|
Op 16 februari 2022 heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State, hierna de Afdeling einduitspraak gedaan over het besluit van 7 december 2018, tot vaststelling van het provinciaal inpassingsplan 'PAS Leegveld, Deurne'. Alle beroepen bleken ongegrond op één onderdeel na. Het betreft de bestemming van het perceel aan Leegveld 7 te Deurne. De Afdeling heeft de plangrens ter hoogte van dit perceel vernietigd en opgedragen om binnen 26 weken na de einduitspraak een besluit te nemen over de bestemming van dit perceel.
Met de herziening van het inpassingsplan 'PAS Leegveld, Deurne' krijgt het perceel Leegveld 7 (hierna ook 'het plangebied') binnen het inpassingsplan de juiste (woon)bestemming, overeenkomstig de overwegingen van de Afdeling in de uitspraak van 16 februari 2022.
Het plangebied is nu bestemd als 'Agrarisch met Waarden' met een bouwvlak en de functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarische - overige veehouderij'. Met deze herbestemming wordt het plangebied herbestemd naar een woonbestemming met een ondergeschikte recreatieve nevenactiviteit. In dit inpassingsplan wordt aangetoond dat de herbestemming voldoet aan het beleidskader en dat met deze herbestemming sprake is van een goede ruimtelijke ordening.
Het plangebied is gelegen aan Leegveld 7, in het buitengebied van de gemeente Deurne aan de oostgrens van de gemeentegrens met de gemeente Horst aan de Maas, ten westen van de Deurnesche Peel. Navolgende figuur betreft een uitsnede van de topografische kaart waarop de ligging van het plangebied ten opzichte van de omgeving is aangeduid.
Figuur: Topografische kaart van de omgeving van het plangebied, waarop het plangebied is aangeduid
Het plangebied is kadastraal bekend als: gemeente Deurne, sectie H, nummers 9212 en 8452 (gedeeltelijk). Het plangebied heeft een omvang van 14.732 m². Navolgende figuur geeft de kadastrale kaart voor het plangebied weer.
Figuur: Kadastraal overzicht van het plangebied
Voor het plangebied is het bestemmingsplan 'Derde herziening bestemmingsplan Buitengebied' het vigerende bestemmingsplan. Dit bestemmingsplan is door de gemeenteraad vastgesteld op 9 december 2017, in navolging van uitspraak van de Raad van State gewijzigd vastgesteld op 7 juli 2020 en is onherroepelijk.
Het plangebied kent de enkelbestemming 'Agrarisch met Waarden' met een bouwvlak en de functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - overige veehouderij'. De gronden die zijn gelegen tussen de bedrijfswoning en de weg, zijnde de voortuin en de bedrijfsontsluiting, kennen de bestemming 'Agrarisch met Waarden' zonder bouwvlak en het plangebied kent behoudens ter plaatse van de bebouwing de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie 3'. Het plangebied is gedeeltelijk voorzien van de gebiedsaanduiding 'wetgevingzone – groenblauwe mantel'; 'overige zone – beperkingen veehouderij' en 'wetgevingzone – omgevingsvergunning bufferzone bestaande bebouwing (peildatum 1 juli 2008)'. Daarnaast is het gehele plangebied voorzien van de volgende gebiedsaanduidingen: 'Waarde – Attentiegebied NNB' en 'overige zone – beperkingen veehouderij'. Navolgende figuur geeft het vigerende bestemmingsplan voor de locatie Leegveld 7 weer.
Figuur: Uitsnede van het vigerend bestemmingsplan 'Derde herziening bestemmingsplan Buitengebied' voor het plangebied met aan de oostzijde daarvan de natuurbestemming uit het Inpassingsplan Pas Leegveld Deurne
De Afdeling overweegt in de gerechtelijke uitspraak voor het inpassingsplan Pas Leegveld Deurne dat vaststaat dat de huidige bestemming op het perceel Leegveld 7, voor een overige veehouderij, geen reële gebruiksmogelijkheid biedt. In de procedure heeft de provincie Noord-Brabant aangegeven dat de toekenning van een woonbestemming een reële alternatieve gebruiksmogelijkheid voor deze locatie is, mede gelet op de feitelijke woonsituatie en de wensen van de bewoners waarmee gesprekken zijn gevoerd.
Hoewel het bestemmingsplan daartoe mogelijkheden bevat overweegt de Afdeling dat daarmee de afweging, of bij een woonbestemming op het perceel sprake is van een goede ruimtelijke ordening, wordt doorgeschoven naar een later tijdstip en naar het college van burgemeester en wethouders, dat moet beslissen of het de wijzigingsbevoegdheid wil toepassen. Provinciale staten moeten, als zij het standpunt innemen dat toekenning van een woonbestemming past binnen provinciaal en gemeentelijk beleid, zelf in het inpassingsplan in een daartoe strekkende passende regeling voorzien.
Dit inpassingsplan komt tegemoet aan deze overwegingen van de Afdeling. De bestemming wordt met onderhavig PIP gewijzigd in een bestemming 'Wonen' met een ondergeschikte recreatieve nevenactiviteit, in 'Agrarisch met Waarden' en in 'Groen'.
Dit inpassingsplan heeft herbestemming van een agrarische bedrijfslocatie naar een woonbestemming tot doel. De reden van de herbestemming is ook gelegen in vaststelling van het inpassingsplan Pas Leegveld, Deurne, omdat daarin het merendeel van de landbouwgronden bij het agrarisch bedrijf aan de agrarische bestemming onttrokken zijn en herbestemming van het agrarisch bedrijf in navolging hiervan noodzakelijk is.
Hoofdstuk 2 bevat een beschrijving van de huidige en beoogde situatie binnen het plangebied. In hoofdstuk 3 wordt deze ontwikkeling getoetst aan het beleidskader. Hoofdstuk 4 geeft het gevoerde onderzoek naar de relevante (milieu)planologische aspecten weer. In hoofdstuk 5 volgt tenslotte een beschrijving van de planopzet, waarna in de laatste twee hoofdstukken de uitvoerbaarheid en de procedure worden omschreven.
Deze herbestemming vindt plaats in navolging van herinrichting van de Peelvenen. Op de grens van de provincies Noord-Brabant en Limburg ligt dit gebied 'Peelvenen'. Dit gebied bestaat uit de natuurgebieden Deurnsche Peel - Mariapeel, de Groote Peel en de omringende landbouwgronden. De Deurnsche Peel (inclusief de Liesselse Peel) is het Brabantse deel van het Natura 2000-gebied Deurnsche Peel & Mariapeel.
In de Deurnsche Peel is tot in de jaren zeventig turf gewonnen. In sommige oude turfputten zijn goed ontwikkelde hoogveenvegetaties te vinden. Het gebied Deurnesche Peel bestaat uit een complex van fragmenten levend hoogveen, beginstadia van regenererend hoogveen, natte heide op rustend hoogveen, droge heide op minerale gronden, opgaand loof- en naaldbos, gras- en bouwlanden en open water (sloten, kanalen en plassen). Het gebied ligt als een eiland in een verder agrarisch landschap. Dit landschap wordt gekenmerkt door veelal uit veeteeltbedrijven met bijbehorende akkerbouw, zoals ook binnen het plangebied. Op enige afstand van een weg staan boerderijen en schuren verspreid, vaak omringd door erfbeplanting. Dit is ook binnen het plangebied het geval.
Het plangebied is gelegen nabij de Deurnsche Peel. De Deurnsche Peel is één van de Natura2000-gebieden waar PAS herstelmaatregelen worden genomen om de bestaande natuur als hoogveengebied te herstellen en te herontwikkelen. Belangrijke ingrepen hierbij zijn het verhogen van waterpeilen in de bestaande natuur, het minimaliseren van peilfluctuaties en het inrichten van een zone nieuwe natuur rond de al aanwezige natuur. Deze nieuwe natuur is aangewezen als Natuur Netwerk Brabant.
De maatregelen voor natuurherstel vinden veelal plaats op percelen, die in eigendom zijn van de provincie of een natuurbeherende instantie en reeds zijn voorzien van een natuurbestemming. Er bevinden zich echter ook percelen binnen het inpassingsplan, die nog niet waren voorzien van een passende natuurbestemming en die nog niet in eigendom van de provincie of natuurbeherende instantie waren danwel waar nog een voortgaand gebruiksrecht geldt. Om het natuurherstel te kunnen realiseren is de bestemming van deze percelen in het inpassingsplan 'Pas Leegveld, Deurne' ook gewijzigd in een passende natuurbestemming, waarmee de waterhuishouding kan worden aangepast ten behoeve van de bestaande hoogveengebieden.
Het doel van het inpassingsplan 'PAS Leegveld, Deurne' is de realisatie van de noodzakelijke herstelmaatregelen planologisch te borgen door de bestemming van agrarische gronden, waar nog agrarisch gebruik is toegestaan te wijzigen in een natuurbestemming. Dit betreft ook een omvang van circa 3,1 hectare aan gronden behorende bij het agrarisch bedrijf aan Leegveld 7. Deze gronden maakten onderdeel uit van een aaneengesloten grondgebied van 4,9 hectare, behorende bij dit agrarisch bedrijf. Door herbestemming van een groot gedeelte van de gronden resteert nog een omvang van 1,8 hectare aan gronden bij het perceel aan Leegveld 7.
Door verhoging van de grondwaterstand vindt vernatting van deze agrarische gronden plaats. Ook is een omvang van 1,8 hectare niet afdoende voor exploitatie van het agrarisch bedrijf. In navolging van het vaststelling van het inpassingsplan 'PAS Leegveld, Deurne' is staking van het agrarische bedrijf binnen het plangebied noodzakelijk.
De eigenaar van het plangebied exploiteert binnen het plangebied een veehouderijbedrijf en bewoont de bedrijfswoning aan Leegveld 7. Het wooncomplex aan Leegveld 7 is gelegen op een agrarisch bouwvlak en omvat een kapitale vrijstaande woonboerderij met voor- en achterhuis met aanbouw, voormalige veestal, schuur, schuur met houtsnipperkachel, vrijstaande loods, voormalige stal, kantoor, erfverharding en verdere aanhorigheden. Het woonhuis, de loods en schuur met houtsnipperkachel zijn geheel recentelijk vernieuwd en verkeren in een zeer hoogwaardige bouwkundige staat. Navolgende figuur geeft een luchtfoto van het plangebied in de huidige situatie.
Figuur: Luchtfoto van het plangebied links, met rechts een luchtfoto van de bebouwing binnen het plangebied
Navolgende figuur geeft een schets van de woning met aanpandige bebouwing in de huidige vergunde situatie.
Figuur: Beeld van bebouwing in de vergunde situatie
Binnen het plangebied is de navolgende bebouwing aanwezig:
In totaal is een omvang van 704 m² aanwezig en vergund binnen het plangebied.
Op 10 februari 2009 is er een melding gedaan bij of krachtens het Besluit landbouw milieubeheer voor het hebben en houden van de volgende dierenaantallen:
De provincie Noord-Brabant heeft op 13 mei 2016 een vergunning conform artikel 19d van de Natuurbeschermingswet 1988 verleend (kenmerk Z/006049/31753). Deze vergunning is gelijk aan de reeds gedane melding krachtens het Besluit landbouw milieubeheer.
Beoogd wordt het plangebied te bestemmen naar een woonbestemming met een recreatieve nevenactiviteit binnen de bestaande bebouwing. De agrarische bedrijfsbestemming wordt hiermee verwijderd, overtollige bebouwing wordt gesloopt en het bestemmingsvlak wordt verkleind tot de gronden rondom de resterende bebouwing. De beoogde functie past binnen de omgeving. Binnen het plangebied is na deze herbestemming aanwezig:
Figuur: Beeld van vergunde situatie in woonhuis met aanpandige bebouwing voor zwembad en kantoor
Navolgende figuur geeft een beeld van de beoogde bebouwing in bestemming.
Figuur: Beeld van sloop en behoud bebouwing aan Leegveld 7 te Deurne
Het plangebied is gelegen tussen het herinrichtingsgebied 'De Peelvenen' en het Leegveld. Voor herinrichting van de Peelvenen is grond van de eigenaren van het plangebied aan Leegveld 7 benodigd. Deze grond is in het inpassingsplan 'Herziening PAS Leegveld Deurne' reeds herbestemd naar 'Natuur'. De resterende gronden van de eigenaar liggen aan Leegveld 7 tussen deze natuurgronden en de weg Leegveld. Met dit inpassingsplan worden alle gronden behorende bij Leegveld 7 herbestemd. De locatie aan Leegveld 7 krijgt een woonbestemming. Het bouwvlak verkleind en overtollige bebouwing gesloopt.
De eigenaren van de locatie aan Leegveld 7 hechten veel waarde aan een gedegen inpassing van hun perceel. Derhalve zijn al robuuste groensingels om de resterende gronden aan Leegveld 7 aanwezig en aangelegd. Met dit inpassingsplan wordt deze groenstructuur ook als zodanig bestemd, versterkt en verankerd dat deze inpassing duurzaam in stand wordt gehouden. Daarnaast wordt de landschappelijke inpassing aangevuld met knip- en scheerhagen. Navolgende figuur geeft een beeld van de landschappelijke inpassing van het plangebied.
