot de ontginningsdorpen. Het dorp wordt gevormd door twee straten, de Nieuwe
Dijk en de Nieuwe Krim, die te karakteriseren zijn als bebouwingslinten. Het dorp
wordt in verticale richting door een vaart in tweeën gedeeld. Langs beide straten
zijn beeldbepalende bomen aanwezig die de dorpsentrees een laanachtig karakter geven.
Met betrekking tot het voorzieningenniveau is Nieuwe Krim niet aan te merken als een
zelfstandig dorp. Hiervoor zijn de dorpsbewoners aangewezen op de omliggende dorpen
en op de stad Coevorden. Het is de woonfunctie die overheerst in Nieuwe Krim.
Het dorp telt circa 60 woningen. Incidenteel vindt er nieuwe woningbouw plaats in
het dorp. Planmatige ontwikkeling is echter niet aan de orde. En zal op termijn voorlopig
ook niet aan de orde komen. Andere functies in het dorp zijn minimaal in aantal. Het
gaat om een landbouwmechanisatiebedrijf aan de Nieuwe Krim, een horecabedrijf, een
kattenhotel en enkele agrarische bedrijven aan de entree van het dorp.
De wegenstructuur in het dorp wordt gevormd door de twee hoofdwegen: Nieuwe Krim in
noord-zuidrichting en de Nieuwe Dijk in oostelijke richting. Deze wegen hebben een
ontsluitende functie voor het dorp richting de omliggende dorpen en naar de stad Coevorden.
Doorgaand verkeer is in beperkte mate aanwezig.
Centraal in het dorp, parallel aan de weg Nieuwe Krim, loopt een vaart. Deze vaart
wordt toeristisch gebruikt als vaarroute en visstek. Grootschalige groenstructuren
ontbreken in het dorp. De groenstructuren die wel in het dorp aanwezig zijn, bestaan
uit het talud van de vaart en enkele percelen die agrarisch worden gebruikt.
Geconcludeerd mag worden dat er geen specifieke omgevingskwaliteiten aanwezig zijn
in Nieuwe Krim die een beschermingsregiem nodig hebben. Nieuwe Krim moet vooral als
woongebied gezien worden, waarbij vooral een conserverend karakter geldt voor de toekomst.
Een groot deel van het Drents Plateau is in de Weichsel ijstijd (9.000-10.000 jaar
geleden) overdekt geraakt met een laag dekzand die sterk wisselt in dikte. De dekzandruggen
steken daarbij duidelijk uit boven het omringende plateaulandschap. Smeltwaterstromen
die in het voorjaar over het ontdooide oppervlak van de permafrost stroomden, zorgden
voor een sterke verbreding en verdieping van de Drentse beekdalen.
Op de hooggelegen dekzandruggen van het Drents Plateau ontstonden in de loop der tijd
de essen (landbouwgronden). Op de laaggelegen beekdalen ontstonden de madelanden.
De esdorpen liggen op de overgang van de essen naar de beekdalen. Op meer droge gronden.
In de wijde omgeving van de dorpen lagen de veldgronden (onontgonnen gebieden).
Tussen en aan de oostflank van twee hooggelegen dekzandruggen, aan de noordkant van
de Achterste Esch, Midden Esch en Noorder Esch en aan de zuidkant de Zuider Esch,
ligt het dorp Noord-Sleen. Ten oosten ligt het lager gelegen beekdal met de madelanden
aan weerszijden van de Sleenerstroom. De in 1900 nog voornamelijk uit boerderijen
bestaande bebouwing van Noord-Sleen is schijnbaar willekeurig gesitueerd langs meestal
nog onverharde wegen en paden. Daarbij is er al wel een concentratie van bebouwing
langs de Dorpsstraat. Deze weg is in 1900 verhard en vormt de doorgaande verbinding
van Sleen naar Zweeloo.
Tussen 1900 en 2000 wordt tussen de boerderijen langs de Dorpsstraat woningbouw gerealiseerd.
Na de oorlog wordt vervolgens nieuwbouw gerealiseerd aan de zuidkant van het dorp.
Binnen de structuur van bestaande wegen. Ook wordt de N376 aangelegd, een doorgaande
weg in noord-zuidrichting die het dorp in tweeën snijdt. Veel boerderijen krijgen
na 1900 uitsluitend een woonfunctie en de zuivelfabriek, die aan de brink stond, verdween.
Het agrarische karakter van het dorp werd verdrongen door de woonfunctie. Ondanks
al deze veranderingen is de relatie tussen het dorp en het omringende landschap nog
vrijwel geheel aanwezig. De essen en het beekdal liggen nog onbebouwd rond het dorp.
Rond de kern Noord-Sleen zijn enkele open plekken aangewezen als “agrarisch gebied
met landschappelijke waarden”. Meest opvallend is de nog kleinschalige verkaveling
en de directe aansluiting bij de historische bebouwing van het dorp Noord-Sleen.
Het gebied voor opbouw, het behoud en het herstel van landschappelijke en cultuurhistorische
waarden omvat in grote lijnen het bebouwde gebied dat ook reeds op de kaart van 1900
aanwezig is. Het huidige wegenpatroon is voor het grootste deel nog gelijk aan deze
oorspronkelijke situatie en ook de bebouwing verwijst nog voor een groot deel naar
deze opzet. De naoorlogse uitbreiding aan de zuidkant van het dorp valt buiten dit
gebied. De oorspronkelijke bebouwing van Noord-Sleen werd gevormd door boerderijen.
Later kwamen daar onder andere winkels, café’s en burgerwoningen bij.
Kenmerkend voor Noord-Sleen is verder de boombeplanting langs de wegen en rond bebouwing
en de open plekken tussen de aanwezige bebouwing. Vooral aan de westzijde van het
dorp is dat nog goed herkenbaar in de huidige situatie. Ook de als “agrarisch gebied
met landschappelijke waarde” omschreven plandelen vormen een belangrijk onderdeel
van de oorspronkelijke structuur. Het verloop van de wegen in het oude dorp bepaalt
samen met bebouwing en het aanwezige groen in grote mate het karakter van Noord-Sleen.
Behoud van dit wegenverloop, met grotendeels onverharde bermen, dient het uitgangspunt
te zijn.
Aan de zuidkant van Noord-Sleen ligt de nieuwste uitbreiding. Dit gebied biedt meer
ruimte voor veranderingen en aanpassingen aan de eisen van deze tijd. Wel wordt met
betrekking tot de bouwmassa en het kleurgebruik steeds gestreefd naar een zekere samenhang
met de directe omgeving.
Het beleid is gericht op het behoud van die onderdelen in het dorp die verwijzen naar het ontstaan en de ontwikkeling van Noord-Sleen als agrarische nederzetting en als esdorp. Daarnaast heeft de gemeente in het ruimtelijke spoor de volgende maatregelen verankerd in het bestemmingsplan:
De boerderijen lagen verspreid langs de wegen met aan de achterzijde het land waarvan
de boerderijen niet los konden functioneren. Deze directe relatie tussen de boerderijen
en het achterliggende land dient zoveel mogelijk in haar oorspronkelijke opzet te
worden gehandhaafd, of waar mogelijk te worden teruggebracht.
De gemeente streeft er naar de landschappelijke en cultuurhistorische waarden te handhaven
en zo mogelijk te versterken. Daarnaast moet het bebouwde en onbebouwde gebied als
één samenhangend en onlosmakelijk geheel blijven bestaan. Het bestemmingsplan regelt
daarom enkele waarborgen voor de aanwezigheid, situering, vormgeving (hoofd- en kapvorm,
gevelindeling) en aanzicht van de karakteristieke en dorpsbeeldbepalende bebouwing
in Noord-Sleen.
Oosterhesselen maakt deel uit van het dorpengebied Zweeloo - Oosterhesselen - Sleen
- Dalen. Dit gebied is als geheel een waardevol cultuurlandschap waarbij vooral het
landschap en de cultuurhistorische structuur nog voor grote delen veel samenhang vertonen.
Het gebied heeft als geheel ook zeer belangrijke archeologische waarden.
Oosterhesselen is een in cultuurhistorisch opzicht waardevolle nederzetting, gelegen
nabij een gebied voor het ontwikkelen van natuurwaarden. In de provinciale Omgevingsvisie
en Verordening heeft het dorp en ook andere delen van de omgeving de hoogste waarde
op het gebied van cultuurhistorische gaafheid.
De bewoning in het gebied is vanaf het begin in sterke mate gebonden aan de natuurlijke
uitgangspunten bodem, reliëf en waterhuishouding. Deze gebondenheid komt tot uiting
in een aantal zichtbare kenmerken, zoals het type verkaveling, de mate van openheid
of geslotenheid en de situering, de vorm en de inrichting van de nederzettingen. Karakteristiek
voor het Drentse cultuurlandschap zijn de brinkdorpen. Deze dorpen, die in de meeste
gevallen ontstonden op de grens van de drogere naar de nattere gronden, bestaan voornamelijk
uit boerderijen, die schijnbaar ordeloos, vaak dicht bijeen, staan gegroepeerd rond
één of meer brinken. Kenmerkend voor deze dorpen zijn eveneens de essen, die gelegen
zijn op langgerekte plateaus. De binding van de dorpsbewoners met de natuur was zeer
sterk, wat resulteerde in een grote bomenrijkdom, zowel op de brinken, langs de wegen
als rond de boerderijen.
Rond 1900 toont het dorp Oosterhesselen nog het vrijwel onaangetaste beeld van deze
eeuwenlange ontwikkeling. De boerderijbebouwing concentreert zich aan weerszijden
van de Burgemeester De Kockstraat, tussen de Klenckerweg en het Witte Zand. Daar bevond
zich ook de brink. Ten zuiden van de kruising met de Waterveensweg bevond zich langs
de Burgemeester De Kockstraat een drietal burgerwoningen. Als modern element liep
de stoomtrambaan oost-west door het dorp.
Na 1900 werd een aantal opvallende panden aan deze doorgaande weg gebouwd; een notariswoning
in circa 1910 en een burgervilla in circa 1930. Ook het rijtje woningen ten zuiden
van de Waterveensweg werd uitgebreid. In dit rijtje was een aantal winkels te vinden.
Tot 1960 bleef het inwonertal van Oosterhesselen op circa 800 personen steken. Daarna
steeg het aantal inwoners vrij snel door de bouw van de uitbreidingswijken Bergakkers
en Welvelde ten oosten van de Burgemeester De Kockstraat. In 1985 was het inwonertal
gestegen tot 2.200 personen.
In de huidige situatie zijn er in Oosterhesselen twee delen te onderscheiden, namelijk:
De oorspronkelijke bebouwing van Oosterhesselen wordt gevormd door boerderijen en
de kerk. Later kwamen daar winkels, cafés en burgerwoningen bij. Behalve de kerk en
de daarnaast staande toren (beide rijksmonument) wordt een aantal panden aangeduid
als karakteristiek. De nadruk ligt hierbij op de boerderijbebouwing die het meest
kenmerkend is voor het dorp, aangevuld met een aantal andere panden die naast hun
historische waarde beeldbepalend zijn in Oosterhesselen.
Kenmerkend voor het oude dorp Oosterhesselen zijn verder de boombeplanting langs wegen
en rond bebouwing en de open plekken tussen bebouwing met daarop boombeplanting. Ook
het als "agrarisch gebied met landschappelijke waarde" omschreven onderdeel van het
plan vormt een belangrijk onderdeel van de oorspronkelijke structuur van het dorp.
De boerderijen lagen verspreid langs de weg met aan de achterzijde het land waar de
boerderijen niet los van konden functioneren.
Het verloop van de wegen in het oude dorp bepaalt samen met bebouwing en groen in
hoge mate het karakter van Oosterhesselen. Behoud van dit wegenverloop, met grotendeels
onverharde bermen, is uitgangspunt te zijn. Het openbaar gebied is gedeeltelijk opnieuw
ingericht tot verblijfsgebied.
Het beleid is gericht op het behoud van die onderdelen in het dorp, die verwijzen
naar het ontstaan en ontwikkeling van Oosterhesselen als agrarische nederzetting en
als brinkdorp. Daartoe wordt het meest kenmerkende bebouwde gebied aangeduid als "gebied
voor de opbouw, het behoud en het herstel van landschappelijke en cultuurhistorische
waarden". De meest kenmerkende gebouwen zijn aangeduid als "karakteristiek" en het
in het dorp gelegen kenmerkende onbebouwde gebied wordt bestemd als "agrarisch gebied
met landschappelijke waarde".
Naast handhaving van de bestaande panden wordt bij nieuw- of verbouw gestreefd naar
aansluiting bij de bestaande karakteristieke bebouwing. Nokhoogte, goothoogte, kleur-
en materiaalgebruik moeten bij het gebied aan te sluiten. De directe relatie tussen
de boerderij en land dient zoveel mogelijk in zijn oorspronkelijke opzet te worden
gehandhaafd, of waar mogelijk te worden teruggebracht.
Het grootste deel van Oosterhesselen valt buiten de onder a) van de vorige paragraaf
omschreven gebieden. Afgezien van de monumentale kerk en een aantal karakteristieke
panden, bieden deze gebieden meer ruimte voor veranderingen en aanpassingen aan de
huidige tijd. Wel wordt met betrekking tot de bouwmassa en het kleurgebruik steeds
gestreefd naar een zekere samenhang met de directe omgeving. Dat wordt met name via
het welstandsbeleid geregeld.
Het ontstaan en de ontwikkeling van Schoonoord is aan de hand van kaartmateriaal helemaal
te volgen. Op de kaart van 1850 is het Oranjekanaal aangegeven als een lijn door onontgonnen
gebied zonder enige bebouwing en kruist het kanaal de weg van Schoonloo naar Noord-Sleen.
Tussen 1850 en 1900 ontstaat Schoonoord op deze kruising, als een lintbebouwing langs
de weg en het kanaal.
In juni 1854 telde Schoonoord zo'n 30 gezinnen, in totaal 148 inwoners. Schoonoord
ligt op de grens van zand en veen, direct aan het Oranjekanaal en de boswachterij
Sleenerzand. Het dorp werd gebouwd op een zandkop die oprees uit het omringende land.
Later, toen het naburige Odoornerveen werd ontgonnen, kwamen meer veenwerkers naar
Schoonoord dat uitgroeide tot een ruim bemeten dorp.
Na de Tweede Wereldoorlog wordt de lintstructuur doorbroken en ontstaat uitbreiding
ten westen van de Tramstraat en de Slenerweg (N376) in de vorm van een aantal woonwijken.
Bij het honderdjarig bestaan van Schoonoord in 1954 werd een aantal van de eerste
plaggenhutten en veenhuisjes nagebouwd op een perceel heideveld aan de Tramstraat,
hetgeen is uitgegroeid tot het huidige openluchtmuseum "De Zeven Marken". In het museum
herleeft het wonen en leven in "oud" Zuidoost-Drenthe in een plaggenhut, een Saksische
boerderij, een tolhuis, een schooltje, een gevangenis en een oude boerenherberg.
Schoonoord telt tegenwoordig ruim 2.000 inwoners en zo’n 900 woningen. Het centrumgebied
kent een groot aantal verschillende functies. Behalve de woonfunctie is er een gevarieerd
detailhandelsaanbod, met lokale winkeliers, maar ook meer bovenlokale detailhandel.
Zo vindt men hier onder meer een supermarkt, een bakkerij, een slagerij en een drogisterij.
Daarnaast zijn er een meubelzaak, een elektronicawinkel, een rijwielhandel en een
glasatelier.
Op het gebied van commerciële dienstverlening kent Schoonoord ook de nodige faciliteiten.
Zo is er een bankfiliaal, een VVV-kantoor en enkele kapsalons. Op het gebied van horecavoorzieningen
zijn er restaurants, cafetaria's, een hotel en een Bed & Breakfast voorziening.
Ook komen in Schoonoord relatief veel maatschappelijke voorzieningen voor. Er is een
dorpshuis, een peuterspeelzaal en een huisartsenpraktijk. Daarnaast heeft Schoonoord
drie kerken en twee scholen. Ruimtelijke structuur De lintbebouwing langs de Tramstraat
- Slenerweg en het Oranjekanaal verwijst naar het ontstaan en de ontwikkeling van
Schoonoord.
Plaatselijk is bebouwing in dit lint vernieuwd, maar veel bebouwing stamt nog uit
de periode van 1850 tot 1940. Aan de westzijde van de Tramstraat – Slenerweg, zowel
ten noorden als ten zuiden van het Oranjekanaal zijn na de oorlog woonwijken gerealiseerd.
Achter de toen al bestaande lintbebouwing. Er is sprake van een planmatige en rationele
structuur, zoals bij veen ontginningsdorpen. De openbare, zakelijke en maatschappelijke
functies concentreren zich langs de twee kruisende linten.
In de noordwesthoek van het plan is een gebied achter de lintbebouwing waar de oorspronkelijke
smalle diepe verkavelingsstructuur nog aanwezig is. Dit gebied is op de plankaart
aangegeven als agrarisch gebied met landschappelijke waarde.
Het beleid van de gemeente is erop gericht om in kernen als Schoonoord de leefbaarheid
te behouden en waar mogelijk te versterken. Het voorzieningenniveau moet op peil blijven
om de bevolkingskrimp te voorkomen. Grootschalige uitbreiding is echter niet wenselijk
en sluit niet aan op de markt. Incidenteel kan er beperkt ontwikkeld worden, vooral
voor specifieke doelgroepen.
Hierbij moet de herkenbare structuur van de linten bewaard blijven. Dichter bij de
kruising van de noord-zuidroute en het Oranjekaneel kan meer intensievere bebouwing
komen. Verder naar de dorpsranden toe hebben de doorzichten naar het achterland toch
veel meer landschappelijke waarden. Verdichting op die open plekken is nat altijd
aanvaardbaar. De typerende verdeling tussen westzijde en oostzijde moet gerespecteerd
worden. Hierbij is aan de westelijke zijde, op de wat hogere gronden, uitbreiding
achter de lintbebouwing veel logischer.
Voor het overige zijn er, buiten de typerende laanbeplanting langs de linten, geen
specifieke karakteristieken te beschermen in Schoonoord.
Sporen van vroege bewoning in Sleen zijn terug te brengen tot omstreeks 4500 jaar
geleden. Hunebedden in de omgeving van het dorp zijn hier het bewijs van. Andere sporen
zijn bodemvondsten uit de Galgenberg, uit o.a. grafvelden in het Kruidhaarsveld en
uit andere locaties in de voormalige gemeente Sleen. Ook zijn er sporen van vroege
bewoning gevonden bij Den Hool, Sleen en Diphoorn, die terug te brengen zijn tot de
oudere Romeinse Keizertijd.
Sleen is een esdorp. Esdorpen hebben een aantal oorspronkelijke kenmerken, waaronder
een brink en een groepering van boerderijen in het dorp. De brink lag aan de rand
van het dorp en werd gezamenlijk beheert. De bebouwing is veelal gegroepeerd, waarbij
de boerderijen bij elkaar in het dorp staan. In latere perioden breidde het dorp uit
langs de uitvalswegen en de (voormalige) brink. Aan de brink is bijvoorbeeld het gemeentehuis
gebouwd, toen het dorp de hoofdplaats was de toenmalige gemeente. Het gemeentehuis
is één van de monumenten in het dorp.
De bebouwing in het oudere deel van het dorp heeft een individueel karakter. De plaatsing
van de bebouwing op de percelen is per perceel verschillend en er is ook onderscheid
in architectuur. De verdere uitbreidingen hebben vooral in zuidelijke richting plaatsgevonden.
Daarbij gaat het om planmatig opgezette woonbuurten, waarbij een grotere regelmaat
in plaatsing, hoogten en vorm aanwezig is dan in het oudere deel van Sleen.
De huidige functies van de bebouwing en de openbare ruimte zijn het belangrijkste
uitgangspunt voor het bestemmingsplan ‘Kernen’.
De hoofdfunctie van Sleen is wonen. Het grootste deel van de bebouwing heeft dan ook
deze functie, zoals ook te zien is op de verbeelding. In Sleen gaat het om verschillende
typen grondgebonden woningen; van kleinere seniorenwoningen tot grote vrijstaande
woningen. Incidenteel staan er ook enkele appartementengebouwen. Ook is er een woonzorgvoorziening,
De Schoel, aanwezig. Aan de westelijke zijde van het dorp ligt ook nog een woonwagenpark.
De woonbebouwing varieert in afmeting en architectuur. Het oudere deel van Sleen bevindt
zich noordelijk in het plangebied, langs de Brink en de Schaapstreek. Hier zijn de
woningen per perceel verschillend. Zuidelijk daarvan liggen de planmatig aangelegde
woonbuurten. Deze zijn veel meer uniform van afmeting en architectuur. Opvallend zijn
- naast de woonwagens – de lage woningen in het woongebiedje aan de oostzijde van
het dorp.
Bij sommige woningen zijn aan-huis-gebonden beroepen of bedrijven aanwezig, zoals
een klein kantoor. Deze kleinschalige functies zijn ondergeschikt en aanvaardbaar.
In sommige gevallen wordt daar een bijgebouw voor gebruikt. Ook zijn er diverse woningen
bij bedrijven aanwezig; de bedrijfswoningen.
In Sleen is een bedrijventerrein aanwezig. Het bedrijventerrein ligt zuidoostelijk
in het dorp en valt buiten het plangebied. Verder liggen er incidenteel solitaire
bedrijven tussen de andere bebouwing. Hieronder vallen de brandweerkazerne, de molen
en het bouwbedrijf aan de Groningerweg 1a. In het noordelijke deel van het plangebied.
De bedrijfsbebouwing is echter goed passend in het bebouwingsbeeld van de omgeving
ervan, door onder meer de beperkte hoogte en inrichting van het erf. De verspreid
liggende bedrijven zijn derhalve beperkt aanwezig.
De centrumfuncties liggen verspreid over het oudere deel van Sleen, maar vooral langs
de Bannerschultestraat. Het gaat om onder andere kantoren, horeca en detailhandel.
