|
Het natuurgebied Westelijke Langstraat bestaat uit het Natura2000-gebied 'Langstraat' en het aangrenzende Natuur Netwerk Brabant (NNB), gelegen tussen Waspik en Waalwijk. Op 6 maart 2020 hebben Provinciale Staten van Noord-Brabant voor het gehele natuurgebied het provinciaal inpassingsplan 'Natuurgebied Westelijke Langstraat' vastgesteld. Het geldend provinciaal inpassingsplan heeft als doel een planologisch kader te bieden voor het bestaande natuurgebied en voor het realiseren van natuurherstelmaatregelen, die noodzakelijk vanuit Europese Natura2000-doelstellingen en provinciale NNB-doelstellingen.
De natuurherstelmaatregelen worden gerealiseerd in twee perioden. Er is onderscheid gemaakt tussen maatregelen in fase 1 en fase 2. De natuurherstelmaatregelen in fase 1 zijn momenteel grotendeels uitgevoerd. Deze fase richt zich op het stoppen van de verdere achteruitgang van bedreigde habitattypen en het behoud van het huidige areaal en de kwaliteit van de overige habitattypen. Dit betreft een opgave, die voortkomt uit het Natura2000-beheerplan Langstraat. Voor fase 2 geldt een uitbreidings- en verbeteringsdoelstelling van bestaande, kwelafhankelijke habitattypen binnen het Natura2000-gebied Langstraat alsmede het realiseren van landschappelijke projecten. Daarnaast maakt het doorontwikkelen van het Natuur Netwerk Brabant (NNB) onderdeel uit van fase 2.
Alle gronden die noodzakelijk waren om fase 1 te realiseren, zijn in 2020 bestemd als 'Natuur' of 'Water'. Voor fase 2 zijn nog niet alle gronden in eigendom van de provincie Noord-Brabant of een natuurbeherende organisatie. Agrarische gronden waar maatregelen ten behoeve van fase 2 noodzakelijk zijn, maar die nog niet zijn verworven door de provincie Noord-Brabant, zijn in 2020 bestemd als 'Agrarisch met waarden - Natuur' of 'Natuur - Agrarisch medegebruik'. De provincie is momenteel bezig met het verwerven van de gronden voor de realisatie van fase 2. Voor de gronden die inmiddels zijn verworven, kunnen de eerste stappen worden gezet naar natuurbeheer en kunnen percelen worden uitgegeven aan natuurbeherende organisaties. Vóórdat de percelen worden overgedragen aan een beheerder wenst de provincie Noord-Brabant de bestemming voor de verworven percelen om te zetten naar 'Natuur'. De voorgenomen herbestemming van de verworven gronden naar 'Natuur' vormt de aanleiding voor het voorliggend inpassingsplan.
De Westelijke Langstraat is een bijzonder en waardevol natuurgebied in de gemeente Waalwijk, gelegen tussen Waspik en Waalwijk, met veel natuur-, landschappelijke en cultuurhistorische waarden. Het gebied is een ontgonnen laagveenvlakte en een restant van een oud slagenlandschap met zeer lange en smalle graslanden en begrensd door elzenhagen. In de Westelijke Langstraat zijn sloten, trilvenen, schrale soortenrijke graslanden en zeggenmoerassen aanwezig. Rond het jaar 1900 was de Westelijke Langstraat vanwege de unieke ligging en ontstaansgeschiedenis op de grens van zand- en zeekleigronden, een van de rijkste natuurgebieden in Nederland. Door intensivering van de landbouw, vermesting en verdroging is de oorspronkelijke natuur sterk achteruit gegaan.
Door de aanwezige bijzondere en waardevolle natuur is de Westelijke Langstraat op grond van de Habitatrichtlijn aangewezen als Natura 2000-gebied en wordt daarmee op Europees niveau beschermd. Binnen Natura 2000-gebieden moet aangewezen flora en fauna worden beschermd. Het gaat in het geval van de Westelijke Langstraat om de habitattypen kranswierwateren, blauwgraslanden, trilvenen, veenmosrietlanden en kalkmoerassen. Daarnaast worden ook de soorten grote en kleine modderkruiper beschermd.
Naast een Natura 2000-gebied, is de Westelijke Langstraat opgenomen in het Natuurnetwerk Brabant (NNB). Het NNB is een samenhangend netwerk van natuurgebieden en landbouwgebieden met natuurwaarden van (inter)nationaal belang gericht op het behoud, herstel en duurzame ontwikkeling van de ecologische waarden en kenmerken van het gebied. De ecologische waarden en kenmerken zijn per gebied vastgelegd in een beheertypenkaart en in een ambitiekaart.
Het natuurgebied heeft last van verdroging als gevolg van de vergaande ont- en afwateringsmaatregelen ten behoeve van de landbouwgronden in de directe omgeving. De omliggende landbouwgronden zijn goed ontwaterd, waardoor water relatief makkelijk uit het natuurgebied weg kan lopen en het natuurgebied verdroogt. Gevolg is dat een groot 'actief kussen' van veen ontbreekt. Aan één van de belangrijkste eisen van een veensysteem, namelijk een hoog stabiel waterpeil nabij het maaiveld, wordt op dit moment niet voldaan. Hierdoor dreigt dit unieke veenlandschap te verdwijnen. Rijk, provincies, natuurorganisaties, waterschappen en overige partners nemen samen maatregelen om de natuur te herstellen en robuuster te maken.
De natuurherstelmaatregelen richten zich op natuurherstel en -uitbreiding. De maatregelen die in het gebied uitgevoerd zijn en uitgevoerd worden om de vastgestelde instandhoudingsdoelstellingen voor het gebied te kunnen realiseren, zijn benoemd in het Natura2000-beheerplan Langstraat en het Natuurbeheerplan voor het Natuur Netwerk Brabant.
Om de vastgestelde instandhoudingsdoelstellingen voor de Westelijke Langstraat, zoals beschreven in het Natura2000-beheerplan Langstraat, te kunnen halen worden in het gebied hydrologische en ecologische maatregelen getroffen. Voor natuurherstel zijn onder andere aanpassingen nodig aan de waterhuishouding. Zonder deze herstelmaatregelen leidt de huidige stikstofdepositie ertoe dat de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura2000-gebied niet worden gehaald. Naast de provinciale opgave om Natura2000-gebieden te ontwikkelen bieden het vastgestelde inpassingsplan en het voorliggende inpassingsplan een planologische grondslag voor de ambitie van de provincie om het Natuur Netwerk Brabant (NNB) uit te breiden en met elkaar te verbinden.
Fase 1 van de noodzakelijke natuurherstelmaatregelen is inmiddels grotendeels uitgevoerd. Voor fase 2 van de maatregelen dient nog gedeeltelijk een bestemmingswijziging plaats te vinden.
De provincie Noord-Brabant heeft er, gelet op haar provinciaal belang, voor gekozen om in 2023 opnieuw een provinciaal inpassingsplan in procedure te brengen voor een selectie van percelen die onderdeel uitmaken van fase 2. Op 6 maart 2020 is het eerste inpassingsplan vastgesteld. Het voorliggend wijzigingsplan wordt opgesteld om voor ongeveer 27 hectare van fase 2 een natuurbestemming vast te leggen.
Het natuurgebied Westelijke Langstraat ligt tussen Waalwijk en Waspik, ten zuiden van de A59. Het plangebied omvat een selectie van percelen binnen het plangebied. Het gaat om gronden, die onderdeel uitmaken van het geldende provinciaal inpassingsplan en momenteel een agrarische bestemming hebben. Deze selectie van percelen is verworven door de provincie en kan worden herbestemd ten behoeve van de noodzakelijke natuurherstelmaatregelen.
Binnen het plangebied liggen delen die zowel binnen het Natura 2000-gebied als binnen het NNB liggen, maar ook enkele gebieden waar slechts één van deze kaders geldt. De totale omvang van het Natuurgebied Westelijke Langstraat bedraagt ca. 670 ha. Daarvan maakt circa 27 ha onderdeel uit van het voorliggend wijzigingsplan. Op de onderstaande afbeelding is de perceelselectie weergegeven.
Begrenzing van het plangebied
Percelen die niet in eigendom zijn van de provincie of een natuurbeherende organisatie, behouden vooralsnog de agrarische bestemming en liggen daarom buiten de begrenzing van het voorliggend wijzigingsplan.
De geldende planologisch-juridische situatie is vastgelegd in het provinciaal inpassingsplan 'Natuurgebied Westelijke Langstraat' (vastgesteld, 6 maart 2020).
Het grootste gedeelte van de percelen die onderdeel uitmaken van de voorliggende wijziging heeft in het geldend inpassingsplan de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur'. Daarnaast hebben een aantal percelen in het zuidoosten van het plangebied de bestemming 'Natuur - Agrarisch medegebruik'.
Verder geldt een aantal dubbelbestemmingen. Het betreft de archeologische dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 3' en 'Waarde - Archeologie 4' en de beschermingszone van de gasleiding die is bestemd als 'Leiding - Gas'.
Verbeelding van het geldend inpassingsplan 'Natuurgebied Westelijke Langstraat'
De wettelijke context bepaalt de doelen die aan de basis liggen van het geldend provinciaal inpassingsplan 'Natuurgebied Westelijke Langstraat' uit 2020 en het voorliggend inpassingsplan 'Natuurgebied Westelijke Langstraat, wijziging 2023'. Aangezien de doelen van het inpassingsplan wettelijk zijn vastgelegd, vormen ze de kaders waarbinnen het gebied ontwikkeld wordt. De wettelijke context bestaat uit drie onderdelen: Natura 2000, Biodiversiteitsdoelen en Natuur Netwerk Brabant. Deze onderdelen worden in Hoofdstuk 3 Wetgeving en beleid verder toegelicht.
In artikel 3.5 en 5.5 van het geldend inpassingsplan 'Natuurgebied Westelijke Langstraat' is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor het omzetten van gronden met de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur' of 'Natuur - Agrarisch medegebruik' naar de bestemming 'Natuur'. Gedeputeerde Staten zijn op basis van deze artikelen bevoegd om het voorliggend inpassingsplan vast te stellen. De wijziging kan op basis van de genoemde artikelen plaatsvinden onder voorwaarde dat:
Het betreft gronden die worden ingezet voor fase 2 van de voorgenomen natuurherstelmaatregelen, die voortvloeien uit het provinciaal natuurbeleid. Het betreft gronden die in eigendom zijn van de provincie. Eén perceel is eigendom van Staatsbosbeheer. Staatsbosbeheer stemt voor het betreffende perceel in met de voorgenomen wijziging. Hiermee wordt voldaan aan beide wijzigingsvoorwaarden.
Het vaststellen van een provinciaal inpassingsplan is op basis van artikel 3.26 van de Wet ruimtelijke ordening in beginsel de bevoegdheid van Provinciale Staten. Op basis van artikel 3.26 lid 4 onder a kunnen Provinciale Staten bij de vaststelling van een provinciaal inpassingsplan een wijzigingsbevoegdheid afgeven aan Gedeputeerde Staten. Provinciale Staten heeft deze bevoegdheid afgegeven door de artikelen 3.5 en 5.5 op te nemen in het geldend inpassingsplan. Aan deze wijzigingsbevoegdheid wordt met het voorliggend plan toepassing gegeven.
Hoofdstuk 2 Gebied- en planbeschrijving geeft een beschrijving van het gebied en de plannen voor natuurontwikkeling. Hoofdstuk 3 Wetgeving en beleid gaat in op de wetgeving en het beleid relevant voor de natuurontwikkelingen in het kader van Natura 2000, de biodiversiteitsdoelen en het NNB. In dit hoofdstuk wordt de wetgeving en het beleid op Europees, nationaal, provinciaal, waterschappelijk en gemeentelijk niveau behandeld. Hoofdstuk 4 Milieu- en omgevingsaspecten gaat in op omgevingsaspecten die relevant zijn voor de natuurontwikkeling. Deze omgevingsaspecten zijn water, natuur, bodemkwaliteit, archeologie, niet gesprongen explosieven, landschap, cultuurhistorie en aardkundige waarden en externe veiligheid. Hoofdstuk 5 Juridische planopzet beschrijft de juridische planopzet van het provinciaal inpassingsplan, waarbij de algemene plansystematiek van inpassingsplannen wordt gegeven, de standaarden en opbouw van het inpassingsplan en een toelichting op de artikelen in de planregels. Hoofdstuk 6 Maatschappelijke uitvoerbaarheid gaat in op de maatschappelijke uitvoerbaarheid van het inpassingsplan. Als laatste wordt in Hoofdstuk 7 Economische uitvoerbaarheid de economische uitvoerbaarheid toegelicht.
De Westelijke Langstraat is op 23 mei 2013 als Natura 2000-gebied aangewezen door de Staatssecretaris van Economische Zaken onder de naam 'Langstraat'. Het plangebied Westelijke Langstraat voor dit provinciaal inpassingsplan omvat bestaande en nieuwe natuurgebieden. Nieuwe natuurgebieden zijn locaties waar voorheen een andere bestemming heeft gelegen, zoals een agrarische bestemming.