Figuur: Landschappelijke inpassing plangebied na herbestemming
Het plangebied is middels twee inritten ontsloten aan het Leegveld. Dit betreft een inrit bij de woonboerderij en een inrit voor het landbouwverkeer aan de zuidzijde van het plangebied. Deze twee inritten blijven in de huidige vorm behouden. De inrit aan de zuidzijde blijft noodzakelijk voor een goede bereikbaarheid van de werktuigenloods en de groepsaccommodatie. Met deze twee inritten is er te allen tijde sprake van bereikbaarheid van het Leegveld vanaf het plangebied bij een calamiteit.
Parkeren vindt plaats op eigen terrein. Bij de woning is sprake van tenminste twee parkeerplaatsen op eigen terrein. Voor parkeren bij de recreatieve nevenactiviteit is parkeerruimte ten noorden van de werktuigenloods. Hier is reeds een ruime verharding aanwezig.
Het Rijk heeft de Nationale Omgevingsvisie opgesteld voor de fysieke leefomgeving. De fysieke leefomgeving is een gedeelde verantwoordelijkheid van gemeenten, waterschappen, provincies en het Rijk. Sommige belangen en opgaven overstijgen het lokale, regionale en provinciale niveau en vragen om nationale politiek-bestuurlijke aandacht. De nationale belangen zijn in veel gevallen sectoraal. De opgaven die voortkomen uit de nationale belangen van het Rijk zijn vertaald in vier integrale prioriteiten. Deze vier integrale prioriteiten betreffen:
In deze vier prioriteiten komen complexe, omvangrijke en dringende opgaven samen,
die voortkomen uit of samenhangen met grote transities. Politieke en maatschappelijke
keuzes zijn vooral daar nodig, om op deze prioriteiten voortgang te boeken op een
manier die draagvlak heeft en bijdraagt aan de kwaliteit van de leefomgeving. Centraal
in te maken afwegingen tussen belangen staat een evenwichtig gebruik van de fysieke
leefomgeving in zijn volledige omvang (boven- en ondergrond). Het belangrijkste spanningsveld
in die afwegingen is dat tussen beschermen en ontwikkelen. Om aan dit afwegingsproces
richting te geven worden drie afwegingsprincipes gehanteerd. Deze zijn:
Het plangebied is gelegen aansluitend aan de Deurnsche Peel. Dit natuurgebied ondervindt al jaren negatieve gevolgen van een te hoge stikstofdepositie. Deze stikstofdepositie is afkomstig vanuit de landbouw, verkeer en industrie. In het kader van herinrichting van het natuurgebied worden gronden van de locatie bij Leegveld 7 ingebracht. Binnen het plangebied wordt in dit inpassingsplan de volledige resterende gronden behorende bij Leegveld 7 opgenomen. De agrarische bedrijfsbestemming wordt gesaneerd en het bestemmingsvlak wordt verkleind in samenhang met herbestemming van deze locatie naar een woonbestemming. Deze herbestemming draagt bij aan een bestendige toekomst voor het landelijke gebied.
De Ladder voor duurzame verstedelijking beoogt stedelijke functies zoveel mogelijk te concentreren in het bestaand stedelijk gebied, en om extra ruimtebeslag voor stedelijke functies in het buitengebied in beginsel te voorkomen. De doelstelling van de ladder beoogt dus een ruimtelijke scheiding tussen stedelijke functies en buitengebied-gebonden functies. Op grond van artikel 3.1.6, tweede lid, Bro is het verplicht om in het geval dat een ruimtelijk plan een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, in de toelichting de zogenoemde ladder voor duurzame verstedelijking op te nemen.
Het uitgangspunt is dat met het oog op een zorgvuldig ruimtegebruik, een nieuwe stedelijke ontwikkeling in beginsel binnen bestaand stedelijk gebied wordt gerealiseerd. Het doel is een zorgvuldig gebruik van de ruimte en het tegengaan van over-programmering en de negatieve ruimtelijke gevolgen van leegstand. Indien de nieuwe stedelijke ontwikkeling voorzien wordt buiten het bestaand stedelijk gebied, dient dat nadrukkelijk te worden gemotiveerd in de toelichting. Of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling wordt bepaald door de aard en omvang van die ontwikkeling, in relatie tot de omgeving.
De Brabantse Omgevingsvisie bevat de belangrijkste ambities voor de fysieke leefomgeving voor de periode tot 2050. Dat gaat om ambities op gebied van de energietransitie, een klimaat-proof Brabant, Brabant als slimme netwerkstad en een concurrerende, duurzame economie. De Brabantse Omgevingsvisie geeft aan hoe de Brabantse leefomgeving er in 2050 uit zou moeten zien. En waar Brabant in 2030 tenminste moet staan om die lange termijndoelen te halen. De visie noemt hiervoor een vijftal hoofdopgaven:
De provincie Noord-Brabant voert samen met het Rijk een aantal natuurwetten uit en zorgt waar nodig voor de afstemming met het ruimtelijke beleid. Dit past binnen het principe van de basis op orde. De PAS-maatregelen die plaatsvinden binnen het inpassingsplan 'PAS Leegveld, Deurne' direct aansluitend aan Leegveld 7 hebben een directe relatie met de provinciale vergunningverlening op grond van de Natuurbeschermingswet. De versterking van de natuur en de vermindering van stikstof gaat samen met economische ontwikkelingen en draagt bij een realisatie van een concurrerende duurzame economie. Deze herbestemming vindt plaats in navolging van uitspraak van de Raad van State inzake het vastgestelde Inpassingsplan PAS Leegveld, Deurne. In dit plan is een gedeelte van de gronden van de eigenaar van Leegveld 7 opgenomen. In navolging van deze uitspraak worden in dit inpassingsplan alle gronden bij de locatie aan Leegveld 7 herbestemd. Met dit inpassingsplan wordt het agrarische bouwvlak aan Leegveld 7 herbestemd naar een woonbestemming en wordt het agrarische bedrijf definitief gestaakt.
De Brabantse Omgevingsvisie wordt uitgewerkt in de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant. In deze Interim omgevingsverordening Noord-Brabant vindt een vertaalslag van de hoofdopgaven in concreet bindende regels plaats. De ontwikkeling wordt in navolgende paragraaf getoetst aan deze verordening.
Inleiding
De Interim omgevingsverordening Noord-Brabant is een planologische verordening waarin eisen gesteld worden aan op te stellen ruimtelijke plannen en vormt een direct toetsingskader voor ruimtelijke ontwikkelingen. In deze interim omgevingsverordening Noord-Brabant zijn de bestaande regels over de fysieke leefomgeving waar mogelijk in één verordening onder gebracht.
Aanduiding plangebied in de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant
Het plangebied is in de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant aangewezen als gelegen binnen het Landelijk gebied binnen de structuur 'Groenblauwe mantel'. Navolgende figuren geeft een uitsnede van de basiskaart Landelijk gebied en de kaart met natuur- en stiltegebieden weer uit de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant waarop het plangebied zodanig is aangeduid.
Figuur: Aanduiding plangebied in de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant op de basiskaart Landelijk gebied
Figuur: Aanduiding plangebied in de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant op de kaart met natuur- en stiltegebieden
Regels voor ruimtelijke kwaliteit
In afdeling 3.1 Algemeen van de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant zijn een aantal algemene instructieregels opgenomen aan gemeenten, waaronder regels voor bevordering van de ruimtelijke kwaliteit. Naast bescherming van de ruimtelijke kwaliteit wil de provincie ontwikkelingsruimte bieden in het buitengebied, mits die ontwikkeling bijdraagt aan een versterking van de ruimtelijke kwaliteit. Daarnaast dient het principe van zorgvuldig ruimtegebruik te worden toegepast. Het doel hierbij is om bestaand bebouwd gebied zo goed mogelijk te benutten. Pas als dat niet kan, wordt gezocht naar de beste plek in het buitengebied om nieuwe ruimte te gebruiken. Tevens wil de provincie verouderde locaties in stedelijk gebied opnieuw invullen en ongewenste functies in het buitengebied saneren. Indien uitbreiding van het stedelijk gebied ten koste gaat van het buitengebied, stelt de provincie als voorwaarde dat de uitbreiding gepaard gaat met een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit elders in het buitengebied: de 'rood-met-groen-koppeling'.
Regels voor stiltegebieden en attentiegebieden stiltegebieden
Een plan van toepassing binnen een stiltegebied strekt mede tot behoud van stilte en rust in het gebied en houdt daarmee rekening bij de toedeling van functies en activiteiten. Een plan houdt bij een evenwichtige toedeling van activiteiten en functies in de attentiezone stiltegebied rekening met het behoud van de stilte en rust in het stiltegebied.
Afdeling 3.6 Vitaal platteland
In afdeling 3.6 in de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant zijn instructieregels opgenomen aan gemeenten voor het Landelijk gebied. Het Landelijk gebied kent een onderverdeling in de subzones 'Gemengd landelijk gebied' en 'Groenblauwe mantel'. Wanneer er gelijke ontwikkelingsmogelijkheden zijn voor beide zones, wordt gesproken over Landelijk gebied. Alleen als het nodig is onderscheid te maken, wordt gesproken over 'Gemengd landelijk gebied' of 'Groenblauwe mantel'.
Regels voor wonen in landelijk gebied
In artikel 3.68 van de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant is opgenomen dat in het landelijk gebied alleen bestaande burger- en bedrijfswoningen zijn toegestaan. In artikel 3.69 zijn afwijkingsregels voor de regels in artikel 3.68 opgenomen. Herbestemming van een voormalige bedrijfswoning naar een burgerwoning is toegestaan.
Afdeling 3.1 Algemeen
Met deze herbestemming is sprake van herbestemming van een agrarische bedrijfsbestemming naar een woonbestemming. Het bouwvlak voor het bedrijf wordt fors verkleind. Naast sloop van enkele opstallen wordt het bouwperceel aangepast en landschappelijk ingepast. Daarnaast is het opheffen van een agrarisch bedrijf in een gebied dat aan drie zijden is omsloten door Natuur Netwerk Brabant en is opgenomen in een gebied 'beperkingen veehouderij', een aanzienlijke kwaliteitsverbetering voor het gebied en passend bij de aangrenzende natuurbestemming zoals in het Inpassingsplan PAS Leegveld, Deurne is opgenomen.
Regels voor stiltegebieden en attentiegebieden stiltegebieden
Met dit inpassingsplan wordt een agrarische bedrijfsbestemming gesaneerd en vindt concentratie van bebouwing plaats door de sloop van overtollige bebouwing. Binnen het plangebied resteert een woonbestemming met de woning met inpandig een recreatieve nevenactiviteit en kantoor. Met deze herbestemming vindt geen inbreuk op het stiltegebied plaats en worden de geluidsnormen met deze kleinschalige activiteiten niet overschreden.
Afdeling 3.6 Vitaal platteland
Het plangebied is deels gelegen binnen het Gemengd landelijk gebied. Er zijn specifieke regels voor herbestemming naar een woonbestemming. De regels voor herbestemming zijn opgenomen in de regels voor wonen in dit plan.
Regels voor wonen in landelijk gebied
De herbestemming van de voormalige agrarische bedrijfslocatie binnen het plangebied
is mogelijk. De bestaande agrarische bedrijfswoning wordt herbestemd naar een burgerwoning.
Er is geen sprake van toevoeging van woningen en overtollige bebouwing wordt gesloopt.\
De gemeenteraad heeft de Structuurvisie Deurne 2030 vastgesteld. Deze structuurvisie vormt de leidraad voor de uitnodigende houding van de gemeente Deurne voor nieuwe ontwikkelingen. De gemeente Deurne staat voor een aantal grote opgaven die bepalend zijn voor de ruimtelijke ontwikkeling. Het gaat hier om met name om de navolgende maatschappelijk-economische opgaven met een ruimtelijke impact:
De structuurvisie geeft inzicht in de kwaliteiten van de gemeente Deurne en laat zien waar de kansen liggen. Het landelijk gebied, landschap, natuur, woon- en werkgebieden en recreatie: elk thema biedt aanknopingspunten voor nieuwe initiatieven.
In het bestemmingsplan 'Derde herziening bestemmingsplan Buitengebied' is gemeentelijk beleid opgenomen waarin wordt beschreven op welke wijze en met welke kwaliteit de gemeente Deurne wil dat de kwaliteitsverbetering van het buitengebied als tegenprestatie voor het bieden van ontwikkelingsmogelijkheden vorm krijgt.