Een opvallende functie is het verkooppunt van motorbrandstoffen (zonder LPG) aan de
Bannerschultestraat.
De bebouwing voor de genoemde functies in Sleen is vooral van oudsher zo gegroeid.
De centrumfuncties liggen namelijk in het oudere deel van het dorp. Soms is zelfs
sprake van karakteristieke bebouwing. Een deel van de bebouwing is specifiek voor
de functie gerealiseerd. Het bebouwingsbeeld is hierdoor per gebouw uniek, maar past
goed in het beeld van het oudere deel van het dorp.
Verspreid over Sleen zijn verschillende maatschappelijke voorzieningen aanwezig, zoals
kerken, scholen, een bibliotheek en een begraafplaats. Bijhorende voorzieningen, zoals
parkeren is vaak op eigen terrein geregeld. Deze bieden voldoende parkeerruimte voor
de hoofdfunctie. Alleen bij de Brink is sprake van enige clustering. Ook hier is de
bebouwing specifiek voor die voorziening gebouwd.
Aan de westzijde van Sleen liggen de veldsportcomplexen. Het gaat om voetbalvelden
en tennisvelden. Ook is er een sporthal aanwezig. De bebouwing wordt, naast de sporthal,
gevormd door de aanwezige kleedruimten en kantines. Het aanwezige parkeerterrein biedt
voldoende ruimte voor parkeren tijdens reguliere activiteiten.
Een onderdeel van de historie van het dorp is de molen De Hoop. Deze voormalige korenmolen
heeft nu nog een recreatieve functie. Eens in de zoveel tijd is de molen in werking,
waarbij op vrijwillige basis graan wordt gemalen. De molen is dan opengesteld voor
publiek. Om de molen goed te kunnen laten functioneren en tot zijn recht te laten
komen is er een molenbiotoop opgenomen op de verbeelding. Daarbinnen gelden beperkingen
voor andere bebouwing.
Veel wegen in het plangebied hebben zowel een verkeersfunctie als een nadrukkelijke
verblijfsfunctie. Het betreft vooral erfontsluitingswegen in en naar de woonwijken
en de daarbij horende voorzieningen (voetpaden, parkeerplaatsen, groen, etc.). Oostelijk
langs Sleen loopt de provinciale weg N376. Dit is een gebiedsontsluitingsweg.
Het dorp is omgeven door een groen landschap. Sleen ligt in een kleinschalig slagenlandschap
dat afwisselend bestaat uit akkers, weilanden en kleinere bospercelen. Het landschap
komt op verschillende plaatsen ‘het dorp in’. Als bebossing (langs de Oldengaerde
en Langakkerweg), maar ook als weilanden (langs de Mottenkampsteeg). Belangrijk in
het dorp is de (voormalige) brink en de aanwezige laanbeplanting langs de (oudere)
invalswegen, bijvoorbeeld langs de Menso Altingstraat.
Met name het noordelijke deel van Sleen kent cultuurhistorische waarden die beschermd
moeten worden. Rijksmonumenten in dat gebied worden beschermd via de Erfgoedwet. Dat
hoeft niet in het bestemmingsplan geregeld te worden. Wel moeten de ‘karakteristieke
objecten’ in dit gebied voorzien worden van een beschermend regiem. Dat wordt met
dit bestemmingsplan geregeld / in stand gehouden. Het gaat dan vooral om het behoud
van de huidige hoofdvorm, goot- en bouwhoogte en dakhelling voorgeschreven.
Daarnaast is het gebied waar Sleen in ligt van archeologische belang. Er komen relatief
hoge archeologische waarden en verwachtingswaarden voor. De bescherming van die waarden
is in het geldende en nieuwe bestemmingsplan geregeld.
Verder is het van belang dat voor de molen De Hoop de aanwezige karakteristiek en
waarden geborgd blijven. Nieuwe bebouwing in de directe nabijheid die de uitstraling
en het functioneren van de molen kunnen belemmeren zijn via de molenbiotoop aan regels
gebonden en begrensd. Dit blijft in stand in het nieuwe bestemmingsplan.
Op structuurniveau is het wenselijk om de onderscheiden delen van het dorp te versterken.
Het noordelijke, oudste deel heeft een herkenbare karakteristiek van esdorpen. Rondom
de oude brink is het veel minder wenselijk om verdere verdichting toe te laten als
dat ten koste gaat van de samenhang van de historische structuur, de aanwezige oude
bebouwing en het opengebied van de brink. Grotendeels is dat al verankerd via de karakteristieke
bouwbeperkingen en het welstandsbeleid. Er is geen concrete noodzaak om nadere regels
op te nemen daarvoor.
Ten westen van Coevorden is aan het eind van de achttiende eeuw Steenwijksmoer ontstaan
op het grondgebied van de Heren van Steenwijk van het landgoed de Groote Scheere op
de grens van Coevorden en Gramsbergen. In het uitgestrekte hoogveengebied tussen Coevorden
en Hoogeveen bevond zich van zuidwest naar noordoost een kronkelend verlopende keileemrug.
Er was op deze rug slechts een smalle strook grond beschikbaar die stevig genoeg was
om een weg met aan weerszijden bebouwing te realiseren. Deze bebouwing bestond in
eerste instantie alleen uit boerderijen. Later ontstond verdichting door de bouw van
woningen en overige functies. Vanuit deze rug werd het achterliggende land ontgonnen.
Bebouwing lag evenwijdig aan elkaar in de richting van de verkaveling en maakt een
hoek ten opzichte van de licht kronkelende weg. In de berm van de weg werden bomen
aangeplant.
Op de kaart van 1900 is smalle en langgerekte verkaveling nog duidelijk te herkennen.
Het dorp is een wegdorp. Typisch is het ontbreken van een echt functioneel centrum.
In 1932 ontstond een zwaartepunt in het dorp door de bouw van de kerk met pastorie
en begraafplaats. Een jaar ook een katholieke school. Door de bouw van de woningen
aan de Pastoor Slosserstraat, zuidoostelijk van de Hoofdweg en tegenover de kerk,
ontstond er nabij de kerk eind 20e eeuw een soort centrum. Dit werd later versterkt
door woningbouw aan de zijde van de kerk, direct achter het lint ten zuiden van de
kerkweg. Hier worden thans nog enkele woningen gerealiseerd.
Nu is het beeld van het oorspronkelijke wegdorp nog goed te herkennen. Langs de Hoofdweg
staat een afwisselende bebouwing van boerderijen, bedrijven, maatschappelijke voorzieningen
en woningen. De afwisseling in leeftijd en bouwstijl is daarbij kenmerkend. Naast
de kerk is ook het dorpshuis aan de Hoofdweg een opvallend gebouw. Voor een belangrijk
deel wordt de Hoofdweg gedomineerd door laanbomen aan weerszijden van de weg. Doorzichten
naar het open achterland benadrukken nog steeds het agrarische karakter van het dorp,
al hebben de meeste boerderijen hun functie verloren en zijn het nu woningen. Door
ruilverkaveling is de oorspronkelijke verkaveling voor het grootste deel verdwenen.
Direct achter de lintbebouwing zijn nog restanten te herkennen.
De eerste planmatige uitbreiding, tegenover de kerk werd in eerste instantie gebouwd
in de vorm van rijtjeswoningen. Dit veranderd eind vorige eeuw meer en meer in vrijstaande
woningen en twee-onder-een-kapwoningen. Aan de kerkweg-zuid is vanaf circa 1988 een
kleine uitbreiding met in hoofdzaak twee-onder-een-kapwoningen en vrijstaande woningen
gerealiseerd. Begin deze eeuw is hieraan een vervolg gegeven.
Het dorp is te karakteriseren als een wegdorp met ter plaatse van het kruispunt van
de Hoofdweg met de Dreef en de Kerkweg een concentratie van bebouwing in de vorm van
kleine uitbreidingsplannen. Wanneer vanuit dit centrale gebied het lint wordt gevolgd
naar de rand van het dorp, zowel in noordelijke als zuidelijke richting, vallen de
landschappelijke doorzichten naar het achterland steeds meer op. Ze zichtlijnen worden
steeds ruimer en variëren ook. Soms zijn er brede open ruimten tussen de (vooral woon)bebouwing,
soms zijn het beperkte doorzichten. Deze doorzichten geven het lint wel een specifieke
karakteristiek.
Een opvallend element binnen Steenwijksmoer is de bedrijfsbebouwing van Haverkort.
De schaal en aard van dit bedrijf overstijgt het 'landelijke' karakter van de kern.
Bij eventuele uitbreiding van het bedrijf zal zorgvuldige afgewogen moeten worden
of de locatie en het dorp zich daar nog wel voor lenen en in ieder geval de inpassing
van zo’n grootschalig bedrijf. Hierbij moeten vooral de landschappelijke waarden bekeken
worden.
Het beleid is gericht op het behoud van die onderdelen in het dorp die verwijzen naar
het ontstaan en de ontwikkeling van Steenwijksmoer als agrarische nederzetting en
als wegdorp. Behoud van het ‘lint-karakter’, met doorzichten naar het achterland en
concentratie van de bebouwing aan het lint, en niet in het achterland, is waardevol.
Kenmerkend voor het dorp Steenwijksmoer is het (slingerende) verloop van de Hoofdweg
met de daaraan liggende bebouwing, de boombeplanting langs wegen en rond bebouwing
en de open plekken tussen bebouwing met doorzichten naar het open agrarische gebied.
De bebouwing staat hoofdzakelijk parallel aan elkaar lang het lint en niet haaks op
of evenwijdig aan de Hoofdweg. Deze karakteristiek moet behouden blijven. Bouwen achter
de oorspronkelijke lintbebouwing moet zo veel mogelijk voorkomen worden. Dit is eigenlijk
alleen functioneel te verantwoorden als het om agrarische bebouwing gaat. Behoud van
deze elementen is uitgangspunt.
De oorspronkelijke bebouwing van Steenwijksmoer werd gevormd door boerderijen. Later
kwamen daar onder andere winkels, cafés en burgerwoningen bij. Een deel van deze oorspronkelijke
bebouwing is nog goed te herkennen en heeft de aanduiding 'karakteristiek' gekregen.
Het dorp ’t Haantje is na de aanleg van het Oranjekanaal ontstaan. Rond 1855 hebben
de eerste mensen hun plaggenhutten hier gebouwd. De meeste van deze eerste bewoners
waren Oranjekanaalgravers.
Het Oranjekanaal doorkruiste het zandpad van Odoorn naar Noord-Sleen. Er werd een
draaibrug over het kanaal gebouwd. In 1862 staan voor het eerst bewoners van 't Haantje
in de gemeente Sleen geregistreerd. De herkomst van de naam van het dorp is onzeker.
Er gaan verschillende verhalen hoe 't Haantje aan zijn naam kwam. Zo vermoedt men
dat het de naam van een café is geweest, maar het waarom van de naam is onduidelijk.
't Haantje is een langgerekt lintdorp dat zich heeft ontwikkeld aan beide zijden van
de gelijknamige weg. In het lint wisselen woonbebouwing en (voormalig) agrarische
bebouwing elkaar af. Feitelijk zijn er eigenlijk nog nauwelijks agrarische bedrijven
binnen het plangebied gelegen. Er komen beperkt enkel voorzieningen voor. Vanaf de
weg 't Haantje zijn er her en der doorzichten tussen de bestaande bebouwing naar het
achterliggende landelijke gebied aanwezig. Het omliggende landschap, gelegen buiten
het plangebied, laat enkele typische bospercelen zien. Afgewisseld met akkers en weilanden.
Vooral aan de zuidkant zijn deze nadrukkelijk aanwezig. Deze zijn ook als ‘Bos’ bestemd
in het bestemmingsplan Buitengebied. Daarmee zijn deze beschermd.
Geconcludeerd kan worden dat in ’t Haantje geen specifieke waardevolle ruimtelijke
onderdelen aanwezig zijn die het dorpsbeeld bepalen en daarom een zwaar beschermingsregiem
moeten krijgen.
Op de hooggelegen dekzandruggen op het Drents Plateau ontstonden de essen. Op de laaggelegen
beekdalen ontstonden de madelanden, vaak hooilanden en weiden met vee. De esdorpen
zelf liggen op de overgang van de essen naar de beekdalen. Verder van het dorp af
lagen de veldgronden (onontgonnen gebieden).
Op de topografische kaart van 1900 is een variant op deze opzet te zien. Tussen en
aan de noordflank van twee hooggelegen dekzandruggen, de Noord Esch en de Zuid Esch
ligt een reeks van kleine gehuchten, namelijk Westeind, Wachtum en Oosteind. Ten westen
en ten oosten liggen de lagergelegen beekdalen aan beide zijden van twee beken, beide
Ruimsloot genoemd. De in 1900 nog voornamelijk uit boerderijen bestaande gehuchten
lijkt willekeurig langs meestal nog onverharde paden en wegen geplaatst te zijn. Er
is al wel een concentratie van bebouwing langs Westeind / Middendorp / Oosteind te
zien in 1900. Deze hoofdweg is anno 1900 al wel verhard en sluit aan de westkant aan
op de weg van Oosterhesselen naar Dalen (thans de N854).
Tussen 1900 en 2000 worden tussen de boerderijen aan deze weg nieuwe woningen gebouwd.
Er ontstaat ook een cluster nieuwbouw aan de Hakstee en aan de Koematen. De brink
op de hoek Westeind - Olde Hoek wordt in die periode verkleind. Een aantal boerderijen
krijgt een woonfunctie. Door deze verdichting, uitbreiding en functieverandering verliest
Wachtum zijn agrarische karakter.
Dit heeft echter niet geleid tot een sterke verstoring van de relatie tussen boerderijen
en het achterliggende land, de Noord Esch en de Zuid Esch. De aanleg van de A37 heeft
wel grote invloed gehad op het beeld van het dorp. De meest westelijke van het dorp
wordt door deze rijksweg doorsneden en de Noord Esch ligt nu grotendeels geïsoleerd
van de bebouwing, aan de andere zijde van de rijksweg.
Het gemeentelijke beleid is op het behoud van die onderdelen in het dorp, die verwijzen
naar het ontstaan en de ontwikkeling van Wachtum als agrarische nederzetting en als
esdorp. In dit gebied, maar ook elders, zijn de meest gave en oorspronkelijke gebouwen
aangewezen als rijksmonument. Daarnaast wil de gemeente het open gebied waarvan de
verkaveling en de ligging ten opzichte van de bebouwing verwijzen naar het vroegere
agrarische functioneren, behouden. Deze gronden zijn aangeduid als "agrarisch gebied
met landschappelijke waarde". Ook moet het bebouwd gebied waar het oorspronkelijk
functioneren van het dorp in structuur en bebouwing nog tot uiting komt, worden gehandhaafd.
Dit is geduid als "gebied voor opbouw, het behoud en het herstel van landschappelijke
en cultuurhistorische waarden". In aanvulling op de aangewezen rijksmonumenten heeft
de gemeente ook enkele waardevolle panden aangeduid als "karakteristiek".
Het meest opvallende van het "agrarisch gebied met landschappelijke waarden" is de
nog kleinschalige verkaveling en de directe aansluiting bij de historische bebouwing
van het dorp Wachtum.
Het gebied voor opbouw, het behoud en het herstel van landschappelijke en cultuurhistorische
waarden omvat vooral het bebouwde gebied anno 1900. Het huidige wegenpatroon is voor
het grootste deel nog gelijk aan deze oorspronkelijke situatie en ook de bebouwing
sluit aan bij deze opzet. De twee naoorlogse uitbreidingen aan de Hakstee en aan de
Koematen liggen zijn buiten dit gebied.
Kenmerkend voor het oude dorp Wachtum is verder de boombeplanting langs wegen en rond
bebouwing en de open plekken tussen bebouwing, zoals op de brink. De boerderijen lagen
verspreid langs de wegen met aan de achterzijde het land waarvan de boerderijen niet
los konden functioneren. Deze directe relatie tussen de boerderij en het land moet
in stand blijven, waar mogelijk worden teruggebracht. Het is onwenselijk om achter
dergelijke boerderij bijvoorbeeld woningbouwuitbreiding te realiseren. Het verloop
van de weg in het oude dorp bepaalt samen met deze bebouwing en het groen in hoge
mate het karakter van Wachtum. Behoud van dit wegenverloop, met grotendeels onverharde
bermen, is uitgangspunt.
Een beleidsuitgangspunt van de gemeente is hierbij dat het bebouwde en het onbebouwde
gebied als één samenhangend en onlosmakelijk geheel moet blijven bestaan. Het bestemmingsplan
bevat daarom regels die borgen dat de aanwezigheid, situering, hoofd- en kapvorm,
gevelindeling en het aanzicht van karakteristieke en dorpsbeeldbepalende bebouwing
blijven gehandhaafd.
De twee naoorlogse uitbreidingsgebieden aan de Hakstee en aan de Koematen vallen buiten
de beschermingszones. Deze gebieden bieden meer ruimte voor veranderingen en aanpassingen
in de vorm van eigentijdse bouw. Wel wordt via het welstandsbeleid de uitstraling
en inpassing in het dorpsbeeld geborgd.
Op de hooggelegen dekzandruggen op het Drents Plateau Is ook het Esdorp Wezup ontstaan.
Op de laaggelegen beekdalen ontstonden de madelanden, vaak hooilanden en weiden met
vee. De esdorpen zelf liggen op de overgang van de essen naar de beekdalen. Verder
van het dorp af lagen de veldgronden (onontgonnen gebieden).
Rond 1900 is in het dorp Wezup deze opzet ook nog duidelijk te herkennen. Ten zuidoosten
van het dorp ligt de Wezuper Esch. Aan de westkant de Brinkstukken, de madelanden.
En in het beekdal aan een zijtak van de meer zuidelijk gelegen Aelderstroom.
Op de kaart van 1900 is te zien dat deze opzet nog duidelijk aanwezig is. De in 1900
nog voornamelijk uit boerderijen bestaande bebouwing is ook in Wezup schijnbaar willekeurig
gesitueerd langs de (onverharde) paden en wegen. Alleen de doorgaande weg over de
es, van Zweeloo naar Westerbork, was in die tijd verhard.
Tussen 1900 en WOII werd langs de Veendijk, noordoostelijk van de historische kern,
een lint van woningen gebouwd. Tegelijkertijd werden in die tijd, na beëindiging van
de ontginning van het Wezuperveld, langs de Brugstraat boerderijen werden gebouwd.
Die boerderijen strekten zich uit in het buitengebied. Thans liggen die hoofdzakelijk
nog steeds in dat, agrarische georiënteerde, buitengebied.
De hiervoor geschetste situatie, de relatie tussen het dorp en de omringende landschapstypen,
is nog vrijwel geheel aanwezig. De agrarische gronden ten zuiden van de Brinkstraat
en de Veendijk maken van oorsprong onderdeel uit van de Wezupper Esch. Vandaag de
dag zijn deze gronden nog immer onbebouwd. Het dorp is na 1945 wel uitgebreid, maar
slechts marginaal en veel minder dan in andere esdorpen. De bolle ligging van de Wezupper
Esch draagt veel bij aan de herkenbaarheid deze historische esgronden. Helaas is de
verkaveling grootschaliger dan vroeger, ingegeven door het hedendaagse agrarisch gebruik.
Noordelijk van het plangebied loopt nog steeds de zijtak van de Aelderstroom. In de
verkaveling is de ligging van het noordelijk deel van het plangebied in het beekdal
nog zeer goed herkenbaar door de aanwezige perceelrandbeplantingen. Deze staat vrijwel
haaks op de stroom. Dit bepaalt tegelijkertijd de gehoekte ligging ten opzichte van
de Veendijk.
Vergeleken met de situatie in 1900 is het agrarische karakter van het dorp voor een
groot deel verdrongen door de woonfunctie. Daarbij, of wellicht daardoor, is een groot
deel van de oorspronkelijke boerderijbebouwing in oorspronkelijke opzet behouden gebleven.
Het beleid is gericht op het behoud van die onderdelen in het dorp, die verwijzen naar het ontstaan en de ontwikkeling van Wezup als agrarische nederzetting en als esdorp. In dit gebied, maar ook elders, zijn de meest gave en oorspronkelijke gebouwen aangewezen als rijksmonument. Daarnaast heeft de gemeente de volgende maatregelen genomen:
Wezuperbrug is nog betrekkelijk jong en is pas eind negentiende eeuw/begin twintigste
eeuw ontstaan. Rond 1850 lag het Eldersveld nog vrijwel onaangeroerd in het landschap.
Een doorgaande landweg vanaf Rolde via Grolloo, Schoonloo, richting Noord-Sleen (Rolderstraat)
doorsneed het open veld. Ter hoogte van De Kiel lag een aftakking richting Wezup en
Zweeloo-Aalden (de weg van Zweeloo naar Schoonoord). Ten oosten van dit gebied lagen
het Esterveen, het Odoornerveen en het Noord-Sleenerveen, slecht ontwaterde hoogveengebieden.
Rond 1850 werd begonnen met het graven van het Oranjekanaal vanaf de Drentse Hoofdvaart
in oostelijke richting tot in de gemeente Emmen, met aansluitend daarop een zijtak
(Borger zijtak) in noordelijke richting. Rond 1900 is het gebied nog steeds vrijwel
onontgonnen, maar op het kruispunt van het Oranjekanaal en de weg van Rolde naar Wezup
is een draaibrug aangelegd en een tol gevestigd. Niet veel later volgden de eerste
huizen gebouwd bij de brug. In 1920 wordt het Oranjekanaal verbreed en rond 1930 wordt
de ontginning van de veldgronden volop aangepakt en ontstaat ten zuiden van het kanaal
een nieuw agrarisch gebied. Ten noorden van Wezuperbrug wordt in die tijd door Staatsbosbeheer
een bosgebied ingeplant wat nu van betekenis is voor de recreatie. In die tijd wordt
ook de bebouwing, met name langs het Oranjekanaal, verder uitgebreid. Naast woningen
wordt er een aantal ontginningsboerderijen gebouwd
Rond 2000 is er enige verdichting opgetreden, maar dat heeft de structuur van het
dorp niet wezenlijk veranderd. De oorspronkelijke bebouwing is nog steeds te vinden
langs het Oranjekanaal. Een groot deel van de agrarische bebouwing is nu in gebruik
als woonboerderij. Het dorp is kleinschalig uitgebreid tussen 1980 en 1995 aan de
noordwestkant. In 2002 is gestart met een kleine uitbreiding aan de zuidoostkant van
het dorp, woningbouw Oranjekanaal ZZ. De uitbreiding ‘Oranjekanaal ZZ' betrof destijds
vier woningen. Inmiddels is het aantal naar beneden bijgesteld gezien de geringe bouwvraag.