Binnen de Westelijke Langstraat liggen momenteel nog percelen waar landbouw plaatsvindt. De landbouwbedrijven liggen vooral in de bebouwingslinten, met veelal een aangrenzende huiskavel. Overwegend kent het gebied grondgebonden landbouw, veelal melkveehouderij. Glastuinbouw vindt plaats in het 'GlasNat'-gebied aan de Wendelnesseweg.
Het Natura 2000-gebied heeft een oppervlakte van circa 670 ha gelegen tussen de bebouwde kom grenzen van Waalwijk en Waspik. De noordgrens loopt in de oostelijke helft van het gebied langs de A59 en in de westelijke helft langs het Zuiderafwateringskanaal (ZAK). De zuidgrens ligt langs het Halve Zolenpad en de Spoorbaanweg. De Meidoornweg die parallel loopt aan de N261, vormt de oostgrens van het Natura 2000-gebied. De Vrouwkensvaartsestraat vormt de westgrens van het Natura 2000-gebied. Het merendeel van het Natura 2000-gebied overlapt met het NNB-gebied. Circa 150 ha is alleen aangewezen als NNB. In het meest westelijk gelegen gedeelte van het plangebied ligt de Polder Binnenbijster. Deze valt buiten het Natura 2000-gebied, maar maakt wel deel uit van het NNB en de Natte Natuurparel (het waterafhankelijke deel van het NNB). De natuurgebieden binnen het plangebied zijn gescheiden van elkaar door openbare wegen.
In het Natura 2000-gebied Langstraat ligt een aantal natuurterreinen op de grens van de zandgronden, het rivierengebied en zeekleigronden: het Labbegat, de Dullaard, de Dellen, Den Dulver en de Hoven. Er zijn gradiënten aanwezig van zand naar veen en van basenarme lokale kwel naar basenrijke regionale kwel. Het gebied is een ontgonnen laagveenvlakte en een restant van een oud slagenlandschap met zeer lange en smalle graslanden en begrensd door elzenhagen. Het gebied bestaat uit sloten, trilvenen, schrale soortenrijke graslanden en zeggenmoerassen. In petgaten komen uiteenlopende verlandingsstadia voor. Daarnaast traden in het verleden inundaties op, waardoor nu nog wielen aanwezig zijn in het gebied. In Den Dulver ligt een Eendenkooi.
Aan de grenzen van het plangebied en aan de doorsnijdende wegen liggen woningen en bedrijven in de karakteristieke bebouwingslinten. Van hieruit is vroeger de ontginning van het gebied gestart. De Westelijke Langstraat behoorde rond 1900 tot de rijkste natuurgebieden van het land.
Door intensief landbouwgebruik, vermesting en verdroging is de oorspronkelijke natuur achteruit gegaan. Het uitvoeren van het project Westelijke Langstraat is gericht op het herstel en de bescherming van de natuur in het gebied. De condities voor de bestaande natuur verbeteren als in een groter gebied meer schoon kwelwater in het maaiveld komt en de voedselrijkdom van percelen afneemt. Vanaf 2020 is gestart met natuurherstelmaatregelen in het gebied. De eerste fase hiervan is momenteel uitgevoerd.
In de Westelijke Langstraat investeren de provincie Noord-Brabant, waterschap Brabantse Delta, Staatsbosbeheer en de gemeente Waalwijk gezamenlijk in natuur. De betrokken partijen bij het gebiedsproces van de Westelijke Langstraat - provincie Noord-Brabant, gemeente Waalwijk, waterschap Brabantse Delta en Staatsbosbeheer - hebben de gezamenlijke aanpak voor de Westelijke Langstraat vastgelegd in de Samenwerkingsovereenkomst Westelijke Langstraat van 13 juli 2017. In de samenwerkingsovereenkomst is eveneens vastgelegd dat de provincie zorgdraagt voor de planologische borging in de vorm van een provinciaal inpassingsplan. Het voorliggend wijzigingsplan is het tweede inpassingsplan voor het natuurgebied, dat in procedure wordt gebracht om voor een selectie van verworven agrarische percelen een natuurbestemming toe te kennen.
De natuuropgave voor het project Westelijke Langstraat richt zich op natuurherstel en -uitbreiding. De Westelijke Langstraat is als Natura 2000-gebied aangewezen voor de habitattypen kranswierwateren, blauwgraslanden, trilvenen, veenmosrietlanden en kalkmoerassen. Voor deze habitattypen zijn instandhoudingsdoelstellingen geformuleerd voor zowel de omvang van de habitattypen als de kwaliteit. Onderstaande tabel geeft de huidige trend van de omvang en kwaliteit van de habitattypen weer en de instandhoudingsdoelstellingen die zijn geformuleerd.
Habitattype | Huidige trend | Instandhoudingsdoelstelling | ||
Omvang | Kwaliteit | Omvang | Kwaliteit | |
Kranswierwateren (H1340) | stabiel | stabiel | behouden | behouden |
Blauwgraslanden (H6410) | stabiel | afname | uitbreiding | verbetering |
Trilvenen (H7140A) | afname | stabiel | uitbreiding | verbetering |
Veenmosrietlanden (H7140B) | stabiel | stabiel | uitbreiding | verbetering |
Kalkmoerassen (H7230) | stabiel | afname | uitbreiding | verbetering |
Tabel: Huidige trend en instandhoudingsdoelstellingen habitattypen Westelijke Langstraat (bron: Beheerplan Langstraat Bijlage 2 )
Uit de tabel is op te maken dat er voor de blauwgraslanden, trilvenen en kalkmoerassen een afname is geconstateerd. Het is dus van belang dat er zo snel mogelijk maatregelen worden getroffen om deze afname te stoppen. In het Beheerplan zijn herstelmaatregelen opgenomen, waarmee de achteruitgang wordt gestopt en de overige bovengenoemde instandhoudingsdoelstellingen gerealiseerd kunnen worden.
Om de wettelijke natuuropgave te kunnen realiseren zijn verschillende alternatieven ontwikkeld. De effecten van de verschillende alternatieven zijn in beeld gebracht in de eerder opgestelde en in 2020 aanvaarde milieueffectrapportage (zie paragraaf 4.1) . Op basis van deze alternatieven is een voorkeursalternatief (VKA) ontwikkeld en uitgewerkt tot concrete natuurherstelmaatregelen. Het voorkeursalternatief is de basis geweest voor het vastgestelde inpassingsplan van 6 maart 2020. In het voorkeursalternatief zijn uiteindelijk de meest effectieve herstelmaatregelen opgenomen. Voor natuurherstel zijn onder andere aanpassingen nodig aan de waterhuishouding, zoals peilveranderingen. In de Westelijke Langstraat liggen kansen om bijzondere kwelafhankelijke natuur te ontwikkelen. Daarnaast wordt landbouwgrond omgezet in natuur (natuuruitbreiding). Door uitvoering van deze natuurherstelmaatregelen en door het omzetten van landbouwgronden naar natuur worden de instandhoudingsdoelen gerealiseerd. Voor de natuuropgave is een eindbeeld geformuleerd, dat wordt gerealiseerd in twee perioden. In het realiseren van het voorkeursalternatief is een knip gemaakt tussen fase 1 en fase 2.
Eindbeeld VKA
Om de natuuropgave mogelijk te maken is een landschapsecologische systeemanalyse voor de Westelijke Langstraat opgesteld. Op grond hiervan zijn hydrologische herstelmaatregelen geformuleerd, waardoor natuurbehoud en -herstel, en daarmee de natuuropgave voor de Westelijke Langstraat, mogelijk wordt gemaakt.
Zoals onderstaande tabel beschrijft, zijn de maatregelen die voor het project uitgevoerd worden zeer gunstig voor de uitbreiding van het areaal aan kritische habitattypen als, blauwgraslanden, trilvenen en kranswierwateren.
Habitattypen | Huidige toestand | VKA (potentieel) | |
Omvang (ha) | Kwaliteit | Omvang (ha) | |
blauwgraslanden (H6410) | 0,26 (stabiel) | matig/redelijk (afname) | 3-5 |
trilvenen (H7140A) | 2,73 (afname) | matig (stabiel) | 16-22 |
kalkmoerassen (H7230) | 2,52 (stabiel) | matig (afname) | 5-6 |
kranswierwateren (H3140) | 1,56 (stabiel) | matig (stabiel) | 4-10 |
veenmosrietlanden (H7140B) | 0,01 (stabiel) | matig (stabiel) | 6-7 |
Tabel: Habitattypen voor Natura 2000-gebied Langstraat (huidige toestand en VKA potentieel)
NB: De gebruikte modellen hebben een beperkt voorspellend vermogen, waardoor absolute voorspellingen in termen van centimeters grondwaterstijging en hectaren natuurontwikkeling niet te maken zijn. Er wordt daarom van een potentieel gesproken, dat op basis van expert judgement bepaald is.
Het uitvoeren van het VKA leidt tot het 'ambitiebeeld VKA' wat betreft habitattypen. Het ambitiebeeld is een globale weergave. De precieze locatie en arealen van habitattypen laat zich immers niet voorspellen. Het ambitiebeeld VKA is weergegeven op onderstaande afbeelding.
Afbeelding: Eindbeeld VKA (zie Bijlage 1 )
De gebiedsopgave die resulteert in het eindbeeld, wordt gerealiseerd in twee perioden. Fase 1 is momenteel grotendeels uitgevoerd. Het voorliggend inpassingsplan is een eerste stap in fase 2.
Fase 1
Fase 1 is momenteel grotendeels uitgevoerd en is gericht op het stoppen van de verdere achteruitgang van bedreigde habitattypen en het behoud van het huidige areaal en de kwaliteit van de overige habitattypen. Dit betreft een opgave, die voortkomt uit het Beheerplan Langstraat. Deze maatregelen zijn in 2020 vertaald in een inrichtingsplan, dat door het Waterschap Brabantse Delta tot uitvoering is gebracht. Er zijn onder andere nieuwe watergangen gegraven en percelen afgegraven. Daarnaast zijn waterhuishoudkundige voorzieningen getroffen en zijn op basis van een vastgesteld Peilenplan de oppervlaktewaterpeilen verhoogd.
Fase 2
Voor fase 2 geldt een uitbreidings- en verbeteringsdoelstelling van bestaande, kwelafhankelijke habitattypen binnen het Natura2000-gebied 'Langstraat' alsmede het realiseren van landschappelijke projecten. De provincie heeft daarnaast de ambitie tot het ontwikkelen van areaal voor het NNB opgenomen in het VKA.
Fase 2 van de maatregelen betreft onder andere de uitvoering van de uitbreidingsdoelstelling. De provincie is momenteel bezig met het verwerven van de gronden voor de realisatie van gronden voor de realisatie. Het betreft percelen die momenteel nog agrarisch worden gebruikt. Voor de gronden die inmiddels zijn verworven, kunnen de eerste stappen worden gezet naar natuurbeheer en kunnen percelen worden uitgegeven aan natuurbeherende organisaties. Een gedeelte van de percelen van fase 2 worden echter nog landbouwkundig gebruikt. De provincie hanteert in het kader van het voorliggend plan de randvoorwaarde dat, indien binnen een peilgebied geen sprake is van volledig grondeigendom, het oppervlaktewaterpeil binnen een peilgebied ongewijzigd blijft ten opzichte van hetgeen eerder is besloten in de partiële herziening van het Peilbesluit, die onderdeel uitmaakte van de gecoördineerde procedure van 2020. Aangezien het voorliggend inpassingsplan niet leidt tot volledig eigendom van de provincie binnen een peilgebied en het plan daarmee niet leidt tot een verhoging van het oppervlaktewaterpeil ten opzichte van de eerder vastgestelde partiële herziening van het Peilbesluit, is het niet noodzakelijk om parallel aan het voorliggend inpassingsplan aanvullende systeemmaatregelen of mitigerende maatregelen te nemen.
Het voorliggend inpassingsplan voorziet in het toekennen van een natuurbestemming om een gedeelte van de percelen voor fase 2 om te zetten ten behoeve van natuurbeheer. De provincie heeft nog geen volledig eigendom binnen de peilgebieden in fase 2. Het voorliggend plan heeft daarom geen betrekking op het nemen van nieuwe inrichtingsmaatregelen aan de waterhuishouding.
Het inrichten van het plangebied als natuur past binnen de ontwikkeling die eerder is ingezet voor de Westelijke Langstraat en past binnen het voorgestelde Eindbeeld VKA. De ontwikkeling draagt bij aan het langetermijnvoornemen om het gehele gebied in te richten voor natuurbeheer.