Bij vaststelling van de Regeling voor kwaliteitverbetering van het landschap is aangesloten bij de in de gemeente Deurne aanwezige landschapstypes. Rekening houdend met de impact op de omgeving heeft de gemeente drie categorieën van ruimtelijke ontwikkelingen met de bijbehorende kwaliteitsverbetering opgenomen:
Deze herbestemming betreft een kwaliteitverbetering op zich. Er is met deze herbestemming sprake van een categorie 1 ontwikkeling. Naast sloop van enkele opstallen wordt het bouwperceel verkleind en er wordt landschappelijk ingepast. Daarnaast is het opheffen van een agrarisch bedrijf in een gebied dat aan drie zijden is omsloten door Natuur Netwerk Brabant en is opgenomen in een gebied 'Beperkingen veehouderij', een aanzienlijke kwaliteitsverbetering voor het gebied en passend bij de aangrenzende natuurbestemming zoals in het Inpassingsplan PAS Leegveld, Deurne is opgenomen.
De gemeente Deurne heeft met het Transitieprogramma Buitengebied Deurne 'Ruimte voor Kansen' doelen geformuleerd voor het buitengebied. Dit betreft de volgende doelen:
Deze doelen vormen de kern van het Transitieprogramma. Voor de transitie van het landelijk
gebied vanuit het perspectief van de landbouw zijn vier programmalijnen opgezet, die
inzetten op oplossen van problemen en stimuleren van nieuwe initiatieven vanuit deze
doelen. Om de kansen die er liggen goed te benutten heeft de gemeente een aantal programmalijnen
opgesteld.
Nieuwe initiatieven moeten voldoen aan de volgende voorwaarden:
Het transitieprogramma is een start voor transitie van het buitengebied. Binnen het plangebied vindt sloop van agrarische bebouwing plaats en wordt er een nieuw perspectief gecreëerd voor herbenutting van een agrarische bedrijfslocatie die door realisatie van het Inpassingsplan PAS Leegveld, Deurne, wordt herbestemd naar een woonbestemming.
Op grond van provinciaal en gemeentelijk beleid dient overtollige bebouwing te worden gesloopt. Dit heeft te maken met de problematiek van leegkomende en leegstaande bebouwing. In het algemeen geldt dat als er geen concrete gebruiksfunctie voor bebouwing aanwezig is gerelateerd aan de woonfunctie, er sprake is van overtollige bebouwing.
De gemeente Deurne heeft in het kader van de transitie buitengebied overigens 'bouwstenen' vastgesteld. Een van deze bouwstenen is de bouwsteen 'Verruiming bijgebouwen'. Deze bouwsteen is gericht op locaties die omgezet worden van agrarisch naar wonen. Onder voorwaarden kan meegewerkt worden aan het toestaan van meer m² bijgebouwen dan gebruikelijk. De bewoners van het perceel Leegveld 7 beschikken over gronden met een oppervlakte van circa 4,9 hectare. Hiervan is circa 3,1 hectare opgenomen als natuurbestemming in het inpassingsplan 'PAS Leegveld, Deurne', voor de uitvoering van natuurherstelmaatregelen in het Natura2000 gebied Leegveld. Voor het verkrijgen van deze gronden is een onteigeningsprocedure gestart. De bestemming 'Natuur' is inmiddels onherroepelijk. De overige gronden behorende bij Leegveld 7, met een oppervlakte van circa 1,8 hectare zijn niet herbestemd naar 'Natuur'. Het verkrijgen van de gronden met een omvang van 3,1 hectare bij de locatie aan Leegveld 7 betekent dat de gebruiksmogelijkheden voor agrarische activiteiten afnemen ter plaatse, buiten de wil van de bewoners. Maatwerk met betrekking tot de bestemming en bebouwing is gerechtvaardigd. Gelet op de bijzondere omstandigheden is in dit inpassingsplan een grotere maatvoering aan bijgebouwen opgenomen dan waarin het gemeentelijk beleid voorziet.
Er vindt relatief beperkte sloop plaats. Voor de in goede staat verkerende, te behouden, bebouwing zijn de gebruiksfuncties gerelateerd aan de woonfunctie (bestaand kantoor, zwembad en warmtevoorziening). De loods betreft daarnaast bergingsruimte voor werktuigen, zoals ook nu aanwezig ten behoeve van de overblijvende agrarische gronden met waarden. Het behoud hiervan is verenigbaar met de toe te kennen woonbestemming. Op grond van de verleende milieuvergunning en Natuurbeschermingswetvergunning kan op kleine schaal enige dieren worden gehouden. De bebouwing ligt tot slot op zeer korte afstand van de woonboerderij, de functies zijn passend in de omgeving, er resteert daarmee geen overtollige/leegstaande bebouwing.
Bij een ruimtelijke ontwikkeling dient te worden nagegaan of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het beoogde gebruik. Het belangrijkste uitgangspunt hierbij is dat eventueel aanwezige bodemverontreinigingen geen onaanvaardbare risico's opleveren voor de gebruikers van de bodem en dat de bodemkwaliteit niet verslechtert door grondverzet.
Binnen het plangebied vindt hergebruik van bebouwing plaats. De bedrijfswoning met aanpandige bebouwing blijft in huidige aard en omvang aanwezig. Bestaande bebouwing wordt verbouwd. Overtollige bebouwing wordt gesloopt. Aannemelijk is dat de bodem geschikt is voor het voorgezette gebruik voor de reeds bestaande en vergunde functies.
Het doel van de watertoets is te waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing worden genomen bij alle waterhuishoudkundig relevante plannen en besluiten. Een watertoets maakt mogelijke negatieve invloeden van het initiatief inzichtelijk. Tevens geeft de watertoets oplossingsrichtingen aan waarmee mogelijke optredende negatieve invloeden beperkt of ongedaan gemaakt kunnen worden.
Het plangebied valt onder het beheer van waterschap Aa en Maas. De gemeente Deurne is verantwoordelijk voor de inzameling en het transport van afvalwater dat afkomstig is van huizen en bedrijven. Huiseigenaren zijn zelf verantwoordelijk voor de aansluiting op het riool. Vanaf dit aansluitpunt neemt de gemeente de verantwoordelijkheid over. De gemeente Deurne is ook verantwoordelijk voor de zorg voor het overtollige regenwater en grondwater.
Het waterschap Aa en Maas hanteert navolgende principes:
In het waterbeheerplan is beschreven welke doelen door het waterschap worden nagestreefd in de periode 2022-2027 en hoe zij die doelstellingen willen gaan halen. Het waterbeheerplan is gebaseerd op de volgende drie programma's:
Het programma 'Waterveiligheid' draait om de bescherming tegen overstromingen vanuit de Maas en het regionale watersysteem. Het programma 'Klimaatbestendig en gezond watersysteem' draait om een goed functionerend watersysteem in normale én in extreem droge en natte situaties: klimaatbestendig, robuust, veerkrachtig en stuurbaar. In het programma 'Afvalwaterketen' speelt het zuiveren van afvalwater een centrale rol.
Voor bebouwde gebieden heeft het waterschap specifieke doelen geformuleerd. In bebouwd gebied werkt het waterschap toe naar een klimaatrobuust watersysteem waarin:
Om deze doelen te bereiken zijn de volgende uitgangspunten geformuleerd:
De Keur is een waterschapsverordening die gebods- en verbodsbepalingen bevat met betrekking tot ingrepen die consequenties hebben voor de waterhuishouding en het waterbeheer. Op grond van de Keur is het onder andere verboden om handelingen te verrichten waardoor onderhoud, aanvoer, afvoer en/of berging van water kan worden belemmerd, zonder een ontheffing van het waterschap.
De drie Brabantse waterschappen hanteren dezelfde uitgangspunten voor het beoordelen van plannen waarbij het verhard oppervlak toeneemt. Deze uitgangspunten zijn geformuleerd in de 'Beleidsregel Hydrologische uitgangspunten bij de Keurregels voor afvoeren van hemelwater, Brabantse waterschappen'. Bij een toename en afkoppelen van het verhard oppervlak geldt het uitgangspunt dat plannen zoveel mogelijk hydrologisch neutraal worden uitgevoerd. Hoewel er relatief veel kleine plannen zijn veroorzaken deze op deelstroomgebiedsniveau nauwelijks een toename van de maatgevende afvoer. Het waterschap maakt grofweg onderscheid in projecten met een toename van verhard oppervlak van maximaal 500 m², toename van een verhard oppervlak tussen de 500 m² en 10.000 m² en projecten met een toename van het verhard oppervlak van meer dan 10.000 m².
Op basis van de Keur en deze beleidsregel wordt geen compensatie vereist voor plannen met een toename van verhard oppervlak van minder dan 500 m². Het hemelwater afkomstig van het toegenomen verhard oppervlak mag naar bestaand oppervlaktewater worden afgevoerd. Op vrijwillige basis is de aanleg van een infiltratievoorziening toegestaan, mits daarbij in voldoende mate met de omgeving rekening gehouden wordt en geen wateroverlast op eigen terrein of bij derden ontstaat.
Het GRP Deurne beschrijft voor de periode tot 2023 de maatregelen die nodig zijn om te voldoen aan de zorgplichten voor afvalwater, hemelwater en grondwater en vormt de basis voor de opbouw en ontwikkeling van de rioolheffing voor de gemeente Deurne. In dit plan is opgenomen hoe moet worden omgaan met regenwater bij nieuwbouw en verbouw. Sinds 2008 ligt de eerste verantwoordelijkheid voor het verwerken van grond- en regenwater bij de perceeleigenaar. Gemeenten hebben beleidsvrijheid om hier een eigen invulling aan te geven. Nieuwbouw kan tot een toename leiden van afvoerend oppervlak en daardoor versnelde afvoer van regenwater. Het risico op wateroverlast neemt hierdoor toe. Bij nieuwbouw is er vaak nog voldoende ruimte en flexibiliteit om water te bergen en de openbare ruimte waterproof in te richten. De gemeente Deurne streeft naar een robuust watersysteem, waarbij het regenwater bij voorkeur zoveel als mogelijk zichtbaar en bovengronds wordt verwerkt. Waar mogelijk wordt de bodem benut voor het infiltreren van regenwater.
Deze herbestemming past binnen de door de waterschap Aa en Maas geformuleerde principes. Samengevat: er is geen sprake van een toename van het verhard oppervlak. Dit neemt juist substantieel af door sloop van overtollige bebouwing en erfverharding.
Uit de waterbeheerplannen volgen geen regels voor deze herbestemming. Deze herbestemming is daarvoor te kleinschalig. Voor deze herbestemming is in de andere omschreven beleidsdocumenten beleid geformuleerd.
De ondergrond van de bedrijfswoning met aanbouwen is aangeduid als gelegen in een attentiegebied op basis van de Keur. Navolgende figuur geeft een uitsnede van de keurkaart, waarop de ligging van het plangebied is aangeduid.
Figuur: Uitsnede kaart beschermde gebieden en attentiegebieden, waarop het plangebied is aangeduid
Ten zuiden van het plangebied is een A-watergang gelegen. Navolgende figuur geeft een beeld van de ligging van het plangebied ten opzichte van A-watergangen in de omgeving van het plangebied.
Figuur: Beeld van ligging van A-watergangen nabij het plangebied
Binnen het plangebied vindt met deze herbestemming een afname van verharding plaats. Ook wordt de agrarische bedrijfsvoering binnen het plangebied gestaakt. Binnen bestaande gebouwen wordt recreatief nevengebruik mogelijk gemaakt. Er vinden geen werkzaamheden nabij de A-watergang die ten zuiden van het plangebied gelegen is plaats.
Deze herbestemming ziet toe op een afname van het verhard oppervlak. Hiermee is de Beleidsregel Hydrologische uitgangspunten bij de Keurregels voor het afvoeren van hemelwater, Brabantse waterschappen niet van toepassing.
Binnen het plangebied is geen oppervlaktewater gelegen. Ten zuiden van het plangebied is een A-watergang gelegen. De gronden binnen het plangebied bestaan uit een moerige podzolgrond met een humushoudend zanddek en een moerige tussenlaag (zWp). De GHG bedrag gelegen 80-160 cm-mv. De gronden binnen het plangebied worden de komende jaren vernat door vernatting van de Peelvenen. Navolgende figuur geeft een uitsnede van de GHG- in de omgeving van het plangebied in de huidig situatie.
Deze herbestemming ziet toe op een afname van verhard oppervlak binnen het plangebied. Er is geen sprake van nieuwbouw. Hiermee is het GRP niet van toepassing.
Figuur: GHG-stand in de omgeving van het plangebied in de huidige situatie
Binnen het plangebied vindt een afname van verharding plaats. De ontwikkeling is hiermee hydrologisch neutraal.
Als gevolg van de Wet Modernisering Monumentenzorg dient binnen een plan aandacht aan cultuurhistorie te worden besteed. Cultuurhistorie dient gebiedsgericht benaderd te worden, waarbij niet te veel focus op losse elementen ligt, maar meer op samenhang en context. Het karakter van een gebied of structuur is hierbij een uitgangspunt. Cultuurhistorische waarden zijn waarden die samenhangen met de archeologisch, historisch- landschappelijk, historisch-, geografisch en/of historisch- bouwkundig waardevolle zaken, zoals archeologische elementen, beplanting, reliëf (bij voorbeeld bolle akkers) verkaveling, slotenpatroon en bebouwing. Cultuurhistorische waarden dienen te worden beschermd.