De woonbebouwing in Wezuperbrug is in hoofdzaak vrijstaand en deels gebouwd rond de
jaren 1930. Het dorpsbeeld wordt verfraaid door laanbomen aan weerszijde van het Oranjekanaal.
Aan de noordoostkant van het dorp is in de bossen het recreatiegebied 't Kuierpadtien
ontstaan met onder andere een camping en een terrein met zomerhuisjes. Dit recreatiegebied
ligt buiten het plangebied.
Bij ontwikkeling moet rekening worden gehouden met inpassing in het karakteristieke
en bestaande patroon van Wezuperbrug. Dat betekend dat er slechts vrijstaande woningen
en andere objecten worden gebouwd. Deze bebouwing heeft een lage gootlijn en een stevige
kap van minimaal 45º. De nok ligt loodrecht op het Oranjekanaal, respectievelijk de
Brugstraat en er wordt ruime afstand van de weg gebouwd. Hiermee moet aansluiting
worden gezocht bij de omliggende bebouwing in Wezuperbrug.
De beeldkwaliteit van de bestaande bebouwing mag door de nieuwbouw niet worden aangetast.
Dit kan worden bereikt door de kleur van de stenen en de dakpannen overeen te laten
komen met de bestaande bebouwing. Maar ook de vorm van bebouwing moet de verbondenheid
met de bestaande bebouwing in Wezuperbrug tot uitdrukking brengen. In tegenstelling
tot veel andere dorpen is hier historiserende bebouwing niet gewenst.
het waardevolle bomenbestand langs het Oranjekanaal moet gerespecteerd worden, bijvoorbeeld
ook bij de situering van inritten. Aan de achterzijde wordt voor inpassing in het
open landschap een opgaande (erf)beplanting aangelegd en in stand gehouden.
Het beleid is gericht op het behoud van die onderdelen in het dorp die verwijzen naar
het ontstaan en de ontwikkeling van Wezuperbrug als agrarische nederzetting en als
wegdorp. Een deel van de oorspronkelijke bebouwing is nog goed te herkennen en heeft
de aanduiding 'karakteristiek' gekregen.
Net als dorpen als Sleen, Wachtum en Wezup is Zwinderen ontstaan aan de rand van de
hoog gelegen dekzandruggen. Het is van oorsprong een typisch esdorp op het Drents
Plateau. Op de hogere dekzandruggen liggen de landbouwgronden, ofwel essen. In de
laaggelegen beekdalen aan de andere kant van Zwinderenlagen de madelanden, waar hooi
werd geoogst en het vee in de weiden liep. Verder weg van de dorpen lagen de veldgronden
die in die tijd nog niet ontgonnen waren.
Anno 1850 is deze opzet nog duidelijk zien in Zwinderen. In het zuiden ligt de es
op de hoog gelegen dekzandrug; de Kleine Esch. Aan de noordzijde ligt het lager gelegen
beekdal van het Loodiep met de madelanden. Het dorp is waarschijnlijk in de middeleeuwen
ontstaan. Door de groei van de bevolking in de regio tijdens de middeleeuwen werden
zogenaamde dochternederzettingen gesticht binnen de eigen marke. Zwinderen is hiervan
een voorbeeld.
Op dat moment bestaat Zwinderen nog voornamelijk uit boerderijen, die schijnbaar willekeurig
gesitueerd werden langs de aanwezige wegen en paden. Er is dan al wel een concentratie
van bebouwing langs de Brinkweg waar te nemen.
Rond 1900 is er nog niet veel veranderd. De situering in het landschap heeft wel een
ander beeld gekregen door de aanleg van de Verlengde Hoogeveenschevaart en van een
tracé voor de stoomtram van Hoogeveen naar Gees, Oosterhesselen en Sleen. In die periode
is ook een brug en een sluis aangelegd in het kanaal. De sluis is inmiddels verwijderd.
Tot 2000 werd het dorp wat verdicht door woningbouw die tussen de boerderijen werd
geplaatst. Na WOII werd er meer projectmatige nieuwbouw gepleegd aan de zuid- en oostzijde,
aan de Brinkweg en ook aan de westzijde langs de Toldijk en de Sternbosweg. Ook werd
aan de westkant het Bosbad Zwinderen aangelegd.
De meeste boerderijen kregen na 1900 een woonfunctie. Hierdoor werd het agrarische
karakter van het dorp verdrongen door de woonfunctie. Mede hierdoor is een aantal
van die boerderijen als object alsmede de structuur van het esdorp wel enigszins behouden
gebleven.
Thans wordt de zuidzijde van het dorp begrensd door de A37, een doorgaande rijksweg.
De weg loopt midden over de vroegere Kleine Esch. Aan de noordzijde van het dorp ligt
nog altijd de Verlengde Hoogeveenschevaart. Vooral door deze twee infrastructurele
barrières is er nauwelijks nog een relatie tussen van het dorp, de es en het beekdal.
Wel is er binnen het dorp een gebied aan te wijzen waarvan situering, bebouwing en
wegenbeloop nog verwijzen naar het vroegere esdorp, bovendien is een aantal Kenmerkende
panden als karakteristiek aangeduid.
Het beleid is gericht op het behoud van die onderdelen in het dorp die verwijzen naar
het ontstaan en de ontwikkeling van Zwinderen als agrarische nederzetting en als esdorp.
Daarnaast heeft de gemeente in de bestaande bestemmingsplannen geregeld dat het bebouwd
gebied waar het oorspronkelijk functioneren van het dorp in structuur en bebouwing
nog tot uiting komt, is aangeduid als "gebied voor opbouw, het behoud en het herstel
van landschappelijke en cultuurhistorische waarden". Ook is er een aantal waardevolle
objecten aangeduid als "karakteristiek". Beide zaken worden in het bestemmingsplan
behouden.
Het gebied voor opbouw, het behoud en het herstel van landschappelijke en cultuurhistorische
waarden omvat in grote lijnen het bebouwde gebied dat rond 1900 aanwezig is. Het huidige
wegenpatroon is voor het grootste deel nog gelijk aan dat van toen. Ook de bebouwing
verwijst nog naar deze opzet. De naoorlogse uitbreidingen vallen buiten dit gebied.
Wel is een deel van de Verlengde Hoogeveenschevaart opgenomen in dit gebied, omdat
ook de vaart een goed beeld geeft van de grote veranderingen die ruim een eeuw geleden
in het dorp optraden.
De oorspronkelijke bebouwing van Zwinderen werd gevormd door boerderijen. Later kwamen
daar onder andere winkels, cafés en burgerwoningen bij. Een deel van deze oorspronkelijke
bebouwing is nog goed te herkennen en heeft de aanduiding "karakteristiek" gekregen,
voor zover deze nog geen rijksmonument zijn.
Externe veiligheid gaat over het beheersen van risico's. Deze risico's kunnen ontstaan door de aanwezigheid van risicovolle inrichtingen en transportroutes voor gevaarlijke stoffen (ondergronds en bovengronds). Met betrekking tot het aspect Externe Veiligheid is advies uitgebracht door de RUD Drenthe ( zie bijlage 3).
Externe veiligheid is een beleidsveld dat gericht is op het beheersen van risico's
vanwege de productie, de opslag, de verlading, het gebruik en het transport van gevaarlijke
stoffen. Sinds 1 januari 2010 moet worden voldaan aan strikte voorwaarden. Een en
ander brengt met zich mee dat bij nieuwe ruimtelijke plannen een toets aan wet- en
regelgeving op het gebied van externe veiligheid moet plaatsvinden. Concreet gaat
het daarbij om risicovolle bedrijven, het vervoer van gevaarlijke stoffen per weg,
spoor en water en het transport van gevaarlijke stoffen via buisleidingen. De wet-
en regelgeving rondom externe veiligheid geven aanleiding om voor buisleidingen de
milieucontouren te actualiseren.
Binnen het beleidskader voor externe veiligheid staan twee kernbegrippen centraal,
namelijk het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Hoewel beide begrippen onderlinge
samenhang vertonen zijn er belangrijke verschillen.
Voor het plaatsgebonden risico geldt een grenswaarde 10-6 per jaar. De grenswaarde
geldt voor kwetsbare objecten. Daarnaast geldt voor het plaatsgebonden risico een
richtwaarde 10-6 per jaar. De richtwaarde geldt voor beperkt kwetsbare objecten. In
het bestemmingsplan worden de contouren voor het plaatsgebonden risico 10-6 aangeduid
met veiligheidszone Bevi, -LPG of -buisleidingen. Deze zones zijn op de verbeelding
aangegeven.
Het groepsrisico is een maat om de kans weer te geven dat een incident met dodelijke
slachtoffers voorkomt. Voor het groepsrisico geldt geen richt- of grenswaarde. Het
groepsrisico wordt daarentegen afgezet tegen een oriëntatiewaarde en wordt bepaald
binnen het invloedgebied. In de meeste gevallen wordt het invloedgebied begrensd op
de 1% letaliteitzone. Het groepsrisico wordt weergegeven in een grafiek waarin de
groepsgrootte in aantallen wordt uitgezet tegen de kans dat een dergelijke groep het
slachtoffer wordt van een ongeval.
Voor het transport van gevaarlijke stoffen via buisleidingen zijn de normen voor externe
veiligheid in het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) vastgelegd. De hoge
druk aardgasleidingen zijn eigendom van de Gasunie of de NAM. De regels voor buisleidingen
zijn op basis van het Bevb uitgewerkt in de Ministeriële regeling externe veiligheid
buisleidingen (Revb).
Op grond van artikel 14 van het Bevb moet in het bestemmingsplan de buisleiding en
de zogenaamde belemmeringenstrook van de hoge druk aardgasleidingen worden weergegeven.
In 2005 heeft het Rijk voor gezondheidsaspecten en magneetvelden in verband met hoogspanningsleidingen
uit voorzorg beleid opgesteld. De rijksoverheid adviseert om zoveel als redelijkerwijs
mogelijk is, te vermijden dat er nieuwe situaties ontstaan waarbij kinderen langdurig
verblijven in het gebied rond bovengrondse hoogspanningslijnen, waarbinnen het jaargemiddelde
magneetveld hoger is dan 0,4 microtesla. Hierbij dient moet rekening worden gehouden
met een indicatieve zone en de specifieke zone.
De 110 kV hoogspanningslijn heeft een indicatieve zone van 50 meter aan weerszijden
van de hoogspanningslijn. Voor de 220 kV en de 380 kV hoogspanningslijnen komt deze
indicatieve zone overeen met respectievelijk 60 meter en 165 meter. Er wordt bij planvorming
rekening gehouden met het advies van VROM door in beginsel geen nieuwe gevoelige objecten,
zoals woningen, scholen, kinderopvang, crèches en dergelijk, op te richten binnen
de indicatieve zone. Als dat toch zou moeten, dan moet een specifieke zone worden
berekend.
Ook bij bepaalde inrichtingen en activiteiten speelt Externe veiligheid een wezenlijke rol om een goede ruimtelijke ordening te kunnen borgen. Hierbij moet gedacht worden aan vliegvelden met hun aanvliegroutes, inrichtingen met explosievenopslag, LPG-installaties, voorzieningen en stations voor bepaalde buisleidingen en ook propaanopslagtanks. Voor zover relevant zullen deze hier in beeld worden gebracht.
In de gemeente komt een aantal buisleidingen voor. Het gaat om aardgastransportleidingen
en olieleidingen. Daarnaast komt in het plangebied een aantal installaties en opslaglocaties
voor gevaarlijke stoffen (onder andere springstoffen, lpg) voor. Deze leidingen en
installaties vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Rondom
deze leidingen, installaties en opslaglocaties liggen veiligheidszones. Binnen deze
zones gelden eisen ten aanzien van nieuwe kwetsbare objecten. Het Steunpunt externe
veiligheid heeft een risicoanalyse uitgevoerd voor het bestemmingsplan Buitengebied
Coevorden. Uit de berekeningen blijkt dat er geen wettelijke risiconormen worden overgeschreden
(zie hiervoor bijlage …). Bij dit advies hoort een groot aantal uitgebreide berekeningsrapporten.
Deze zijn vanwege de omvang als separate bijlage bij het bestemmingsplan gevoegd.
Het bestemmingsplan ‘Kernen’ is een conserverend bestemmingsplan. De huidige planologische
situatie wordt geborgd en er zijn geen nieuwe (grootschalige) ontwikkelingen voorzien
in het plan. Gezien de ouderdom van enkele vigerende plannen zal voor het nieuwe bestemmingsplan
een aangepaste planologische regeling opgenomen moeten worden. Door het conserverende
karakter zal de risicoanalyse geen verschil tussen de bestaande en nieuwe situatie
laten zien. Omdat in de vigerende komplannen niet overal rekening is gehouden met
de externe veiligheidsaspecten, wordt voor deze ‘oudere plangebieden’ nu wel de zogenaamde
nulsituatie vastgelegd.
Binnen het plangebied wordt aardgas via verschillende ondergrondse leidingen onder hoge druk getransporteerd. Alle buisleidingen hebben vanwege het transport van gevaarlijke stoffen een invloedgebied en een belemmeringenstrook die (gedeeltelijk) binnen het plangebied liggen. Het betreft buisleidingen van zowel Gasunie als de NAM. In Figuur 51 en Figuur 52 is de ligging van deze buisleidingen binnen de gemeentegrenzen weergegeven. Niet alle leidingen liggen in of raken het plangebied van voorliggende bestemmingsplan ‘Kernen’ en zijn dus ook niet allemaal van belang. De volgende kernen worden geraakt door of hebben een gasleiding binnen het plangebied liggen:
Figuur 28. Buisleidingen van de Gasunie in de gemeente Coevorden.
Figuur 29. Buisleidingen van de NAM in de gemeente Coevorden.
Aardgasleidingen met een druk van 40 bar hebben een belemmeringenstrook van 4 meter. Leidingen met een druk hoger dan 40 bar hebben een belemmeringenstrook van 5 meter. Deze belemmeringsstroken zijn opgenomen in de verbeelding en gekoppeld aan beperkende gebruiks- en bouwregels. De buisleidingen van de NAM hebben een belemmeringenstrook van 5 meter.
Leiding |
Plankaart |
Diameter [mm] |
Tr/route ID |
Druk [bar] |
PR10-6 in plangebied |
Beheerder |
A-577 |
Dalerpeel |
219 |
11384 |
66 |
Nee |
Gasunie |
A-580 |
Dalerpeel |
324 |
10922 |
66 |
Nee |
Gasunie |
A-594-03 |
Dalerpeel |
457 |
10624 |
66 |
Nee |
Gasunie |
N-522-01 |
Noord-Sleen |
168 |
11309 |
40 |
Nee |
Gasunie |
N-522-50 |
Gees, Geesbrug, ’t Haantje, Benneveld, Noord-Sleen |
159 |
11584 |
40 |
Ja |
Gasunie |
N-525-62 |
Coevorden |
304,8 |
10663 |
40 |
Nee |
Gasunie |
N-525-64 |
Coevorden |
101,6 |
10663 |
40 |
Nee |
Gasunie |
N-525-65 |
Coevorden |
152,4 |
10663 |
40 |
Nee |
Gasunie |
N-526-10 |
Coevorden |
304,8 |
11960 |
40 |
Nee |
Gasunie |
N-540-60 |
Coevorden |
21 |
11865 |
40 |
Nee |
Gasunie |
NM-000317 |
Dalerveen |
152 |
12296 |
66 |
Nee |
NAM |
NM-000510 |
Coevorden |
457 |
12490 |
66 |
Ja |
NAM |
NM-000610 |
Steenwijksmoer |
457 |
12201 |
32 |
Nee |
NAM |
Alle buisleidingen zijn hoofdzakelijk in het bestemmingsplan Buitengebied gelegen. Daar waar deze leidingen het plangebied van de kernen raken of schampen worden de geldende regelingen uit het bestemmingsplan Buitengebied overgenomen in het bestemmingsplan ‘Kernen’. Met een dubbelbestemming is de ligging van elke buisleiding aangeduid op de verbeelding (breedte gelijk aan de belemmeringenstrook) en de bouwbeperking geldt voor het gebied binnen de dubbelbestemming. Op grond van het Besluit externe veiligheid buisleidingen leveren deze buisleidingen geen nieuwe knelpunten op voor het plaatsgebonden risico (saneringsgeval).
Groepsrisico buisleidingen
Het groepsrisico, als gevolg van buisleidingen is nabij het plangebied van het bestemmingsplan
‘bedrijventerrein Stad Coevorden’ vanwege de geringe populatiegrootte omschreven als
'geen groepsrisico' of 'een zeer laag groepsrisico’. Het berekende risico ligt ruim
onder de oriëntatiewaarde. De berekeningen zijn in 2014 uitgevoerd in het kader van
het bestemmingsplan Buitengebied 2014. Voor de overige gebieden is geen groepsrisico
Deze gegevens en berekeningen zijn representatief voor het voorliggende bestemmingsplan
‘Kernen’ en het plangebied.
Nieuwe (bio)gasleiding
Ten tijde van het opstellen van voorliggende bestemmingsplan wordt er een planologische
procedure voorbereid voor de aanleg van een nieuwe (bio)gasleiding vanaf het Europark
naar het afsluiterstation aan de straat ‘Modem’ op het bedrijventerrein Stad Coevorden.
Deze ontwikkeling maakt op dit moment geen onderdeel uit van voorliggende bestemmingsplan.
Indien daartoe aanleiding bestaat, dan kan bij het ontwerp of de vaststelling eventueel
voorliggende plan worden afgestemd op die ontwikkeling.
Gasontvangststations
In Noord-Sleen en Geesbrug liggen twee gasontvangststations binnen het plangebied:
In de regels en op de verbeelding is een zonering opgenomen rondom de installaties conform de indicatieve afstanden uit het Activiteitenbesluit Wet milieubeheer.
Door de gemeente Coevorden loopt een drietal (bovengrondse) hoogspanningsverbindingen en één (ondergrondse) hoogspanningskabel:
Deze leidingen zijn hoofdzakelijk in het bestemmingsplan Buitengebied gelegen. Daar waar deze leidingen het plangebied van de kernen raken of schampen worden de geldende regelingen uit het bestemmingsplan Buitengebied overgenomen in het bestemmingsplan ‘Kernen’.
Het bestemmingsplan heeft een conserverend karakter. In het plangebied zelf liggen
geen LPG-tankinstallaties. Wel buiten het plangebied. Binnen het invloedgebied van
deze LPG-tankstations worden geen nieuwe ontwikkelingen vastgelegd en blijft het reeds
bestaande groepsrisico dus ongewijzigd.
Maatregelen ter beperking van het groepsrisico zijn van toepassing verklaard via het
vergunningenspoor. Omdat er sprake is van mensen in de (directe) omgeving van de LPG-tankstations
wordt in het vergunningenspoor onder andere ook aandacht geschonken aan de zelfredzaamheid,
hulpverlening, bereikbaarheid en vluchtwegen.
Zolang er geen planologische maatregelen aangevraagd worden of ontwikkelingen plaatsvinden,
biedt het voorliggende bestemmingsplan geen concrete regelingen om de huidige situatie
aan te passen. De risico’s voor de externe veiligheid zijn met de huidige (algemene)
voorschriften vanuit de vergunningen en het bestemmingsplan voldoende beperkt en geborgd.
Boven het grondgebied van de gemeente Coevorden ligt een gedeelte van de militaire
laagvliegroute nr. 10 (zie Figuur 53. Militaire laagvliegroute nr 10.). Op deze route
mag in afwijking van de algemene minimum vlieghoogte (300 meter) door militaire vliegtuigen
worden gevlogen op een hoogte van minimaal 75 meter. Inclusief de ter weerszijden
van de route toegelaten navigatietolerantie (van 1.850 meter) betreft het een strook
van circa 3.700 meter breedte.
Figuur 30. Militaire laagvliegroute nr 10.
De coördinaten van de hartlijn van de laagvliegroute zijn vermeld in de Regeling VFR-nachtvluchten
en minimum vlieghoogten voor militaire luchtvaarttuigen. Op grond van het gestelde
in artikel 2.6.10 van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening gelden onder
de route beperkingen voor de bouw van obstakels (zoals telecommunicatiemasten, windturbines
en dergelijke). Bestemmingen die het oprichten van bouwwerken met een hoogte van meer
dan 40 meter te meten vanaf het maaiveld mogelijk maken, zijn niet toelaatbaar onder
de laagvliegroute.
In de regels is via een gebiedsaanduiding de bouwbeperking voor de laagvliegroute
opgenomen.
Alle relevante buisleidingen van Gasunie en NAM zijn hoofdzakelijk in het bestemmingsplan
Buitengebied gelegen. Daar waar deze buisleidingen het voorliggende plangebied raken
of schampen worden de geldende regelingen uit het bestemmingsplan Buitengebied overgenomen
in het bestemmingsplan ‘Kernen’. Binnen de belemmeringenstroken voor buisleidingen
die op de verbeelding worden opgenomen mogen in beginsel geen bouwwerken worden opgericht.
Daarnaast geldt een vergunningenstelsel voor werken of werkzaamheden die van invloed
kunnen zijn op de integriteit en werking van de buisleiding. Dit is geborgd in de
planregels. De relevante aardgasleidingen en de bijbehorende belemmeringenstroken
zijn bestemd als 'Leiding - Gas'. De veiligheidszones rond deze leidingen zijn aangeduid
'veiligheidszone - leiding'. Binnen de veiligheidszones mogen geen nieuwe kwetsbare
en kwetsbare objecten worden opgericht.
