INHOUDSOPGAVE
HOOFDSTUK 1 INLEIDENDE REGELS
HOOFDSTUK
2 BESTEMMINGSREGELS
Artikel 6 Algemene
gebruiksregels
Artikel 7 Algemene
afwijkingsregels
Artikel 8 Algemene wijzigingsregels overschrijding
bestemmingsgrenzen
HOOFDSTUK 4OVERGANGS- EN SLOTREGELS
In deze regels wordt verstaan onder:
aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of
figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolgde de
regels, regels worden gesteld ten
aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het
een vlak betreft;
aaneengebouwde woning:
een woning die aan beide zijgevels
aangebouwd is aan/niet vrij staat van andere hoofdgebouwen, alsmede een hoekwoning
aan een dergelijke woning;
aanbouw/uitbouw/bijgebouw:
een gebouw van maximaal één
bouwlaag dat wat betreft afmetingen ondergeschikt is aan en ten dienste staat
van het hoofdgebouw;
achtergevelrooilijn:
-
de
achterste grens van een bouwvlak, gezien vanaf de weg waarop het hoofdgebouw is
ge-oriënteerd;
-
indien
er niet sprake is van een achterste grens van een bouwvlak dan wel geen
bouwvlak is aangegeven: de denkbeeldige lijn die wordt getrokken langs de
achtergevel van het hoofdgebouw - zonder aan- en uitbouwen en aangebouwde
bijgebouwen - alsmede het verlengde daarvan;
afhankelijke
woonruimte:
een bijgebouw
bij een woning, dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met die woning en
waar een gedeelte van de huishouding, zoals gehuisvest in die woning, uit een
oogpunt van mantelzorg is ondergebracht;
bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken,
geen gebouwen zijnde;
bedrijfswoning:
Een woning in of bij een gebouw of op of bij
een terrein, te bewonen door (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting
daar gelet op de bestemming of het toegelaten gebruik van het gebouw of
terrein, noodzakelijk is;
beroep aan huis:
het beroepsmatig verlenen van diensten
op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch,
consumentenverzorgend of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied (met
uitzondering van een kappersbedrijf), dan wel het uitoefenen van een beroep op
medisch, paramedisch of therapeutisch gebied, welke door hun beperkte omvang in
een gedeelte van een woning en de daarbijbehorende
bebouwing kan worden uitgeoefend, waarbij de woonfunctie als primaire functie
behouden en herkenbaar blijft;
bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten
met bijbehorende regels als vervat in het GML-bestand
NL.IMRO.0851.bgBPgagelweg15-v001
bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met
eenzelfde bestemming;
bouwen:
het plaatsen, het geheel of
gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een
bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of
veranderen van een standplaats;
bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge
de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee
gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en
bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van
hout, steen, metaal of ander materiaal,die hetzij direct hetzij indirect met de
grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder
begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen
aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders
dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
escortbedrijf:
de natuurlijke persoon, groep van
personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij
bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt, die op een andere plaats dan in de
bedrijfsruimte wordt uitgeoefend zoals escortservices en bemiddelingsbureaus;
functie:
doeleinden ten behoeve waarvan gebruik
van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan;
gebouw:
elk bouwwerk dat een voor mensen
toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte
vormt;
hoofdfunctie:
een functie waarvoor het hoofdgebouw
als zodanig mag worden gebruikt;
hoofdgebouw:
een gebouw, dat op een bouwperceel
door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als het
belangrijkste gebouw op een bouwperceel kan worden aangemerkt;
horeca:
een bedrijf
dat is gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse bereide snacks,
ijs of dranken voor consumptie zowel ter plaatse als elders, zoals een
theeschenkerij of ijssalon;
mantelzorg:
het anders dan
bedrijfsmatig bieden van zorg aan een of meer leden van een huidhouding, die
hulpbehoevend is of zijn op het fysieke, psychische en/of sociale vlak;
ondergeschikte functie:
functie waarvoor maximaal 30% van de
vloeroppervlakte van het hoofdgebouw als zodanig mag worden gebruikt;
peil:
a
voor
bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte
van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang vermeerderd met 0,20 m;
b
in
andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld of het
afgewerkte bouwterrein vermeerderd met 0,20 m;
plan:
het bestemmingsplan ‘Gagelweg 15‘ van
de gemeente Steenbergen;
prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het
verrichten van seksuele diensten ten behoeve van een ander tegen vergoeding;
raamprostitutie:
een seksinrichting met één of meer
ramen van waarachter de prostituee/prostitué tracht de aandacht van passanten
op zich te vestigen;
seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke
besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig
was seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van
erotisch-pornografische aard plaatsvinden.