Voor het realiseren van definitieve inrichtingsmaatregelen c.q. -ingrepen (zie paragraaf 2.5) wordt te zijner tijd door de provincie gebruik gemaakt van de omgevingsvergunningplicht die is opgenomen in de regels van het voorliggend inpassingsplan. Vooruitlopend op de definitieve inrichting van het gebied als natte natuur, wordt met de voorliggende procedure de bestemming van de percelen gewijzigd.
Er zijn nog geen concrete inrichtingsmaatregelen voorhanden voor het bereiken van het Eindbeeld VKA in fase 2. Deze maatregelen worden momenteel door het waterschap en de provincie uitgewerkt in een inrichtingsplan. Voor het uitvoeren van inrichtingsmaatregelen is op basis van het voorliggend inpassingsplan een omgevingsvergunning nodig voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden.
De nieuwe natuurpercelen worden na de voorliggende bestemmingswijziging beheerd als natuur op basis van het oppervlaktewaterpeil, zoals dat is vastgesteld in het geldende Peilbesluit (vastgesteld in 2020). Het verhogen van het oppervlaktewaterpeil ten opzichte van het geldende Peilbesluit is momenteel niet aan de orde. Aangezien het huidige inpassingsplan niet leidt tot extra peilopzet, is de uitwerking van concrete mitigerende maatregelen momenteel niet noodzakelijk.
Wanneer op een later moment een (partiële) herziening van het Peilbesluit nodig is, wordt de daarvoor benodigde procedure doorlopen, waarbij het waterschap Brabantse Delta bevoegd gezag is. Bij een eventuele verhoging van het oppervlaktewaterpeil worden de belangen van omliggende percelen en eigenaren meegewogen. Eventuele compenserende of mitigerende maatregelen die noodzakelijk zijn om overlast te voorkomen op omliggende percelen worden in dat geval in de noodzakelijke procedure meegenomen. Bij de genoemde (partiële) herziening van het Peilbesluit door het waterschap Brabantse Delta wordt hier concreet invulling aan gegeven, eventueel in combinatie met een projectbesluit (voormalig Projectplan Waterwet).
In dit hoofdstuk wordt alle relevante wetgeving en beleid voor de uitvoering van dit provinciale inpassingsplan beschreven. Hierbij wordt onderscheid gemaakt naar Europees, nationaal, provinciaal, waterschappelijk en gemeentelijk beleid.
Voor thematische wetgeving en beleid op het gebied van milieu (bodemkwaliteit, luchtkwaliteit en overige aspecten), archeologie en cultuurhistorie wordt verwezen naar Hoofdstuk 4 Milieu- en omgevingsaspecten. De relevante wetten en beleidsopgaven worden hieronder besproken, waarna wordt toegelicht waarom de voorgenomen ontwikkelingen passen binnen deze kaders.
Natura 2000-gebieden zijn natuurgebieden die onder de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn vallen. Om de waardevolle en kenmerkende natuur voor Europa te beschermen, heeft de Europese Unie het initiatief genomen voor Natura 2000. Dit is een samenhangend netwerk van beschermde natuurgebieden. Met de aanwijzing van Natura 2000-gebieden kunnen flora en fauna duurzaam beschermd worden. Het netwerk vormt de hoeksteen van het EU-beleid voor behoud en herstel van biodiversiteit.
De lidstaten wijzen speciale beschermingszones aan en moeten instandhoudingsmaatregelen nemen om deze Natura 2000-gebieden te beschermen. De Habitatrichtlijn verplicht de Europese Lidstaten om instandhoudingsmaatregelen te treffen voor de Natura 2000-gebieden, waaronder het vaststellen van beheerplannen.
De verplichting om een beheerplan op te stellen is opgenomen in artikel 2.1 van de Wet natuurbescherming. Het college van Gedeputeerde Staten van de provincie (hierna: GS) waarin het Natura 2000-gebied ligt, is verplicht om in het beheerplan de benodigde instandhoudingsmaatregelen op te nemen en de beoogde resultaten van die maatregelen. Het plangebied van onderhavig provinciaal inpassingsplan maakt onderdeel uit van het Natura 2000-gebied 'Langstraat'. Het beheerplan van de Langstraat is vastgesteld door provincie Noord-Brabant op 23 mei 2013.
De herbestemming naar 'Natuur' die met dit provinciale inpassingsplan planologisch mogelijk wordt gemaakt, draagt bij aan de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied de Langstraat.
Naast internationale afspraken over natuur is het Europese beleid voor de kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater van belang voor de ontwikkeling van de Westelijke Langstraat. Deze afspraken zijn vastgelegd in de Kaderrichtlijn Water (KRW). De Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) richt zich op de bescherming van alle wateren en stelt zich ten doel dat alle Europese wateren in het jaar 2015 een 'goede toestand' hebben bereikt en dat er binnen heel Europa duurzaam wordt omgegaan met water. Deze termijn kan worden verlengd met maximaal twee periodes van zes jaar, waarmee de uiterste datum op 2027 komt. De goede toestand heeft betrekking op zowel ecologische als chemische doelstellingen.
Een goede kwaliteit van oppervlakte- en grondwater draagt bij aan het behalen van de instandhoudingsdoelstellingen van de Natura 2000-gebieden. Alleen het Zuidelijk Afwateringskanaal (ZAK) is binnen het projectgebied aangemerkt als oppervlaktewaterlichaam voor de KRW. De toestand van dit waterlichaam is gerapporteerd in de KRW-factsheets van het waterschap Brabantse Delta. Naast het oppervlaktewaterlichaam vallen de 'overige wateren' onder de KRW, ook al wordt hierover niet apart gerapporteerd. Dit zijn de kleinere sloten ofwel de haarvaten in het watersysteem.
Het voorliggend provinciaal inpassingsplan maakt geen directe inrichtingsmaatregelen mogelijk aan de waterhuishouding. Wel kan het gebruik van de gronden voor natuur een positieve werking hebben op de waterkwaliteit van het ZAK en de overige watergangen. Daarmee draagt het plan bij aan de KRW-doelstellingen.
Dit provinciaal inpassingsplan geeft invulling aan de Europese wet- en regelgeving op het gebied van natuur en water. Het plan draagt bij aan de instandhoudingsdoelstellingen van het Natura 2000-gebied de Langstraat. Daarnaast hebben de ingrepen een positief effect op de doelen uit de Kaderrichtlijn Water.
De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) is door het rijk opgesteld. Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 wordt hierin de langetermijnvisie in beeld gebracht. Op nationale belangen wil het Rijk (net als nu) sturen en richting geven. Hiervoor worden vier prioriteiten onderscheiden:
Om invulling te kunnen geven aan deze vier prioriteiten hanteert het rijk de volgende drie afwegingsprincipes:
Verduurzaming is het meest urgent in de meest milieubelaste en kwetsbare gebieden, zoals nabij waardevolle natuurgebieden (bijv. met een grote culturele waarde) en grondwaterbeschermingsgebieden, bij gebieden waar de concentratie van bedrijven groot is of waar bedrijven dicht op bewoond gebied zijn gesitueerd. Op regionaal niveau is hierbij een regierol weggelegd voor de provincies.
Met het Programma Natuur werken Rijk en provincies gezamenlijk aan vermindering van de negatieve gevolgen van overmatige stikstofdepositie op de natuur en de natuur en biodiversiteit. Het programma draagt hierdoor bij aan de weerbaarheid en het aanpassingsvermogen van de natuur (robuuste natuur). Het versterken van het Natura2000-gebied Westelijke Langstraat draagt bij aan diverse nationale belangen, waarvan 'Natuur en biodiversiteit' de belangrijkste is.
Het voornemen past draagt bij aan het toekomstperspectief dat wordt geschetst in de Nationale Omgevingsvisie.
In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), ook wel bekend als de AMvB Ruimte, zijn 13 nationale belangen opgenomen die juridische borging vereisen met het oog op een goede ruimtelijke ordening.
Het Barro is op 30 december 2011 deels in werking getreden en met enkele onderwerpen aangevuld per 1 oktober 2012. Het besluit is gericht op doorwerking van de nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Dit betreft onder meer het Nationale Natuurnetwerk (voorheen de Ecologische Hoofdstructuur) en Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde.
Binnen de door het Rijk gestelde kaders begrenzen, beschermen en onderhouden de provincies een natuurnetwerk met de juiste ruimtelijke, water- en milieucondities voor kenmerkende ecosystemen van (inter)nationaal belang. NNN-gebieden, voorheen de Ecologische Hoofdstructuur, vormen dit nationale netwerk van natuur.
Binnen het NNN geldt dat nieuwe projecten niet zijn toegestaan, als ze de wezenlijke waarden en kenmerken van het NNN significant aantasten. Het plangebied maakt deel uit van het NNN, namelijk NNB. Met de voorgenomen ontwikkeling wordt de omzetting van het bestaande agrarische gebruik naar een natuurlijk ingericht terrein planologisch geborgd. Het voornemen leidt tot behoud en versterking van de ecologische waarden en kenmerken van het gebied.
Dit provinciaal inpassingsplan draagt bij aan het nationale beleid, zoals dat juridisch is vastgelegd in het Barro, door behoud en ontwikkeling van het NNB.
De Wet natuurbescherming is per 1 januari 2017 in werking getreden. De Wet natuurbescherming gaat in op gebieds- en soortbescherming van verschillende soorten flora en fauna.
Door middel van een beschermde status beschermt de Wet natuurbescherming soorten. Bij nieuwe ruimtelijke ingrepen en activiteiten dient te worden nagegaan of deze ingrepen en/of activiteiten eventueel negatieve gevolgen hebben voor aanwezige dier- en plantensoorten in de omgeving. Alles wat schadelijk is voor beschermde soorten, is verboden. Het gaat dan bijvoorbeeld om het plukken van bepaalde planten en het verstoren, verjagen of doden van dieren. In bepaalde situaties mag dit wel, maar daarvoor is dan een ontheffing of vrijstelling nodig. Ten behoeve van gebiedsbescherming geldt dat voor activiteiten of projecten die schadelijk zijn voor beschermde natuur een vergunning nodig is.
Het voorliggend plan bestaat uit het herbestemmen van agrarische percelen naar natuur. Voor het inrichten naar natuur worden geen grootschalige ingrepen verricht, die gevolgen hebben voor beschermde soorten. Het provinciaal inpassingsplan voldoet zodoende aan de Wet natuurbescherming.
De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. De Waterwet bestaat uit een Waterbesluit en een Waterregeling. Hierin worden onder andere de begrenzing en de toedeling van oppervlaktewaterlichamen beschreven, de procedurele en inhoudelijke aspecten van:
Het Nationaal Waterplan wordt op basis van de Waterwet eens per zes jaar opgesteld. Dit plan geeft het landelijke (strategische) waterbeleid weer om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegenover overstromingen, voldoende en schoon water en diverse vormen van gebruik van water en vormt het kader voor de regionale waterplannen en de beheerplannen. In het Nationaal Waterplan wordt benoemd dat het kabinet groot belang hecht aan het halen van de ecologische en chemische KRW-doelstellingen in 2027.
Om te voldoen aan de Waterwet moet voor bepaalde aanpassingen aan het watersysteem een projectplan opgesteld worden. Het voorliggend inpassingsplan leidt niet tot aanpassingen aan het waterhuishoudkundig systeem. Het opstellen van een inrichtingsplan en peilenplan is voor de voorgenomen bestemmingswijziging niet noodzakelijk. De herbestemming naar natuur leidt tot een extensief gebruik van de percelen. Dit heeft een positief effect op het behalen van de KRW-doelen en draagt daarmee bij aan de uitvoering van het Nationaal Waterplan. Hiermee voldoet dit provinciaal inpassingsplan aan de eisen van de Waterwet voor de aanpassingen aan het watersysteem.
Dit provinciaal inpassingsplan geeft invulling aan het concreet uitvoeren van nationale wet- en regelgeving. De in het plan opgenomen natuurherstelmaatregelen dragen bij aan de instandhoudingsdoellstellingen, die zijn geformuleerd in het beheerplan ten behoeve van de ontwikkeling van habitattypen en soortbescherming in de Westelijke Langstraat. Deze doelstellingen zijn in de Wet natuurbescherming overgenomen uit de Habitatrichtlijn. Daarnaast is dit provinciaal inpassingsplan in lijn met de SVIR, het Barro, de Waterwet en het Nationale Waterplan.
Vooruitlopend en anticiperend op de inwerkingtreding van de nationale Omgevingswet in 2024 hebben Provinciale Staten op 14 december 2018 de Brabantse omgevingsvisie vastgesteld. Met deze omgevingsvisie geeft de provincie richting aan wat zij voor Noord-Brabant wil bereiken en biedt daarmee handvatten voor haar handelen in de praktijk.