Het voorliggend plan daarnaast ook een consoliderend karakter en er worden geen nieuwe
ruimtelijke ontwikkelingen, dan wel nieuwe gevoelige objecten mogelijk gemaakt in
het plangebied. Bij het wettelijke vooroverleg met de leidingbeheerders zal vooral
gekeken worden naar nieuwe relevante ontwikkelingen en niet zozeer bestaande situaties.
Naar verwachting leidt voorliggende bestemmingsplan niet tot knelpunten.
In het bestemmingsplan ‘Kernen’ komen slechts summier hoogspanningslijnen voor. Deze liggen met name in het buitengebied. Echter, de zonering rondom deze lijnen is vrij ruimt en kan het plangebied derhalve ook raken als er feitelijk geen hoogspanningslijn aanwezig is in het plangebied. Daar waar nog geen zonering is opgenomen in het plangebied, wordt dat nu gedaan. Daarbinnen gelden beperkingen ten aanzien van (grond)werkzaamheden en het oprichten van bebouwing. Op de verbeelding wordt het volgende opgenomen:
Soort hoogspanningslijn: |
veiligheidszone |
bovengrondse hoogspanningslijnen 110 kV |
25 m aan weerszijden |
bovengrondse hoogspanningslijnen 220 kV |
25 m aan weerszijden |
bovengrondse hoogspanningslijnen 380 kV |
34 m aan weerszijden |
ondergrondse hoogspanningskabel 110 kV |
5 m aan weerszijden |
De veiligheidszone is opgenomen op de verbeelding en in de planregels zijn de voorwaarden
opgenomen die in acht moeten worden genomen binnen deze veiligheidszones.
Het voorliggend plan heeft daarnaast een consoliderend karakter en er worden geen
nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen, dan wel nieuwe gevoelige objecten mogelijk gemaakt
in het plangebied. Bij het wettelijke vooroverleg met de leidingbeheerders zal vooral
gekeken worden naar nieuwe relevante ontwikkelingen en niet zozeer bestaande situaties.
Naar verwachting leidt voorliggende bestemmingsplan niet tot knelpunten.
Er liggen geen LPG-tankinstallaties in het plangebied. Eventuele relevante contouren van omliggende installaties zijn in het bestemmingsplan ‘Kernen’ opgenomen. Hiervoor is de aanduiding 'veiligheidszone - LPG' opgenomen in de planregels en op de verbeelding. Aan deze aanduiding zijn beschermende en beperkende regels gekoppeld.
Een aantal kernen binnen voorliggende bestemmingsplan ligt binnen de zone van de militaire aanvliegroute nr. 10. Binnen deze zone moet een planologische beperking worden opgenomen ten aanzien van de bouwhoogte. In beginsel zijn ter plaatse wellicht gebouwen of bouwwerken mogelijk (te maken) of te verhogen. Deze moeten echter beperkt blijven tot een de bestaande hoogte. Binnen de vliegroute op de verbeelding en in de planregels is geregeld dat niet hoger gebouwd mag worden dan 40 meter.
Als conclusie voor het groepsrisico kan worden gegeven dat het groepsrisico binnen
het plangebied relatief laag is en door de actualisatie van het plan niet toeneemt.
In het algemeen geldt dat de huidige situatie positief wordt bestemd en er geen onaanvaardbare
situaties in het plangebied aanwezig zijn. Door de aanwezigheid van diverse risicobronnen,
onderscheiden in stationaire risicobronnen, transport over de weg en spoor en via
buisleidingen, is er een bepaald externe veiligheidsrisico aanwezig. Deze risico’s
zijn bij de gemeente en bij de hulpdiensten bekend en worden aanvaardbaar geacht.
In het bestemmingsplan ‘Kernen’ worden bestemmingen voor leidingen, aanduidingen voor
veiligheidszones en regels die aan die gebieden worden verbonden opgenomen. Hiermee
worden nieuwe (potentiële) risico’s voor de externe veiligheid voorkomen en risicovolle
functies en gebouwen binnen de zoneringen in ieder geval getoetst aan de sectorale
wet- en regelgeving.
Het plangebied valt grotendeels onder het beheer van het waterschap Vechtstromen.
Met uitzondering van een klein deel in het noorden van het plangebied. De woningen
ten noorden van de Eserstraat in De Kiel behoren formeel tot het beheersgebied van
het waterschap Hunze en Aa’s.
De betreffende waterschappen hebben onderling de afspraak vastgelegd dat plannen die
in hoofdzaak binnen een beheersgebied van één waterschap liggen, maar ook de beheersgebieden
van andere waterschappen treffen, door één waterschap worden getoetst. Het waterschap
met de meeste belangen in het plangebied is dan de toetsende instantie. In dit geval
is dat het waterschap Vechtstromen.
De waterschappen zorgen voor de kwaliteit van het oppervlaktewater in het gebied en
beheert de grotere boezemwateren en sloten, zoals geregeld in de Waterwet. Ook is
het waterschap belast met het peilbeheer in het plangebied.
In het kader van de Wro is het verplicht de watertoets uit te voeren. De watertoets
is een waarborg voor water in ruimtelijke plannen en besluiten. Conserverende plannen
die geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk maken hebben in beginsel geen
invloed op de waterhuishouding, waarvan in dit geval ook sprake is. De watertoets
is zekerheidshalve wel uitgevoerd.
Op grond van het woningbouwprogramma dat in 2017 is vastgesteld zijn in het bestemmingsplan
‘Kernen’ diverse woningbouwlocaties wegbestemd. Ontwikkeling van deze locaties is
niet meer mogelijk op grond van dit bestemmingsplan. Hiermee worden onder andere minder
mogelijkheden geboden door het plan om te bouwen en te verharden. Oppervlaktewater
wordt hierdoor meer ruimte geboden om in het eigen gebied te infiltreren en er zal
minder water via rioleringen worden afgevoerd. Ook ontstaat door beperking van de
woningbouwmogelijkheden minder vervuild (huishoudelijk) water dan onder de vigerende
bestemmingsplannen.
De Gemeente Coevorden ligt voor Nederlandse begrippen relatief hoog. Het garanderen van de waterveiligheid is hierdoor minder urgent dan in andere gebieden. Dit neemt niet weg dat er voor de gemeente opdrachten liggen op het gebied van waterberging en waterkering. Het Nationaal Waterplan, het Provinciaal Waterhuishoudingsplan, het waterbeheersplan van Waterschap Velt en Vecht en het Gemeentelijk Waterplan vormen het belangrijkste waterbeleidskader. Daarnaast zijn in verschillende wet- en regelgeving eisen gesteld aan nieuwe bestemmingsplannen ten aanzien van het wateraspect.
Samenvattend gelden voor de nieuwe bestemmingsplannen de volgende aandachtspunten en randvoorwaarden:
Het plan maakt geen nieuwe (grootschalige) ontwikkelingen mogelijk waardoor de waterhuishouding
wezenlijk kan veranderen. Het bestemmingsplan is vooral gericht op de bestaande situatie
en ook veranderingen in watergangen zijn niet mogelijk.
Het aspect water geeft geen belemmeringen en uitgangspunten voor dit bestemmingsplan.
Wel is in het plangebied sprake van een kleinschalige woningbouwontwikkeling, maar
dat zijn planologisch gezien geen nieuwe ontwikkelingen. Feitelijk eventueel wel.
Deze bouwmogelijkheden zijn reeds geborgd in de vigerende bestemmingsplannen die voor
die locaties gelden. Daarin is het aspect water meegewogen. De geldende mogelijkheden
worden in dit bestemmingsplan overgenomen.
In de bodem kunnen ook archeologische waarden aanwezig zijn. Het Verdrag van Malta
voorziet in bescherming van het Europees archeologisch erfgoed onder meer door de
risico's op aantasting van dit erfgoed te beperken. Deze bescherming is in Nederland
wettelijk verankerd in de Erfgoedwet die op 1 juli 2016 in werking is getreden. Deze
wet verplicht de gemeente bij het vaststellen van een bestemmingsplan rekening te
houden met de in de grond aanwezige monumenten. Sinds de wijziging van september 2007
is de gemeente ook het bevoegde gezag op het gebied van cultuurhistorie en archeologie.
Voor het beheersgebied zijn vooral de provinciale en gemeentelijke archeologische
en cultuurhistorische beleidskaarten van belang. Gezien het consoliderende karakter
van het bestemmingsplan kan een uitgebreide toetsing aan de genoemde beleidskaarten
achterwege blijven. Het plan voorziet ook niet in grootschalige nieuwe ontwikkelingen,
waarvoor op dit moment archeologische onderzoek noodzakelijk is. Wel zijn er in het
bestemmingsplan verschillende dubbelbestemmingen opgenomen, die gebaseerd zijn op
gemeentelijke archeologische beleidskaart.
De gemeentelijke archeologische beleidsadvieskaart geeft duidelijkheid over mogelijk
aanwezig archeologische waarden. Deze kaart maakt deel uit van de erfgoednota en is
als dusdanig vastgesteld.
Door het hele plangebied heen zijn verschillende archeologische waarden en verwachtingswaarden
aanwezig. Dat blijkt ook uit de diverse bestemmingsplannen die reeds gelden. In veel
gebieden liggen dubbelbestemmingen en aanduidingen voor het beschermen van (eventuele)
archeologische waarden. In voorliggende bestemmingsplan wordt niet afgeweken van de
reeds bestaande regelingen voor bescherming en de opgenomen onderzoekverplichting
die voor de betreffende gebieden reeds zijn opgenomen.
Voor monumenten en karakteristieke objecten in de gemeente Coevorden wordt in dit bestemmingsplan een passende regeling opgenomen. Monumenten worden reeds via de Erfgoedwet beschermd en bewaakkt door het betreffende bevoegde gezag; het rijk of de provincie. Betreffende de karakteristieke gebouwen en objecten in Coevorden wordt verwezen naar de paragraaf 2.3.6 Monumenten en karakteristieke objecten van deze toelichting.
Het bestemmingsplan is hoofdzakelijk gericht op het behoud van de bestaande situatie en staat slechts in geringe mate perceelsgebonden ontwikkelingen toe. In een zeer beperkt gebied van het plangebied is sprake van incidentele woningbouw of andere kleinschalige bouwontwikkelingen. Of in sommige gevallen kan er sprake zijn van werken en/of werkzaamheden in een gebied met archeologische (verwachtings-)waarden. Afhankelijk van de omvang van de ingreep is hierbij een archeologisch onderzoek noodzakelijk. Archeologie is daarbij een belangrijk toetsingskader, waarbij de reeds geldende algemene beschermingsregeling in stand wordt gehouden in het bestemmingsplan ‘Kernen’.
De rijks- en provinciale monumenten worden in dit bestemmingsplan niet specifiek geregeld,
omdat deze wettelijk al beschermd zijn vanuit de thans geldende Erfgoedwet.
Voor de gemeentelijke lijst van karakteristieke panden is de regeling overgenomen
uit het facet-bestemmingsplan ‘Karakteristieke objecten’. Hiervoor is in het bestemmingsplan
‘Kernen’ een dubbelbestemming en/of een aanduidingsvlak opgenomen. De beeldbepalende
panden worden specifiek aangeduid. In de regels bij die aanduiding is het behoud van
de huidige hoofdvorm, goot- en bouwhoogte en dakhelling voorgeschreven. De beeldbepalende
panden zijn in de vigerende bestemmingsplannen aangeduid als ‘karakteristiek’. Meer
hierover in paragraaf 2.3.6 Monumenten en karakteristieke objecten van deze toelichting.
Op grond van een ‘goede ruimtelijke ordening’ moeten bestemmingsplannen ook bepaalde
gebieden beschermen tegen ongewenste ingrepen als het gaat om historisch geografische
kwaliteiten. Naast de cultuurhistorische kwaliteit die kan worden toegekend en monumenten
die aangewezen kunnen worden, kunnen waardevolle historische dorpen en steden, of
delen daarvan, ook een bepaalde historisch geografisch belang vertegenwoordigen. Deze
gebieden laten zien hoe een dorp of stad zich door de geschiedenis heen heeft ontwikkeld,
welke structuren en functies er voorkwamen en hoe een en ander mat elkaar samenhangt.
In Coevorden zijn het historische centrum van Coevorden en de historische gegroeide
dorpskernen Benneveld, Gees en Aalden aangewezen als beschermd stads- of dorpsgezicht.
Deze erkenning door de minister leidt tot verplichtingen voor het behoud van wat mooi
en waardevol is in de betreffende gebieden. Maar ook leidt deze erkenning tot een
andere manier van kijken naar die gebieden en de directe omgeving die niet beschermd
worden door de specifieke status. Een en ander heeft een wederzijdse invloed op de
beschermde én niet beschermde gebieden.
In de bijlagen bij de regels van dit bestemmingsplan zijn de aanwijzingsbesluiten voor de beschermde stads- en dorpsgezichten opgenomen. Hierin is een beschrijving (op hoofdlijnen) van de aanwezige kwaliteit opgenomen. In onderstaande overzicht is opgenomen wanneer welke gebieden zijn aangewezen.
Gebied |
Aanwijzing |
Status: |
Opmerkingen |
Benneveld |
4-10-1991 |
Beschermd dorpsgezicht |
Betreft gebied aan weerszijden van de Bennevelderstraat. |
Coevorden, centrum |
21-2-2007 |
Beschermd stadsgezicht |
Betreft het noordelijke historische centrumgebied, inclusief grachten. |
Gees |
12-7-1967 |
Beschermd dorpsgezicht (besl.nr./32400) |
Betreft het historische esdorp, inclusief onbebouwde esgronden daaraan. |
Aalden |
13-3-1969 |
Beschermd dorpsgezicht (besl.nr.146.736) |
Betreft gebied rondom de weg Oud Aalden en bijhorende brink. |
In het bestemmingsplan ‘Kernen’ zijn de beschermde gebieden van Coevorden, Aalden,
Benneveld en Gees op de verbeelding voorzien van een aanduidingsvlak ‘beschermd stadsgezicht’
of ‘beschermd dorpsgezicht’. Hiermee treedt een extra beschermingsregiem in werking
voor eventuele ontwikkelingen in die gebieden. De beoordeling van ontwikkelingen is
daarbij rechtstreeks gekoppeld aan de beschrijving van de gebieden die ten grondslag
ligt aan het aanwijzingsbesluit. Door de directe koppeling van deze aanduidingsvlakken
aan de regels en het daarin opgenomen beeldkwaliteitsplan is een toetsingsinstrumentarium
ontwikkeld die borgt dat de beschermde dorpsgezichten van de drie dorpen en het beschermde
stadsgezicht van Coevorden niet worden aangetast.
In de regeling worden ontwikkelingen en bouwactiviteiten mede getoetst aan de cultuurhistorische
en landschappelijke waarden van de beschermde gebieden. In het beschermde stadsgezicht
geldt dat ook voor de stedenbouwkundige structuur van het gebied. Ontwikkelingen moeten
derhalve ook getoetst worden aan het ter plaatse geldende stedenbouwkundige plan of
beeldkwaliteitsplan. In Coevorden is er voor gekozen om aan dergelijke gebieden een
beeldkwaliteitsplan te koppelen. Deze zijn nu gekoppeld aan de regels van voorliggende
bestemmingsplan.
In het kader van de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan is het van belang om aandacht
te besteden aan beschermde natuurwaarden. De effecten op natuurwaarden dienen te worden
beoordeeld in relatie tot bestaande wet- en regelgeving. Juridisch en beleidsmatig
strekken de planologisch relevante natuur- en landschapsaspecten zich uit over soortenbescherming
en gebiedsbescherming. De Wet natuurbescherming (Wnb) is het toetsingskader voor de
soorten- en gebiedsbescherming.
Voor de wettelijk beschermde plant- en diersoorten geldt het zogenoemde ‘nee, tenzij’-principe
als uitgangspunt. Dit betekent dat werkzaamheden en dergelijke in beginsel niet zijn
toegestaan. Onder voorwaarden kan hier op grond van een vrijstelling of ontheffing
van worden afgeweken.
Figuur 31; Natura2000-gebieden in de omgeving van de gemeente Coevorden
In de wet zijn de Natura 2000-gebieden aangewezen als beschermde gebieden. De Natura
2000-gebieden maken deel uit van het Natuurnetwerk Nederland (voorheen Ecologische
Hoofdstructuur). Dit is een samenhangend netwerk van bestaande en nog te ontwikkelen
belangrijke natuurgebieden in Nederland en vormt de basis voor het natuurbeleid. Het
Natuurnetwerk Nederland is een rijksdoel dat opgenomen is in de Structuurvisie Infrastructuur
en Ruimte, en vervolgens overgenomen is in de Omgevingsvisie en Omgevingsverordening
van de provincie Drenthe. De provincie is verantwoordelijk voor het voldoende beschermen
en beheren van de Natura 2000-gebieden. In Figuur 55 zijn de Natura 2000-gebieden
in de omgeving van de gemeente Coevorden opgenomen.
Omdat hier sprake is van een conserverend bestemmingsplan zonder nieuwe ontwikkelingen
kunnen op voorhand 'significant negatieve effecten' op Natura 2000-gebieden worden
uitgesloten. Hierover wordt in hoofdstuk 5 een nadere motivatie gegeven. Om deze redenen
is er geen (vormvrije) m.e.r.-beoordeling uitgevoerd voor het voorliggende bestemmingsplan
‘Kernen’.Voor zover het voorliggende bestemmingsplan toch (kleinschalige) ingrepen
of veranderingen toe laat, is het aan de initiatiefnemer om bij die activiteiten zijn
wettelijke zorgplicht voor het niet aantasten van eventuele ecologische waarden (soorten)
na te komen. In die gevallen dat er sprake is van een soort- of gebiedsbescherming,
dan moet de initiatiefnemer zorgen dat deze niet overtreden wordt of dat er tijdig
een toestemming van het bevoegde gezag wordt afgegeven voor die gevallen waarin dat
nodig is. Denk daarbij bijvoorbeeld aan het slopen van oude gebouwen waar eventueel
beschermde diersoorten in zitten of het velen van bomen in beschermde bosgebieden.
Deze zorgplicht borgt een bepaalde mate van bescherming. Nader onderzoek naar natuur
en ecologie in het kader van dit bestemmingsplan kan derhalve achterwege blijven.
Het NatuurNetwerk Nederland (NNN) is een robuust netwerk van natuurgebieden en tussenliggende
verbindingszones. Het netwerk bestaat uit bestaande natuurgebieden, nieuw aan te leggen
natuur en verbindingszones tussen de gebieden. Ook beheersgebieden behoren ertoe.
Het Drentse deel van het NNN sluit aan op die in de rest omliggende provincies. De
Natura 2000-gebieden, het Europese netwerk van natuurgebieden, maakt onderdeel uit
van het NNN.
In de provinciale Omgevingsverordening is het NNN nader begrensd. De abstract kaarten
van het Rijk zijn met de verordening op perceelsniveau begrensd. Met name in het noordelijke
gebied van de gemeente liggen enkele gebieden van het NNN in de nabijheid van de dorpskernen.
Dit hangt ook samen met de cultuurhistorische, landschappelijke en aardkundige waarden
in die gebieden. In Figuur 56 is voor de gemeente Coevorden en omgeving het NNN weergegeven.
Figuur 32; NatuurNetwerk Nederland (bron: Omgevingsverordening Drenthe)
De verwachting is dat het aspect Natuur en Ecologie geen belemmeringen oplevert voor het bestemmingsplan. De standaard regelingen die vaker worden toegepast zullen worden opgenomen, voor zover nog niet vigerend, in het nieuwe bestemmingsplan ‘Kernen’. Concreet gaat het dan om het bestemmen van het NNN als ‘Natuur’, het opnemen van een gebiedsaanduiding ‘ecologische waarden’ voor de nog niet gerealiseerde delen van het NNN en het beschermend van deze gebieden, alsmede eventuele (zoekgebieden) voor ecologische verbindingszones.
Een belangrijk doel in de ruimtelijke ordening is het realiseren van een goed leefmilieu.
Dat houdt onder meer in dat de omgeving zo min mogelijk gevolgen mag hebben op de
gezondheid van mensen. In de loop der jaren zijn voor een aantal milieuaspecten waarden
wettelijk vastgelegd en gekoppeld aan een onderzoekverplichting bij ruimtelijke ontwikkelingen.
Hierbij is het primaire uitgangspunt dat het voorliggende bestemmingsplan ‘Kernen’
en conserverend bestemmingsplan is. Het plan maakt geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk
die nog niet mogelijk waren onder het voorheen geldende bestemmingsplan. Wat dat betreft
kan de analyse van milieuaspecten tot de hoofdlijnen beperkt blijven. Voor een aantal
milieuaspecten heeft de wet- en regelgeving zich in de afgelopen jaren verder ontwikkeld.
Als dat het geval is, dan zal dat beschreven worden.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies, zoals woningen en zorgfuncties:
Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en nieuwe woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). Het bestemmingsplan ‘Kernen’ is consoliderend van karakter. In het plan worden geen nieuwe ontwikkelingen rechtstreeks mogelijk gemaakt. Toetsing van de bestaande en vergunde situatie aan de handreiking ‘Bedrijven en milieuzonering’ kan achterwege worden gelaten voor het bestemmingsplan. Wel zal in het plan een regeling worden opgenomen op basis van de genoemde VNG-handreiking die toetsing van nieuwe functies ten opzichte van elkaar regelt. Hiermee blijft een goede ruimtelijke ordening bij eventuele binnenplanse ontwikkelingen gewaarborgd.
Op grond van het Bro moet in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. De Wet bodembescherming (Wbb) bevat de voorwaarden die (kunnen) worden verbonden aan het verrichten van handelingen in of op de bodem. Primair komt bescherming en sanering in de wet aan bod. Bij functiewijzigingen moet worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. Het bestemmingsplan ‘Kernen’ legt slechts de bestaande functies vast. Het is daardoor niet noodzakelijk om de bodemkwaliteit binnen het gehele plangebied vast te stellen. Hiervoor kan concreet bodemonderzoek worden nagelaten.