Onder een seksinrichting worden in
ieder geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een
parenclub, een (raam)prostitutiebedrijf en een erotische massagesalon, al dan
niet in combinatie met elkaar;
straatprostitutie:
het door handelingen, houding, woord,
gebaar of op andere wijze passanten tot prostitutie bewegen, uitnodigen dan wel
aanlokken;
voorgevellijn:
de lijn waarin de voorgevel van een
bouwwerk is gelegen alsmede het verlengde daarvan;
voorgevelrooilijn:
de grens van het bouwvlak die gericht
is naar de weg en waarop de bebouwing is georiënteerd;
woning:
een complex van ruimten, geschikt en
bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden;
zorgvoorzieningen:
het
bedrijfsmatig bieden van zorg op het fysieke, psychische en/of sociale vlak aan
hulpbehoevenden via aangepaste dagbesteding in de vorm van verzorging van
planten en dieren en bijbehorende kantoorruimte en verblijfsruimte voor
zorgverleners en hulpbehoevenden.
Bij de toepassing van deze regels
wordt als volgt gemeten:
afstand tot de zijdelingse
perceelsgrens:
de kortste afstand van het verticale
vlak in de zijdelingse perceelsgrens tot enig punt van het op dat bouwperceel
voorkomende bouwwerk;
bebouwd oppervlak van een bouwperceel:
de oppervlakte van alle op een
bouwperceel aanwezige bouwwerken tezamen;
bebouwingspercentage:
het oppervlak dat met bouwwerken is
bebouwd, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel, voor
zover dat is gelegen binnen de bestemming, of binnen een in de regels nader aan
te duiden gedeelte van die bestemming;
breedte, diepte c.q. lengte van een
bouwwerk:
tussen de buitenwerkse
hoofdgevelvlakken en/of de harten van gemeen-schappelijke scheidingsmuren;
dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het
horizontale vlak;
goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant
goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen
constructiedeel;
bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste
punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering
van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard
daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane
grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de
scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse
gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op
het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het
bouwwerk;
De voor ‘Agrarisch’ aangewezen gronden zijn
bestemd voor de volgende doeleinden:
a
agrarisch
grondgebruik
b
zorgvoorzieningen;
c
een
kinderboerderij;
d
vogel,-
en dierenopvang;
e
groenvoorzieningen;
f
versterking
en behoud van de ecologische, natuurlijke
en/of landschappelijke waarden;
g
tuinen
en erven.
3.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende
regels:
a
op
deze gronden mogen geen gebouwen of overkappingen worden gebouwd.
3.2.2
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen
zijnde gelden de volgende regels:
a uitsluitend
erf- en terreinafscheidingen en afscheidingen ten behoeve van
dierenverblijven zijn toegestaan;
b de hoogte van erf- en terreinafscheidingen
en afscheidingen ten behoeve van dierenverblijven mag niet meer bedragen dan
1.80 m.