Het plangebied is niet gelegen binnen een cultuurhistorisch waardevol vlak of -gebied. Het plangebied is gelegen aan de westgrens van de peelontginning van de Deurnsche Peel. De eerste ontginningen in de directe omgeving van het plangebied vonden plaats tussen circa 1933 en 1940. De Peel werd ontgonnen voor de landbouw. Het plangebied is gelegen aan de oostzijde van de weg Leegveld. In een latere periode verschenen er ook aan de andere zijde van deze weg agrarische bedrijven. Navolgende figuren geven de ontginningsgeschiedenis van de omgeving van het plangebied weer.
Figuur: Uitsnede historische kaart voor de omgeving van het plangebied in circa 1933
Figuur: Uitsnede historische kaart voor de omgeving van het plangebied in circa 1940
Figuur: Uitsnede van de historische kaart voor de omgeving van het plangebied in circa 1960
Figuur: Topografische kaart met de omgeving van het plangebied in de huidige situatie
In de omgeving van het plangebied is het wegenpatroon aangeduid als historisch groen met een redelijke hoge waarde. Dit betreft een laanbeplanting van Amerikaanse eik en inheemse beuk. Deze laanbeplanting dateert overwegend uit de periode 1940-1950.Navolgende figuur geeft een uitsnede van de provinciale cultuurhistorische waardenkaart waarop de ligging van het plangebied is aangeduid.
Figuur: Uitsnede cultuurhistorische waardenkaart waarop de ligging van het plangebied is aangeduid
Als gevolg van deze herbestemming wordt het bestemmingsvlak verkleind en wordt de omvang aan bebouwing teruggebracht. De te slopen bebouwing betreft geen cultuurhistorisch waardevolle bebouwing. Er worden ook geen cultuurhistorische landschappen of kenmerken verstoord. De beoogde herbestemming van het plangebied heeft geen gevolgen voor de cultuurhistorie van de locatie of de omgeving.
De basis van de bescherming van archeologisch erfgoed in de Erfgoedwet is het verdrag van Valletta. Het doel is om archeologisch erfgoed zoveel mogelijk in situ, in de grond, te behouden. Gemeenten spelen een belangrijke rol in het archeologische beschermingsstelsel. Tijdens het opstellen van ruimtelijke plannen moet rekening gehouden worden met archeologische waarden. Ook maakt de gemeente meestal de afweging of archeologische waarden in situ behouden moeten blijven of kunnen worden opgegraven.
De gemeente Deurne heeft gemeentelijk archeologiebeleid geformuleerd in de 'Nota archeologische monumentenzorg gemeente Deurne'. Dit beleid is voor de gebieden met archeologische waarden opgenomen in het vigerende bestemmingsplan 'Derde herziening bestemmingsplan Buitengebied'. Hierna is een uitsnede van de gemeentelijke archeologische beleidskaart weergegeven waarop de ligging van het plangebied is aangeduid.
Figuur: Uitsnede Archeologische beleidskaart van de gemeente Deurne waarop het plangebied is aangeduid
De gronden binnen het plangebied zijn aangeduid als 'categorie 3', gronden met een hoge archeologische verwachtingswaarde. Deze gronden zijn behoudens de gronden waarop bebouwing is gerealiseerd in het bestemmingsplan met de dubbelbestemming 'Waarde – Archeologie 3' bestemd. Binnen deze bestemming dient bij voorgenomen bodemingrepen dieper dan de bouwvoor met een omvang meer dan 100 m² archeologisch onderzoek plaats te vinden.
Deze herbestemming ziet niet toe op een verstoring van de bodem. De bebouwing die met deze herbestemming buiten de woonbestemming gelegen zijn worden gesloopt. De gronden waarop deze stallen staan zijn geroerd bij bouw van deze bebouwing en deze bebouwing is niet voorzien van een archeologische dubbelbestemming of is in het geval van de hobbykas niet diep gefundeerd. De dubbelbestemming voor bescherming van eventuele archeologische waarden uit het vigerende bestemmingsplan is ongewijzigd overgenomen in dit inpassingsplan om te verankeren dat ook in de toekomst eventuele archeologische waarden verloren kunnen gaan. In alle gevallen geldt dat indien archeologische vondsten worden gedaan of archeologische grondsporen worden aangetroffen, deze direct gemeld dienen te worden bij het bevoegd gezag.
De Wet natuurbescherming voorziet in specifieke kaders voor gebieden die op grond van internationale verplichtingen moeten worden beschermd, de Natura2000 gebieden. De Vogel- en Habitatrichtlijn is bedoeld ter bescherming van bedreigde levensgemeenschappen van planten en dieren en bedreigde soorten van planten en dieren en hun leefgebieden. Ten aanzien van de gebiedsbescherming dienen plannen en projecten eenduidig en integraal worden getoetst op hun invloed op de te beschermen natuurwaarden in de Vogel- en Habitatrichtlijngebieden.
Bij een ruimtelijke ontwikkeling dient vastgesteld te zijn of een ontwikkeling leidt tot een effect op een Natura 2000gebied. Voor stikstofdepositie zijn de Wet stikstofreductie en het Besluit stikstofreductie en natuurverbetering van toepassing. Deze wet en dit besluit zijn van kracht sinds 1 juli 2021. De Wet stikstofreductie en natuurverbetering regelt onder meer drie resultaatsverplichtingen voor stikstofreductie: in 2025 moet minimaal 40% van het areaal van de stikstofgevoelige natuur in beschermde Natura 2000-gebieden een gezond stikstofniveau hebben, in 2030 minimaal de helft en in 2035 minimaal 74%. De wet geeft de opdracht voor een programma van maatregelen om die reductie te bereiken en de natuur te herstellen. Ook regelt de wet de tussentijdse monitoring en zo nodig bijsturing.
Het Besluit stikstofreductie en natuurverbetering werkt de stikstofwet verder uit, waaronder de bouwvrijstelling. In dit besluit is een vrijstelling voor tijdelijke stikstofemissies tijdens de bouw, sloop en aanleg, de bouwfase. De stikstof dient slechts te worden bepaald voor de structurele stikstofemissies in de gebruiksfase van het bouwwerk of werk, zoals voor bewoning of verkeer dat over een weg rijdt, ofwel de gebruiksfase. Met Aerius Calculator kan de stikstofdepositie bij een ontwikkeling worden bepaald.
Om de instandhouding van de wettelijke beschermde soorten te waarborgen, moeten negatieve effecten op die instandhouding voorkomen worden. Bij de totstandkoming van een plan waarbij functies gewijzigd worden, moet worden voorkomen dat conflicten met beschermde dier- en plantensoorten ontstaan en dient vooraf een beoordeling plaats te vinden.
Het plangebied is gelegen direct ten noorden van de Deurnsche Peel. Dit gebied betreft het Natura-2000 gebied 'Deurnesche Peel & Mariapeel'. Ten oosten en noorden van het plangebied zijn de gronden, die nog in eigendom zijn van de eigenaar van de locatie Leegveld 7 aangeduid als Natte Natuurparel. Navolgende figuur geeft een beeld van ligging van het plangebied ten opzichte van dit Natura-2000 gebied ten oosten van het plangebied.
Figuur: Ligging van het plangebied ten opzichte van natuurgebieden en Natura-2000 gebieden
Deze herbestemming is het gevolg van sanering van de intensieve veehouderij binnen het plangebied. De bebouwing die resteert binnen het plangebied behoort bij de woonbestemming. De woning binnen het plangebied is zeer ruim met een inhoud van meer dan 2.000 m³. Deze woning wordt deels gebruikt als recreatief nachtverblijf. Dit inpandige gedeelte wordt gebruikt als groepsaccommodatie of kan gedeeltelijk worden verhuurd ten behoeve van Bed and Breakfast.
Deze herbestemming heeft enkel een positief effect op gebiedsbescherming binnen natuurgebieden. Een agrarische bedrijfsbestemming direct aan het Natura-2000 gebied wordt gesloopt en resterende bebouwing wordt gebruikt voor een extensieve functie.
Binnen het plangebied is een Nb-wet vergunning aanwezig. Door herbestemming van het plangebied wordt deze vergunning aangepast. De stikstofuitstoot neemt af met deze herbestemming. Ten behoeve van deze herbestemming is een Aerius berekening toegevoegd aan dit inpassingsplan waaruit blijkt dat deze ontwikkeling geen effect heeft in het kader van stikstof. In samenhang met deze herbestemming wordt het agrarisch bedrijf wegbestemd.
Binnen het plangebied wordt overtollige bebouwing gesloopt. Dit betreft een kantoor en een hobbykasje. Met sloop van deze opstallen worden geen flora en fauna waarden aangetast. De sanering van deze kleinschalige bebouwing in samenhang met landschappelijke inpassing van het plangebied leidt tot een versterking van (mogelijkheden voor) flora en fauna waarden.
De zorgplicht is altijd van toepassing, op basis waarvan door iedereen voldoende zorg in acht moet worden genomen voor de in het wild levende dieren en hun leefomgeving. Dit kan bijvoorbeeld door buiten kwetsbare periodes (het voortplantings- en winterslaapseizoen) te starten met werkzaamheden en het gefaseerd werken om dieren de kans te geven om te vluchten.
De Wet geluidhinder biedt geluidsgevoelige bestemmingen bescherming tegen geluidhinder van wegverkeerslawaai bij de aanleg/wijziging van wegen of bij de bouw van woningen in de buurt van wegen. De reikwijdte van de wet is beperkt tot een geluidszone langs wegen.
Zonering van industrielawaai in het kader van de Wet geluidhinder is het ruimtelijk scheiden van industrieterreinen waarop (grote) lawaaimakers zijn gevestigd enerzijds en woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen anderzijds. Met zonering wordt beoogd rechtszekerheid te bieden aan zowel bedrijven als aan bewoners/gebruikers van woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen. Bedrijven kunnen aan de ene kant hun geluidproducerende activiteiten niet onbeperkt uitbreiden ter bescherming van woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen binnen en buiten de zone. Aan de andere kant wordt, ter bescherming van hun akoestische ruimte, voorkomen dat woningen en andere geluidsgevoelige bestemmingen te veel oprukken naar de bedrijven toe.
Binnen het plangebied wordt geen geluidgevoelig object gerealiseerd. Binnen het plangebied is een bedrijfswoning aanwezig, die ongewijzigd voor de woonfunctie behouden blijft. Het 'achterhuis' kan daarbij voor recreatief nachtverblijf in gebruik genomen worden. Een akoestisch onderzoek is niet noodzakelijk bij deze herbestemming.
Binnen het plangebied wordt met dit inpassingsplan een agrarische bedrijfsbestemming herbestemd naar een woonbestemming. De gevoeligheid van de woning wijzigt hiermee niet. Binnen het plangebied is geen sprake van de aanwezigheid van een 'grote lawaaimaker'. Een akoestisch onderzoek is niet noodzakelijk bij deze herbestemming.
Bij besluitvorming omtrent de bestemming van nieuwe voor geur gevoelige objecten dient in het kader van het aspect 'geur' antwoord gegeven te worden op de vragen:
Veel veehouderijen vallen in hun geheel onder het Activiteitenbesluit. De Wet geurhinder en veehouderij en de Wet ammoniak en veehouderij zijn voor deze bedrijven niet van toepassing. De eisen uit de wetten zijn wel als voorschriften opgenomen in het Activiteitenbesluit.
De Wet geurhinder en veehouderij vormt het toetsingskader voor vergunningverlening, voor geurhinder vanwege dierverblijven van veehouderijen. Voor de geurbelasting op geurgevoelige objecten gelden wettelijke geurnormen. Voor een concentratiegebied geldt een maximale geurbelasting van 3 ouE/m³ binnen de bebouwde kom en een norm van 14 ouE/m³ buiten de bebouwde kom. Het is middels een verordening mogelijk maatwerk per gebied. De gemeente kan zo een balans vinden tussen de gewenste ruimte voor de veehouderijen enerzijds en de bescherming van gevoelige objecten anderzijds.
Binnen het plangebied is sprake van een agrarische bedrijfswoning. Op deze woning is artikel 3, tweede lid van de Wet geurhinder en veehouderij van toepassing. Dit artikel luidt:
“In afwijking van het eerste lid bedraagt de afstand tussen een veehouderij en een geurgevoelig object dat onderdeel uitmaakt van een andere veehouderij, of dat op of na 19 maart 2000 heeft opgehouden deel uit te maken van een andere veehouderij:
Ten opzichte van dieren van een diercategorie waarvoor niet bij ministeriële regeling een geuremissiefactor is vastgesteld (zoals rundvee en paarden), dienen op grond van de wet vaste afstanden aangehouden te worden. Tussen een geurgevoelig object en een dergelijke veehouderij gelden de in artikel 3 opgenomen vaste afstanden.