Voorliggende bestemmingsplan maakt nieuwe ontwikkelingen niet rechtstreeks mogelijk. Ten aanzien van het aspect bodemkwaliteit zijn derhalve geen (aanvullende) regels nodig ten opzichte van de reeds geldende regelingen. In geval van nieuwe ontwikkelingen zal voorafgaand aan het verlenen van omgevingsvergunningen de gemeente beoordelen of de bodemgesteldheid voldoende is onderzocht en geschikt is voor het beoogde grondgebruik.
Op 15 november 2007 is de Wet luchtkwaliteit in werking getreden. Nederland kon anno
2010 niet overal voldoen aan de Europese grenswaarden voor fijn stof en stikstofdioxide,
waardoor de realisatie van grote ruimtelijke ontwikkelingen onder druk is komen te
staan. Het doel van de Wet luchtkwaliteit is het verbeteren van de luchtkwaliteit,
zodat in 2015 aan de Europese eisen zou worden voldaan en belemmeringen voor gewenste
ontwikkelingen zo veel mogelijk worden weggenomen. De kern van de Wet is het ‘Nationaal
samenwerkingsprogramma luchtkwaliteit’ (NSL). Dit instrument wordt door de Rijksoverheid
gecoördineerd en bevat de ruimtelijke ontwikkelingen die de luchtkwaliteit ‘in betekenende
mate’ verslechteren èn maatregelen om de luchtkwaliteit te verbeteren.
Projecten die ‘niet in betekenende mate’ leiden tot een verslechtering van de luchtkwaliteit
hoeven volgens de Wet luchtkwaliteit niet langer afzonderlijk te worden getoetst op
de grenswaarde, tenzij een dreigende overschrijding van één of meerdere grenswaarden
te verwachten is. Het voormalige ministerie van VROM heeft de definitie van 'in betekenende
mate' vastgelegd in een algemene maatregel van bestuur (AMvB), genaamd “Regeling niet
in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)”.
Projecten die de concentratie meer dan 3% van de grenswaarde van een stof verhogen,
dragen in betekenende mate bij aan de luchtvervuiling. Voor fijn stof en stikstofdioxide
betekent dit een maximale toename van 1,2 µg/m3. Deze 3%-grens is in een gelijknamige
ministeriële regeling voor een aantal veel voorkomende ruimtelijke functies gekwantificeerd
als:
Dit laat onverlet dat burgers in het kader van ‘een goede ruimtelijke ordening’ voldoende beschermd moeten worden tegen (tijdelijke) te hoge concentraties. Hiervoor is het noodzakelijk dat de luchtkwaliteit wordt betrokken in de afweging of er sprake is van ‘een goede ruimtelijke ordening’. Dit betekent dat de luchtkwaliteit ‘schoon’ genoeg moet zijn voor de functie die daar wordt toegelaten.
Met betrekking tot het aspect luchtkwaliteit kan worden gesteld dat voorliggende bestemmingsplan
niet (rechtstreeks) voorziet in ontwikkelingen die ‘in betekenende mate’ bijdragen
aan verslechtering van de luchtkwaliteit. Er worden geen woningen en/of kantoorcomplexen
toegevoegd. En er worden ook geen agrarische inrichtingen of kinderboerderijen mogelijk
gemaakt op grond van dit plan. Wel zitten er kleinschalige afwijkingsmogelijkheden
in het plan, maar die moeten – ook in totaal bezien – beschouwd worden als ‘niet in
betekende mate’ bijdragend.
Nu er geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt moet binnen het plangebied
ook worden geconcludeerd dat er sprake is van een ‘goede ruimtelijke ordening’ als
het gaat om het aspect luchtkwaliteit. Hierbij is uitgegaan van de provinciale monitoring
‘Luchtkwaliteit in Drenthe. Actualisatie van informatie’, d.d. 21 december 2016. Hierin
wordt de volgende algemene conclusie voor de hele provincie geformuleerd:
In de provincie Drenthe zijn er geen knelpunten op het gebied van luchtkwaliteit.
Om deze reden is zij een van de provincies die niet deelneemt aan het Nationaal Samenwerkingsprogramma
Luchtkwaliteit. De achtergrondconcentraties liggen in Drenthe in 2016 ver onder de
grenswaarden voor de jaargemiddelde concentraties NO2, PM10 en PM2,5 van respectievelijk 40, 40 en 25 μg/m³. Voor stikstofdioxide NO2 bedraagt de maximale concentratie 19 μg/m³. De maximale concentratie fijn stof in
Drenthe bedraagt in 2016 voor PM10 22 μg/m³ en voor PM2,5 12 μg/m³. Naar de toekomst
toe is de verwachting dat de dalende trend van achtergrondconcentraties doorzet.
De GCN waarden in 2016 liggen enkele microgrammen lager voor NO2 en PM10 dan in 2009
in de grootste Drentse steden. De GCN waarden voor NO2 liggen ca. 3 tot 6 μg/m³ lager in 2016 dan in 2009. Voor PM10 liggen de GCN waarden
in 2016 ca. 2 tot 5 μg/m³ lager dan in 2009.
De variatie van GCN concentraties binnen Drenthe is beperkt. Daarnaast komen er nergens
binnen de provincie kritische concentraties voor. Om deze redenen is er geen aanleiding
voor het realiseren van extra meetstations binnen de provincie.
Er is nog weinig bekend m.b.t. de exacte schadelijke effecten van roet en hiervoor
zijn momenteel nog geen grenswaarden. Wel is bekend dat roet effecten heeft op de
gezondheid en dat concentraties in sterke mate afkomstig zijn van lokale bronnen.
Het dient aanbeveling om publicaties over fijn stof (voornamelijk) met betrekking
tot roet) op landelijk niveau te volgen.
Gezien bovenstaande leidt het aspect lucht niet tot (aanvullende) regels en/of maatregelen
ten opzichte van de reeds geldende regelingen.
De Wet geluidhinder heeft als belangrijkste doel het bestrijden en voorkomen van geluidhinder.
Op grond van de wet zijn verschillende vormen van geluidhinder te onderscheiden die
directe raakvlakken hebben met de ruimtelijke ordening. Zo dient onder meer ingevolge
de Wet geluidhinder voorafgaand aan de vaststelling van een bestemmingsplan waarin
nieuwe geluidsgevoelige objecten worden mogelijk gemaakt, te worden aangetoond of
zij voldoen aan de normen uit de Wet geluidhinder.
Rond geluidbronnen met een grote geluidsuitstraling gelden geluidszones. In deze zones
zijn de wettelijke regelingen van de Wet geluidhinder van toepassing. Binnen de zones
gelden specifieke regels voor geluidsgevoelige bestemmingen zoals woningen, scholen,
ziekenhuizen, etc.
Het gaat bij de beoordeling van bestemmingsplannen om geluid veroorzaakt door verkeer
en bedrijven. Daarnaast is van belang dat aangewezen stiltegebieden niet door het
voorliggende bestemmingsplan worden belast met geluidhinder.
Ingevolge artikel 74 en 82 van de Wet geluidhinder bevindt zich aan weerszijden van
wegen, niet zijnde woonerven of 30 km/uur wegen, een zone waarbinnen de geluidsbelasting
vanwege het wegverkeer op de gevel van woningen niet meer mag bedragen dan 48 dB (de
voorkeursgrenswaarde). Voor nieuwe woningen kan onder voorwaarden een hogere grenswaarde
worden vastgesteld, indien uit onderzoek is gebleken dat de voorkeursgrenswaarde wordt
overschreden. De hogere grenswaarde moet op grond van artikel 76 van de Wet geluidhinder
zijn vastgesteld vóór de vaststelling van het bestemmingsplan waarin de nieuwe woningen
worden geprojecteerd of mogelijk worden gemaakt.
Het onderhavige bestemmingsplan is een conserverend beheersplan en biedt geen nieuwe
directe ontwikkelingsmogelijkheden. Een akoestisch onderzoek is in het kader van dit
bestemmingsplan niet noodzakelijk. Bij de uitvoering van eventuele wijzigingsbevoegdheden
naar 'Wonen' of andere gevoelige bestemmingen wordt een afweging van de akoestische
situatie verplicht gesteld bij de planologische procedure. Daarnaast geldt vanuit
het Bouwbesluit ook dat bij vergunningverlening geborgd moet worden dat er sprake
is van een aanvaardbaar geluidsniveau. In voorkomende gevallen gaat dat gepaard met
geluidsonderzoek en eventueel passende maatregelen, zoals extra geluidswerende bouwmaterialen
of voorzieningen. De aanwezige wegenverkeersinfrastructuur blijft behouden en er worden
ook geen nieuwe wegen aangelegd. Het plan voorziet ook niet in intensivering van verkeersbewegingen
(op termijn). Hierbij zal er natuurlijk wel ruimte zijn voor autonome ontwikkeling
van verkeersintensiteiten zoals altijd. De verwachting is dat dit binnen de plantermijn
niet dermate omvang zal aannemen dat maatregelen nodig zijn of een onaanvaardbare
situatie zal ontstaan.
Voorliggende plan voorziet niet rechtstreeks in nieuwe geluidsgevoelige objecten en/of
functies. Het plan is aanvaardbaar voor bestaande gevoelige functies en voorziet in
een ‘goede ruimtelijke ordening’ voor wat betreft wegverkeerslawaai.
Ingevolge de Wet geluidhinder bevindt zich aan weerszijden van spoorwegen een zone
waarbinnen de geluidsbelasting vanwege het spoorverkeer op de gevel van woningen niet
meer mag bedragen dan 55 dB (de voorkeursgrenswaarde). Bij spoorweglawaai is de breedte
van de zone langs een spoorweg onder andere afhankelijk van het aantal sporen en de
verkeersintensiteit.
Voor het spoorwegtraject door Coevorden, Dalen en Veenoord geldt een zonebreedte van
100 m gemeten vanuit buitenste spoorstaaf. Voor nieuwe woningen kan onder voorwaarden
een hogere grenswaarde worden vastgesteld, indien uit onderzoek is gebleken dat de
voorkeursgrenswaarde wordt overschreden. De hogere grenswaarde moet op grond van artikel
76 van de Wet geluidhinder zijn vastgesteld vóór de vaststelling van het bestemmingsplan
waarin de nieuwe woningen worden geprojecteerd of mogelijk worden gemaakt.
Figuur 33; Verloop spoorwegtracé door de gemeente Coevorden
Het onderhavige bestemmingsplan is een conserverend beheersplan en biedt geen nieuwe directe ontwikkelingsmogelijkheden. Een akoestisch onderzoek is in het kader van dit bestemmingsplan niet noodzakelijk. Bij de uitvoering van eventuele wijzigingsbevoegdheden naar 'Wonen' of andere gevoelige bestemmingen wordt een afweging van de akoestische situatie verplicht gesteld bij de planologische procedure. Daarnaast geldt vanuit het Bouwbesluit ook dat bij vergunningverlening geborgd moet worden dat er sprake is van een aanvaardbaar geluidsniveau. In voorkomende gevallen gaat dat gepaard met geluidsonderzoek en eventueel passende maatregelen, zoals extra geluidswerende bouwmaterialen of voorzieningen. De aanwezige railinfrastructuur blijft behouden en er worden ook geen nieuwe spoorwegen aangelegd. Het plan voorziet ook niet in intensivering van het spoorweggebruik (op termijn). Hierbij zal er natuurlijk wel ruimte zijn voor autonome ontwikkeling van treinverkeer binnen de geldende voorwaarden. De verwachting is dat dit binnen de plantermijn niet dermate omvang zal aannemen dat maatregelen nodig zijn of een onaanvaardbare situatie zal ontstaan.
Bepaalde categorieën van inrichtingen produceren dermate veel lawaai dat bestrijding
van de geluidhinder aan de bron onvoldoende mogelijk is om het geluidniveau te beperken
tot 50 dB(A) op de terreingrens van de inrichting. Teneinde het voortbestaan van dergelijke
inrichtingen mogelijk te maken, moet de 50 dB(A) contour in die gevallen op een andere
plek worden neergelegd dan op de terreingrens van de inrichting. In artikel 40 van
de Wet geluidhinder is bepaald dat indien bij de vaststelling van een bestemmingsplan
aan gronden een zodanige bestemming wordt gegeven dat daardoor een industrieterrein
ontstaat, daarbij tevens een rond het betrokken terrein gelegen zone wordt vastgesteld,
waarbuiten de geluidsbelasting vanwege dat terrein de waarde van 50 dB(A) niet te
boven mag gaan. In artikel 2.4. van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit Wet milieubeheer
is aangegeven welke categorieën van inrichtingen in belangrijke mate geluidhinder
kunnen veroorzaken.
Artikel 53 Wgh bepaalt dat buiten een bestaande zone de geluidbelasting vanwege het
industrieterrein de waarde van 50 dB(A) niet te boven mag gaan. Bij de vaststelling
van een bestemmingsplan voor gronden die krachtens die vaststelling deel uit gaan
maken van de bestaande zone, kan ex artikel 55, vierde lid Wgh met betrekking tot
geprojecteerde, aanwezige of in aanbouw zijnde woningen in dat gebied een hogere waarde
dan 50 dB(A) worden vastgesteld, met dien verstande dat deze waarde voor geprojecteerde
woningen de waarde 55 dB(A) en voor wat aanwezige of in aanbouw zijnde woningen betreft
60 dB(A) niet te boven mag gaan.
Aan de zuid- en westzijde van de stad Coevorden is een groter bedrijventerrein gelegen.
Dit terrein maakt geen onderdeel uit van voorliggende bestemmingsplan “Kernen”. Het
terrein heeft echter wel gevolgen voor het plangebied. De geluidsbelasting door het
bedrijventerrein kan de gestelde normen binnen het plangebied overschrijden. Er moet
derhalve een geluidszonering worden opgenomen in het plan. Hiermee wordt geborgd dat
de geluidsbelasting op gevoelige objecten en functies door het bedrijventerrein binnen
aanvaardbare normen blijft, alsmede de mogelijkheden binnen het bedrijventerrein niet
onevenredig worden geschaad.
Een stiltegebied is een milieubeschermingsgebied waarin de geluiden van flora en fauna overheersen. Het woord ‘stilte’ betekent hierbij niet dat er geen geluid in het gebied waarneembaar is, maar staat voor de afwezigheid van storende, voor de omgeving vreemde geluiden. Stiltegebieden zijn van belang voor de rustzoekende recreant en de flora en fauna in de natuur.
Figuur 34. Uitsnede uit ontwerpverbeelding Provinciale Omgevingsvisie Drenthe 2018 - Stiltegebied.
Tussen de dorpskernen Aalden, Zweeloo, Oosterhesselen, Gees, Geesbrug en het naburige
Nieuw-Balinge heeft de provincie een gebied aangewezen als ‘stiltegebied’. In dit
gebied heeft de provincie een specifiek doel ten aanzien van onder andere geluid.
Voor niet-natuurlijke geluidsbronnen gelden lagere normen dan in andere gebieden.
De stilte in deze gebieden is van provinciaal belang en moet behouden blijven. De
provinciale verordening beschermd deze gebieden tegen verstoring. ‘Stilte’ betekent
echter niet dat er geen geluid in het gebied waarneembaar is, maar staat voor de afwezigheid
van storende, voor de omgeving vreemde geluiden. Gebiedseigen geluiden, zoals die
van de landbouw, vallen hier niet onder.
De provincie heeft onder andere de ambitie om de kwaliteit van de gebieden nu en in
de toekomst te gegarandeerd en daar waar mogelijk verder te ontwikkelen. Het aanwijzen
van stiltegebieden is specifiek gedaan om de mens de mogelijkheid te bieden zich terug
te kunnen trekken en de rust te ervaren. Ontwikkelingen die dit aspect aantasten kunnen
dan ook niet zonder meer worden toegestaan.
Voor wat betreft wegverkeerslawaai voorziet het plan niet in nieuwe wegen, verbreding van bestaande wegen en/of intensivering van de bestaande wegen. Het bestemmingsplan voldoet wat dit betreft en er zijn geen (aanvullende) planologische maatregelen nodig voor dit aspect.
Voorliggende plan voorziet niet rechtstreeks in nieuwe geluidsgevoelige objecten en/of functies in de nabijheid van de bestaande railinfrastructuur. Het plan is aanvaardbaar voor bestaande gevoelige functies en voorziet in een ‘goede ruimtelijke ordening’ voor wat betreft spoorweglawaai.
De geluidzone (Wgh art. 40) rondom het bedrijventerrein aan de zuid- en westzijde
van het de stad Coevorden wordt in het bestemmingsplan ‘Kernen’ opgenomen als gebiedsaanduiding
‘geluidzone - industrie’. De begrenzing van het industrieterrein, waarop de zone is
gebaseerd (Wgh art. 41 lid 4), ligt geheel buiten dit bestemmingsplan.
Aan deze aanduidingen is een regeling gekoppeld die verbiedt dat er nieuwe geluidsgevoelige
objecten worden toegevoegd binnen deze zone. Het college kan op grond van concreet
onderzoek de begrenzing van de zonering aanpassen.
De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) en het Activiteitenbesluit milieubeheer geven
minimale afstanden aan die aangehouden moeten worden tussen agrarische bedrijven en
geurgevoelige objecten. Voor een deel van de bedrijven gelden vaste afstanden, voor
een ander deel van de bedrijven (met name de intensieve veehouderijen) worden de afstanden
berekend aan de hand van diersoorten, dieraantallen en stalsystemen. De Wgv en de
bijbehorende Regeling geurhinder en veehouderij geven hiervoor de normen. Daarnaast
geeft de veel gebruikte brochure ‘Bedrijven en Milieuzonering’ van de VNG (2009) voor
andere type (niet-agrarische) bedrijven ook indicatieve afstanden voor geurbelasting
die aangehouden zouden moeten worden als het gaat om geur. Deze indicatieve afstanden
zijn niet doorslaggevend, omdat maatregelen kunnen worden getroffen in de bedrijfsvoering
en binnen de inrichting die de geurbelasting kunnen beïnvloeden (vaak reduceren).
In beginsel worden nieuwe vergunningen voor uitbreidingen van (agrarische) bedrijven
getoetst aan deze wettelijke regelingen. In voorliggende bestemmingsplan is geen cumulatieve
berekening opgenomen voor de algehele geurbelasting, omdat het hier gaat om een veelheid
aan verschillende bedrijven waarvan niet bekend is of, wanneer en hoe ze eventueel
zullen uitbreiden. Bovendien kunnen de normen in de loop van de tijd veranderen. Onlangs
(juli 2018) zijn bijvoorbeeld de emissienormen voor veehouderijen met dieren die vastgestelde
emissienormen hebben aangepast naar aanleiding van nieuwe wetenschappelijke inzichten.
Een andere reden om geen uitvoering onderzoek te doen is het conserverende karakter
van voorliggende bestemmingsplan. Er worden geen nieuwe ontwikkeling met dit plan
mogelijk gemaakt.
Op basis van het plan-MER behorende bij de Structuurvisie Coevorden 2013-2023 kan
worden geconcludeerd dat de achtergrondbelasting voor geur in de komgebieden in alle
situaties aanvaardbaar is en zal blijven. Verwezen wordt naar Bijlage 1 bij deze toelichting.
Zelfs bij de meest ongunstige doorontwikkeling van de veehouderij, welke een overgroot
aandeel heeft in deze geurbelasting, blijft er tenminste sprake van een redelijk goed
woon en leefklimaat binnen het plangebied van voorliggende bestemmingsplan. Zonder
aanvullende maatregelen in dit plan is een goed woon- en leefklimaat binnen de planperiode
derhalve te garanderen.
Voor het bestemmingsplan is een vormvrije m.e.r.-beoordeling gedaan. Het bestemmingsplan heeft een conserverend karakter. Binnen het plangebied zijn geen nieuwe ontwikkelingsmogelijkheden opgenomen. Er kunnen echter wel nieuwe activiteiten worden gerealiseerd in bepaalde gebieden. Deze zijn weliswaar bestemd, maar nog niet uitgevoerd en vergund. Het gaat concreet om enkele bedrijfspercelen op het bedrijventerrein en beperkt om enkele woningen verspreid over de diverse kernen. Het aanleggen van een stedelijk ontwikkelingsproject valt onder activiteit 11.2 en het aanleggen van een bedrijventerrein onder activiteit 11.3 in bijlage D van het Besluit m.e.r.
D 11.2
|
De aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen.
|
In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op:
|
De structuurvisie, bedoeld in de artikelen 2.1, 2.2 en 2.3 van de Wet ruimtelijke ordening, en het plan, bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, van die wet.
|
De vaststelling van het plan, bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onderdelen a en b, van de Wet ruimtelijke ordening dan wel bij het ontbreken daarvan van het plan, bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, van die wet.
|
D 11.3
|
De aanleg, wijziging of uitbreiding van een industrieterrein.
|
In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 75 hectare of meer.
|
De structuurvisie, bedoeld in de artikelen 2.1, 2.2 en 2.3 van de Wet ruimtelijke ordening, en het plan, bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, van die wet.
|
De vaststelling van het plan, bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onderdelen a en b, van de Wet ruimtelijke ordening dan wel bij het ontbreken daarvan van het plan, bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, van die wet.
|
Zowel de nog te realiseren woningen als bedrijventerrein blijven onder de normen genoemd in kolom 2. Een vormvrije m.e.r.-beoordeling volstaat om te beoordelen of sprake is van een aanzienlijk milieugevolgen. Als deze niet uitgesloten kunnen worden geldt een m.e.r.-plicht. Kunnen deze belangrijke nadelige milieugevolgen wel uitgesloten worden is een m.e.r. niet noodzakelijk.