3.3 Omgevingsvergunning werken,
geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden
3.3.1 Verbod
Het is verboden, zonder of in afwijking van
een schriftelijke vergunning van Burgemeester en wethouders
(omgevingsvergunning), op of in deze gronden de volgende werken, geen
bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:
a
het aanbrengen of
verwijderen van boom- en struikbeplanting anders dan overeenkomstig het rapport
“Landschappelijke inpassing: Gagelweg 15, Steenbergen”, van Heemwerk d.d. 22
december 2010;
b
het rooien en vellen van
houtopstanden, anders dan overeenkomstig het onder a genoemde rapport.
3.3.2 Toelaatbaarheid
a
De in sub 3.3.1 bedoelde
vergunning kan slechts worden verleend indien wordt aangetoond dat afwijking
van het in sub 3.3.1. onder a genoemde rapport versterking en behoud van de ecologische, natuurlijke en/of landschappelijke waarden tot gevolg
heeft.
b
Alvorens te beslissen
omtrent een vergunning als bedoeld in sub 3.3.1 kunnen Burgemeester en
wethouders een ecologisch en of landschappelijk onderzoek naar de gevolgen van
de afwijking van het in sub 3.3.1. onder a genoemde rapport verlangen, waaruit
blijkt dat de werken en/of werkzaamheden geen onevenredige gevolgen hebben voor
de versterking en behoud van de ecologische, natuurlijke en/of landschappelijke
waarden.
3.3.3 Uitzonderingen
Het bepaalde in sub
3.3.1 is niet van toepassing op:
a
werken en werkzaamheden
die het normale onderhoud betreffen overeenkomstig de bestemming van deze
gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het
normale gebruik overeenkomstig de bestemming;
b
werken en werkzaamheden,
die op het tijdstip, waarop het plan rechtskracht verkrijgt, in uitvoering
zijn.
De voor
‘Gemengd’ aangewezen gronden zijn bestemd voor de volgende doeleinden:
a zorgvoorzieningen;
b een
kinderboerderij;
c vogel,- en
dierenopvang;
d wonen in een
bedrijfswoning;
e detailhandel;
f
horeca;
g groenvoorzieningen;
h versterking en
behoud van de ecologische, natuurlijke
en/of
landschappelijke waarden;
i
tuinen
en erven;
j
verhardingen
en parkeervoorzieningen met een oppervlak van
ten hoogste 1.600 m2;
een en ander
met dien verstande dat:
k detailhandel
en horeca uitsluitend zijn toegestaan als ondergeschikte en ondersteunende
functies in combinatie met en ten dienste van de onder sub a, b en c genoemde
functies.
Voor het
bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
a gebouwen mogen
uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd;
b maximaal 40%
van de gronden binnen het bouwvlak mag worden bebouwd met gebouwen;
c binnen deze
bestemming is ten hoogste 1 bedrijfswoning toegestaan met een maximum inhoud van
750 m3;
d de goothoogte
mag niet meer bedragen dan is aangegeven;
e de bouwhoogte
mag niet meer bedragen dan is aangegeven;
f
gebouwen
en overkappingen dienen voorzien te worden van kapconstructie;
g de dakhelling
dient minimaal 20 graden en mag maximaal 50 graden bedragen;
h de afstand van
gebouwen en overkappingen tot de zijdelingse perceelsgrens dient ten minste 5 m
te bedragen;
i
in
afwijking van het bepaalde onder a mogen buiten het bouwvlak ten hoogste drie
bijgebouwen en/of overkappingen worden gebouwd, met dien verstande dat:
1
het
totale oppervlak van bijgebouwen en/of overkapping niet meer mag bedragen dan
100 m2;
2
de
goothoogte en bouwhoogte van een bijgebouw of overkapping niet meer mag
bedragen dan is aangegeven;
3
bijgebouwen
en/of overkappingen buiten het bouwvlak uitsluitend zijn toegestaan ter plaatse
van de aanduiding ‘bijgebouwen’.
Voor het
bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
a de
hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1.80 m;
b de
hoogte van vlaggenmasten mag niet meer bedragen dan 6 m;
c de
hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals rennen, mag niet
meer dan 3 m bedragen;
d overkappingen
zijn uitsluitend binnen het bouwvlak en ter plaatse van de aanduiding
‘bijgebouwen’ toegestaan.