De Omgevingsvisie bevat de belangrijkste provinciale ambities voor de fysieke leefomgeving voor de komende jaren. Conform de Omgevingswet staan de waarden veiligheid, gezondheid en duurzame omgevingskwaliteit centraal. De Brabantse Omgevingsvisie voegt daar ambities aan toe voor vier hoofdopgaven: de energietransitie, een klimaatproof Brabant, Brabant als slimme netwerkstad en een concurrerende, duurzame economie. De visie geeft daarbij richting aan deze opgaven vanwege de ingrijpende veranderingen waarmee zij gepaard gaan. Daarnaast geeft de Omgevingsvisie ook aan op welke nieuwe manieren de provincie met betrokkenen wil samenwerken aan omgevingsvraagstukken en welke waarden daarbij centraal staan.
De omgevingsvisie is verplicht, maar uitsluitend zelfbindend voor de provincie. De visie zal komende jaren nader worden uitgewerkt in diverse programma's en een provinciale omgevingsverordening.
Eén van de ambities voor 2030 uit de Omgevingsvisie Noord-Brabant is het versterken van de leefomgevingskwaliteit door het inrichten van natuurgebieden, de afname van biodiversiteit naar een positieve trend om te buigen en waardevolle cultuurhistorische landschappen te behouden. De herbestemming die in dit provinciaal inpassingsplan mogelijk wordt gemaakt draagt bij aan het behalen van deze ambitie.
Op 7 februari 2014 hebben Gedeputeerde Staten deze partiële herziening van de Structuurvisie vastgesteld, die op 19 maart 2014 in werking is getreden. In de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant zijn de structuren uit de structuurvisie opgenomen om deze provinciale belangen veilig te stellen. De Structuurvisie geeft de hoofdlijnen van het provinciaal ruimtelijk beleid tot 2025 (met een doorkijk naar 2040) alsmede een ruimtelijke vertaling van de opgaven en doelen uit de Agenda van Brabant. Ontwikkeling en bescherming van natuur is van provinciaal belang, zoals in de Structuurvisie 2010, partiële herziening 2014 van de provincie Noord-Brabant staat beschreven:
'De opgave is om door te gaan op de ingeslagen weg door natuurgebieden te vergroten, te verbinden en de milieuomstandigheden (gezonde en schone leefomgeving, bodem, water en lucht) te verbeteren en bewezen effectieve maatregelen voor herstel van biodiversiteit te ondersteunen met passend beleid en financiering.'
Daarnaast zijn in de structuurvisie de kwaliteiten van provinciaal belang aangegeven en op basis hiervan zijn keuzes gemaakt voor het provinciale beleid. Hiertoe zijn vier ruimtelijke structuren onderscheiden:
Het kerngebied groenblauw omvat alle natuurgebieden uit het natuurnetwerk brabant alsmede de omliggende hydrologische beschermingszones, de zogeheten attentiegebieden. De hoofdfunctie is behoud en ontwikkeling van het natuur- en watersysteem. Het ruimtelijke beleid is gericht op behoud, herstel en ontwikkeling van de natuurlijke en landschappelijke kwaliteiten. Er is geen ruimte voor (grootschalige of intensieve) ontwikkelingen die niet passen binnen de doelstellingen voor het NNB en voor beheer/herstel van de waterstructuren. Met betrekking tot de uitvoering van het kerngebied groenblauw is in de structuurvisie vastgelegd dat de provincie samen met het Rijk een aantal natuurwetten uitvoert en waar nodig zorg draagt voor de afstemming met het ruimtelijke beleid. Gelet op de provinciale belangen benoemd in de Structuurvisie kan voor het borgen hiervan gebruik worden gemaakt van de bevoegdheid van PS om een provinciaal inpassingsplan vast te stellen.
Het plangebied maakt deel uit van het NNB. Met de voorgenomen ontwikkeling wordt de omzetting van het bestaande agrarische gebruik naar een natuurlijk ingericht terrein planologisch geborgd. Het voornemen leidt tot behoud en versterking van de ecologische waarden en kenmerken van het gebied. Het plan past hiermee binnen de beleidsuitgangspunten zoals opgenomen in de Provinciale Structuurvisie. Dit provinciaal inpassingsplan draagt bij aan het bereiken van de natuurherstelmaatregelen en past daarmee binnen de ruimtelijke structuur groenblauw uit deze structuurvisie.
In de Interim Omgevingsverordening staan regels waarmee een gemeente rekening moet houden bij het ontwikkelen van bestemmingsplannen. De Interim omgevingsverordening is tot stand gekomen door de verschillende regelingen op provinciaal niveau over de fysieke leefomgeving samen te voegen. Dit betekent dat de regels betrekking hebben op milieu, natuur, ruimtelijke ordening, water, bodem en wegen. De Interim omgevingsverordening is daarbij een eerste stap op weg naar een omgevingsverordening. Zo vervangt de Interim omgevingsverordening de navolgende zes provinciale verordeningen: de Milieuverordening, de Verordening natuurbescherming, de Verordening Ontgronden, de Verordening ruimte, de Verordening water en de Verordening wegen, die allen in de Omgevingsverordening zijn samengevoegd.
De Omgevingsverordening is beleidsneutraal van karakter. Dat betekent dat er geen nieuwe beleidswijzigingen zijn doorgevoerd, behalve als deze voortvloeien uit vastgesteld beleid zoals de omgevingsvisie. De beleidsneutrale omzetting betekent overigens niet dat er in het geheel geen wijzigingen ten opzichte van de huidige verordeningen zijn verwerkt. Belangrijke uitgangspunten vanuit de Omgevingsvisie zijn verwerkt. De nieuwe manier van werken met diep, rond en breed kijken is opgenomen en er wordt vaker een koppeling gelegd met omgevingskwaliteit.
De voor de ontwikkeling relevante onderwerpen, die in de Omgevingsverordening worden geregeld zijn:
De volgende beleidskaders vinden hun grondslag in de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant.
NNB
In de Omgevingsverordening zijn in paragraaf 3.2.3 (artikel 3.15 t/m 3.25) regels ten aanzien van de aanwijzing en het behoud van het Natuurnetwerk Brabant opgenomen. Natuur Netwerk Brabant (NNB) is het NNN dat in Noord-Brabant ligt. Voor het NNB geldt de verplichting tot instandhouding van de wezenlijke kenmerken en waarden van het gebied. Voor bestaande niet-natuurfuncties in het NNB geldt dat de bestaande bebouwing en planologische gebruiksactiviteit zijn toegestaan. Voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen geldt een 'nee, tenzij' regime. In de het gebied mogen geen ontwikkelingen plaatsvinden die significant negatieve effecten hebben op het gebied. Een nieuw bestemmingsplan gelegen in het NNB dient regels te stellen ter bescherming van de ecologische waarden en kenmerken van het gebied. De ecologische waarden en kenmerken van het gebied betreffen de natuurbeheertypen zoals vastgelegd op de beheertypenkaart en de ambitiekaart van het Natuurbeheerplan 2016. Het provinciale beleid is erop gericht om het NNB in 2027 gereed te hebben. De abiotische condities voor de realisatie van de doelen moeten dan op orde zijn.
Het voorliggend inpassingsplan draagt bij aan het realiseren van het natuurnetwerk zoals beschreven in het Natuurbeheerplan 2016. Dit provinciaal inpassingsplan is daarom noodzakelijk voor de uitvoering van dit provinciale beleid.
Cultuurhistorie
De cultuurhistorische gebieden, lijnen en punten binnen de provincie verdienen specifieke aandacht vanwege de onvervangbaarheid ervan. De provincie beschermt de onvervangbare waarden via de Omgevingsverordening. Het gaat om de cultuurhistorisch waardevolle gebieden zoals aangegeven op de Cultuurhistorische Waardenkaart (CHW, versie 3.0). Volgens de Omgevingsverordening moeten gemeenten gebieden aanwijzen op basis van de Cultuurhistorische Waardenkaart die mede zijn gericht op behoud, herstel of de duurzame ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden en kenmerken van de onderscheiden gebieden. Een ruimtelijk plan moet daarnaast regels stellen ter bescherming van de cultuurhistorische waarden en kenmerken van de onderscheiden gebieden.
In dit provinciaal inpassingsplan worden aanduidingen opgenomen ter bescherming van cultuurhistorische waarden op basis van de Cultuurhistorische Waardenkaart. De bescherming van cultuurhistorie is daarmee geborgd in dit provinciaal inpassingsplan.
Aardkundige waarden
Ook de aardkundige waarden binnen de provincie verdienen specifieke aandacht vanwege de onvervangbaarheid ervan. De provincie beschermd de onvervangbare waarden in de Omgevingsverordening. Het gaat om de 40 waardevolle aardkundige gebieden die zijn opgenomen op de Aardkundig Waardevolle Gebiedenkaart, zoals vastgesteld door Gedeputeerde Staten op 30 november 2004. Volgens de Omgevingsverordening moeten gemeenten gebieden aanwijzen op basis van de Aardkundig Waardevolle Gebiedenkaart die mede zijn gericht op behoud, herstel of de duurzame ontwikkeling van de aardkundige waarden en kenmerken van de onderscheiden gebieden. Een ruimtelijk plan moet daarnaast regels stellen ter bescherming van de aardkundige waarden en kenmerken van de onderscheiden gebieden.
In dit provinciaal inpassingsplan worden aanduidingen opgenomen ter bescherming van aardkundige waarden op basis van de Aardkundig Waardevolle Gebiedenkaart. De bescherming van aardkundige is daarmee geborgd in dit provinciaal inpassingsplan.
Ruimtelijke kwaliteit
In de regels van de Omgevingsverordening worden de algemene regels ten aanzien van het bevorderen van de ruimtelijke kwaliteit gegeven. In het algemeen houdt ruimtelijke kwaliteit in dat gebruikers van een gebied rekening houden met het karakter, de grootte en de functie ervan. Ten behoeve van de bevordering van de ruimtelijke kwaliteit is in de Omgevingsverordening de 'zorgplicht' opgenomen. Een bestemmingsplan dat voorziet in een ruimtelijke ontwikkeling geeft invulling aan een goede omgevingskwaliteit met een veilige, gezonde leefomgeving.
Naast de zorgplicht is in de IOV tevens bepaald dat een ruimtelijke ontwikkeling gepaard gaat mete een fysieke verbetering van de landschappelijke kwaliteit van het gebied of de omgeving. De vereiste kwaliteitsverbetering van het landschap koppelt ruimtelijke ontwikkelingen in het buitengebied aan een concrete tegenprestatie gericht op een verbetering van de kwaliteit van het landschap. Dit kan onder andere door landschapselementen aan te leggen.
Met de voorgestelde maatregelen uit het Inpassingsplan wordt voldaan aan bovenstaande regels uit de Omgevingsverordening, omdat met het voornemen wordt bijgedragen aan behoud en verdere ontwikkeling van de daartoe aangewezen natuurgebieden.
De Omgevingsverordening Noord-Brabant is op 11 maart 2022 vastgesteld door Provinciale Staten. De Omgevingsverordening is gelijktijdig met de Omgevingswet op 1 januari 2024 in werking getreden.
Vanuit de Omgevingswet moet de provincie naast een omgevingsvisie ook een omgevingsverordening vaststellen voor haar grondgebied. In de Omgevingsvisie staat wat de provincie wil bereiken en wat ze wil doen om dat te bereiken. Soms vraagt dat om een nadere uitwerking van beleid en maatregelen in een (beleids)programma, soms zijn er regels nodig om de ambities te realiseren. Denk bijvoorbeeld aan het beschermen van belangrijke waarden als het drinkwater of de natuurgebieden.
In de Omgevingsverordening zijn het Natura2000-gebied 'Langstraat' en het Natuur Netwerk Brabant overgenomen uit de Interim omgevingsverordening.
Uitsnede Omgevingsverordening Noord-Brabant met ligging Natura2000 (bruin) en NNB (groen)
Regels met betrekking tot het Natuur Netwerk Brabant zijn opgenomen in artikel 5.30 van de Omgevingsverordening. In artikel 5.30 van de Omgevingsverordening is bepaald dat een omgevingsplan dat van toepassing is op het Natuur Netwerk Brabant dient te strekken tot het behoud, herstel of de duurzame ontwikkeling van de ecologische waarden en kenmerken. Het voorliggend inpassingsplan wordt nog in procedure gebracht op basis van de Wet ruimtelijke ordening en wordt na vaststelling onderdeel van het omgevingsplan van rechtswege. Daarmee is na vaststelling sprake van een omgevingsplan dat ziet op het behoud, herstel en duurzame ontwikkeling van het NNB. Daarmee voldoet het voorliggend inpassingsplan aan de voorwaarden uit de Omgevingsverordening.
In artikel 1.12, lid 1 c van de Wet natuurbescherming is vastgelegd dat de provincies verantwoordelijk zijn voor het behoud of herstel van Rode Lijstsoorten. Voor een minimale wettelijke natuuropgave voor 2027 betekent dit dat de provincie naast het nemen van maatregelen voor het realiseren van een gunstige staat van instandhouding van de aangewezen Natura 2000-habitats en -soorten ook verantwoordelijk is voor het nemen van maatregelen voor de (overige) Rode lijstsoorten. Rode lijsten hebben geen juridische status. Maatregelen voor de Rode lijstsoorten worden omschreven als biodiversiteitsdoelen.