Wat wordt verstaan onder 'aanzienlijk milieugevolg' is benoemd in Bijlage III van de Europese richtlijn. Het gaat om de volgende factoren:
Het conserverende bestemmingsplan voor de kernen van Coevorden kent nauwelijks gevolgen voor het milieu. Onderliggende bestemmingsplannen, o.a. voor het bedrijventerrein Coevorden onderbouwen dat, of hebben dat al onderbouwd. Nu het voorliggende bestemmingsplan nog slechts een deel van die ontwikkelingen behelst, omdat het merendeel reeds gerealiseerd is en er ook ontwikkelingen uit het plan zijn vervallen voor wat betreft woningbouw, zullen de effecten op het milieu altijd geringer zijn dan reeds mogelijk onder het oude regiem.
Het voorliggende bestemmingsplan ‘Kernen’ voorziet niet in een nieuwe ontwikkeling
die voorkomt op de D-lijst. Hoewel het stedelijk gebied betreft en er incidenteel
een nieuwe woning kan worden toegevoegd, zitten deze mogelijkheden al in het vigerende
bestemmingsplan. Ook worden er bijvoorbeeld geen nieuwe winkelcentra of grootschalige
infrastructuur, windmolens of andere activiteiten mogelijk gemaakt door het voorliggende
plan. De drempelwaarden uit de D-lijst worden in ieder geval niet overschreden.
Gezien hetgeen beschreven en inzichtelijk gemaakt is in de voorgaande paragrafen heeft
het plan ook geen nadelige gevolgen voor het milieu. Een verdergaande (vormvrije)
m.e.r.-beoordeling kan derhalve achterwege blijven.
Dit hoofdstuk beschrijft de juridische opzet van dit bestemmingsplan. Eerst wordt in algemene termen de bestemmingsplansystematiek toegelicht. Daarna wordt ingegaan op de bestemmingen. De in voorgaande hoofdstukken genoemde uitgangspunten zijn daarbij van belang.
Voor dit bestemmingsplan is gebruik gemaakt van de in de Wet ruimtelijke ordening opgenomen standaardvorm van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP 2012) en het Informatiemodel ruimtelijke ordening (IMRO). Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, planregels en een toelichting. De verbeelding en de planregels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld. De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Ook is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan. Tot slot maakt een eventuele bijlage onlosmakelijk onderdeel uit van het bestemmingsplan.
Het Bro bepaalt ook dat een bestemmingsplan vergezeld gaat van een toelichting. Deze
toelichting heeft echter geen juridische status, maar is wel belangrijk als het gaat
om de onderbouwing en uitleg van hetgeen in het bestemmingsplan is geregeld. Bij de
toelichting kunnen onderzoeken worden gevoegd ter motivatie. Of andere bijlagen ter
ondersteuning en motivatie van het bestemmingsplan.
In deze paragraaf wordt een korte toelichting gegeven op de bestemmingen en dubbelbestemmingen
in dit bestemmingsplan. Daarnaast worden specifieke regelingen, waaronder aanduidingen,
binnen de verschillende bestemmingen toegelicht.
Voor zover mogelijk zijn de nieuwe regelingen afgestemd op de voorheen geldende bestemmingsplannen.
Omdat het veel verschillende (en ook oudere) plannen zijn geweest kunnen regelingen
in detail afwijken. Daarbij is veelal gekozen voor een ruimere regeling dan voorheen.
Daar waar er specifiek voor een veel beperkte regeling is gekozen is dat concreet
aangegeven in de volgende paragrafen.
Op de verbeelding worden de bestemmingen en dubbelbestemmingen weergegeven met daarbij andere bepalingen als gebiedsaanduidingen, bouwaanduidingen, bouwvlakken etc.. Voor de verbeelding is gebruik gemaakt van een digitale ondergrond (Grootschalige Basiskaart Nederland, GBKN).
De planregels zijn onderverdeeld in hoofdstukken. Hoofdstuk I bevat de inleidende regels voor het hele plangebied. Hoofdstuk II geeft de bestemmingsregels. Hoofdstuk III geeft vervolgens de algemene regels waaronder (mogelijke) flexibiliteitsbepalingen in de vorm van wijzigings- en afwijkingsbevoegdheden. In dit derde hoofdstuk kunnen belangrijke algemene bepalingen zijn opgenomen die van invloed zijn op het bepaalde in hoofdstuk II. Ten slotte regelt Hoofdstuk IV de overgangs- en slotbepalingen. In de volgende paragraaf worden de afzonderlijke bestemmingen behandeld.
Ook de regels van een bestemming kennen een standaardopbouw:
Niet alle onderdelen moeten per se in elke bestemming terugkomen. Het is aan de raad
om te bepalen of er inhoudelijke regels moeten zijn voor onderdeel 2 tot en met 7.
In de regels kan verwezen worden naar bijlagen. Deze moeten dan wel onderdeel uitmaken
van de zogenaamde ‘bijlagen bij de regels’. Zowel in de dataset als de analoge set
hebben deze bijlagen een andere plek dan bijlagen bij de toelichting.
In deze paragraaf wordt een korte zakelijke toelichting gegeven op de specifieke regels. Hiermee wordt onder andere getracht duidelijkheid te scheppen waarom bepaalde regels zijn opgenomen en waar de oorsprong vandaan komt. Deze toelichting op de regels kan echter nooit losgezien worden van de geldende beleidskaders van de gemeente, zoals deze zijn toegelicht in de voorgaande hoofdstukken.
In het bestemmingsplan zijn meerdere vormen van agrarische bestemmingen opgenomen.
De bestemming is gericht op de uitoefening van een grondgebonden agrarisch bedrijf
en de daarbij horende erfinrichting.
Binnen een eventueel aangeduid bouwvlak mag gebouwd worden ten behoeve van een agrarisch
bedrijf. Of er sprake is van een agrarisch bedrijf is bepaald aan de hand van de aanwezigheid
van een melding Activiteitenbesluit dan wel een omgevingsvergunning voor milieu. Bepaalde
vormen van agrarische bedrijfsvoering rechtvaardigen een specifieke regeling voor
het bouwen of het gebruik. Deze hebben een aparte bestemmingsregeling gekregen.
Grondgebondenheid
Onder een grondgebonden agrarisch bedrijf wordt verstaan:
Paardenhouderijen
Een productiegerichte paardenhouderij is een paardenhouderij waar uitsluitend of in
hoofdzaak handelingen aan en/of met paarden worden verricht die primair gericht zijn
op het voortbrengen, africhten, trainen en verhandelen van paarden. Een productiegerichte
paardenhouderij past – mits grondgebonden – binnen de bestemming ‘Agrarisch’.
Gebruiksgerichte paardenhouderijen zijn niet toegestaan binnen de bestemming ‘Agrarisch’,
deze zijn uitsluitend toegestaan binnen de bestemming ‘Agrarisch-paardenhouderij’
(artikel 5). Een gebruiksgerichte paardenhouderij is een bedrijfsmatige paardenhouderij
die is gericht op het africhten van paarden, het bieden van stalruimte voor paarden,
het trainen van paarden en uitbrengen in de sport, het verlenen van diensten met behulp
van paarden en/of de in- en verkoop van paarden (maneges vallen niet onder deze definitie).
De binnen het plangebied aanwezige kwekerijen hebben de bestemming ‘Agrarisch – Kwekerij’ gekregen, met een bouwvlak waarbinnen mag worden gebouwd. Onder een kwekerij wordt verstaan een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van beplantingsgewassen zoals bos- en haagplantsoen, laan- en parkbomen, vruchtbomen, rozenstruiken, sierconiferen en overige sierheesters, een en ander in de vorm van volle grondteelt dan wel containerteelt. Deze kwekerijen liggen in de dorpskernen Dalerveen, Meppen en Noord-Sleen.
Binnen het plangebied aanwezige gebruiksgerichte paardenhouderijen hebben de bestemming
‘Agrarisch-Paardenhouderij’ gekregen. Een gebruiksgerichte paardenhouderij is gericht
op het africhten en trainen van paarden, het bieden van stalruimte voor paarden, het
trainen van paarden en uitbrengen in de sport, verhuur van diensten met behulp van
paarden en/of de in- en verkoop van paarden (niet zijnde een manege). Binnen deze
bestemming is tevens een grondgebonden agrarisch bedrijf toegestaan.
Een productiegerichte paardenhouderij – mits grondgebonden – wordt gezien als passend
binnen de bestemming ‘Agrarisch’ en derhalve ook binnen de bestemming ‘Agrarisch-Paardenhouderij’,
omdat binnen deze bestemming een grondgebonden agrarisch bedrijf is toegestaan. Deze
paardenhouderijen liggen in de dorpskernen Benneveld (1 locatie), Schoonoord (2 locaties)
en Noord-Sleen (1 locatie).
Agrarisch gronden met landschappelijk extra kwaliteiten ten opzichte van reguliere
agrarische gronden hebben een specifieke bestemming gekregen. Het gaat er vooral om
het cultuurhistorisch landschap te beschermen. Bedrijfsmatige bewerking en beweiding
(ook hobbymatig) is toegestaan, maar bebouwing niet. Bestaande bebouwing en mogelijkheden
worden gerespecteerd. Op een drietal plekken is een ijsbaan aanwezig.
Het behoud van het cultuurhistorisch waardevolle landschap is in de regels als volgt
vertaald door een directe relatie te leggen met ‘de opbouw, het behoud en het herstel
van de aan de gronden eigen landschappelijke en natuurlijke waarden.’ Vanuit dit oogpunt
is ook een vergunningenstelsel opgenomen voor werken en werkzaamheden. Deze vergunningen
worden vooral getoetst op kwalitatieve criteria die verband houden met de landschappelijke
waarden in het gebied.
Het bouwen is beperkt. Binnen de bestemming zijn alleen bouwwerken (geen gebouwen
zijnde), ter plaatse van reeds bestaande bouwwerken, toegestaan. Voor de bestaande
bouwwerken zijn bouwvlakken ingetekend. Overige bouwwerken, zoals hekwerken, zijn
ook toegestaan, wanneer deze voor een goede uitoefening van de hoofdfuncties (agrarisch
gebruik dus) nodig zijn. De regeling voor deze bouwwerken is afgestemd op de voorheen
geldende regelingen.
Een specifieke regeling is opgenomen voor de aanwezige ijsbanen binnen deze bestemming.
Deze zijn toegestaan binnen de voor “ijsbaan” aangeduide vlakken (in Gees, Dalerveen,
Aalden, Steenwijksmoer).
Individuele bedrijven in het plangebied hebben de bestemming 'Bedrijf’ gekregen. De
bestemming is gericht op de uitoefening van bedrijven met een milieucategorie 1 en
2. Bij recht is daarnaast productiegebonden detailhandel toegestaan. Andere bij de
hoofdfunctie aanwezige functies als verkeersvoorzieningen, nutsvoorzieningen en groenvoorzieningen
zijn binnen de bestemming toegestaan, om zo flexibiliteit te geven in het gebruik
van de gronden.
Een verkooppunt voor motorbrandstoffen is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de
specifieke aanduiding ‘verkooppunt motorbrandstoffen’.
Ter voorkoming van verrommeling en onveilige situaties is buitenopslag beperkt toegestaan
waar dat met de specifieke aanduiding ‘opslag’ is aangegeven.
Een zend-/ontvangstinstallatie is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de specifieke
aanduiding ‘zend-/ontvangstinstallatie’.
Voor gebouwen is bepaald dat deze binnen het bouwvlak gebouwd mogen worden. Het gaat
daarbij in eerste instantie om bedrijfsbebouwing. Bij een ‘Bedrijf’ is ook een bedrijfswoning
toegestaan. Hiervoor zijn specifieke bouwregels opgenomen. Op de verbeelding is eventueel
aangegeven welk percentage van het bouwvlak bebouwd mag worden. Deze regeling is afgestemd
op de voorheen geldende bestemmingsplan.
Overige bouwwerken mogen buiten het bouwvlak worden gebouwd. Daarbij gaat het bijvoorbeeld
om erf- en terreinafscheidingen.
Afwijking van de gebruiksregels is mogelijk voor het vestigen of omschakelen naar
andere bedrijfsvormen dan degene die zijn opgenomen in bijlage 1 bij de regels. Voor
deze functieverandering kan een omgevingsvergunning voor afwijking worden verleend,
mits voldaan is aan de opgenomen voorwaarden.
De bestaande brandweerkazernes hebben een specifieke bestemming met bijhorende regeling
gekregen. Het is een speciale bedrijfsvorm, die niet op alle bedrijfslocaties wenselijk
is. Naast de brandweerkazerne maakt de bestemming daarbij horende functies als water-
en groenvoorzieningen en verhardingen mogelijk.
Gebouwen moeten binnen het bouwvlak gebouwd worden. Zo blijft het huidige ruimtelijke
beeld gehandhaafd. Hiervoor zijn specifieke bouwregels opgenomen. Overige bouwwerken
mogen buiten het bouwvlak worden gebouwd. Daarbij gaat het bijvoorbeeld om erf- en
terreinafscheidingen. Binnen het plangebied liggen in totaal drie brandweerkazernes,
te weten in:
Ter plaatse van de bestemming “Bedrijf-Gasontvangststation” is de aanleg en instandhouding van een gasontvangststation toegestaan, inclusief ondergrondse en bovengrondse leidingen en toebehoren. De bouw- en gebruiksregeling is vrij beperkt, omdat deze objecten een specifieke functie hebben en er bijvoorbeeld geen noodzaak voor een bedrijfswoning is. In/bij de volgende kernen staat een gasontvangststation:
De in het plangebied aanwezige molens hebben de bestemming 'Bedrijf - Molen' gekregen.
Deze bestemming maakt het bedrijfsmatige gebruik van de molens mogelijk. Het bedrijfsmatige
gebruik is gericht op productie, opslag en detailhandel. Daarbij horende voorzieningen,
waaronder groen-, speel- en verkeersvoorzieningen zijn toegestaan om zo een optimaal
gebruik te garanderen. Via de specifieke gebruiksregels zijn bepaalde functies uitgesloten,
waaronder verblijfsrecreatie en wonen. Zo blijft de hoofdfunctie en het specifieke
karakter van de molens gehandhaafd.
Voor een optimaal functioneren van de molen is rond de molens een 'vrijwaringszone
- molenbiotoop' aangeduid. De bijhorende (bouw)regeling op onderliggende bestemmingen
zorgt ervoor dat de molens voldoende wind krijgen.
De bestaande bebouwing van de molens is het belangrijkste uitgangspunt voor de bouwregels
bij deze bestemming. Vanwege het historische karakter is het behoud van de bestaande
bebouwing via de bouwregels mogelijk gemaakt. Bij de molens kunnen overige bouwwerken
worden gebouwd, zoals masten en erfafscheidingen. Deze worden mogelijk gemaakt in
deze bestemming. Binnen het plangebied zijn 6 molens opgenomen. Allen voorzien van
de voornoemde bestemming en tevens een beperkende regeling voor de bijbehorende molenbiotoop:
Deze bestemming geldt voor nutsvoorzieningen zoals een transformatorstation. Alle bestaande nutsvoorzieningen zijn in deze bestemming vastgelegd. Gebouwen moeten binnen het bouwvlak worden gebouwd. De bouw- en gebruiksregeling is vrij beperkt, omdat deze objecten een specifieke functie hebben en er bijvoorbeeld geen noodzaak voor een bedrijfswoning is. Binnen het plangebied liggen drie van dergelijke elektriciteitsvoorzieningen:
Het betreft hier het vastleggen van bestaande situaties. Ter plaatse is slechts bedrijfsmatige opslag toegestaan. Gebouwen moeten binnen het bouwvlak worden gebouwd. Er is geen woning toegestaan. Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen binnen het bestemmingsvlak worden opgericht. Concreet betreft het een bedrijfsmatige opslag aan de zuidkant van Dalerpeel en het gebouw van de agrarische werktuigen vereniging bij de sporthal in Oosterhesselen.
Het betreft de voormalige rioolwaterzuivering in Schoonoord. Deze is inmiddels gesloten, maar de bestemming blijft voorlopig gehandhaafd. Een nieuw gebruik is momenteel nog niet voorzien. Een eventuele nieuwe bestemming zal in alle gevallen maatwerk zijn. Gebouwen ten behoeve van de RWZI moeten binnen het bouwvlak worden gebouwd. Deze locatie is beperkt in de gebruiksmogelijkheden om te voorkomen dat ter plaatse bijvoorbeeld een willekeurig bedrijf wordt gevestigd. De wenselijkheid daarvan zal per geval afgewogen worden door de gemeente.
Het betreft hier het vastleggen van de bestaande situatie. Er is een specifieke bestemming toegekend, omdat een eventuele wijziging van de bestemming maatwerk zal zijn. Gebouwen moeten binnen het bouwvlak worden gebouwd.
Betreft het vastleggen van de bestaande situaties. De in het plangebied aanwezige
tankstations zijn bestemd als ‘Bedrijf - Verkooppunt motorbrandstoffen’. Deze tankstations
verkopen geen lpg. In de afgelopen planperiode zijn de laatste lpg-installaties en
verkooppunten gesaneerd. Eventuele bestemmingen en zoneringen bij die locaties komen
met dit bestemmingsplan dan ook te vervallen.
In verband met een buiten het plangebied gelegen verkooppunt van lpg kent het bestemmingsplan
daarentegen wel de gebiedsaanduiding ‘veiligheidszone – lpg’. Hiervoor gelden beperkte
gebruiks- en bouwmogelijkheden met betrekking tot (beperkt) kwetsbare objecten. De
volgende verkooppunten voor motorbrandstoffen zijn opgenomen in het plan:
Op diverse plekken in het plangebied is bebossing aanwezig die de bestemming 'Bos'
heeft. Naast bebossing is de bestemming mede bedoeld voor onder meer (extensief) recreatief
medegebruik. In dat kader zijn bijvoorbeeld ook de daarbij behorende paden en speelvoorzieningen
toegestaan binnen de bestemming.
Om het bos zo veel mogelijk te behouden zijn gebouwen niet toegestaan. Overige bouwwerken,
zoals palen en masten en hekwerken, zijn wel mogelijk. Deze kunnen van belang zijn
voor de veiligheid van de gebruikers van het bos.
Ter bescherming van de bebossing is een vergunningenstelsel opgenomen voor werken,
geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden. Bepaalde werken en werkzaamheden zijn mogelijk
na verlening van een omgevingsvergunning, mits voldaan wordt aan de opgenomen toetsingscriteria.
Reguliere (onderhouds-) werkzaamheden zijn hiervan uitgezonderd.
De bestemming ‘Centrum’ is een meer gecombineerde functie. Het betreft centrumvoorzieningen,
waaronder detailhandel, horeca en bedrijven in de categorie 1 en 2. Deze functies
zijn binnen de regels mogelijk. Uitwisseling tussen deze functies is niet altijd wenselijk,
mede in verband met milieuaspecten, verkeer en parkeren. Die functies zijn dan specifiek
aangeduid. Voorbeelden hiervan zijn de aanduidingen 'horeca', 'supermarkt' en 'verkooppunt
motorbrandstoffen'.
Bij de hoofdfunctie behorende functies die van belang zijn voor de centrumvoorzieningen
zijn binnen de bestemming toegestaan. Bijvoorbeeld verkeers- en verblijfsruimten.
Daarnaast zijn sociaal-medische, sociaal-culturele en bestuurlijke voorzieningen rechtstreeks
toegestaan binnen de bestemming ‘Centrum’.
Het bouwen van gebouwen mag binnen het opgenomen bouwvlak. Het bouwvlak varieert in
omvang. Dit is mede ingegeven door de aanwezige milieuruimte. Een maximum bebouwingspercentage
is binnen de ruimere bouwvlakken opgenomen, om zo voldoende ruimte vrij te houden
voor bijvoorbeeld het parkeren en groen. Voor de centrumvoorzieningen nodige overige
bouwwerken zijn ook toegestaan. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om vlaggenmasten, maar
ook kunstwerken.
Deze bestemming heeft betrekking op diverse objecten voor cultuur en ontspanning binnen de gemeente. Gebruik in de vorm van een museum, sauna, discotheek en wonen zijn specifiek aangeduid op de diverse locaties. Er is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen die het mogelijk maakt de bestemming te wijzigen in ‘Gemengd’ of ‘Maatschappelijk’.
Deze bestemming betreft uitsluitend detailhandel met een groot bruto vloeroppervlak.
Wat moet worden verstaan onder detailhandel is omschreven in de begripsbepalingen
in artikel 1.48 van de regels: “het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen
de uitstalling ter verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die
goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van
een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Met uitzondering van de opslag en verkoop van
(consumenten)vuurwerk.”
In de regels is bepaald dat het vloeroppervlak minimaal 500 m2 b.v.o. moet bedragen
om te kunnen spreken van een echte detailhandelsfunctie. Kleinere detailhandelsfuncties
vallen onder de regelingen voor ‘Centrum’ of ‘Gemengd’.
Binnen deze bestemming zijn naast detailhandel ook kantoren en dienstverlenende bedrijven
toegestaan. Omdat de bestemming ‘Detailhandel’ is, wordt het gebruik van kantoren,
dienstverlenende bedrijven beperkt gehouden. Het maximaal toegestane aantal is twee
dienstverlenende bedrijven, of twee kantoren of van beide functies één, waarbij het
gezamenlijk bedrijfsvloeroppervlak maximaal 250 m2 b.v.o. bedraagt. Hiermee blijft
de omvang van deze kantoorfuncties in ieder geval fysiek gezien ondergeschikt aan
de detailhandel. Wonen is uitsluitend toegestaan op de verdieping en in situaties
waar het wonen al is toegestaan (via een specifieke functieaanduiding). Nieuwe woonfuncties
binnen detailhandel zijn niet wenselijk.
Binnen de bouwregels zijn verder normen gesteld voor de gebouwen en de bouwwerken,
geen gebouwen zijnde. Voor deze bouwwerken gelden maxima ten aanzien van goothoogten,
bouwhoogten en oppervlak.