4.3 Omgevingsvergunning
werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden
4.3.1 Verbod
Het is verboden, zonder
of in afwijking van een schriftelijke vergun- ning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning),
op of in deze gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en/of
werkzaamheden uit te voeren:
a
het aanbrengen of
verwijderen van boom- en struikbeplanting anders dan overeenkomstig het rapport
“Landschappelijke inpassing: Gagelweg 15, Steenbergen”, van Heemwerk d.d. 22
december 2010;
b
het rooien en vellen van
houtopstanden, anders dan overeenkomstig het onder a genoemde rapport.
4.3.2 Toelaatbaarheid
a
De in sub 4.3.1 bedoelde
vergunning kan slechts worden verleend indien wordt aangetoond dat afwijking
van het in sub 4.3.1. onder a genoemde rapport versterking en behoud van de
ecologische, natuurlijke en/of
landschappelijke waarden tot gevolg heeft.
b
Alvorens te beslissen
omtrent een vergunning als bedoeld in sub 4.4.1 kunnen Burgemeester en
wethouders een ecologisch en of landschappelijk onderzoek naar de gevolgen van
de afwijking van het in sub 4.4.1. onder a genoemde rapport verlangen, waaruit
blijkt dat de werken en/of werkzaamheden geen onevenredige gevolgen hebben voor
de versterking en behoud van de ecologische, natuurlijke en/of landschappelijke
waarden.
4.3.3 Uitzonderingen
Het
bepaalde in sub 4.4.1 is niet van toepassing op:
a
werken en werkzaamheden
die het normale onderhoud betreffen overeenkomstig de bestemming van deze
gronden, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn en/of voortvloeien uit het
normale gebruik overeenkomstig de bestemming;
b
werken en werkzaamheden,
die op het tijdstip, waarop het plan rechtskracht verkrijgt, in uitvoering zijn.
4.4 Wijzigingsbevoegdheid ‘Wonen’
Burgemeester en wethouders zijn
bevoegd de bestemming te wijzigen in
de bestemming ‘Wonen’, mits voldaan
wordt aan de volgende voorwaarden:
a
er
dienst sprake te zijn van hergebruik van een reeds bestaande bedrijfswoning;
b
er
vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen
waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
c
het
gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen
van de omliggende (agrarische) bedrijven;
d
er
zijn geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke,
archeologische waterhuishoudkundige, abiotische of
milieuhygiënische aard;
e
overtollige
bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt;
f
de
oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bij de woning dient door sloop van
overtollige bebouwing teruggebracht te worden tot 80 m²;
g
in
afwijking van het bepaalde in sub e en f mag, ter stimulering van sloop van overtollige
bebouwing, bij sloop van voormalige bedrijfsbebouwing de oppervlakte aan
bijbehorende bouwwerken tot een maximum van 200 m² worden vergroot, met dien
verstande dat per 100 m² vergroting van de toegestane oppervlakte bijbehorende
bouwwerken telkens minimaal 500 m² legaal opgerichte bedrijfsbebouwing dient te
worden gesloopt;
h
er
mag, ter stimulering van sloop van overtollige bebouwing, bij sloop van
voormalige bedrijfsbebouwing de bestaande inhoud van de woning worden vergroot
tot maximaal 850 m³, met dien verstande dat per 50 m³ vergroting van de woning
telkens minimaal 500 m² legaal opgerichte bedrijfsbebouwing dient te worden
gesloopt.