De provincie Noord-Brabant geeft invulling aan deze biodiversiteitsdoelen door middel van de zogenoemde 'leefgebiedenbenadering'. Hiervoor zijn leefgebiedsplannen opgesteld met maatregelen voor verbetering van de biodiversiteit van 6 verschillende soorten leefgebieden. De leefgebieden zijn opgenomen op de Maatregelkaart Biodiversiteit. De Westelijke Langstraat valt onder het leefgebied Laagveenzoom.
Op grond van deze leefgebiedenbenadering is de Westelijke Langstraat door de provincie aangewezen als één van de gebieden waar nog herstel van leefgebied (deze soorten komen hier in de huidige situatie niet meer voor) voor een aantal prioritaire dagvlindersoorten van natte schraallanden (zilveren maan, aardbeivlinder en grote parelmoervlinder) mogelijk is. Voor duurzaam behoud zijn drie tot vijf populaties binnen de provincie nodig. Binnen de provincie zijn nog drie gebieden aanwezig die mogelijkheid bieden om de voldoende geschikte vegetatie te ontwikkelen voor herstel van leefgebied van de betreffende vlindersoorten, te weten: Vlijmens Ven, Moerputten en Bossche Broek en Westelijke Langstraat. Vanwege de omvang van de Westelijke Langstraat en de bovenstaande opgave is het noodzakelijk om binnen het gebied te streven naar de realisatie van gunstige randvoorwaarden voor twee populaties.
Het vergroten van het areaal aan natuurgebied draagt bij aan het duurzaam behoud en herstel van de Rode lijstsoorten via de leefgebiedenbenadering van de provincie. Dit provinciaal inpassingsplan is daarom in lijn met de uitvoering van dit provinciale beleid.
Het Regionaal Water en Bodem Programma (RWP) is de opvolger van het Provinciaal Milieu en Waterplan. Het is onderdeel van het planstelsel voor de wateropgaven in Nederland, samen met het Nationaal Water Programma en de waterbeheerprogramma’s van de waterschappen. Het RWP is op 22 december 2021 in werking getreden.
Doel van dit RWP is: een klimaatadaptief Brabant met veilig, schoon en voldoende water en een vitale bodem. Deze opgaven zijn ook van belang voor vrijwel alle andere provinciale opgaven: wonen en werken, infrastructuur en mobiliteit, landbouw en voedsel, natuur en biodiversiteit, erfgoed, een concurrerende en duurzame economie, en de energietransitie.
Een belangrijke rode draad in het programma is het herstellen van de systeemwerking. Vele generaties lang had het waterbeleid als doel wateroverlast te voorkomen en water zo snel mogelijk af te voeren. Inmiddels weten we beter en is het duidelijk geworden dat het roer om moet: we moeten zuinig zijn op ons water en de bodem, en het wateren bodemsysteem moet toegerust zijn op natte én droge tijden.
Om de provinciale doelstelling dient uiterlijk in 2027 binnen het natuurnetwerk Brabant sprake te zijn van goed functionerende ecosystemen, met goede bodem- en watercondities en met een grote gebiedseigen variatie aan planten en dieren. Daarnaast moeten de doelstellingen van Natura2000 gehaald worden.
De vergroting van het areaal aan natuurgebied, dat met dit provinciaal inpassingsplan mogelijk wordt gemaakt, heeft een positief effect op het behalen van de NNB en Natura2000-doelen. Op die manier draagt dit provinciale inpassingsplan bij aan het doel uit het RWP 2022-2027.
Een veilige en gezonde leefomgeving met een goede omgevingskwaliteit is de basis voor al het handelen volgens de Brabantse Omgevingsvisie.
De provincie heeft de wettelijke taak om de natuur te beschermen. De basis hiervoor bieden onder andere Europese wetten en richtlijnen, de Wet natuurbescherming en vanaf 1 januari 2024 de Omgevingswet.
De provincie Noord-Brabant benoemd in het Beleidskader Natuur 2030 de volgende ambities:
In het beleidskader wordt onder andere de ambitie genoemd om het NNB in zijn volledige omvang te realiseren. In het beleidskader wordt genoemd dat "Het Natuurnetwerk Brabant [...] ongeveer 129.000 hectare [moet] gaan omvatten. Hiervoor moet tot 2027 nog ruim 9.000 hectare Brabantse grond als natuur worden ingericht, waarvan circa 5.000 hectare nog moet worden verworven of van functie veranderd."
Met het voorliggend inpassingsplan wordt de functiewijziging van ca. 27 ha nieuwe natuur als onderdeel van het NNB mogelijk gemaakt. Daarmee wordt bijgedragen aan de provinciale ambitie uit het beleidskader Natuur 2030.
Dit provinciaal inpassingsplan geeft invulling aan regelgeving en beleid van de provincie. Er wordt invulling gegeven aan de NNB-doelen (en het Natuurbeheerplan 2016), welke zijn verankerd in de Wnb en waar door de provincie invulling aan wordt gegeven. Daarnaast is dit provinciaal inpassingsplan noodzakelijk voor het behoud en herstel van de Rode lijstsoorten. Als laatste is dit provinciaal inpassingsplan in lijn met de Brabantse Omgevingsvisie, de Provinciale structuurvisie Ruimtelijke Ordening, de Interim Omgevingsverordening, de Omgevingsverordening, het Regionaal Water en Bodem Programma en het Beleidskader Natuur 2030.
Het Waterbeheerprogramma 2022 - 2027 is vastgesteld door het algemeen bestuur van waterschap Brabantse Delta. In het Waterbeheerprogramma staat hoe het waterschap haar taken in die periode uitvoert. Het waterschap bepaalt hiermee de koers voor een periode van zes jaar.
Met het Waterbeheerprogramma werkt het waterschap samen met andere organisaties aan een klimaatbestendig en veerkrachtig waterbeheer. Dat waterbeheer draagt bij aan een duurzame ontwikkeling van het werkgebied en daarbuiten.
Het waterbeheerprogramma beschrijft de ambities op de volgende punten:
In het Waterbeheerprogramma beschrijft waterschap Brabantse Delta onder andere dat haar waterbeheer is gericht op het ondersteunen van een duurzame ontwikkeling van de leefomgeving, zoals natuurontwikkeling. Het waterschap stelt als doel de achteruitgang in de ontwikkeling van de biodiversiteit om te buigen in een positieve ontwikkeling. De natuur- en watersystemen in de gebieden worden daarom beschermd en verbeterd door deze goed met elkaar te verbinden.
Het provinciaal inpassingsplan stelt geen concrete maatregelen voor aan de waterhuishouding. De vergroting van het areaal natuur binnen het Natuur Netwerk Brabant draagt wel bij aan het doel van het waterschap Brabantse Delta om de achteruitgang van de biodiversiteit om te buigen. Daarmee past het plan binnen het waterbeheerprogramma van het waterschap.
Op 1 maart 2015 is de nieuwe Keur van het waterschap de nieuwe Keur in werking getreden (1ste Partiële herziening 1 januari 2019). Deze keur is in samenwerking tussen de waterschappen Brabantse Delta, Aa en Maas en De Dommel tot stand gekomen, waardoor nu sprake is van een uniforme Keur.
Het waterschap is verantwoordelijk voor het waterbeheer (waterkwaliteit en -kwantiteit) binnen het plangebied. Voor waterhuishoudkundige ingrepen is de Keur van toepassing. In de Keur staan de geboden en verboden die betrekking hebben op watergangen en waterkeringen. Voor het uitvoeren van werkzaamheden kan een vergunning nodig zijn. De werkzaamheden in of nabij de watergangen en waterkeringen worden getoetst aan de beleidsregels.
Het plangebied van het provinciaal inpassingsplan is in zijn geheel aangeduid als 'beschermd gebied' in de Legger bij de Keur. In deze gebieden wordt een strikte waterhuishoudkundige bescherming gehanteerd, Deze gebieden worden beschermd tegen verdroging. Nieuwe waterhuishoudkundige ingrepen zijn niet toegestaan, tenzij deze zijn gericht op het verbeteren van de condities voor ter voorkoming van verdroging.
Er worden geen concrete waterhuishoudkundige ingrepen verricht als gevolg van het voorliggend inpassingsplan.
Het voor dit plan relevante gemeentelijke beleid betreft met name de gemeentelijke Structuurvisie Waalwijk 2025. Een structuurvisie is een toekomstvisie. In de structuurvisie Waalwijk 2025 is een samenhangend ruimtelijk beleid geformuleerd dat op hoofdlijnen de ambities weergeeft voor 2035 en een visie uitwerkt voor 2025.
De gemeente Waalwijk stelt in haar Structuurvisie Waalwijk 2025 vast dat het prioriteit geeft aan de ontwikkeling van het Natura 2000-gebied Langstraat. Daarnaast benoemd de Structuurvisie het belang om de diverse landschappelijke waarden te behouden en versterken om het landschap goed te kunnen beleven. De ambitie is daarom om landschappelijke lijnen en vlakken te accentueren of landschappelijke waarden in te passen voor cultuurhistorisch belang.
De herbestemming naar 'Natuur' die in dit provinciaal inpassingsplan mogelijk gemaakt wordt, is in lijn met de gemeentelijk structuurvisie van Waalwijk, omdat deze bijdraagt aan de ontwikkeling van het Natura 2000-gebied en landschappelijke waarden.
De gemeente heeft het 'Verhaal van de Westelijke Langstraat' opgesteld. Dit verhaal beschrijft de ontstaansgeschiedenis van de Westelijke Langstraat. Het dient als kapstok om de in het gebied aanwezige landschappelijke, cultuurhistorische en archeologische elementen met elkaar te verbinden. Uit het Verhaal van de Westelijke Langstraat blijkt dat de in het gebied aanwezige decors, tonelen en attributen één samenhangend geheel vormen. De verschillende landschappelijke, cultuurhistorische en archeologische vlakken, lijnen en elementen zijn als het ware in een driehoeksverhouding met elkaar verbonden of zelfs verweven.
Met het gekozen VKA wordt niet alleen de natuuropgave gerealiseerd, maar worden tevens een aantal projecten ter versterking van landschap en cultuurhistorie mogelijk gemaakt. De herbestemming voor de percelen die in het voorliggend provinciaal inpassingsplan mogelijk gemaakt wordt, is in lijn met het gemeentelijke Verhaal van de Westelijke Langstraat.
Dit provinciaal inpassingsplan geeft invulling aan lokaal beleid van de gemeente Waalwijk. Dit provinciaal inpassingsplan draagt bij aan het halen van de Natura 2000-doelstellingen en maakt ontwikkelen van landschappelijke waarden mogelijk. Hiermee is het in lijn met de gemeentelijk visie, waarin prioriteit wordt gegeven aan de ontwikkeling van het Natura 2000-gebied Langstraat.
In dit hoofdstuk worden de relevante milieu- en omgevingsaspecten specifiek voor het provinciaal inpassingsplan kort samengevat.
Om het voorkeursalternatief (VKA) voor de gebiedsopgave in de Westelijke Langstraat mogelijk te maken is een m.e.r.-procedure doorlopen. Zo kan milieu een volwaardige plaats krijgen binnen de toekomstige bestuurlijke besluitvorming. Het is een gebruikelijke gang van zaken dat het MER ziet op de totale gebiedsontwikkeling en de bestemmingsplannen daarna op delen daarvan en dat het MER bij het eerste bestemmingsplan ter inzage wordt gelegd. Het MER is dus reeds eerder openbaar gemaakt en reeds raadpleegbaar als onderdeel van het bestemmingsplan 'Natuurgebied Westelijke Langstraat'.
In mei 2019 heeft het MER voor de gehele gebiedsopgave, tegelijkertijd met het eerste ontwerp-inpassingsplan ter inzage gelegen. Eenieder is in de gelegenheid gesteld om te reageren op het MER. De Commissie m.e.r. is om advies gevraagd. De Commissie voor de m.e.r. heeft op 30 juli 2019 een voorlopig toetsingsadvies afgegeven over het milieueffectrapport (MER). Naar aanleiding van het advies van de Commissie voor de m.e.r. is het MER aangevuld door de provincie Noord-Brabant (versie 28 augustus 2019). Het MER en de aanvulling daarop zijn reeds aanvaard door Provinciale Staten op 6 maart 2020.
Waterschappen zijn verantwoordelijk voor een goed waterbeheer, zoals een goede bescherming tegen hoog water en het zorgen voor een functionerend regionaal watersysteem. In het Waterbeheerprogramma beschrijft het waterschap op welke wijze hier invulling aan wordt gegeven. In het Waterbeheerprogramma 2022-2027 beschrijft Waterschap Brabantse Delta dat haar waterbeheer onder andere is gericht op het ondersteunen van een duurzame ontwikkeling van de leefomgeving, zoals natuurontwikkeling.