Inleiding
De gemeente Deurne heeft in aanvulling op de Wet geurhinder en veehouderij de 'Verordening geurhinder en veehouderij' en de 'Beleidsregel ruimtelijke ontwikkelingen en geurhinder gemeente Deurne 2015' vastgesteld.
Verordening geurhinder en veehouderij
In de Verordening geurhinder en veehouderij zijn regels met betrekking tot beslissingen inzake vergunningen voor veehouderijen gesteld, voor zover het betreft geurhinder vanwege tot die veehouderijen behorende dierverblijven. Deze geurverordening is van belang bij beoordeling of een veehouderij onevenredig in zijn ontwikkelingsmogelijkheden wordt beperkt door een ruimtelijke ontwikkeling. In afwijking op de wet zijn geurnormen voor vijf gebiedscategorieën vastgesteld. Dit betreft de navolgende categorieën en normen: A: 1,0 ou/E, B: 2,0 ou/E, C: 5,0 ou/E, D: 8,0 ou/E en E met een norm van 10,0 ou/E. Deze categorieën zijn afleesbaar op de kaart 'Voorgrondnormen Verordening geurhinder en veehouderij gemeente Deurne 2015'.
Naast geurnormen voor bedrijven met een emissiefactor zijn in de verordening eveneens afwijkende normen vastgesteld voor nertsenbedrijven en melkrundveebedrijven. Voor deze twee typen bedrijven is de opgenomen aan te houden vaste afstand afhankelijk van de omvang van deze bedrijven.
Beleidsregel ruimtelijke ontwikkelingen en geurhinder gemeente Deurne 2015
Bij een ruimtelijke ontwikkeling dient sprake te zijn van een acceptabel woon- en leefklimaat. In de Beleidsregel ruimtelijke ontwikkelingen en geurhinder gemeente Deurne 2015 is vastgesteld wat de toetsingskaders voor plannen zijn in het kader van geur. Bij het beoordelen van ruimtelijke initiatieven en plannen worden, als vertaling van het criterium 'een aanvaardbaar woon- en leefklimaat' voor het aspect cumulatieve geurhinder uit stallen van veehouderijen, navolgende waarden gehanteerd als streef- en toetswaarden, uitgedrukt ouE.
Kernen | Kernrandzones plangebieden | Buitengebied | |
Goed (streefwaarde) | Maximaal 5 Ou < 7% hinder |
Maximaal 8 Ou <10% hinder |
Maximaal 10 Ou <12% hinder |
Voldoende (toetswaarde) | Maximaal 10 Ou | Maximaal 13 Ou | Maximaal 20 Ou |
Onvoldoende | 10 Ou of meer (>12% hinder) |
13 Ou of meer (>15% hinder) |
20 Ou of meer (>20% hinder) |
Tabel: tabel voor toets woon- en leefklimaat uit Beleidsregel ruimtelijke ontwikkelingen en geurhinder gemeente Deurne 2015
Als de achtergrondbelasting geclassificeerd kan worden als 'voldoende' of 'goed' dan zijn er vanuit het deelaspect 'cumulatieve geurhinder uit stallen van veehouderijen' geen belemmeringen om mee te werken aan een ruimtelijke initiatief. Is de achtergrondbelasting geclassificeerd als 'onvoldoende' dan is er in beginsel geen sprake van een 'aanvaardbaar woon- en leefklimaat'. Indien, met uitzondering van de toetswaarde in deze beleidsregel, de beoordeling van de overige milieu- en planologische aspecten wel positief uitvalt, kan overwogen worden om gemotiveerd van deze toetswaarde af te wijken. Bijvoorbeeld omdat er concreet zicht is op een verbetering van de achtergrondbelasting of er vanwege het gebruik weinig hinder te verwachten is of acceptabel wordt geacht.
Onder de achtergrondbelasting wordt de geurbelasting als gevolg van de veelheid aan veehouderijen in de omgeving van een geurgevoelig object verstaan. De achtergrondbelasting is een maat voor het leefklimaat. Er dient een aanvaardbaar woon- en leefklimaat te zijn.
Met de voorgrondbelasting wordt de geurbelasting van een individuele veehouderij bedoeld van die veehouderij die de meeste geur op het geurgevoelige object veroorzaakt, of omdat het een grote veehouderij betreft, of omdat de veehouderij dichtst bij het geurgevoelige object is gelegen. De achtergrondbelasting is maatgevend voor het woon- en leefklimaat, tenzij de voorgrondbelasting tenminste de helft van de waarde van de achtergrondbelasting bedraagt. Dan is de voorgrondbelasting bepalend.
Navolgende figuur geeft een beeld van de indicatieve achtergrondbelasting voor het plangebied in de huidige situatie, afkomstig uit van de Omgevingsdienst Zuid Oost Brabant.
Figuur: Indicatieve achtergrondbelasting en leefklimaat binnen het plangebied in de huidige situatie
Binnen het plangebied is sprake van een goed woon- en leefklimaat. Hiermee is sprake van een acceptabel woon- en leefklimaat.
Binnen het plangebied wordt de veehouderij gesaneerd. Hierbij is artikel 3 lid 2 uit de Wet geurhinder en veehouderij van toepassing met betrekking tot de geurhinder vanuit omliggende veehouderijen. Het plangebied is gelegen in het buitengebied, waardoor ten opzichte van omliggende veehouderijen een aan te houden vaste afstand van 50 meter geldt. Ten opzichte van alle omliggende veehouderijen wordt voldaan aan deze afstand.
De herbestemming van het plangebied mag de ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende agrarische bedrijven niet onevenredig belemmeren. De bedrijfswoning aan Leegveld 7 maakte deel uit van een veehouderij. Deze woning zal altijd een woning blijven die op of na 19 maart 2000 opgehouden heeft deel uit te maken van een (andere) veehouderij. Nabij gelegen bedrijven moeten rekening moeten houden met de woning waarbij een vaste afstand gelden op basis van de artikelen 3 lid 2 onder b en 5 van de Wet geurhinder en veehouderij. Dit betekent dat door herbestemming van het plangebied de toekomstige ontwikkelingsmogelijkheden van veehouderijen niet onevenredig worden beperkt.
De intensieve veehouderijen dragen bij aan de emissies van fijn stof (PM10) in Nederland. Deze stof bestaat uit een aantal stoffen, waarvan endotoxinen onderdeel uitmaken. Uit onderzoeken blijkt dat omwonenden rond veehouderijen gezondheidsrisico's kunnen lopen door de blootstelling aan emissies uit veehouderijen. De ontwikkeling van een landelijk toetsingskader voor endotoxine is nog niet afgerond. Vooruitlopend daarop is door het Ondersteuningsteam Veehouderij en Volksgezondheid van het Bestuurlijk Platform Omgevingsrecht de 'Notitie Handelingsperspectieven Veehouderij en Volksgezondheid: Endotoxine toetsingskader 1.0' opgesteld. In april 2018 is tevens de 'Handreiking veehouderij en volksgezondheid 2.0 uitgebracht. Hierbij wordt een advieswaarde van 30 EU/m³ aangehouden als advieswaarde voor maximale blootstelling aan endotoxine. Bij deze advieswaarde kan ervan uitgegaan worden dat de gezondheid van omwonenden van veehouderijen wordt beschermd tegen een overmaat aan endotoxine. Het uitgangspunt in de ruimtelijke ordening is dat sprake moet zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat waarmee de advieswaarde van 30 EU/m³ niet wordt overschreden.
Uit onderzoek blijkt dat mensen die in de nabijheid van een geitenhouderij wonen meer kans dan gemiddeld hebben op longontsteking. Totdat er meer duidelijkheid is over de oorzaak van de longontsteking en een integrale aanpak, adviseert de GGD het voorzorgsbeginsel toe te passen en terughoudend te zijn met uitbreiding of nieuwvestiging van geitenhouderijen in de buurt van gevoelige bestemmingen. Andersom geldt ook dat geadviseerd wordt terughoudend te zijn met het plaatsen van gevoelige bestemmingen in de buurt van bestaande geitenhouderijen. Dat betekent dat gemeenten wordt geadviseerd om in hun besluitvorming het risico op longontsteking mee te wegen. Op basis van de onderzoeksresultaten is het risico op longontsteking groter naarmate de afstand tot een geitenbedrijf kleiner is. Tot een afstand tot twee kilometer is er sprake van een vergroot risico.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het mogelijk maken van een nieuwe gevoelige bestemming in de nabijheid van agrarische bestemmingen aandacht gevraagd voor spuitzones in verband met het risico's voor de volksgezondheid vanwege eventuele blootstelling aan gewasbeschermingsmiddelen via drift. Met de term drift wordt de hoeveelheid gewasbeschermingsmiddel bedoeld die bij het spuiten buiten het agrarisch perceel op de grond terecht kan komen en/of op hoogte door de lucht passeert. Drift is een belangrijke en directe bron van luchtverontreiniging, waardoor mens en dier in contact kunnen komen met gewasbeschermingsmiddelen. Vooral bij middelen met een hoge toxiciteit en/of voor kwetsbare groepen, zoals jonge kinderen of ouderen, kan drift risico's voor de gezondheid inhouden.
Het plangebied is gelegen binnen een agrarische omgeving. In de omgeving zijn diverse melkrundvee en vleesveebedrijven gelegen. Er zijn geen varkensbedrijven gelegen binnen een afstand van 250 meter tot het plangebied. Eveneens zijn geen pluimvee bedrijven gelegen binnen een afstand van 1 kilometer tot het plangebied. Het plangebied is niet gelegen binnen een endotoxinencontour. Er zijn geen andere endotoxinen contouren gelegen over het plangebied en is sprake van een acceptabel woon- en leefklimaat.
Binnen de gemeente Deurne zijn een aantal geitenhouderijen gelegen. Geen van deze bedrijven is gelegen binnen een afstand van twee kilometer tot het plangebied. Derhalve is deze herbestemming in het kader van het rapport 'Veehouderij en Gezondheid Omwonenden' geen bezwaar.
In de nabijheid van het plangebied is geen sprake van teelt van gewassen waarop gewasbeschermingsmiddelen (kunnen) worden toegepast. De agrarische gronden aansluitend aan het plangebied zijn in eigendom van de eigenaar van de locatie Leegveld 7. Op deze gronden vindt de teelt van maïs en andere gewassen bij teeltwisseling plaats voor het agrarisch bedrijf binnen het plangebied. Deze gronden zijn aangeduid als natte natuurparel en worden op termijn heringericht voor natuurdoeleinden. Dit aspect is niet aan de orde bij deze herbestemming.
Bij een ruimtelijke ontwikkeling dient rekening te worden gehouden met milieuzoneringen van bestaande en toekomstige bedrijven om zodoende de kwaliteit van het leefmilieu te handhaven en te bevorderen. Bij de milieuzonering wordt gebruik gemaakt van de door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) opgestelde Lijst van Bedrijfsactiviteiten uit de handreiking Bedrijven en Milieuzonering. Deze lijst geeft de richtafstanden weer voor milieubelastende activiteiten. In deze lijst worden richtafstanden gegeven voor de aspecten geur, stof, geluid en gevaar. De richtafstanden gelden tussen de grens van de bestemming en de uiterste grens van de gevel van een woning die volgens het bestemmingsplan of via vergunning vrij bouwen mogelijk is. De richtafstanden zijn afgestemd op twee omgevingstypen: 'rustige woonwijk' en 'gemengd gebied'. Het kan in een gemengd gebied gaan om bestaande gebieden met functiemenging of gebieden waar bewust functiemenging wordt nagestreefd, bijvoorbeeld om een grotere levendigheid tot stand te brengen. Ook lintbebouwing in het buitengebied met overwegend agrarische en andere bedrijvigheid wordt onder een gemengd gebied verstaan. De richtafstanden in de VNG-publicatie kunnen in gemengd gebied, zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat, met één afstandsstap verlaagd worden.
Het plangebied kan getypeerd worden als gelegen binnen een rustig buitengebied.
Agrarische bedrijf
Het plangebied is gelegen binnen een agrarisch gebied. In de directe omgeving van het plangebied zijn met name agrarische bedrijven gelegen. De dichtst bij de bedrijfswoning gelegen agrarisch bedrijven zijn gelegen aan Leegveld 8 en aan Leegveld 6.
Aan Leegveld 6 is een melkveebedrijf gelegen. Er geldt voor deze melkveebedrijven
een richtlijnafstand voor geur van 100 meter, een richtlijnafstand van 30 meter voor
stof en geluid en geen richtlijnafstand voor gevaar. De woning aan Leegveld 7 is gelegen
op een afstand van 95 meter tot de dichtst bij het plangebied gelegen hoek van het
bouwvlak aan Leegveld 6. Het plangebied is hiermee buiten de aan te houden richtlijnafstanden
voor gevaar, stof en geluid. Op basis van wetgeving in het kader van geur dient een
afstand van 50 meter te worden gehanteerd. Op basis van deze regels kan gemotiveerd
worden afgeweken van de aan te houden richtlijnafstand van 100 meter. Bovendien is
er geen sprake van wijziging van de woning. De woning aan Leegveld 7 is reeds aanwezig
en blijft naar aard en omvang ongewijzigd.