4.5
Wijzigingsbevoegdheid ‘Agrarisch’
Burgemeester en wethouders zijn
bevoegd de bestemming te wijzigen in
de bestemming ‘Agrarisch’, mits
voldaan wordt aan de volgende
voorwaarden:
a
er
dient sprake te zijn van een grondgebonden agrarisch bedrijf;
b
vooraf
wordt omtrent het gestelde onder a advies ingewonnen bij de AAB;
c
er
vindt geen onevenredige aantasting plaats van de in het geding zijnde belangen,
waaronder die van omwonenden en omliggende (agrarische) bedrijven;
d
het
gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen
van de omliggende (agrarische) bedrijven;
e
de
activiteit mag geen onevenredige verkeersaantrekkende werking hebben;
f
er
zijn geen overwegende bezwaren van natuurlijke, landschappelijke,
archeologische waterhuishoudkundige, abiotische of
milieuhygiënische aard;
g
overtollige
bedrijfsbebouwing dient te worden gesloopt;
h
er
is sprake van een verbetering van milieuhygiënische aard;
i
er
dient een kwaliteitsverbetering van het landschap plaats te vinden conform
artikel 2.2 van de Verordening Ruimte van de provincie Noord-Brabant.
Grond die eenmaal in aanmerking is
genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of
alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen
buiten beschouwing.
Onder
strijdig gebruik als bedoeld in artikel 7.2 van de Wet ruimtelijke ordening en
artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval
verstaan:
a
gebruik van gronden, gebouwen, bouwwerken en
onderkomens ten behoeve van een seksinrichting en/of escortbedrijf,
raamprostitutie en straatprostitutie;
Burgemeester en wethouders kunnen bij
een omgevingsvergunning afwijken van:
a
de
in de regels gegeven maten en afmetingen, met uitzondering van
oppervlaktematen, tot niet meer dan 10% van die maten en afmetingen;
b
de
regels en toestaan dat het bouwvlak in geringe mate wordt overschreden, indien
een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
een en ander met dien verstande dat
ontheffing slechts wordt verleend indien de belangen van de eigenaren en/of
gebruikers van de betrokken en aangrenzende gronden niet onevenredig worden
geschaad, het verkeersveiligheidsbelang niet onevenredig wordt geschaad en er
stedenbouwkundig gezien geen bezwaren bestaan.
Burgemeester en wethouders zijn
bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van
overschrijding van bestemmingsgrenzen, voorzover zulks van belang is voor een
technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voorzover
zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de
overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m bedragen en het bestemmingsvlak
mag met niet meer dan 10% worden vergroot.
HOOFDSTUK 4
OVERGANGS- EN SLOTREGELS
9.1
Overgangsregels ten aanzien van bouwwerken
Een
bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig
of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning,
en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet
wordt vergroot:
a. gedeeltelijk
worden vernieuwd of veranderd;
b. na het tenietgaan ten gevolge van een
calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de
bouwvergunning wordt gedaan binnen 2 jaar na de dag waarop het bouwwerk is
teniet gegaan.
9.2
Ontheffingsregel
Burgemeester
en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het bepaalde in lid 9.1
voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 9.1 met
maximaal 10%.
9.3
Uitzonderingen ten aanzien van bouwwerken
Lid
9.1 is niet van toepassing op bouwwerken, die weliswaar bestaan op het tijdstip
van inwerkingtreding van dit plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in
strijd met het daarvoor geldende plan daaronder begrepen de overgangsregels van
dat plan.
9.4
Overgangsregels ten aanzien van het gebruik
Het
gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van
inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden
voortgezet.
9.5
Strijdig gebruik
Het
is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 9.4,
te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig
gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt
verkleind.
9.6
Verboden gebruik
Indien
het gebruik, bedoeld in lid 9.4, na het tijdstip van inwerkingtreding van het
plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden
dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
9.7
Uitzondering ten aanzien van gebruik
Lid
9.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het
voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen
van dat plan.
9.8
Hardheidsclausule
Deze regels kunnen worden aangehaald
onder de titel:
‘Regels van het bestemmingsplan
Gagelweg 15 van de gemeente Steenbergen’
Gorinchem/Dordrecht, 4 juli 2011
Welmers Burg Stedenbouw
VisserSilfhout Advocaten