Een groot deel van de bebouwing in het centrum is bestemd als ‘Gemengd’ in verband
met de diversiteit aan aanwezige functies, zoals wonen, kantoren, detailhandel, bedrijven,
overheidsinstellingen en sociaal-culturele voorzieningen. In principe zijn de functies
binnen deze bestemming onderling uitwisselbaar, mits er geen negatief effect optreedt
voor de directe omgeving. Uitzonderingen hierop zijn de vestiging van horecabedrijven,
detailhandel en woonfuncties.
Horecabedrijven mogen slechts worden gevestigd in de gebieden die zijn voorzien van
de aanduiding ‘Horeca’. Voor detailhandel is een aanduiding opgenomen voor die locaties
waar geen detailhandel is toegestaan (‘-detailhandel’). Voor wonen geldt dat wonen
is toegestaan voor zover het bestemmingsvlak is aangeduid als ‘Wonen’ of een specifieke
aanduiding ‘wonen toegestaan’ heeft. Hierbij is een uitzondering gemaakt voor het
kernwinkelgebied. In het kernwinkelgebied is bewoning van de begane grond uitgesloten
en worden er uitsluitend bovenwoningen toegestaan. Deze percelen in het kernwinkelgebied
zijn voorzien van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding – bovenwoningen’.
Ten aanzien van bedrijvigheid worden eisen gesteld aan de aard en de omvang ervan.
Deze moeten passen in de woonomgeving. Dit houdt in elk geval in dat uitsluitend bedrijven
mogen worden gevestigd die vallen onder de milieucategorieën 1 en 2 van de bij dit
plan behorende Staat van bedrijven. Op grond van de algemene jurisprudentie zijn ook
daarmee gelijk te stellen bedrijven of bedrijvigheid toelaatbaar.
Het betreft hier specifieke groenplekken die je als groen wil behouden en waar een
behorende planologische regeling voor bescherming van het groen gewenst is.
De grotere groenstructuren in het plangebied hebben de bestemming 'Groen', vanwege
het ruimtelijk en/of functionele belang ervan. De bestemming is gericht op het behoud
van die groenstructuur. Binnen de bestemming zijn ook waterpartijen, wegen en paden
mogelijk. Wanneer specifieke functies aanwezig zijn dan zijn deze aangeduid en voorzien
van een eigen (bouw)regeling, zoals volkstuin, ijsbaan, evenemententerrein, terras
en parkeerterreinen.
Er zijn alleen overige bouwwerken toegestaan, zoals speelvoorzieningen en kunstobjecten.
Onder de overige bouwwerken vallen ook hekwerken, die nodig kunnen zijn voor de veiligheid
van de gebruikers van het groen.
Er is binnen deze bestemming een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de bestemming
“Groen” ter plaatse van het aangeduide “wijzigingsgebied citadelpunt” te wijzigen
in “Centrum” voor de realisatie van enkele woningen en maximaal 1400m2 bvo commerciële
ruimte, alsmede een afwijkende goot- en bouwhoogte.
Deze specifiek bestemming voor groen dient voor het behoud en herstel van de kenmerkende driehoekige structuur van de brink. Dit staat hier voorop, mede in relatie tot de omliggende karakteristieke bebouwing en aanwezige cultuurhistorische waarden. Ter plaatse van de aanduiding “evenemententerrein” is eveneens gebruik als evenemententerrein toegestaan. Op gronden met deze bestemming mogen geen gebouwen worden gebouwd.
Deze specifieke bestemming voor de bestaande groen- en bijhorende voorzieningen is
opgenomen voor het stadspark Coevorden, het Van Heutszpark. Het betreft hier het noordelijke
gedeelte van het beschermd stadsgezicht Coevorden. Binnen deze bestemming zijn specifieke
functies, zoals evenemententerrein en park, als zodanig aangeduid. Daarnaast zijn
de te handhaven waardevolle elementen, zoals waardevolle beplanting en open ruimte,
beschermd met een specifieke regeling. Ter plaatse van de aanduiding “karakteristiek”
zijn de gronden tevens bestemd voor de handhaving en versterking van cultuurhistorische
en ruimtelijke waarden.
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van de
bestaande situatie.
De bestemming 'Maatschappelijk' is bedoeld voor maatschappelijke voorzieningen en
is daarom gelegd op bijvoorbeeld scholen, kerken, bibliotheek, medische voorzieningen,
musea en vergelijkbare openbare voorzieningen. Niet tot deze bestemming behoren de
begraafplaatsen, bijzondere (zorg)woonvormen en kinderboerderijen.
Bij deze voorzieningen kunnen ook andere functies aanwezig zijn, zoals een peuterspeelzaal.
Deze functies vallen onder maatschappelijke en openbare voorzieningen en zijn daarom
mogelijk binnen de bestemming. Voor een goed functioneren van de maatschappelijke
voorzieningen zijn naast de hoofdfunctie ook bijbehorende paden, parkeervoorzieningen,
speeltoestellen en dergelijke nodig.
De bebouwing moet binnen het bouwvlak worden gebouwd. Op deze manier blijft het bestaande
ruimtelijke beeld behouden. Naast hoofdgebouwen zijn ook bijbehorende en overige bouwwerken
toegestaan.
De bestaande begraafplaatsen en de daarbij horende functies, zoals parkeervoorzieningen, vallen onder de specifieke regeling van de bestemming 'Maatschappelijk - Begraafplaats'. Ook de op de begraafplaats aanwezige en bijbehorende andere functies als paden en nutsvoorzieningen zijn in de bestemming toegestaan. Binnen het bouwvlak zijn gebouwen toegestaan. De voorheen geldende regeling is als uitgangspunt genomen.
De bestemming ‘Maatschappelijk-Bijzondere woonvorm’ is opgenomen voor de kleinschalige
woonzorg-voorziening De Schutse in Coevorden. Een bijzondere woonvorm is een voorziening
voor de huisvesting van personen die bij hun normale, dagelijkse functioneren huishoudelijke,
sociale, sociaal-medische en/of medische begeleiding en/of verzorging behoeven. Binnen
de bestemming is het aantal wooneenheden begrensd en zijn bijbehorende zorgfuncties
en -voorzieningen mogelijk. Er is gekozen voor een specifieke bestemming, omdat het
niet wenselijk is dat deze locatie kan worden ingevuld met iedere andere maatschappelijke
functie.
De regeling in voorliggende bestemmingsplan is overgenomen uit het postzegelbestemmingsplan
uit 2010 voor dit ‘woon-zorgcomplex’, bestemmingsplan ‘Coevorden Woongebieden - Kleinschalige
woonvoorziening De Schutse’
Deze specifieke regeling geldt voor de bestaande zorgboerderij in Wachtum. Een zorgboerderij
wordt gedefinieerd als: “Een zorgfunctie waarbij de sociaal-medische opvang van personen,
al dan niet in de vorm van het ter plaatse woonachtig zijn, en al dan niet gecombineerd
met agrarische of natuurbeherende activiteiten, in die zin dat de personen behulpzaam
zijn bij de activiteiten. Om andere vormen van maatschappelijke functies te beperken
is een specifieke gebruiksregeling opgenomen.
Gebouwen moeten binnen het bouwvlak worden gebouwd.
De bestaande natuurgebieden hebben de bestemming 'Natuur' gekregen. Het gaat dan om
de gebieden die nu al als natuurgebied zijn ingericht. Doelstelling voor deze gebieden
is tevens de opbouw, het behoud en herstel van aan de gronden eigen landschappelijke,
ecologische en natuurlijke waarden.
Behalve de aanwezige bebouwing mag er op deze gronden niet worden gebouwd. Voor het
uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden is een vergunningenstelsel
opgenomen vereist. Omgevingsvergunning kan pas worden verleend als voldaan wordt aan
de opgenomen voorwaarden. Deze kwalitatieve voorwaarden dienen de opbouw, het behoud
en herstel van de aanwezige waarden.
Deze bestemming is toegekend aan het strandje bij de Klinkenvlierse plas in Coevorden. Er geldt een beperkte bouw- en gebruiksregeling. Binnen de bestemming zijn geen gebouwen toegestaan.
Deze bestemming is toegekend aan de campings en grotere recreatiebedrijven / verblijfsaccommodaties.
Binnen de bestemming zijn functies zoals een kampeerboerderij, groepsaccommodatie,
verblijfs- en dagrecreatie en kampeerterrein toegestaan. Ter plaatse van de aanduiding
“maximum aantal” staat op de verbeelding aangegeven hoeveel kampeermiddelen, stacaravans
of hotelkamerhuisjes mogen worden geplaatst en worden gebruikt.
Uitsluitend de bestaande appartementen, chalets, recreatiewoningen en bungalows, alsmede
eventuele bedrijfsgebouwen, zoals receptie, opslag en kantine, zijn toegestaan. Het
totaal oppervlak aan gebouwen mag niet worden uitgebreid.
Het betreft hier de bestaande (buiten)sportaccommodaties, inclusief de sporthallen.
Deze hebben de bestemming 'Sport' gekregen. De bestemming maakt dan ook de uitoefening
van sport- en speelactiviteiten met de daarbij horende bebouwing en voorzieningen
mogelijk. Daarnaast zijn bijbehorende functies als groenvoorzieningen en parkeervoorzieningen
bij recht toegestaan binnen de bestemming.
De daarbij horende bebouwing in de vorm van gebouwen, zoals kantines, kleedruimten
en dergelijke zijn in de regels mogelijk gemaakt. Gebouwen moeten binnen het bouwvlak
worden gebouwd. Overige bouwwerken, waaronder lichtmasten, ballenvangers, goals, hekwerken
en dergelijke, die nodig of wenselijk zijn voor een goed functioneren van de sportvoorzieningen
moeten binnen de bestemming liggen.
Maneges zijn specifieke sportvoorzieningen. De bestaande maneges hebben de bestemming
“Sport - Manege” gekregen. Binnen deze bestemming wordt de manege met de daarbij behorende
bedrijfsgebouwen geregeld. Er is ten hoogste één bedrijfswoning mogelijk. De goot-
en bouwhoogte van de rijhallen en bedrijfsgebouwen bedragen respectievelijk maximaal
4,50 meter en 8 meter.
Binnen de regels is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen voor een grotere goot- en
bouwhoogte van respectievelijk 6,00 meter en 10,50 meter. Zowel voor de rijhal als
voor bijbehorende bedrijfsgebouwen.
Omgevingsrecht (Bor). Het doel voor deze gronden is de cultuurhistorische en landschappelijke waarden te behouden dan wel te versterken. Dat houdt in dat hier geen gebouwen gebouwd mogen worden, ook geen vergunningsvrije bouwwerken. Bijgebouwen bij een woning mogen hier dus niet gebouwd worden. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn wel (beperkt) toegestaan. Deze specifieke ‘tuinen’ komen voor in specifieke deelgebieden: rond de twee binnenhavens in Coevorden (Bogas-terrein), aan de Almaatsweg in Benneveld (ruimte voor ruimte kavel), in Meppen (conform het eerdere postzegelplan), bij de modeltuin in Oud Aalden en in Wezup (conform het eerdere postzegelplan).
De bestemming “Verkeer” is toegekend aan alle hoofdwegen en belangrijke wegen en straten.
Het betreft hier zowel wegen met een ontsluitingsfunctie als woonstraten, die naast
de verkeersfunctie ook een nadrukkelijke verblijfsfunctie hebben. De woonstraten in
de planmatige woonbuurten zijn opgenomen binnen de bestemming 'Woongebied'.
De bestemming 'Verkeer' is gericht op het behoud van de bestaande en de aanleg van
nieuwe wegen, woonstraten en de functies die daarbij horen. Het gaat dan bijvoorbeeld
om parkeervoorzieningen, voet- en fietspaden, groenvoorzieningen.
In sommige situaties is kleine grenscorrectie doorgevoerd, bijvoorbeeld als gevolg
van de uitbreiding van een groenstrook naast een weg of de feitelijke situatie. Om
die reden zijn ook andere functies mogelijk binnen deze bestemming. Voor de verkeersveiligheid
kan het nodig zijn om langs straten bijvoorbeeld hekwerken en/of verlichtingsmasten
te plaatsen. Deze en andere overige bouwwerken zijn daarom mogelijk gemaakt in de
regels. De afmetingen zijn gebaseerd op de bestaande situatieen regelingen.
De bestaande spoorlijn is bestemd als ‘Verkeer – Railverkeer’. Binnen deze bestemming vallen ook de treinstations in Coevorden en Dalen met de bijbehorende voorzieningen. Deze gronden zijn bedoeld voor spoorwegverbindingen en de daarbij horende voorziening. Daaronder begrepen de treinstations, maar ook viaducten, spoorwegovergangen en groenvoorzieningen.
De belangrijkste (hoofd)watergangen, grachten, vijvers en andere waterpartijen hebben
de bestemming “Water” gekregen. Naast waterhuishoudkundige voorzieningen zijn hier
ook werken zoals bruggen, groenvoorzieningen en openbare ruimte toegestaan. Over en
langs de watergangen zijn bouwwerken aanwezig, bijvoorbeeld bruggen, duikers en gemaaltjes.
Deze zijn onder meer van belang voor het behoud van een goede waterhuishoudkundige
situatie.
Ter plaatse van de functieaanduiding “ligplaats” is maximaal het aantal woonboten
toegestaan zoals dat op de verbeelding is aangegeven.
De hoofdfunctie van het oudere deel van het woningbestand in het plangebied heeft
de bestemming “Wonen” gekregen. Bij deze woonpercelen is sprake van meer individuele
woonpercelen. Het ruimtelijke beeld hiervan is van belang voor de hoofdstructuur in
het plangebied. De bestemming maakt de woonfunctie mogelijk en richt zich daarbij
op grondgebonden woningen. Daarbij gaat het om vrijstaande en twee-onder-één-kapwoningen.
Wanneer speciale woonfuncties of aan het wonen gekoppelde functies aan de orde zijn,
is hiervoor een specifieke regeling opgenomen die gekoppeld is aan een aanduiding.
Bij de woningen horende functies worden ook mogelijk gemaakt in dit bestemmingsplan.
Daarbij gaat het onder meer om parkeren, tuinen en erven. Voor de aanpassing van percelen,
bijvoorbeeld ten behoeve van een herstructurering van het openbare gebied, biedt het
bestemmingsplan flexibiliteit. Hiervoor zijn binnen de bestemming ‘Wonen’ bijvoorbeeld
wegen, parkeervoorzieningen en water ook mogelijk gemaakt.
De woningen moeten binnen het bouwvlak worden gebouwd, om het bestaande ruimtelijke
beeld te kunnen handhaven. Daarnaast zijn bijbehorende en overige bouwwerken toegestaan.
De afmeting van de woningen is in de regels opgenomen. Hierdoor is voor alle woningen
dezelfde regeling van toepassing. Deze zijn gebaseerd op de bestaande situaties.
De bestemming kent regels voor het (met een omgevingsvergunning) afwijken van de bouwregels.
Onder andere voor het bouwen buiten het bouwvlak en afwijken van de maximaal toegestane
hoogtes.
Voor enkele hele specifieke locaties gelden ook specifieke regels. Deze volgen uit
de bestaande regelingen en de specifieke kenmerken van de bebouwing en/of omgeving:
Ter plaatse van specifiek aangeduide gebieden/percelen kunnen tevens eisen worden gesteld aan beeldkwaliteit, inpassing of stedenbouwkundige randvoorwaarden. In voorkomende gevallen zijn daarvoor stedenbouwkundige en/of beeldkwaliteitsplannen opgenomen in de regels.
Voor de invulling van de vrijkomende locatie Markeweg 1 in Noord-Sleen is een specifieke regeling opgenomen op basis waarvan maximaal 3 woningen binnen het bouwvlak mogen worden gerealiseerd. Voor het overige sluit de regeling aan bij de bestemming ‘Wonen’. Voor de invulling van dit terrein zijn stedenbouwkundige randvoorwaarden opgesteld, die deel uitmaken van de regels.
De overige woningen in het plangebied vallen onder de bestemming “Woongebied”. Deze
gebiedsgerichte bestemming heeft betrekking op de delen van het plangebied die in
hoofdzaak bestaan uit woningen. Het zijn vaak woningen die projectmatig gerealiseerd
zijn in grotere woonwijken of -buurten. De woningen zijn meer uniform in hoofdvorm.
Dit kan met meer algemene regels worden geregeld.
Behoudens de diverse voorkomende vormen van woningbouw zijn hierin enkele in het woongebied
passende bedrijfsactiviteiten ondergebracht, zoals aan huis gebonden beroepen of bedrijven,
alsmede verkeers- en verblijfsvoorzieningen. Deze bestemming kent een veelzijdigheid
aan toegestane functies die bij een woongebied horen. Daarbij gaat het om onder meer
straten, paden, groen, water en dergelijke. Wanneer sprake is van afwijkende woonfuncties
of aan het wonen gekoppelde functies, dan is hiervoor een specifieke regeling opgenomen.
Deze is (vaak) gekoppeld aan een aanduiding.
Voor de woningen is geen bouwvlak opgenomen, om zo flexibiliteit in de situering ervan
te creëren. Naast woningen zijn bijbehorende en overige bouwwerken toegestaan. De
afmetingen van de bebouwing zijn in de regels opgenomen. Hiermee geldt een algemene
regeling voor alle gebouwen in deze bestemming. Dit geeft de nodige flexibiliteit.
Op een enkele plaats is sprake van een afwijkende bouwregeling, hiervoor is dan een
aanduiding opgenomen. Deze zijn gebaseerd op de bestaande situatie en de reeds geldende
regeling en het Besluit omgevingsrecht. In een enkel geval is sprake van mogelijke
nieuwbouw, daarbij is het maximum aantal te bouwen woningen opgenomen in de verbeelding.
De bestemming kent regels voor het (met een omgevingsvergunning) afwijken van de gebruiksregels.
Onder meer voor de mogelijkheden voor bewoning van bijbehorende bouwwerken in relatie
tot mantelzorg. Bij de verlening van een dergelijke omgevingsvergunning moet voldaan
worden aan de bij de afwijkingsregels opgenomen voorwaarden.
Het plandeel bekend als Molenakkers II kent in aanvulling op de bestemming ‘Woongebied’
een specifieke bebouwings- en gebruiksregeling. Dit is afwijking van andere woongebieden.
Hieraan ten grondslag ligt het specifieke stedenbouwkundige plan voor dit woongebied.
Bij de totstandkoming van dit woningbouwplan is gebleken dat de aanwezige omgevingswaarden
gerespecteerd moeten worden. Dit vraagt om een specifiek stedenbouwkundig en landschappelijk
ontwerp. In overleg met onder andere de provincie is een aantal voorwaarden aan deze
ontwikkeling gekoppeld. Het ontwerp is voorzien van een inspirerend en duurzaam inrichtingsplan
dat uitgaat van de archeologische betekenis van de plek en de landschappelijke context.
Het verhaal van de locatie komt tot uiting in het ontwerp en het inrichtingsplan.
Hierbij zijn alle omgevingsaspecten betrokken: de (private) woningbouw, inrichting
van de onbebouwde (publieke) ruimte, de archeologisch waardevolle aspecten en de waterkwaliteit,
waaronder de visvijver (en mogelijke pingoruïne) de Bongerd.
De woningbouw is geclusterd en alleen aan de randen van het archeologisch waardevolle
gebied toegestaan. Het te bebouwen oppervlak is begrensd tot ca. 1-2 hectare. De inrichting
vindt plaats conform het ontwerp- en inrichtingsplan, zoals dit is verwoord in het
beeldkwaliteitsplan.
Voor dit plandeel gelden derhalve onder meer een geringere bouw- en goothoogte en
andere bouwregels om een betere aansluiting te realiseren bij de bestaande omgeving.
Door middel van het aan de regels gekoppelde beeldkwaliteitsplan wordt via de regels
een specifieke beeldkwaliteit nagestreefd. Ook is het gebruik van het woongebied –
Molenakkers II nader beperkt via de regels om bijvoorbeeld verstoring door bedrijfsmatige
activiteiten beheersbaar te houden. Voor het overige worden de regels van de bestemming
‘Woongebied’ overeenkomstig toegepast.
De aanwezige leidingen, inclusief de bijhorende belemmeringenstroken, zijn in de verbeelding
opgenomen en met een regeling beschermd, gekoppeld aan de dubbelbestemming ‘Leiding
– Gas’ of 'Leiding – Hoogspanning'.
Voor de dubbelbestemming ‘Leiding – Gas’ geldt ter plaatse van de gehele belemmeringenstrook
een vergunningplicht voor ingrepen in de bodem. In principe mag er alleen na toestemming
van de leiding beheerder in de grond gewerkt worden. Er zijn geen gebouwen toegestaan.
Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden beperkte bouwmogelijkheden.
Voor de dubbelbestemming 'Leiding - Hoogspanning' geldt dat hoogspanningsmasten niet
hoger mogen zijn dan 65 meter. Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen niet
hoger zijn dan 3 meter. Voor werken en werkzaamheden in de grond geldt een minder
strikt regiem dan bij de gasleidingen, maar ook hier is advisering door de leidingbeheerder
voorwaarde voor vergunningverlening.
Deze verschillende gebieden met bijbehorende vergunningenstelsels zijn in dit bestemmingsplan
opgenomen. Met verschillende dubbelbestemmingen zijn de afzonderlijke gebieden op
de verbeelding weergegeven. De dubbelbestemmingen liggen ook op bebouwde percelen
of bouwvlakken. Het kan dus mogelijk zijn dat bouwrechten die 'bij recht' in het bestemmingsplan
zijn opgenomen pas kunnen worden gebruikt als er eerst een archeologisch onderzoek
heeft plaatsgevonden en/of een vergunning is verleend voor het verstoren van de bodem.
Uit het onderzoek kan bijvoorbeeld komen dat de bodem al verstoord is en er geen vondsten
te verwachten zijn of dat er wel vondsten (te verwachten) zijn en hoe hiermee moet
worden omgegaan (bv behoud in situ of opgraven). Hier zijn immers mogelijk ook nog
niet (diep) verstoorde gebieden aanwezig en dus archeologische vondsten mogelijk.