Het Waterschap Brabantse Delta wenst in het kader van de natuurherstelmaatregelen in de Westelijke Langstraat en het realiseren van de Natte Natuurparel binnen een aantal peilgebieden het oppervlaktewaterpeil op te zetten. Het oppervlaktewaterpeil kan alleen worden opgezet, indien binnen het betreffende peilgebied geen sprake meer is van agrarisch gebruik door landbouwbedrijven. De selectie van percelen die onderdeel uitmaakt van het voorliggend inpassingsplan, liggen verspreid over meerdere peilgebieden. Voor deze peilgebied geldt dat het peil nog niet kan worden opgezet, omdat er nog percelen in eigendom zijn bij agrarische bedrijven. Deze bedrijven kunnen hun bedrijfsvoering ook na de vaststelling van het voorliggend inpassingsplan blijven voortzetten; de oppervlaktewaterpeilen worden op dit moment niet aangepast.
De nieuwe natuurpercelen worden na de voorliggende bestemmingswijziging beheerd als natuur op basis van het oppervlaktewaterpeil, zoals dat is vastgesteld in het geldende Peilbesluit (vastgesteld in 2020). Het verhogen van het oppervlaktewaterpeil ten opzichte van het geldende Peilbesluit is momenteel niet aan de orde. Aangezien het huidige inpassingsplan niet leidt tot extra peilopzet, is de uitwerking van concrete mitigerende maatregelen momenteel niet noodzakelijk.
Op basis van bovenstaande geldt de conclusie dat het thema water geen belemmering vormt voor de uitvoering van dit provinciaal inpassingsplan. De uitvoering van het provinciaal inpassingsplan Natuurgebied Westelijke Langstraat is hiermee mogelijk.
De Wet natuurbescherming heeft betrekking op zowel gebiedsbescherming (Natura 2000-gebieden) als soortbescherming van verschillende soorten flora en fauna. De provinciale Interim omgevingsverordening Noord-Brabant gaat daarnaast in op de bescherming van Natuurnetwerk Brabant. Het thema natuur is hierdoor onderverdeeld in gebiedsbescherming - Natura 2000, gebiedsbescherming - NNB en soortenbescherming. Deze onderdelen worden hieronder behandeld.
Het plangebied maakt gedeeltelijk onderdeel uit van het Natura 2000-gebied 'Langstraat'. Het gebied is in het aanwijzingsbesluit van 23 mei 2013 aangewezen als Habitatrichtlijngebied. In het beheerplan voor het Natura 2000-gebied Langstraat is opgenomen dat de volgende habitattypen uit bijlage I van Richtlijn 92/43/EEG; prioritaire habitattypen zijn aangewezen als beschermd in het Natura 2000-gebied Langstraat:
Daarnaast zijn in het beheerplan de volgende soorten aangewezen uit bijlage 2 van Richtlijn 92/43/EEG; prioritaire soorten:
Tevens ligt er een ontwerp-aanwijzingsbesluit van 23 februari 2018, waarin aanvullend de bescherming van nog vijf andere habitattypen is vastgelegd:
Het project Westelijke Langstraat heeft tot doel de achteruitgang van de aanwezige habitattypen te stoppen en de kwaliteit en omvang van de habitattypen te verbeteren. Op basis van de Wet natuurbescherming zijn herstelmaatregelen zoals beschreven in het beheerplan (vastgesteld door provincie Noord-Brabant op 23 mei 2013) vrijgesteld van een vergunning in het kader van de Wet natuurbescherming. In paragraaf 6.2.2 van het beheerplan is aangegeven dat de uitvoer van herstelmaatregelen nader is beschreven in de gebiedsanalyse.
De beoogde bestemmingswijziging op de perceelselectie die onderdeel uitmaakt van het voorliggend provinciaal inpassingsplan vormt een eerste stap voor de realisatie van fase 2. Dit inpassingsplan biedt planologische mogelijkheden voor de uitvoering van het beheerplan en draagt hierdoor bij aan de gebiedsbescherming van de Westelijke Langstraat. Het voornemen heeft een positief effect op de habitattypen. De conclusie luidt dat het aspect gebiedsbescherming - Natura 2000 geen belemmering vormt voor de uitvoering van dit plan. De realisatie van het provinciaal inpassingsplan Natuurgebied Westelijke Langstraat is hiermee uitvoerbaar.
De gronden binnen het plangebied maken grotendeels onderdeel uit van het Natuur Netwerk Brabant. Met de voorgenomen ontwikkeling wordt de omzetting van agrarische gronden met bestaande agrarische gebruik naar gronden met een natuurbestemming planologisch geborgd. De conclusie luidt dat dit provinciaal inpassingsplan bijdraagt aan de ontwikkeling van NNB. Het aspect gbiedsbescherming - NNB vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit plan. De uitvoering van het provinciaal inpassingsplan 'Natuurgebied Westelijke Langstraat, wijziging 2023' is hiermee mogelijk.
Onder de Wet natuurbescherming hebben diverse soorten flora en fauna een beschermde status. Voor veel soorten heeft de natuurontwikkeling door het project Westelijke Langstraat een positieve uitwerking. Het voorliggend inpassingsplan betreft een bestemmingswijziging van agrarisch naar natuur en leidt niet tot concrete inrichtingsmaatregelen. Het provinciaal inpassingsplan Natuurgebied Westelijke Langstraat is uitvoerbaar.
Het Besluit bodemkwaliteit bevat het toetsingskader gericht op het toepassen (gebruik) van grond, baggerspecie en bouwstoffen en regels ten aanzien van kwaliteitsborging tijdens de uitvoering van grondroerende werkzaamheden. Hiermee zorgt het Besluit bodemkwaliteit voor een balans tussen de bescherming van de bodemkwaliteit voor mens en milieu én ruimte voor maatschappelijke ontwikkelingen. Indien sprake is van een planologische functiewijziging, dient volgens het bestemmingsplan te worden bezien of de milieu hygiënische kwaliteit van de bodem ter plaatse geschikt is voor het voorgenomen gebruik. Uitgangspunt is dat de bodemkwaliteit geen onaanvaardbaar risico oplevert voor de gebruikers van de bodem. Bovendien mag de bodemkwaliteit niet verslechteren door grondverzet volgens het stand still-beginsel.
In de reeds aanvaarde milieueffectrapportage is de bodemkwaliteit van de Westelijke Langstraat onderzocht. In het kader van de effectrapportage bodemkwaliteit is een inventarisatie uitgevoerd die heeft geleid tot een lijst met risicovolle locaties op het aantreffen van bodemverontreinigingen binnen het plangebied. Ondanks het aantal locaties waar in het verleden milieuhygiënisch bodemonderzoek uitgevoerd is, vallen veel locaties af als potentiële risicolocatie, omdat deze in het kader van de Wet bodembescherming voldoende zijn onderzocht of omdat de historische activiteiten en het bestuurlijk besluit geen aanleiding geven tot extra aandacht. Van de overgebleven risicolocaties heeft het merendeel geen raakvlak met de voorgenomen werkzaamheden binnen het plangebied.
Voor diffuse bodemkwaliteit is geconcludeerd in de milieueffectrapportage dat de ondergrond in het plangebied over het algemeen een schone bodem betreft.
Er wordt voldaan aan het Besluit bodemkwaliteit. Hiermee kan worden geconcludeerd dat bodemkwaliteit geen belemmering vormt voor dit provinciaal inpassingsplan. De uitvoering van het provinciaal inpassingsplan 'Natuurgebied Westelijke Langstraat, wijziging 2023' is hiermee mogelijk voor het thema bodemkwaliteit.
Voor dit provinciaal inpassingsplan geldt het zogenaamde 'Verdrag van Malta' voor de bescherming van archeologische waarden. Uitgangspunt van dit verdrag is het archeologisch erfgoed zo veel mogelijk te behouden. Waar dit niet mogelijk is, dient het bodemarchief met zorg ontsloten te worden. Bij het ontwikkelen van ruimtelijk beleid moet het archeologisch belang vanaf het begin meewegen in de besluitvorming.
Het voorliggend inpassingsplan heeft geen directe bodemingrepen tot gevolg. Het herbestemmen van agrarisch naar natuur is uitvoerbaar. Indien in de toekomst inrichtingsmaatregelen worden uitgevoerd, dient te worden getoetst aan de archeologische dubbelbestemmingen in het inpassingsplan. De geldende archeologische dubbelbestemmingen worden overgenomen uit het moederplan. Daarmee is het voorliggend inpassingsplan uitvoerbaar voor wat betreft het aspect archeologie.
Gemeente Waalwijk heeft een beleidsnota 'Omgaan met niet-gesprongen explosieven uit de Tweede Wereldoorlog' die als leidraad geldt voor omgaan met de risico's van eventueel aanwezige niet-gesprongen explosieven (NGE). In deze beleidsnota heeft de gemeente een historisch vooronderzoek opgenomen voor het grondgebied van de gehele gemeente. Op basis hiervan is vastgesteld dat het gehele gebied van de Westelijke Langstraat onderhavig is geweest aan gevechtshandelingen in de Tweede Wereldoorlog. Een deel van de hierbij gebruikte munitie is niet gedetoneerd en mogelijk in de bodem achtergebleven. Gebieden met geroerde grond worden aangemerkt met een verlaagd risicoprofiel. Het betreft de volgende bodemlagen:
Voor de overige (niet geroerde gebieden) geldt dat, voor aanvang van de uitvoeringsfase, een aanvullend explosieven-onderzoek in de vorm van een projectgebonden risicoanalyse (PRA) (eventueel gevolgd door opsporing) dient te worden uitgevoerd op plaatsen waar ontgravingen plaatsvinden.
Het voorliggend inpassingsplan brengt geen directe concrete inrichtingsmaatregelen met zich mee. Indien op een later moment concrete inrichtingsmaatregelen worden voorgesteld, wordt een beoordeeld of een onderzoek uitgevoerd dient te worden. Aangezien voor een groot deel van de percelen geen verlaagd risicoprofiel kan worden aangewezen, wordt voor aanvang van werkzaamheden een aanvullend onderzoek uitgevoerd.
Geconcludeerd kan worden dat niet-gesprongen explosieven voor uitvoering van dit provinciaal geen belemmering vormen. De uitvoering van het provinciaal inpassingsplan 'Natuurgebied Westelijke Langstraat, wijziging 2023' is hiermee mogelijk voor het thema NGE.
In de provinciale Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant is als algemene regel opgenomen dat het bevorderen van de ruimtelijke kwaliteit en het verbeteren van het landschap in de brede zin van het woord als één van de principes geldt bij ruimtelijke ontwikkelingen. Daarnaast heeft de provincie in haar Interim Omgevingsverordening opgenomen dat ruimtelijke plannen mede moeten zijn gericht op behoud, herstel of de duurzame ontwikkeling van de aardkundige en cultuurhistorische waarden en kenmerken van de onderscheiden gebieden en dat regels gesteld worden ter bescherming van de aardkundige en cultuurhistorische waarden en kenmerken.
In het inrichtingsplan voor fase 1 zijn aanvullende ingrepen opgenomen die gericht zijn op mitigeren en compenseren van negatieve gevolgen van het plan op het landschap en daarnaast het versterken van de landschappelijke kwaliteit van het gebied. Er zijn maatregelen opgenomen voor het herstel van het slagenlandschap. Het inrichtingsplan voor fase 2 wordt momenteel door de provincie en het waterschap uitgewerkt. Bij de uitwerking van het inrichtingsplan voor fase 2 wordt eveneens beoordeeld wat de effecten zijn voor het landschap. Indien nodig worden hiervoor maatregelen genomen. Het aspect landschap leidt derhalve niet tot belemmeringen voor uitvoering van het voornemen. De uitvoering van het provinciaal inpassingsplan is hiermee mogelijk voor het thema landschap.
In het inrichtingsplan voor fase 1 zijn aanvullende ingrepen opgenomen die gericht zijn op de cultuurhistorische kwaliteit van het gebied, waardoor de negatieve gevolgen van het plan gemitigeerd en gecompenseerd worden. Deze ingrepen zijn, naast het behouden en versterken van de cultuurhistorische waarden van het gebied, tevens gericht op het versterken van de landschappelijke waarden. Daarnaast worden waardevolle heggenstructuren, bomensingels en inheemse boomsoorten behouden als cultuurhistorische waarden. Bij afgravingen is rekening gehouden met cultuurhistorische elementen.
De cultuurhistorisch waardevolle gebieden zoals aangegeven op de provinciale Cultuurhistorische Waardenkaart zijn opgenomen op de verbeelding van dit provinciaal inpassingsplan. Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient rekening gehouden te worden met de aanwezige cultuurhistorische kenmerken.