Agrarisch bedrijf met recreatieve nevenactiviteiten
Aan Leegveld 8 is een vleesveebedrijf gelegen. Er geldt voor dit vleesveebedrijf een aan te houden richtlijnafstand voor geur van 100 meter, een richtlijnafstand van 30 meter voor stof en geluid en geen richtlijnafstand voor gevaar. De woning aan Leegveld 7 is gelegen op een afstand van 98 meter tot de dichtst bij het plangebied gelegen hoek van het bouwvlak aan Leegveld 8. Het plangebied is hiermee buiten de aan te houden richtlijnafstanden voor gevaar, stof en geluid. Aan de zijde van het bouwvlak dat het dichtst bij het plangebied gelegen is, is de bedrijfswoning aan Leegveld 8 gelegen. De uitstoot van geur vindt niet plaats vanuit deze bedrijfswoning. Op basis van wetgeving in het kader van geur dient een afstand van 50 meter te worden gehanteerd. De dichtst bij het plangebied gelegen stallen zijn gelegen achter deze bedrijfswoning op een afstand van tenminste 127 meter tot het plangebied. Op basis van deze regels kan gemotiveerd worden afgeweken van de aan te houden richtlijnafstand van 100 meter. Bovendien is er geen sprake van wijziging van de woning. De woning aan Leegveld 7 is reeds aanwezig en blijft naar aard en omvang ongewijzigd.
Tevens zijn op deze bedrijfslocatie omgevingsvergunningen verleend voor de volgende
nevenactiviteiten: ontvangstruimte, terras recreatieve nevenactiviteiten en statische
opslag. Ook hier geldt dat deze activiteiten niet plaatsvinden in de bedrijfswoning
aan Leegveld 8. Niet aannemelijk is dat deze bedrijfswoning feitelijk voor deze activiteiten
gebruikt gaat worden. De nevenactiviteiten vinden hiermee ten alle tijden plaats op
een afstand van meer dan 100 meter tot het plangebied en vinden hiermee buiten de
aan te houden richtlijnafstanden plaats. Bovendien is er geen sprake van wijziging
van de woning. De woning aan Leegveld 7 is reeds aanwezig en blijft naar aard en omvang
ongewijzigd.
Loonwerk en statische opslag
Aan Leegveld 3 is een loonwerkbedrijf gelegen, waarbij tevens een omgevingsvergunning is verleend voor inpandige statische opslag. De aan te houden richtlijnafstand bedraagt 30 meter in het kader van geur, 10 meter in het kader van stof, 30 meter in het kader van geluid en 10 meter in het kader van gevaar. Het plangebied is gelegen op een afstand van circa 400 meter tot de locatie aan Leegveld 3 en hiermee buiten de aan te houden richtlijnafstand gelegen.
Binnen het plangebied is in de huidige situatie een agrarisch bedrijf aanwezig. Dit bedrijf wordt gesaneerd en binnen het plangebied wordt de bebouwing binnen de te bestemmen woonbestemming hergebruikt voor de woonfunctie met ondergeschikt en inpandig recreatief nachtverblijf. Dit betreft maximaal een categorie 2 activiteit, waarmee een aan te houden richtlijnafstand van 30 meter geldt. De bedrijven aan Leegveld 6 en 8 zijn de meest dicht bij het plangebied gelegen bestemmingen en deze bedrijven zijn op 95 respectievelijk 98 meter afstand gelegen en hiermee buiten de richtlijnafstand gelegen.
De recreatieve nevenactiviteiten vinden plaats in het 'achterhuis'. De gedeelte van de woonbestemming betreft in de huidige situatie de bedrijfswoning. Het voorhuis blijft geheel voor de woonfunctie in gebruik. Herbestemming van het pand naar (ook) recreatieve nevenactiviteiten vormt geen belemmering voor omliggende bestemmingen.
Het externe veiligheidsbeleid is gericht op het beperken en beheersen van risico's en effecten van calamiteiten alsmede het bevorderen van de veiligheid van personen in de omgeving van activiteiten (bedrijven en transport) met gevaarlijke stoffen. Dat gebeurt door te voorkomen dat te dicht bij gevoelige bestemmingen, activiteiten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden, door de zelfredzaamheid te bevorderen en door de calamiteitenbestrijding te optimaliseren. In de volgende landelijke wetten, besluiten en regelingen zijn normen opgenomen waaraan een nieuwe planologische ontwikkeling moet worden getoetst:
De aanwezige risico's zijn zeer afhankelijk van het brontype. De relevante typen zijn: bedrijven, vervoer van gevaarlijke stoffen (per spoor, over de weg, het water), hoogspanningslijnen; en ondergrondse (gas)leidingen (c.q. buisleidingen).
Ten aanzien van externe veiligheid wordt onderscheid gemaakt in:
Met het invullen van de verantwoordingsplicht wordt antwoord gegeven op de vraag in hoeverre externe veiligheidsrisico's in het plangebied worden geaccepteerd en welke maatregelen getroffen zijn om het risico zoveel mogelijk te beperken. Door de verantwoordingsplicht worden gemeenten gedwongen het externe veiligheidsaspect mee te laten wegen bij het maken van ruimtelijke keuzes. Deze verantwoording is kwalitatief en bevat verschillende onderdelen die aan bod kunnen of moeten komen. Ook bestaat er een adviesplicht voor de regionale brandweer. Door het uitwerken van de verantwoordingsplicht neemt het bevoegd gezag de verantwoordelijkheid voor het 'restrisico' dat overblijft nadat benodigde de veiligheidsverhogende maatregelen genomen zijn.
De gemeente Deurne heeft geen externe veiligheidsbeleid vastgesteld.
Ook wordt in het kader van een 'goede ruimtelijke ordening' onder andere getoetst aan eventueel van toepassing zijnde veiligheidsafstanden uit het Activiteitenbesluit, Besluit algemene regels ruimtelijke ordening en effectafstanden uit de 'Circulaire effectafstanden LPG-tankstations'.
Het plangebied is op de risicokaart van de provincie Noord-Brabant niet aangewezen als gelegen in een risicogebied van een inrichting met betrekking tot de externe veiligheid. Navolgende figuur betreft een uitsnede uit de risicokaart externe veiligheid voor inrichtingen, waarop de ligging van het plangebied is aangeduid.
Figuur: Uitsnede risicokaart externe veiligheid waarop de ligging van het plangebied is aangeduid
In de omgeving van het plangebied is één inrichting gelegen die is aangeduid op de risicokaart externe veiligheid. Dit betreft de locatie aan Leegveld 8, waar een bovengrondse propaantank met een omvang van 18 m³ aanwezig is. Er geldt een aan te houden richtafstand van 20 meter tot deze inrichting. Het plangebied is buiten deze afstand gelegen.
Het transport van gevaarlijke stoffen moet primair via het hoofdwegennet plaatsvinden. Woonkernen moeten hierbij vermeden worden. Het plangebied is niet gelegen binnen een invloedsgebied van een weg of een waterweg waarover gevaarlijke stoffen worden vervoerd.
Op een afstand van circa 670 meter ten noorden van het plangebied is het spoorwegtracé Eindhoven-Venlo gelegen. Over dit spoor kunnen gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Uit bijlage 2 Tabel basisnet spoor van de Regeling externe veiligheid transportroutes (Revb) behorende bij het Bevt blijkt dat de veiligheidszone (10-6/jr pr-contour) voor het baanvak Eindhoven Oost –Station Blerick 0 meter uit de as van de spoorlijn. De spoorlijn kent geen plasbrandaandachtsgebied. Verder wordt ook niet de 0,3 x de oriënterende waarde van het groepsrisico overschreden; Eindrapport basisnet spoor (2011). Het groepsrisico neemt door deze herbestemming ook niet toe.
Het plangebied is gelegen binnen het invloedsgebied van de Rotterdam-Rijn Pijpleiding (rrp-16). Overigens is ook geen sprake van de toevoeging van een kwetsbaar object. De bedrijfswoning aan Leegveld 7 blijft ongewijzigd behouden. Het aspect externe veiligheid vormt hiermee geen belemmering. Er dient wel een beperkte verantwoording van het groepsrisico te worden opgenomen.
Bij de verantwoording van het groepsrisico zijn de mogelijke risico's beschreven en zijn de maatregelen beschreven. Het standaardadvies van de veiligheidsregio is bij deze ontwikkeling van toepassing. Dit standaardadvies is hierna opgenomen.
Communiceer actief met de omwonenden in het plangebied over de risico's van de gevaarlijke
stoffen. Geef daarbij aan wat omwonenden moeten doen bij een incident, namelijk vluchten
van de risicobron af. Dit bevordert de zelfredzaamheid van omwonenden. Dit advies
geldt ook voor bedrijfshulpverleningsorganisaties. Pas de beleidsregels bereikbaarheid
en bluswatervoorziening van VRBZO toe. Nieuw op te richten gebouwen moeten aan het
Bouwbesluit 2012 voldoen. In dit besluit is geregeld dat gebouwen uitgevoerd moeten
worden met een mechanische ventilatie die uitgezet kan worden. Aanvullend op deze
regelgeving adviseren wij om de aanzuigopeningen van deze ventilatie bij voorkeur
hoog en afgekeerd van de risicobron te realiseren.
Het beleid om tot een goede luchtkwaliteit te komen volgt twee sporen:
De belangrijkste regels over de luchtkwaliteit staan in hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer.
De borging van de luchtkwaliteit vindt onder andere plaats middels een gebiedsgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het Nationaal Samenwerkingsprogramma. De programma-aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen. Van bepaalde projecten met getalsmatige grenzen is vastgesteld dat deze 'niet in betekenende mate' bijdragen aan de luchtverontreiniging als de 3% grens niet wordt overschreden. In de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen' wordt aangeven op welke manier snel kan worden vastgesteld of de bijdrage van een nieuwbouwproject op de luchtkwaliteit valt onder de term 'niet in betekenende mate'. De regeling geeft een harde omschrijving van het aantal gevallen. Voor realisatie van woningen geldt een aantal van 1.500 woningen als een ontwikkeling van een effect dat In Betekenende Mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit.
In de Wet milieubeheer is de Europese richtlijn luchtkwaliteit geïmplementeerd. Het doel van de wet is mensen te beschermen tegen risico's van luchtverontreiniging. De richtlijn geeft de volgende grenswaarden voor fijn stof:
De Europese richtlijn luchtkwaliteit geeft de volgende grenswaarde voor stikstofdioxide:
Met dit plan wordt een agrarisch bedrijf gesaneerd. Hiermee is sprake van een vermindering van de uitstoot van schadelijke stoffen. Het gebruik van de woning aan Leegveld 7 blijft ongewijzigd. Aanvullend hieraan vindt recreatief nevengebruik van het achterhuis plaats. Dit plan leidt niet tot een toename van de uitstoot van gevaarlijke stoffen of een toename van verkeer. Door sanering van het agrarisch bedrijf verdwijnen verkeersbewegingen van al het vrachtverkeer.
Fijnstof
Voor het plangebied is sprake van jaargemiddelde concentratie PM10 van 18 µg/m³. De jaargemiddelde concentratie PM2,5 bedraagt 11 µg/m³. Navolgende figuren geven de jaargemiddelde concentratie van PM10 en PM2,5 voor het plangebied en directe omgeving weer.
Figuur: Fijnstof PM10 (bron: RIVM) voor het plangebied
Figuur: Fijnstof PM2,5 (bron: RIVM) voor het plangebied
Geconcludeerd kan worden dat er in het kader van de blootstelling aan fijnstof een
aanvaardbaar woon- en leefklimaat aanwezig is.
Stikstof
Binnen het plangebied is sprake van jaargemiddelde concentratie NO2 van 15 µg/m³. Navolgende figuur geeft de jaargemiddelde concentratie van NO2 voor het plangebied en directe omgeving weer.
Figuur: Stikstofdioxide (bron: RIVM) voor het plangebied
Geconcludeerd kan worden dat er in het kader van de blootstelling aan stikstof een aanvaardbaar woon- en leefklimaat aanwezig is.
De milieueffectrapportage is een procedure met als hoofddoel om het milieubelang volwaardig te laten meewegen bij de voorbereiding en vaststelling van plannen en besluiten.
De Nederlandse regelgeving voor de milieueffectrapportage (“m.e.r.“) is opgenomen in de Wet milieubeheer en het Besluit milieueffectrapportage. Bij nieuwe ontwikkelingen moet worden beoordeeld of een milieueffectrapport (MER) moet worden opgesteld. Er dient in ieder geval een MER te worden opgesteld indien een passende beoordeling op basis van artikel 2.8 lid 1 Wet natuurbescherming nodig is. Daarnaast zijn in de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage drempelwaarden opgenomen voor ontwikkelingen. Wanneer een ontwikkeling groter is dan de genoemde drempelwaarde dient een MER te worden opgesteld. Op grond van een uitspraak van het Europese Hof en het daarop aangepaste Besluit milieueffectrapportage geldt dat de omvang van het project niet het enige criterium mag zijn om te bepalen of een MER nodig is. Ook als een project onder de drempelwaarde uit lijst C en D zoals opgenomen in de bijlage behorende bij het Besluit milieueffectrapportage zit, kan een project immers nadelige gevolgen voor het milieu hebben. Wanneer een project beneden de drempelwaarde ligt zoals opgenomen in het Besluit m.e.r. dient een vormvrije m.e.r.-beoordeling plaats te vinden (vergewisplicht).