In de dubbelbestemmingen worden regels gesteld waaraan voldaan moet worden indien
de grond geroerd zal worden. Er zijn meerdere dubbelbestemmingen opgenomen omdat er
verschillende te verwachte archeologische waarden zijn en daardoor zijn ook verschillende
beschermingsregimes nodig. De op de beleidskaart weergegeven gebieden zijn als volgt
bestemd (beginnend met het strengste regiem):
Gebied volgens beleidskaart |
Onderzoeksplicht |
Toegekende dubbelbestemming |
Wettelijk beschermde monumenten |
alle bodemingrepen. Vergunning van de Rijksdienst vereist |
'Waarde - Archeologie 1' |
AMK-terreinen in natuurgebieden |
alle bodemingrepen. |
'Waarde - Archeologie 2' |
AMK-terreinen met agrarisch gebruik |
bodemingrepen dieper dan 30 centimeter onder maaiveld |
'Waarde - Archeologie 3' |
historische kernen |
ingrepen groter dan 100 m2 en dieper dan 30 centimeter onder maaiveld |
'Waarde - Archeologie 4' |
gebieden met archeologische verwachtingswaarde |
ingrepen groter dan 500 m2 en dieper dan 30 centimeter onder maaiveld |
'Waarde - archeologische verwachtingswaarde' |
bufferzones |
Gelijk aan het gebied waar de bufferzone omheen ligt |
Gelijk aan de bestemming van het gebied waar de bufferzone omheen ligt |
gebieden van provinciaal belang |
Gelijk aan de onderzoeksplicht die voor dat gebied geldt (provinciaal belang kan alle onderzoeksgebieden omvatten) |
Èén van de bestemmingen uit de voorgaande rijen uit deze tabel die voor dat gebied geldt |
modern bebouwd gebied |
Geen |
Geen |
Het betreft de gebied van de beschermde dorpsgezichten van Benneveld, Gees en Oud Aalden, alsmede het beschermde stadsgezicht van Coevorden.
Beschermd dorpsgezicht Benneveld, Gees en Oud Aalden
Als uitgangspunt en doelstelling is aangesloten op het vigerende bestemmingsplan Oud-Aalden.
Deze doelstellingen vormen de basis voor de inhoud van de regeling van de dubbelbestemming
‘Waarde - Beschermd dorpsgezicht’ in deze artikelen. In de regels worden, aanvullend
op de overige bestemmingsregels, de te beschermen waarden nader tot uitdrukking gebracht.
In de bestemmingsomschrijving van deze artikelen is opgenomen dat de gronden tevens
zijn bestemd voor de opbouw, het behoud en het herstel van de aan de gronden eigen
natuurwetenschappelijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarde, zoals verwoord
in het aanwijzingsbesluit voor het betreffende beschermde dorpsgezicht.
Verder is voor een aantal werken en werkzaamheden een omgevingsvergunningsplicht gesteld.
Deze regeling komt materieel overeen met het aanlegvergunningenstelsel van het voorheen
geldende bestemmingsplan voor deze drie dorpsgezichten en is geheel in lijn met het
aanwijzingsbesluit en de gestelde doelen. In de regels is daarom ook een directe relatie
gelegd met het betreffende aanwijzingsbesluiten, welke als bijlage bij de regels zijn
gevoegd.
Beschermd stadsgezicht Coevorden
Als uitgangspunt en doelstelling is aangesloten op het vigerende bestemmingsplan,
Deze doelstellingen vormen de basis voor de inhoud van de regeling van de dubbelbestemming
‘Waarde - Beschermd stadsgezicht’ in artikel 56. In dit artikel worden, aanvullend
op de overige bestemmingsregelingen, de te beschermen waarden binnen het beschermde
gebied nader tot uitdrukking gebracht. Een en ander met concreet opgenomen waarden
en kwaliteiten in de regels.
In de bestemmingsomschrijving van deze artikelen is opgenomen dat de gronden tevens
zijn bestemd voor de opbouw, het behoud en het herstel van de aan de gronden eigen
cultuurhistorische, stedenbouwkundige en situationele waarden, zoals verwoord in het
aanwijzingsbesluit voor het betreffende beschermde dorpsgezicht. Hierbij gaat de regeling
verder doordat opgenomen is dat de doeleinden van natuurlijke en cultuurhistorische
waarden worden nagestreefd door het behouden en herstellen van de historisch-ruimtelijke
karakteristieke structuur met bebouwing en open ruimten.
Daarnaast is voor het beschermen van landschappelijke en cultuurhistorische waarden
een aanvullende dubbelbestemming opgenomen; ‘Waarde – Cultuurhistorie’. Voor deze
dubbelbestemming geldt dat naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen
de gronden tevens zijn bestemd voor de opbouw, het behoud en het herstel van cultuurhistorische,
stedenbouwkundige en situationele waarden, zoals die zijn verwoord in het aanwijzingsbesluit
met betrekking tot het beschermd stadsgezicht Coevorden Centrum Noord.
Verder is voor een aantal werken en werkzaamheden een omgevingsvergunningsplicht gesteld.
Deze regeling komt materieel overeen met het aanlegvergunningenstelsel van het voorheen
geldende bestemmingsplan voor deze gebieden en is geheel in lijn met het aanwijzingsbesluit
en de gestelde doelen. In de regels is daarom ook een directe relatie gelegd met het
betreffende aanwijzingsbesluit, welke als bijlage bij de regels zijn gevoegd.
Op een deel van de gronden in het plangebied ligt de dubbelbestemming "Waarde - Cultuurhistorie".
Deze bestemming is bedoeld om de bestaande landschappelijke en cultuurhistorische
waarden te behouden en/of versterken. Primair is het een beschermingsregeling. Binnen
deze dubbelbestemming wordt bebouwing niet uitgesloten. De mogelijkheden die passen
binnen de onderliggende bestemmingen zijn richtinggevend voor bebouwing. De voorwaarden
die in de dubbelbestemming zijn opgenomen zijn in alle gevallen van toepassing voor
het bouwen.
Bepaalde werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden zijn toegestaan, maar hiervoor
is wel een omgevingsvergunning nodig. Deze is gebonden aan voorwaarden, waaraan voldaan
moet worden voordat de vergunning verleend kan worden. Bepaalde werken en werkzaamheden
zijn hiervan uitgezonderd, bijvoorbeeld het reguliere onderhoud en beheer. Andere
ingrepen zijn uitgesloten als gevolg van de te beschermen cultuurhistorische waarden.
Het onderliggende onderzoek naar de cultuurhistorische waarden in deze gebieden is
gekoppeld als bijlage bij de toelichting. Dit onderzoek dient te worden gebruikt bij
het motiveren van de vereiste vergunningen en andere ruimtelijke ingrepen.
De dubbelbestemming ‘Waarde – karakteristiek object’ kan betrekking hebben op gebouwen en bouwwerken, maar ook op bijzondere elementen met een cultuurhistorische waarde, zoals bijvoorbeeld een begraafplaats, markesteen of meerpaal. Voor de bijzondere elementen en sommige bouwwerken geldt dat deze niet alleen tegen het slopen moeten worden beschermd, maar ook tegen ongewenste bodemingrepen. In het plan wordt daarom onderscheid gemaakt tussen deze twee categorieën van karakteristieke objecten:
Voor beide categorieën gelden aparte regels, waarbij een verbodsregeling voor bodemingrepen met name geldt voor bruggen, begraafplaatsen en markestenen. Voor gebouwen en bouwwerken met een specifieke aanduiding bouwhistorische kwaliteit (aangeduid met BK op de lijst ‘karakteristieke objecten’ die aan de regels is gekoppeld) geldt een aanvullende verplichting.
Karakteristieke gebouwen en bouwwerken
Om de cultuurhistorisch waardevolle gebouwen en bouwwerken te beschermen is een beschermingsregeling
in dit bestemmingsplan opgenomen. Op de verbeelding zijn de betreffende objecten aangegeven
met de dubbelbestemming 'Waarde – karakteristiek object'. De objecten die bescherming
tegen slopen vragen vanuit hun cultuurhistorische waarden zijn in Bijlage 1 Karakteristieke
objecten van de regels opgenomen. Het (deels) slopen van karakteristieke gebouwen
is alleen met een omgevingsvergunning mogelijk.
Een omgevingsvergunningaanvraag bestaat onder andere uit een gemotiveerd verzoek waarin
wordt omschreven wat het (bouw)plan is en welke consequenties het (bouw)plan heeft
voor de karakteristieke waarden. Deze belangen worden afgewogen door de gemeente en
vervolgens kan het college van Burgemeester en Wethouders besluiten medewerking te
verlenen of niet.
Indien voor een karakteristiek object met een bouwhistorische kwaliteit (aangeduid
met BK) een verzoek om te slopen wordt gedaan, is de aanvrager aanvullend verplicht
om bij de aanvraag een bouwhistorisch onderzoek te voegen. Mede op basis van de resultaten
van dit onderzoek, kan het college van Burgemeester en Wethouders besluiten medewerking
te verlenen of niet. Met een bouwhistorisch onderzoek worden het gebouw en de sporen
van de bouwgeschiedenis onderzocht en gedocumenteerd.
Bijzondere elementen en bouwwerken
Naast gebouwen kunnen ook bepaalde elementen en bouwwerken (geen gebouw zijnde) waardevol
zijn vanuit cultuurhistorisch perspectief. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om begraafplaatsen
en bruggen. Omdat in een aantal gevallen enkel een sloopverbod onvoldoende beschermt,
is aanvullend een beschermingsregeling tegen bodemingrepen opgenomen voor deze categorie.
Onder bodemingrepen worden verstaan alle werken en werkzaamheden waarvan redelijkerwijs
aangenomen kan worden dat ze de cultuurhistorische waarde aantasten.
Hiervoor is ook de dubbelbestemming ‘Waarde – karakteristiek object’ in het bestemmingsplan
opgenomen. In de inventarisatielijst is opgenomen welke objecten als karakteristiek
gebied of bouwwerk worden beschermd tegen bodemingrepen, door een 'BI' in de kolom
'Bodemingrepen'. Dit overzicht is als bijlage bij de regels opgenomen.
Het slopen wordt gereguleerd via dezelfde regeling als bij gebouwen en bouwwerken.
Met een verwijzing naar Bijlage 1 worden voor de karakteristieke gebieden bodemingrepen
gereguleerd.
Een omgevingsvergunningaanvraag bestaat onder andere uit een gemotiveerd verzoek waarin
wordt omschreven wat het plan is en welke consequenties het plan heeft voor de cultuurhistorische
waarden. Deze belangen worden afgewogen door de gemeente en vervolgens kan het college
van burgemeester en wethouders besluiten medewerking te verlenen of niet.
Indien voor een karakteristiek object met een bouwhistorische kwaliteit (aangeduid
met ‘BK’) een verzoek om te slopen wordt gedaan, is aanvrager aanvullend verplicht
om bij de aanvraag een bouwhistorisch onderzoek te voegen. Mede op basis van de resultaten
van dit onderzoek, kan het college van Burgemeester en Wethouders besluiten medewerking
te verlenen of niet. Met een bouwhistorisch onderzoek worden het gebouw en de sporen
van de bouwgeschiedenis onderzocht en gedocumenteerd.
Dit hoofdstuk bevat de regels die op het hele plangebied betrekking hebben en regelt de volgende onderwerpen:
Hierin is geregeld dat de bestaande bouw- en goothoogte bij karakteristieke objecten gehandhaafd moet worden bij eventuele bouwactiviteiten.
Hierin is geregeld wat in ieder geval moet worden verstaan als strijdig gebruik op grond van dit bestemmingsplan. Ter verduidelijking van enkele regels is aanvullend ook voor een aantal gebruiksvormen opgenomen dat deze niet gezien moeren worden als strijdig gebruik.
Dit artikel beschrijft de bedoelingen van de diverse aanduidingen op de verbeelding en welke regels daarvoor gelden. Er zijn regels opgenomen voor de volgende aanduidingen:
In dit artikel zin de algemene afwijkingsmogelijkheden opgenomen voor bijvoorbeeld
het bouwen van nutsvoorzieningen, bouwen buiten de bestemmingsgrens als er sprake
is van een geringe perceeloverschrijding is en de 10% regeling voor het kunnen afwijken
van de bouw- en goothoogte.
Tevens zijn er nog andere afwijkingsmogelijkheden opgenomen voor meer functionele
afwijkingen, bijvoorbeeld voor het hergebruiken van zogenaamde VAB-locaties voor een
woonfunctie, bedrijf, recreatie of zorgfunctie. Of het aanpassen / herbouwen / verbouwen
van bestaande woningen en gebouwen. Hiervoor gelden steeds diverse voorwaarden en
zal doorgaans moeten worden voldaan aan ‘een goede ruimtelijke ordening’.
In dit artikel is de enige algemene wijzigingsbevoegdheid opgenomen die in het plan zit. Het bestemmingsplan kan gewijzigd worden binnen het aangeduide wijzigingsgebied om de bestemmingen ‘Groen’, ‘Verkeer’ en ‘Centrum’ te wijzigen (in ‘Centrum’) ten behoeve van de realisatie van 16 woningen en nieuw winkelareaal. Hierbij zijn voorwaarden gesteld. Het betreft het gebied ‘Citadelpunt’ in Coevorden.
Dit hoofdstuk bevat regels die op het hele plangebied betrekking hebben en regelt de volgende onderwerpen:
Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in de maatschappelijke en de economische uitvoerbaarheid. Daarnaast wordt er in dit hoofdstuk ingegaan op grondexploitatie.
Het benoemen van de economische uitvoerbaarheid door middel van een cijfermatige weergave is voor onderliggend bestemmingsplan niet te geven en ook niet noodzakelijk. Het bestemmingsplan is immers in eerste instantie een actualisering van de vigerende bestemmingsplannen zonder dat daar nieuwe ontwikkelingen rechtsreeks mogelijk zijn. De wijzigingsbevoegdheid voor het gebied “Citadelpunt” in Coevorden zal bij de wijzigingsprocedure ook worden beoordeeld op de economische uitvoerbaarheid.
In voorkomend geval kan er als gevolg van een bestemmingsplan zogenaamde planschade
ontstaan. Hierbij ontstaat er schade voor een partij doordat deze direct of indirect
minder (bouw- of gebruiks-)mogelijkheden krijgt dan onder het voorheen geldende bestemmingsplan.
Een planschadeclaim ligt altijd op het bordje van de gemeente, omdat deze het plan
vaststelt. Bij ontwikkelingen wordt deze vaak via een planschadeovereenkomst op de
initiatiefnemer verhaald. Daarvan is in dit bestemmingsplan echter geen sprake. Er
worden geen concrete nieuwe ontwikkelingen planologisch geregeld met dit bestemmingsplan.
Derde partijen worden door het bestemmingsplan slechts beperkt in hun belangen of
mogelijkheden geraakt. Het belangrijkste risico zit in de doorgevoerde deprogrammering
van de toekomstige woningbouw. Op een aantal locaties worden rechtstreekse bouwmogelijkheden
en ook wijzigingsmogelijkheden voor het bouwen van nieuwe woningen, al dan niet op
‘maagdelijke gronden’, uit het nieuwe bestemmingsplan gehaald. Dit kan tot planschade
leiden.
De gemeente Coevorden is voor een groot deel eigenaar van de betreffende gronden.
Een aantal gronden is echter in privaat eigendom, hieronder begrepen de woningbouwcorporatie.
De gemeente is reeds enige tijd in ges[rek met betrokken eigenaren hierover. Ook heeft
de gemeente reeds eind 2017 in de Woonvisie 2017-2022 aangekondigd te zullen gaan
deprogrammeren. Hierbij zijn de betrokken locatie ook concreet genoemd. Sindsdien
is de gemeente het gesprek met betrokkenen aangegaan hierover. Hierbij is onder meer
ingegaan op het volledig wegbestemmen, het uitstellen van realisatie en omzetten naar
specifieke doelgroepen. Hiermee is het vervallen van de mogelijkheden voor alle betrokkenen
voorzienbaar geworden. Daarnaast kunnen eigenaren nog tot aan publicatie van het ontwerpbestemmingsplan
‘Kernen’ hun bouwrechten proberen te verzilveren. Op grond van een concreet bouwplan,
passend binnen de programmering.
Ter inschatting van de mogelijke planschade kan de gemeente eventueel een planschade-risicoanalyse
(laten) uitvoeren. Hiermee kan inzicht worden verkregen in de mogelijke schadeclaims
die kunnen ontstaan. Of die er ook daadwerkelijk komen is altijd onzeker. Voor het
voorliggende bestemmingsplan is ervoor gekozen om geen risicoanalyse te laten uitvoeren.
Het plan is conserverend van karakter en zal beperkt planschade met zich mee brengen.
In het kader van de maatschappelijke uitvoerbaarheid wordt het voorontwerp bestemmingsplan
in het kader van het zgn. 3.1.1. Bro toegezonden naar bestuurlijke instanties, waarbij
de gelegenheid wordt geboden om een vooroverlegreactie te geven op het plan.
Naar aanleiding van het vooroverleg kan er noodzaak zijn het bestemmingsplan aan te
passen. In de inspraakprocedure en vervolgens de zienswijzenperiode zal inzicht worden
verkregen over de maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan ‘Kernen’.
Voor de procedure wordt verder verwezen naar paragraaf 8.1 en verder.
Het bestemmingsplan betreft echter hoofdzakelijk een actualisering van de reeds bestaande
bestemmingsplannen. Op grond van dit conserverende karakter van het bestemmingsplan
kan uitgegaan worden van een geringe impact op het maatschappelijke belang. De raad
gaat uit van voldoende draagvlak en uitvoeringskracht bij het maatschappelijke veld
om te kunnen spreken van een uitvoerbaar plan.
Het voorontwerpbestemmingsplan wordt in het kader van het wettelijke vooroverleg toegestuurd
aan de vooroverlegpartners. In de volgende paragrafen zijn de vooroverlegreacties
van de betrokken instanties zakelijk weergegeven voor zover partijen gereageerd hebben.
De belangrijkste punten uit de vooroverlegreacties zijn benoemd en van een reactie
voorzien.
Op grond van artikel 3.1.1 Bro moeten burgemeester en wethouders bij de voorbereiding
van een bestemmingsplan vooroverleg plegen met de betrokken provincie(s), waterschap(pen),
Rijksdiensten en - waar nodig - gemeenten die door het bestemmingsplan kunnen worden
geraakt in de belangen die deze instanties dienen. Ook andere instanties kunnen in
dit vooroverleg betrokken worden als deze een (specifiek) belang dienen. Het voorontwerpbestemmingsplan
‘Kernen’ is voor dit vooroverleg toegezonden aan de volgende partijen:
Het voorontwerpbestemmingsplan ‘Kernen’ is ter inzage gelegd voor inspraakreacties.
De digitale versie van het voorontwerp is op de landelijke voorziening www.ruimtelijkeplannen.nl
geplaatst. Gedurende 6 weken heeft een ieder mogen reageren op het voorontwerp.
Het voorontwerpbestemmingsplan ‘Kernen’ heeft vanaf […PM…] tot en met […PM…] voor
een ieder ter inzage gelegen.
Naar aanleiding van het wettelijke vooroverleg en de inspraakreacties zal het voorontwerp
bestemmingsplan eventueel worden aangepast, indien de reacties aanleiding geven daartoe.
Doelstelling van de gemeente is om het plan optimaal te maken als planologische regiem
en eventuele fouten en onduidelijkheden uit het plan te halen.
Van het wettelijke vooroverleg en de inspraakreacties is een verslag gemaakt. Deze
bijlage 4 Nota vooroverleg en Inspraak bestemmingsplan Kernen is als bijlage bij het bestemmingsplan gevoegd.
Voor zover het wettelijke vooroverleg of de inspraakreacties aansturen op nieuwe ontwikkelingen,
zullen deze niet worden verwerkt in het bestemmingsplan. Hiermee zou afbreuk worden
gedaan op het conserverende karakter van het plan. Ontwikkelingsmogelijkheden opnemen
in het voorliggende plan leidt ook tot nadere onderbouwing en motivering van het plan.
Vaak zal daar ook onderzoek aan ten grondslag moeten liggen. Dat kan grote gevolgen
hebben voor het plan, de plansystematiek, voor de planning en de kosten.
Het ontwerpbestemmingsplan ‘Kernen’ zal na de aanpassingen wederom ter inzage worden
gelegd conform de wettelijk voorgeschreven procedure (Awb en Wro/bro). Het plan wordt
in ontwerp gedurende 6 weken ter inzage gelegd en daarvoor ook op de landelijke voorziening
worden geplaatst. De betrokken instanties worden aangeschreven dat het plan gepubliceerd
wordt.
Gedurende deze zienswijzentermijn kan een ieder zijn of haar zienswijzen indienen.
Ook deze kunnen weer aanleiding zijn om het vast te stellen bestemmingsplan aan te
passen. Van de zienswijzen en de reacties daarop zal verslag worden gemaakt. Deze
Nota van zienswijzen zal bij het vast te stellen bestemmingsplan ‘Kernen’ worden gevoegd.
Uiteindelijk beslist de gemeenteraad over de zienswijzen en eventuele aanpassingen
die daaruit voortkomen.
Uiteindelijk stelt de gemeenteraad het definitieve bestemmingsplan ‘Kernen’ vast. Dit vaststellingsbesluit moet vervolgens gepubliceerd worden en het vastgestelde bestemmingsplan moet ook weer beschikbaar worden gesteld op www.ruimtelijkeplannen.nl. Belanghebbende partijen kunnen vervolgens nog beroep aantekenen tegen het vaststellingsbesluit bij de Afdeling bestuursrechtspraak van Raad van State. Deze beoordeeld vervolgens of deze beroepen gegrond zijn en tot vernietiging van (onderdelen van) het vastgestelde bestemmingsplan zouden moeten leiden. Deze uitspraak is definitief en bindend voor alle partijen. Ook voor het indienen van beroep geldt weer een termijn van zes weken.