Het inrichtingsplan voor fase 2 wordt momenteel door de provincie en het waterschap uitgewerkt. Bij de uitwerking van het inrichtingsplan voor fase 2 wordt eveneens beoordeeld wat de effecten zijn voor het cultuurhistorie. Indien nodig worden hiervoor maatregelen genomen. De bescherming volgens de Cultuurhistorische Waardenkaart is geborgd door een aanduiding op de verbeelding met een hieraan gekoppelde juridische beschermingsregeling in dit provinciaal inpassingsplan. Het aspect cultuurhistorie leidt derhalve niet tot belemmeringen voor uitvoering van dit provinciaal inpassingsplan. De uitvoering van het provinciaal inpassingsplan is hiermee mogelijk voor het thema cultuurhistorie.
Het gehele plangebied is aangewezen als aardkundig waardevol volgens de provinciale Aardkundig Waardevolle Gebiedenkaart. In het inrichtingsplan voor fase 1 zijn aanvullende mitigerende maatregelen opgenomen gericht op de bescherming van aardkundige waarden. Met deze mitigerende maatregelen zijn negatieve effecten van de inrichting op de aardkundige waarden binnen dit plangebied uitgesloten.
Het inrichtingsplan voor fase 2 wordt momenteel door de provincie en het waterschap uitgewerkt. Bij de uitwerking van het inrichtingsplan voor fase 2 wordt eveneens beoordeeld wat de effecten zijn voor het aardkundige waarden. Indien nodig worden hiervoor maatregelen genomen.
De bescherming van aardkundige waarden is nader geborgd door een aanduiding op de verbeelding met een hieraan gekoppelde juridische beschermingsregeling in dit provinciaal inpassingsplan. Dit aspect leidt derhalve niet tot belemmeringen voor uitvoering van het provinciaal inpassingsplan. De uitvoering van het provinciaal inpassingsplan is hiermee mogelijk voor het thema aardkundige waarden.
Externe veiligheid is gericht op de kans en het effect van een ongewoon voorval met gevaarlijke stoffen. De discipline houdt zich bezig met het beheersen van risico's voor personen die zich in de nabijheid van risicobronnen bevinden. Risicobronnen zijn inrichtingen waar met gevaarlijke stoffen gewerkt wordt en transportroutes waarlangs gevaarlijke stoffen vervoerd worden. Dit kan over de weg, het water, het spoor of door een buisleiding. Voor het beoordelen van risico's wordt onderscheid gemaakt tussen kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten. Kwetsbare objecten zijn objecten waar personen zich gedurende langere tijd bevinden. Ook locaties waar zich personen met een beperkte zelfredzaamheid bevinden zijn kwetsbare objecten. Kwetsbare objecten zijn onder andere woningen, ziekenhuizen en kinderdagverblijven. Beperkt kwetsbare objecten zijn onder andere kantoorgebouwen, winkels en bedrijfsgebouwen. Dit zijn locaties waar zich veel personen kunnen bevinden, maar niet voor lange perioden.
De effecten op (beperkt) kwetsbare objecten worden beoordeeld aan de hand van het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans dat een persoon, die zich een jaar lang continu en onbeschermd op een locatie bevindt, komt te overlijden als gevolg van een ongewoon voorval met een gevaarlijke stof. Het GR is de cumulatieve kans dat een groep personen komt te overlijden die zich binnen het invloedsgebied van een inrichting/transportas bevindt.
Om te beoordelen of sprake is van risico's met betrekking tot externe veiligheid is een analyse gemaakt van de huidige risicovolle inrichtingen en transportroutes in het plangebied. Zie onderstaande afbeelding voor een uitsnede van de risicokaart. Uit deze afbeelding blijkt dat zich in en om het plangebied diverse risicovolle inrichtingen bevinden. Daarnaast ligt in het zuiden van het plangebied een buisleiding waar aardgas door vervoerd wordt. Over de A59 ten noorden van het plangebied worden gevaarlijke stoffen vervoerd.
Als gevolg van de herinrichting van de Westelijke Langstraat worden geen nieuwe kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten gerealiseerd. Daarnaast worden geen risicovolle inrichtingen opgericht of gewijzigd. Bovendien blijft ook de buisleiding onaangeroerd. Hierdoor is geen sprake van een toename of afname van risico's met betrekking tot externe veiligheid.
Afbeelding: Uitsnede kaart 'Veilige Leefomgeving' (Bron: Atlas Leefomgeving, datum 25 september 2023)
Als gevolg van de werkzaamheden vinden geen wijzigingen plaats die relevant zijn voor externe veiligheid. (Beperkt) kwetsbare objecten worden niet mogelijk gemaakt en er worden geen werkzaamheden uitgevoerd met betrekking op risicobronnen. Voor het aspect externe veiligheid zijn geen ruimtelijke effecten. Dit aspect leidt derhalve niet tot belemmeringen voor uitvoering van het provinciaal inpassingsplan. De uitvoering van het provinciaal inpassingsplan 'Natuurgebied Westelijke Langstraat, wijziging 2023' is hiermee mogelijk voor het thema externe veiligheid.
Gelet op de aard, omvang en situering van de ontwikkeling is een nadere toetsing aan de overige omgevingsaspecten (geluid, geur, trillingen, energie en verkeer) niet noodzakelijk. De bestemmingswijziging van agrarische percelen naar een natuurbestemming voorziet niet in het toevoegen van een milieugevoelig object danwel nieuwe geluids- en/of geurgevoelige functie. De bestemmingswijziging heeft geen gevolgen voor de afwikkeling van het verkeer in de huidige wegenstructuur in en rondom het plangebied. De bestaande wegen worden gehandhaafd.
Gelet op bovenstaande en de beoordeling van deze aspecten in de milieueffectrapportage, kan worden geconcludeerd dat ook de milieu- en omgevingsaspecten luchtkwaliteit, geluid, geur en verkeer niet leiden tot een belemmering voor de uitvoering van dit provinciaal inpassingsplan. De uitvoering van het provinciaal inpassingsplan 'Natuurgebied Westelijke Langstraat, wijziging 2023' is hiermee mogelijk voor deze thema's.
Onderhavig inpassingsplan is opgezet en ingericht conform de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012). Deze standaard bevat de normen die van toepassing zijn op de vormgeving en inrichting van bestemmingsplannen en inpassingsplannen, met het doel om deze op vergelijkbare wijze op te bouwen en weer te geven. Uit artikel 1.2.1 Besluit ruimtelijke ordening juncto artikel 2 Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012 volgt dat het verplicht is om de toe te passen.
Onderhavig inpassingsplan bestaat uit een verbeelding, planregels en een plantoelichting. De verbeelding en de planregels vormen het juridisch bindende deel van het inpassingsplan. De verbeelding heeft een rol voor de toepassing van de planregels, alsmede de functie van visualisering van de bestemmingen. De planregels bevatten het juridische instrumentarium voor het regelen van functie en vorm in het plangebied. De plantoelichting heeft geen juridisch bindende werking en dient als nadere uitleg over wat met de verbeelding en de planregels wordt beoogd.
Het inpassingsplan bestaat uit vier hoofdstukken. In Hoofdstuk 1 zijn de inleidende regels opgenomen (artikelen 1 en 2). Hoofdstuk 2 bevat de bestemmingsregels (artikel 3 en de dubbelbestemmingen artikelen 4, 5 en 6). De algemene regels zijn opgenomen in Hoofdstuk 3 (artikelen 7 en 8) en tot slot staan de overgangs- en slotregels in Hoofdstuk 4 (artikelen 9 en 10).
De regels zijn overgenomen uit het moederplan 'Natuurgebied Westelijke Langstraat' (vastgesteld, 6 maart 2020).
Artikel 1 Begrippen
In dit artikel zijn belangrijke begrippen die in de planregels voorkomen c.q. die uitleg behoeven opgenomen. De begripsomschrijving is een hulpmiddel bij de interpretatie van de regels.
Artikel 2 Wijze van meten
In dit artikel is nader bepaald hoe de voorgeschreven maten die in het plan zijn opgenomen dienen te worden berekend of gemeten.
Artikel 3 Natuur
De gronden die in bezit zijn van de provincie of een natuurbeherende organisatie en onderdeel uitmaken van fase 2 van de gebiedsopgave voor de Westelijke Langstraat krijgen in het voorliggend inpassingsplan de bestemming 'Natuur'.
Artikel 4 Leiding - Gas
De gronden met bestemming Leiding - Gas staan ten dienste van de gastransportleiding die in het gebied ligt.
Artikel 5 Waarde - Archeologie 3
Ter bescherming van archeologische verwachtingswaarden is de dubbelstemming 'Waarde - Archeologie 3' opgenomen. Het gaat hierbij om gebieden met een hoge verwachtingswaarde. Op grond van deze dubbelbestemming is onder omstandigheden een omgevingsvergunning vereist voor de activiteiten bouwen en het uitvoeren van werken en werkzaamheden. In het artikel worden uitzonderingen gegeven op de vergunningplicht.
Artikel 6 Waarde - Archeologie 4
Ter bescherming van archeologische verwachtingswaarden is de dubbelstemming 'Waarde - Archeologie 4' opgenomen. Het gaat hierbij om gebieden met een gematigde verwachtingswaarde. Op grond van deze dubbelbestemming is onder omstandigheden een omgevingsvergunning vereist voor de activiteiten bouwen en het uitvoeren van werken en werkzaamheden. In het artikel worden uitzonderingen gegeven op de vergunningplicht.
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
De antidubbeltelregel moet op grond van artikel 3.2.4 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in het inpassingsplan worden opgenomen. Deze regel strekt ertoe te voorkomen dat van ruimte die in het inpassingsplan voor de realisering van een bepaald gebruik of functie is mogelijk gemaakt, na realisering daarvan, ten gevolge van feitelijke functie- of gebruiksveranderingen van het gerealiseerde, ten tweede male gebruik zou kunnen worden gemaakt.
Artikel 8 Algemene aanduidingsregels
In artikel 8 zijn algemene regels opgenomen voor de gebiedsaanduidingen Overige zone - Aardkundig waardevol en Overige zone - Cultuurhistorisch Vlak. Voor diverse bodemingrepen ter plaatse van de gebiedsaanduidingen Overige zone Aardkundig waardevol en Overige zone - Cultuurhistorisch Vlak is vooraf een nadere toetsing vereist.
Artikel 9 Overgangsrecht
In dit artikel is het standaard overgangsrecht dat uit de artikelen 3.2.1 en 3.2.2 Besluit ruimtelijke ordening volgt overgenomen. De overgangsrechtelijke regels dienen om te waarborgen dat een bestaand bouwwerk of een bestaand gebruik dat niet in overeenstemming is met het nieuwe plan en waarvoor sloop respectievelijk beëindiging wordt beoogd, als zodanig voorlopig kan blijven voortbestaan. Het bouwwerk of gebruik wordt dan als zodanig gedoogd totdat in de loop van de planperiode de sloop respectievelijk beëindiging plaatsvindt. Bouwwerken en gebruiksvormen die al in strijd zijn met het vorige ruimtelijk plan worden expliciet uitgesloten van het overgangsrecht van het nieuwe plan.
Artikel 10 Slotregel
Deze bepaling geeft aan op welke wijze de regels van het inpassingsplan 'Natuurgebied Westelijke Langstraat, wijziging 2023' moeten worden aangehaald.
In het voorliggend inpassingsplan wordt voor ongeveer 27 ha de agrarische bestemming gewijzigd in een natuurbestemming. De gronden die onderdeel zijn van het plangebied zijn in de afgelopen jaren reeds door de provincie verworven.
In het Bro wordt een provinciaal inpassingsplan gelijkgesteld aan een bestemmingsplan. Dit houdt onder meer in dat de overlegverplichting die voor gemeentebesturen op grond van artikel 3.1.1 Bro voorafgaat aan de formele planprocedure, ook geldt voor (provinciale) inpassingsplannen. Het voor gemeenten voorgeschreven overleg met de provincie geldt hier omgekeerd. De provincie is verplicht overleg te plegen met betrokken gemeente(n) (naast andere instanties).
Betrokken partijen bij het gebiedsproces van de Westelijke Langstraat zijn de provincie Noord-Brabant, gemeente Waalwijk, waterschap Brabantse Delta en Staatsbosbeheer. Middels de Samenwerkingsovereenkomst Westelijke Langstraat van 13 juli 2017 is de gezamenlijke ontwikkeling van de Westelijke Langstraat vastgelegd door deze partijen. Tevens is hierin vastgelegd dat de provincie zorg draagt voor de planologische procedures en besluitvorming ten behoeve van de uitvoering van de gestelde doelen. Het wettelijk vooroverleg met de betrokken partijen heeft plaatsgevonden.