In het Besluit m.e.r. staan alle activiteiten opgenomen waarvoor een milieueffectrapportage (MER), aanmeldingsnotitie of vormvrije-mer noodzakelijk is. In deze mer-beoordeling worden de milieugevolgen van het plan in beeld gebracht. Als gevolg van de herziening van de m.e.r. richtlijn is nu wettelijk verankerd dat verzachtende maatregelen mogen worden meegenomen in de (vormvrije) m.e.r.-beoordeling. Er is namelijk vastgelegd dat het bevoegd gezag deze nadrukkelijk dient te beschouwen in de beslissing. Dit biedt dus de kans om reeds in een vroeg stadium maatregelen, die effecten kunnen wegnemen, te betrekken in de effectbeoordeling.
Op grond van de bijlage van het Besluit milieueffectrapportage dient een MER te worden opgesteld bij de een landinrichtingsproject dan wel een wijziging of uitbreiding daarvan met een omvang van 125 hectare of meer (D9).
Op basis van de criteria die genoemd in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling dient bij een ontwikkeling een vormvrije m.e.r.- beoordeling worden uitgevoerd indien de drempelwaarde zoals genoemd in de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage niet wordt overschreden.
De herbestemming van een agrarisch bedrijf naar een woonbestemming komt niet voor in de D-lijst.
Binnen het plangebied vindt sanering van een agrarisch bedrijf plaats. In deze toelichting is aangetoond dat deze herbestemming niet leidt tot verontreiniging en hinder. Het risico op ongevallen is niet aanwezig. De sanering van het bedrijf leidt tot een waarneembare afname van geur, gevaar, stof of geluid. Het bestemmingsvlak wordt verkleind en de resterende bebouwing wordt hergebruikt. De beoogde herbestemming past binnen de aard en schaal van het gebied. Het effect van de beoogde ontwikkeling op de omgeving is beperkt en valt binnen de hiervoor gestelde normen. Dit is in deze toelichting aangetoond. Er is geen sprake van een grensoverschrijdende karakter bij deze herbestemming. Uit deze toelichting blijkt dat de kans op negatief effect op de omgeving nihil is.
Dit inpassingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding en de regels vormen het juridisch bindende deel van het plan. De verbeelding en regels dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast.
Op de verbeelding, die bestaat uit één kaartblad, zijn de bestemmingen en aanduidingen van de gronden in het plangebied aangegeven. De juridische betekenis van deze bestemmingen en aanduidingen is terug te vinden in de regels. Een aantal gegevens heeft juridisch gezien geen betekenis en is alleen op de verbeelding aangegeven ten behoeve van de leesbaarheid van die kaart (bijvoorbeeld kadastrale en topografische gegevens en huisnummers).
In de regels staan regels voor het gebruik van gronden binnen de bestemming in het plangebied en voor het oprichten en gebruiken van bebouwing op die gronden. De regels zijn ingedeeld in vier hoofdstukken.
Dit hoofdstuk bevat 2 artikelen. In de artikelen 1 en 2 zijn begripsbepalingen en meetregels opgenomen die van belang zijn voor de toepassing en interpretatie van de regels in de overige hoofdstukken.
Dit hoofdstuk bestaat uit de artikelen die corresponderen met de bestemmingen op de verbeelding. De regels in een bestemming zijn als volgt opgebouwd en benoemd:
Een plan hoeft niet alle elementen te bevatten. In de bestemmingsomschrijving wordt een omschrijving gegeven van de aan de gronden toegekende functies. Als eerste wordt de hoofdfunctie aangegeven. Indien er sprake is van andere aan de grond toekende functies, worden deze daarna omschreven. In de bouwregels wordt bepaald aan welke voorwaarden de bebouwing moet voldoen. Voor zover nodig wordt een onderscheid gemaakt in woningen, bijgebouwen, bedrijfsgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waardoor een toetsing van de aanvraag om een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen overzichtelijk is.
Conform omliggende gronden worden en blijven de gronden binnen het plangebied die buiten de woonbestemming gelegen zijn bestemd als 'Agrarisch met Waarden' ten behoeve van agrarisch grondgebruik.
Ten behoeve van borging van aanleg en instandhouding van een goede landschappelijke inpassing is de bestemming 'Groen' opgenomen ter plaatse van deze landschappelijke inpassing.
Het her te bestemmen agrarisch bedrijf wordt herbestemd naar een woonbestemming (Wonen). De resterende bebouwing wordt hierbinnen bestemd. Binnen deze bestemming is wonen met maximaal één huishouden toegestaan. Ondergeschikt is recreatief nevengebruik toegestaan en het voeren van kantoor aan huis.
Een gedeelte van het plangebied is bestemd als 'Waarde - Archeologie 3'. Deze bestemming is overgenomen uit het vigerende bestemmingsplan.
Dit inpassingsplan is in navolging van de uitspraak van de Raad van State van 16 februari 2022 vastgesteld. Na het besluit tot vaststelling van dit inpassingsplan wordt dit besluit gepubliceerd conform de wettelijke vereisten, waarbij de planning is deze publicatie medio juni 2020 af te ronden. Belanghebbenden hebben vervolgens 6 weken de mogelijkheid om beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in te stellen
De Wet ruimtelijke ordening maakt het vaststellen van een exploitatieplan verplicht voor een aantal bouwactiviteiten wanneer de bouw planologisch wordt gemaakt in ruimtelijk plan. De bouwplannen waarbij een exploitatieplan verplicht is staan in artikel 6.2.1. van het Besluit ruimtelijke ordening. Dit betreft onder meer plannen voor de bouw van een of meer woningen en de bouw van een of meer andere hoofdgebouwen. Bovendien is een exploitatieplan nodig als locatie-eisen (aan openbare ruimte of woningcategorieën) gesteld moeten worden en/of het bepalen van een tijdvak of fasering noodzakelijk is. Geen exploitatieplan is nodig indien het verhaal van de kosten van grondexploitatie anderszins verzekerd is en er geen fasering of tijdvak behoeft te worden vastgelegd en geen locatie-eisen (aan openbare weg of woningcategorieën) hoeven te worden vastgesteld. Er is geen sprake van de realisatie van een hoofdgebouw. Er is geen sprake van kostenverhaal bij deze herbestemming.
Op 16 februari 2022 heeft de Afdeling einduitspraak gedaan over het provinciaal inpassingsplan 'PAS Leegveld, Deurne'. Alle beroepen bleken ongegrond op één onderdeel na. Het betreft de bestemming van het perceel Leegveld 7 Deurne. De Afdeling heeft de plangrens ter hoogte van dit perceel vernietigd en opgedragen om binnen 26 weken na de einduitspraak een besluit te nemen over de bestemming van dit perceel. Het inpassingsplan komt tegemoet aan deze overwegingen van de Afdeling. De bestemming wordt met dit inpassingsplan gewijzigd in een bestemming 'Wonen' met een ondergeschikte recreatieve nevenactiviteit, in 'Agrarisch met Waarden' en in 'Groen'. De woonbestemming is in overleg met de bewoners van het perceel Leegveld 7 tot stand gekomen. Inherent aan de procedure kunnen belanghebbenden in beroep gaan bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.
het inpassingsplan 'Herziening PAS Leegveld Deurne, Leegveld 7' met identificatienummer NL.IMRO.9930.ipPASLeegveldherz-va01 van de gemeente Deurne.
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
het bedrijfsmatig verlenen van diensten of het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid, overwegend door middel van handwerk, dat door zijn beperkte omvang in een woning/woonwagen en de daarbij behorende bijgebouwen, niet zijnde de aanwezige (agrarische) bedrijfsbebouwing, met behoud van de woonfunctie in overwegende zin kan worden uitgeoefend.
het uitoefenen van een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, ICT, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of daarmee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning/woonwagen en de daarbij behorende bijgebouwen, niet zijnde de aanwezige (agrarische) bedrijfsbebouwing, met behoud van de woonfunctie in overwegende zin kan worden uitgeoefend.
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
een tijdelijke zelfstandige woonruimte in een deel van een hoofdgebouw, een aanbouw dan wel een vrijstaand bijgebouw bij dat hoofdgebouw, waarin een tweede huishouden kan worden gehuisvest uit oogpunt van mantelzorg, welke tijdelijke woonruimte qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met het hoofdgebouw en gelegen is binnen een bestemming die wonen mogelijk maakt. Bedrijfsgebouwen of andere gebouwen die niet ten dienste staan van een woonfunctie vallen hier nadrukkelijk niet onder.
het bedrijfsmatig gebruik van gronden voor het telen van gewassen en/of het weiden van dieren alsmede het gebruik van gronden voor het weiden van hobbymatig gehouden dieren.
personen die hun vaste woon- en verblijfplaats niet in Nederland hebben maar die tijdelijk (maximaal één jaar), in Nederland verblijven, om hier betaalde werkzaamheden te verrichten.
waarden van een terrein in verband met de zich mogelijk daarin bevindende oudheidkundige zaken die van belang zijn vanwege hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap en/of hun cultuurhistorische waarde.
handelingen en werkzaamheden die plaatsvinden in het kader van de uitoefening van een bedrijf.
gebied waar de ontwikkelingsmogelijkheden van veehouderijen zijn beperkt.
bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning.
een op zichzelf staand vrijstaand of aangebouwd gebouw dat door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
aaneengesloten (virtueel) vlak waarop functioneel bij elkaar behorende bebouwing en voorzieningen worden geconcentreerd, bestaande uit een bouwvlak, waarbinnen de gebouwen zijn toegelaten, met de direct daaraan grenzende gronden waar ook bouwwerken geen gebouwen zijnde en vergunningvrije bouwwerken zijn toegestaan alsmede verhardingen ten behoeve van de ontsluiting van het bouwvlak;
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
elke constructie, niet zijnde een gebouw, van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct, hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren.
een bedrijf dat door de aard of activiteiten functioneel aan het buitengebied gebonden is, of waarvan de activiteiten zijn gericht op het buitengebied. Nader te onderscheiden in:
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarden, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis heeft gemaakt van dat bouwwerk of dat gebied.
activiteiten ter ontspanning in de vorm van sport, spel, toerisme en educatie, waarbij overnachting niet is toegestaan.
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van goederen aan degene die deze goederen kopen voor eigen gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; webwinkels vallen niet onder het begrip detailhandel, tenzij er sprake is van uitstalling en levering van producten ter plaatse.
een kerende grondbewerking door middel van een ploeg, die dieper gaat dan de teeltlaag.
een grondbewerking, gericht op het losbreken van storende lagen in de ondergrond, tot maximaal 90 cm.
hoofdvestiging inclusief eventuele nevenvestigingen en kan dus verschillende locaties betreffen.
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een inpassingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden (definitie volgens artikel 1 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor)).
die vormen van natuurvriendelijke recreatie die in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen en fietsen.