Watertoets
Conform de Wro, artikel 3.26 juncto Bro, artikel 3.3.1 dient voor een Provinciaal Inpassingsplan een watertoetsproces te worden doorlopen. De watertoets is bedoeld om ruimtelijke plannen meer waterbestendig te maken, waarbij wateraspecten vroegtijdig en expliciet worden meegenomen in ruimtelijke plannen en bij locatiekeuzen. De mogelijke waterhuishoudkundige gevolgen van een nieuwe ontwikkeling (veiligheid en wateroverlast, waterkwaliteit, verdroging, e.d.) dienen in beeld te worden gebracht en in een zo vroeg mogelijk stadium met de waterbeheerders worden afgestemd, zodat deze een goede plaats krijgen binnen de planvorming.
Het waterschap Brabantse Delta is mede initiatiefnemer van het voornemen tot herstel van het natuurgebied Westelijke Langstraat en is derhalve gedurende het gehele proces direct bij het project betrokken geweest.
In hoofdstuk 3 van deze toelichting is geconcludeerd dat het voornemen nadere invulling geeft aan de geldende wet- en regelgeving met betrekking tot de waterhuishouding. Er worden geen directe ingrepen verricht aan de waterhuishouding.
De voorgenomen bestemmingswijziging is in een intensieve samenwerking tussen de provincie Noord-Brabant en het waterschap Brabantse Delta tot stand gekomen.
Gelet op bovenstaande kan worden geconcludeerd dat waterbelangen in dit planproces voldoende zijn geborgd.
In artikel 3.26 van de Wro is vastgesteld dat een provinciaal inpassingsplan dezelfde procedure doorloopt als een gemeentelijk bestemmingsplan of wijzigingsplan, gebaseerd op de Uniforme openbare voorbereidingsprocedure ex afdeling 3.4 Algemene wet bestuursrecht. Op basis van artikel 3.26 lid 4 onder a is Gedeputeerde Staten bevoegd gezag voor het vaststellen van het voorliggend inpassingsplan. Het inpassingsplan heeft voor eenieder zes weken ter inzage gelegen. Er zijn tijdens de inzagetermijn geen zienswijzen ingediend.
Als vóór de inwerkingtreding van de Omgevingswet een ontwerp-inpassingplan ter inzage is gelegd, dan blijft het oude recht blijft van toepassing tot het inpassingsplan van kracht is. Dit volgt uit artikel 4.6, lid 2, sub a, onder 1, van de Invoeringswet Omgevingswet. In het overgangsrecht van de Invoeringswet Omgevingswet is gekozen voor een eerbiedigende werking voor op de datum van inwerkingtreding van de Omgevingswet reeds lopende procedures. Dit betekent dat een voorbereidingsprocedure voor besluitvorming die in gang is gezet vóór de datum van inwerkingtreding van de Omgevingswet en waarvan de besluitvorming, inclusief een eventuele bezwaar- en beroepsprocedure tegen dat besluit, op die datum nog niet is afgerond, wordt afgewikkeld volgens het oude recht. Met het 'oude recht' worden zowel de inhoudelijke als de procedurebepalingen bedoeld die op die besluiten van toepassing zijn.
Zodra het voorliggend inpassingsplan van kracht is, wordt het onderdeel van het tijdelijke deel van het omgevingsplan. Dit volgt uit artikel 4.6, lid 1, van de Invoeringswet Omgevingswet.
Gelet op het bepaalde in artikel 3.1 van de Wro dient in het kader van een provinciaal inpassingsplan inzicht te worden gegeven in de economische uitvoerbaarheid van het plan. Ook dient onderzocht te zijn of op grond van artikel 6.12 lid 1 Wro de verplichting bestaat om een exploitatieplan op te stellen. Daarbij is in de eerste plaats van belang wat voor type bouwplan wordt gerealiseerd. Indien het een bouwplan betreft dat behoort tot een categorie die is genoemd in artikel 6.2.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro), bestaat in beginsel de plicht een exploitatieplan op te stellen. Deze verplichting vervalt indien het kostenverhaal anderszins verzekerd is. Bij besluit tot vaststelling van het provinciaal inpassingsplan dient dan wel beslist te worden geen exploitatieplan vast te stellen.
Dit provinciaal inpassingsplan heeft betrekking op natuurontwikkeling. De daarmee samenhangende bouwwerken vallen niet onder de categorie bouwplannen die is genoemd in artikel 6.2.1 Bro. Een exploitatieplan is derhalve niet noodzakelijk.
Bij de raming van de kosten voor dit plan is niet alleen rekening gehouden met de realisatie van het provinciaal inpassingsplan, maar ook met de overige kosten van natuurbeheer en afwaardering van agrarische percelen in het kader dit provinciaal inpassingsplan.
Er zijn op voorhand geen situaties bekend waarbij sprake is van onevenredige schade die aanleiding zou kunnen zijn om de vaststelling van het provinciaal inpassingsplan te heroverwegen. Alle projectpartners hebben ten tijde van de vaststelling van het provinciaal inpassingsplan voldoende budget gereserveerd in hun begrotingen om aan de geraamde kosten te kunnen voldoen, zodat het project financieel uitvoerbaar is.
Geconcludeerd is dat uit de beschikbare budgetten de scope van het project zoals dat in dit provinciaal inpassingsplan ruimtelijk is gedefinieerd kan worden uitgevoerd.
In deze regels wordt verstaan onder:
het wijzigingsplan 'Natuurgebied Westelijke Langstraat, wijziging 2023' met identificatienummer NL.IMRO.9930.ipWLangstrwijz2023-va01 van de provincie Noord-Brabant;
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
het inpassingsplan 'Natuurgebied Westelijke Langstraat', vastgesteld door Provinciale Staten van Noord-Brabant op 6 maart 2020;
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
Waarden en kenmerken van een gebied die vanwege geologische, geomorfologische, bodemkundige en (geo)hydrologische verschijnselen en processen en vanwege de natuurlijke ontstaansgeschiedenis van de bodem van belang zijn;
natuurbeheer op landbouwgronden uitgevoerd door agrariërs, waarbij maatregelen worden getroffen om tot behoud of verbetering van de kwaliteit van natuur te komen;
waarden van een terrein in verband met de zich mogelijk daarin bevindende oudheidkundige zaken die van belang zijn vanwege hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap en/of hun cultuurhistorische waarde;
1.10.1 bij bebouwing: bebouwing, zoals legaal aanwezig op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpplan, dan wel die mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning;
1.10.2 bij gebruik: het gebruik van grond en opstallen, zoals legaal aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen;
bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarden, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied;
groene verbinding tussen natuurgebieden, welke deel uitmaken van het NNB;
die vormen van natuurvriendelijke recreatie die in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen en fietsen;
voorzieningen zodat dieren zo veilig mogelijk en op een zo prettig mogelijke manier een weg, waterweg of spoorlijn kunnen passeren. Knelpunten worden opgelost door de aanleg van faunavoorzieningen, afgestemd op de diersoorten voor wie de verbinding bedoeld is. Voorbeelden van fauna-voorzieningen zijn: ecoduct, wildwissel, faunatunnel, ecoduiker, hop-over, boombrug en uittreedplaatsen;
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
ruimten in de open lucht, waaronder in ieder geval worden begrepen (bos)parken, plantsoenen, bermen, erfbeplantingen en open speelplekken, met de daarbij behorende sloten, vijvers en daarmee gelijk te stellen wateren;
een agrarisch bedrijf waarvan de productie geheel of in overwegende mate afhankelijk is van het voortbrengend vermogen van onbebouwde gronden in de directe omgeving van het bedrijf;
een door specifieke abiotische en biotische factoren bepaald milieu waarin een soort tijdens één van de fasen van zijn biologische cyclus leeft;
richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna;
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, waarop informatie over een gebied en de daarin voorkomende dier- en plantensoorten kan worden gepresenteerd;
doelstelling, opgenomen in een aanwijzingsbesluit van een Natura 2000-gebied, ten aanzien van de gunstige staat van instandhouding van natuurlijke habitats of soorten, vereist op grond van de Habitat- of Vogelrichtlijn;
de aan een gebied toegekende waarden, gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, die worden bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur;
een daartoe aangewezen natuurgebied, onderdeel uitmakend van een Europees netwerk van beschermde natuurgebieden, waarvoor natuurdoelstellingen zijn vastgesteld met als doel de biodiversiteit te herstellen dan wel te behouden;
het Natuurnetwerk Brabant is onderdeel van het Natuurnetwerk Nederland en bestaat uit deels bestaande en deels nieuwe natuurgebieden die door ecologische verbindingszones met elkaar verbonden zijn;
voorzieningen ten behoeve van openbaar nut, zoals gas-, water-, elektriciteits- en communicatievoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van de inzameling van afval;
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
De voor Natuur aangewezen gronden zijn, op volgorde van belangrijkheid, bestemd voor:
Uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden) de in het onderstaande schema opgenomen werken en werkzaamheden uit te (doen) voeren.
Omgevingsvergunningplichtige werken/werkzaamheden | Criteria voor verlening van de omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden |
a. aanleggen, verbreden en/of dempen van watergangen; b. het verwijderen van houtopstanden; c. het afgraven, ophogen en egaliseren van de bodem; d. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen en halfverhardingen; e. het aanbrengen van ondergrondse leidingen. |
- de activiteiten zijn noodzakelijk in het kader van natuurbeheer; - de verhardingen zijn noodzakelijk voor het beheren dan wel verbeteren van de natuur dan wel voor het mogelijk maken van extensief recreatief medegebruik; - de aanwezige natuurwaarden mogen niet onevenredig worden aangetast. |
De in 3.4.1 bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien na een belangenafweging blijkt dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de aanwezige waarden als opgenomen in 3.1. Ten behoeve van de belangenafweging zijn in het schema onder 3.4.1 de toetsingscriteria weergegeven.
Het onder 3.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen overeenkomstig de onderliggende bestemmingen indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant. Een omgevingsvergunning kan niet worden verleend indien het een kwetsbaar object betreft.
In ieder geval geldt als strijdig met de bestemming gebruik van gronden:
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden) de volgende werken en werkzaamheden uit te (doen) voeren:
Het onder 4.5.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:
Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden kan worden verleend indien de betreffende werken en/of werkzaamheden de belangen van de leiding niet schaden.
Alvorens te beslissen op een aanvraag om een omgevingsvergunning, als bedoeld in 4.5.1 wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen werken of werkzaamheden de belangen van de leiding niet worden geschaad en welke voorwaarden gesteld dienen te worden om eventuele schade te voorkomen.
De voor Waarde - Archeologie 3 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de te verwachten archeologische waarden in de bodem.
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden) de volgende werken en werkzaamheden uit te (doen) voeren:
Het onder 5.2.1 vervatte verbod geldt niet voor werken of werkzaamheden:
De in 5.2.1 bedoelde vergunning wordt pas verleend als de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld en waaruit blijkt dat:
Indien voor het betreffende gebied inmiddels een ander voldoende deskundig onderzoek heeft plaatsgevonden en daaruit is gebleken dat geen archeologische waarden te verwachten zijn, kan ook worden volstaan met een verwijzing naar dit onderzoek.
De voor Waarde - Archeologie 4 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de te verwachten archeologische waarden in de bodem.
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden) de volgende werken en werkzaamheden uit te (doen) voeren:
Het onder 6.2.1 vervatte verbod geldt niet voor werken of werkzaamheden:
De in 6.2.1 bedoelde vergunning wordt pas verleend als de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld en waaruit blijkt dat:
Indien voor het betreffende gebied inmiddels een ander voldoende deskundig onderzoek heeft plaatsgevonden en daaruit is gebleken dat geen archeologische waarden te verwachten zijn, kan ook worden volstaan met een verwijzing naar dit onderzoek.
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - aardkundig waardevol' zijn de gronden tevens aangewezen voor het behoud, herstel of de duurzame ontwikkeling van de aardkundige waarden en kenmerken van de onderscheiden gebieden.
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden) de volgende werken en werkzaamheden uit te (doen) voeren:
Het onder 8.1.1 onder a vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:
De in 8.1.1 onder a genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien de aardkundige waarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, waarbij de volgende voorwaarden mede worden afgewogen:
Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - cultuurhistorisch vlak' zijn de gronden tevens aangewezen voor het behoud, herstel of de duurzame ontwikkeling van de cultuurhistorische waarden en kenmerken van de onderscheiden gebieden.
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
Het in lid 8.2.1 onder a. bedoelde verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden welke:
De in lid 8.2.1 onder a. genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien de cultuurhistorische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, waarbij waarbij de volgende voorwaarden mede worden afgewogen:
Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 8.2.1 onder a. wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in van een landschaps- en cultuurhistorische deskundige of met de aanvraag om vergunning aangetoond is dat geen afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische waarden, dan wel dat er passende maatregelen zijn genomen om de aanwezige cultuurhistorische waarden veilig te stellen.
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het inpassingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot;
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in 9.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in 9.1.1 met maximaal 10 %.
Het bepaalde in 9.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het inpassingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
Het is verboden het met het inpassingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 9.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
Indien het gebruik, bedoeld in 9.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
Het bepaalde in 9.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.