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
gebieden met een belangrijke nevenfunctie voor natuur en water die overwegend grenzen aan het Natuur Netwerk Brabant en ecologische verbindingszone of die deze verbinden;
een gebouw bestemd voor verblijfsrecreatie door meerdere personen in groepsverband.
een (deel van een) gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken.
een bedrijf of instelling, gericht op één of meer van de navolgende bedrijfsmatige activiteiten:
een alleenstaande, dan wel twee of meer personen die een duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren of willen voeren, waar bij een gemeenschappelijke huishouding sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan (kamerverhuur wordt daaronder niet begrepen); indien sprake is van één persoon, spreekt men eveneens van een (zij het één-persoons)huishouden.
tent, tentwagen, kampeerauto, caravan of enig ander onderkomen of verblijf, geen bouwwerk zijnde, dat geschikt is voor tijdelijk recreatief nachtverblijf.
kamperen op een terrein waarop ten hoogste 25 kampeermiddelen mogen worden geplaatst.
kwaliteitsverbetering van het landschap, zoals is opgenomen in het gemeentelijk beleidskader kwaliteitsverbetering landschap, zoals weergegeven in bijlage 4 'Beleidskader kwaliteitsverbetering landschap', inclusief later vastgestelde aanvullingen dan wel het kader dat volgend op voornoemd kader wordt vastgesteld, waarbij voornoemd kader is komen te vervallen.
gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van het landschap, gericht op ruimtelijke, ecologische, cultuurhistorische en recreatieve aspecten;
een sportactiviteit waarbij motorisch of mechanisch geluid wordt geproduceerd dat zodanig is dat het omgevingslawaai wordt overschreden, waaronder in ieder geval begrepen de rallysport, motorsport, (model)vliegsport; de jachtsport wordt hier niet onder begrepen.
het op basis van vrijwilligheid en buiten organisatorisch verband bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op fysiek, psychisch en/of sociaal vlak.
classificatie van de belasting die een (bedrijfs)activiteit kan hebben op het milieu. De classificatie is ontworpen door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en bestaat uit zes categorieën: 1 tot en met 6. Hoe hoger de klasse, hoe intensiever de belasting van het milieu.
de aan een gebied toegekende waarden, gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang.
een bedrijfs- of beroepsmatige activiteit die in ruimtelijk, functioneel en inkomenswervend opzicht ondergeschikt is aan de op de ingevolge dit inpassingsplan toegestane hoofdfunctie op een bouwperceel of bouwvlak.
de door Stichting Normering Flexwonen vastgestelde norm voor de huisvesting van arbeidsmigranten (versie 8.0, d.d. 1 september 2019) met dien verstande dat indien voornoemde normenset wordt gewijzigd, een aanvraag moet voldoen aan de nieuwe normen.
voorziening ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie.
een bedrijf dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies met als nevenactiviteiten het verstrekken van maaltijden en/of dranken aan logerende gasten.
die vormen van openluchtrecreatie, die plaats hebben in een omgeving met een niet-recreatieve hoofdfunctie, waarbij het medegebruik in principe ondergeschikt is aan de hoofdfunctie en het hoofdgebruik.
extensieve vormen van buitengebied gebonden dag- en verblijfsrecreatieve voorzieningen, zoals een kinderboerderij, een theehuis/theetuin, een kaasmakerij, verhuur van fietsen/huifkarren, een groepsaccommodatie en daarmee naar aard en omvang vergelijkbare bedrijven, alsmede bij de recreatieve activiteit behorende en passende onderschikte horeca.
woning of enig ander verblijf, een bouwwerk zijnde, dat blijkens de inrichting geschikt is voor tijdelijk recreatief nachtverblijf.
een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof hij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in elk geval verstaan: seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, parenclub, escortbureau en (raam)prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.
het geheel of gedeeltelijk verwijderen van bouwwerken inclusief vloeren en alles wat onder de vloeren aanwezig is, voerkuilen, silo's, overkappingen, verhardingen en andere bijgebouwen en bouwwerken die geen gebouwen zijn.
een caravan of soortgelijk onderkomen al dan niet op wielen, dat mede gelet op de afmetingen, niet bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen over grote afstanden als aanhangsel van een auto te worden voortbewogen, bestemd om uitsluitend door een huishouden of daarmee gelijk te stellen groep van personen, dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar bewoond te worden, uitsluitend voor recreatieve doeleinden.
opslag van goederen die geen regelmatige verplaatsing behoeven, en die tevens niet ter plaatse worden bewerkt, verwerkt , gerepareerd of verhandeld.
recreatie in ruimten die zijn bestemd of opgericht voor recreatief nachtverblijf, zoals een recreatiewoning, groepsaccommodatie/logeergebouw, pension, bed & breakfast, kampeermiddel, trekkershut of camper, door personen die hun hoofdverblijf elders hebben.
de naar de openbare weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, die gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt.
de denkbeeldige lijn, evenwijdig aan de as van de weg waaraan gebouwd wordt:
de zijde van het bouwvlak die naar de openbare weg gelegen is waarop het bouwperceel ontsloten wordt.
een voor de oppervlaktewaterkwantiteit van overwegend belang zijnde watergang.
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden of maximaal vier personen die geen huishouden vormen.
een gebouw dat bestaat uit een (voormalige) agrarische bedrijfswoning met de in de bouwmassa opgenomen (voormalige) agrarische bedrijfsruimten, die samen een geïntegreerde eenheid (bouwkarakteristiek, waarbij woon- en stalgedeelte van oudsher aan elkaar verbonden zijn) vormen.
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
bij toepassing van een dakkapel of dakopbouw met een breedte van meer dan 50% van het dakvlak wordt de bovenzijde daarvan als goothoogte aangemerkt.
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
vanaf het peil tot de afgewerkte vloer van het ondergrondse (deel van het) bouwwerk.
de in deze regels gegeven bepalingen omtrent plaatsing, afstanden en maten zijn niet van toepassing op goot- en kroonlijsten, schoorstenen, gasafvoer- en ontluchtingskanalen, antennes, balkons, galerijen, noodtrappen, luifels, liftkokers, ventilatiekanalen, afvoerpijpen van hemelwater, zonnepanelen, gevellijsten, pilasters, plinten, stoeptreden, kozijnen, dorpels en dergelijke bouwonderdelen.
De voor 'Agrarisch met Waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met daarbij behorende:
Binnen de bestemming 'Agrarisch met Waarden' mag worden gebouwd:
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en/of opstallen voor:
Naast het bepaalde in de hierna genoemde subleden is tevens 11.1.2 van toepassing.
Het is verboden op de in 3.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag de in het schema onder 3.4.3 opgenomen omgevingsvergunningplichtige werken en werkzaamheden uit te (doen) voeren.
Het onder 3.4.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:
De in 3.4.1 bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien voldaan wordt aan de volgende criteria.
Omgevingsvergunningplichtige werken/ werkzaamheden | Criteria voor vergunningverlening |
- het verwijderen van perceelsrandbegroeiingen in de vorm van bomen en struiken; | - rekening moet worden gehouden met de landschappelijke waarden. |
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
bouwhoogte lichtmasten | maximaal 10 m |
bouwhoogte overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde | maximaal 3 m |
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan:
Deze nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld:
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met daarbij behorende:
Voor het bouwen van een hoofdgebouw gelden de volgende maatvoeringseisen:
Goothoogte | maximaal 4,5 meter |
Bouwhoogte | maximaal 9 meter |
Inhoud | - maximaal 750 m³; indien de bestaande inhoud meer bedraagt dan 750 m³, geldt de bestaande
inhoud als maximale inhoud; - indien de woning deel uitmaakt van een (woon)boerderijpand, geldt de inhoud van het totale (woon)boerderijpand als maximale inhoud; verbouwing en gebruik van de voormalige agrarische inpandige stalgedeelten ten behoeve van de woning en ondergeschikte recreatieve nevenactiviteiten is toegestaan |
Dakhelling | -minimaal 12 graden; - maximaal 70 graden; - indien de bestaande dakhelling meer of minder bedraagt, geldt de bestaande dakhelling als minimale/maximale dakhelling; de dakhelling geldt niet voor aan- en uitbouwen en dakkapellen; |
Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende regels:
Gezamenlijke oppervlakte | maximaal 626 m² bestaande uit: - een voormalige stal met een omvang van maximaal 236 m² met zwembad en kantoor binnen 'specifieke bouwaanduiding - bijgebouw 1' met dien verstande dat de omvang van het kantoor maximaal 100 m² bedraagt; - een loods met machineberging binnen de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bijgebouw 2' met een omvang van maximaal 336 m²; - een schuur met tdv-installatie en houtopslag met een omvang van maximaal 54 m² binnen de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bijgebouw 3'. - een dierenverblijf met een omvang van 18 m². |
Goothoogte | maximaal 3 meter; indien er een hogere goothoogte vergund is, geldt deze hoogte als maximaal toegestane goothoogte. |
Bouwhoogte | maximaal 6 meter; indien er een hogere bouwhoogte vergund is, geldt deze hoogte als maximaal toegestane bouwhoogte. |
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende maatvoeringseisen:
bouwhoogte erfafscheidingen | maximaal 1 m vóór de voorgevelrooilijn maximaal 2 m achter de voorgevelrooilijn |
bouwhoogte overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde | maximaal 3 m |
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en/of opstallen voor:
Aanduiding | Toegestane activiteit | Maximale bedrijfsvloeroppervlakte | |
recreatie | recreatief nachtverblijf binnen de aanduiding 'recreatie' | 350 m² | |
specifieke bouwaanduiding - bijgebouw 1 | kantoor | 100 m² |
In een woning en de bijgebouwen bij de woning is de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep toegestaan. Hiervoor gelden de volgende regels:
Het is verboden om de gebouwen aan Leegveld 7 te gebruiken als bedoeld in 3.1 indien:
De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de te verwachten archeologische waarden in de bodem.
Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag de volgende werken en werkzaamheden uit te (doen) voeren:
Het onder 6.2.1 vervatte verbod geldt niet voor werken of werkzaamheden:
De in 6.2.1 bedoelde vergunning wordt pas verleend als de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld en waaruit blijkt dat:
Indien voor het betreffende gebied inmiddels een ander voldoende deskundig onderzoek heeft plaatsgevonden en daaruit is gebleken dat geen archeologische waarden te verwachten zijn, kan ook worden volstaan met een verwijzing naar dit onderzoek.
De voor 'Waarde - Attentiegebied NNB' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en bescherming van de nabijgelegen natte natuurparel.
Het is verboden binnen deze bestemming zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden) de onder 7.2.4 opgenomen omgevingsvergunningplichtige werken en werkzaamheden uit te (doen) voeren.
Het onder 7.2.1vervatte verbod geldt niet voor werken of werkzaamheden:
Alvorens de gevraagde omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden te verlenen, vraagt het bevoegd gezag het ter plaatse bevoegde watergezag om advies.
Omgevingsvergunningplichtige werken/werkzaamheden | Criteria voor verlening van de omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden |
- het verzetten van grond van meer dan 100 m³ of op een diepte van meer dan 60 cm
onder maaiveld, een en ander voor zover geen vergunning vereist is in het kader van
de Ontgrondingenwet;
- de aanleg van drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om vervanging van een reeds aanwezige drainage; - het verlagen van de waterstand anders dan door middel van het graven van sloten of het toepassen van drainagemiddelen met uitzondering van grondwateronttrekkingen; - het aanbrengen van niet-omkeerbare verhardingen en/of verharde oppervlakten van meer dan 100 m² anders dan een bouwwerk. |
indien de betreffende werken/ werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken/werkzaamheden de waterhuishoudkundige situatie in NNB niet onevenredig worden aangetast of kunnen worden aangetast. |
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Onder strijdig gebruik met de bestemming wordt in ieder geval verstaan:
Voorzover voor gronden tevens een dubbelbestemming geldt, dienen bij toepassing van de gebruiks- en bouwregels, binnenplanse omgevingsvergunningen voor het afwijken van de bouw- en gebruiksregels en voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden en wijzigingsbepalingen van de overige voor deze gronden geldende bestemmingen de bepalingen van de dubbelbestemming(en) in acht te worden genomen.
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 10.3.1 en 10.3.2 indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit en mits wordt voldaan aan de in de ‘Regeling parkeernormen Deurne 2019’ opgenomen voorwaarden voor afwijking, met dien verstande dat indien voornoemde beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, voldaan moet worden aan die nieuwe beleidsregels.
Ter plaatse van de aanduiding 'Wetgevingzone - groene blauwe mantel' zijn de gronden mede bestemd voor het behoud en bescherming van de watersystemen en de ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken.
Het is verboden op de in 11.1.1bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag de in het schema onder d opgenomen omgevingsvergunningplichtige werken en werkzaamheden uit te (doen) voeren.
Het onder a vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:
De onder a bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien voldaan wordt aan de navolgend opgenomen criteria.
Omgevingsvergunningplichtige werken/ werkzaamheden | Criteria voor vergunningverlening |
- het aanbrengen van oppervlakteverhardingen groter dan 200 m²;- het afgraven, vergraven,
ophogen, of egaliseren van de bodem; - het vellen of rooien van houtgewas; - het dempen van poelen, sloten en greppels;- het graven van poelen, sloten en greppels;de aanleg van drainage. |
er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de watersystemen en de ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken. |
Het bevoegd gezag kan, voor zover niet reeds op grond van een andere bepaling kan worden afgeweken en voorzover het niet betreft het vergroten van de inhoud van een woning, afwijken van de in het plan opgenomen maatvoering- en situeringseisen ten aanzien van bebouwing, met dien verstande dat maximaal 10% van de in de regels vastgelegde maatvoerings- en situeringseisen mag worden afgeweken, mits het landelijk karakter van het gebied, alsmede binnen de bestemming opgenomen waarden niet onevenredig wordt aangetast.
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van de bepalingen voor het bouwen van nutsvoorzieningen danwel antennemasten, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van deze regels teneinde kleinschalig kamperen toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
Een en ander met dien verstande dat:
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in deze regels teneinde een afhankelijke woonruimte toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
Voorts dient degene aan wie de omgevingsvergunning is verleend, diens rechtsopvolger en in ieder geval de hoofdbewoner van het hoofdgebouw de gemeente onmiddellijk te informeren, indien de afhankelijke woonruimte niet meer wordt gebruikt door de persoon of personen ten behoeve waarvan de omgevingsvergunning is verleend.
Het bevoegd gezag trekt deze omgevingsvergunning in, indien de afhankelijke woonbehoefte, waarvoor de omgevingsvergunning is verleend, eindigt.
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in deze regels, teneinde volledige herbouw van een boerderijpand toe te kunnen staan, waarbij de maximale inhoudsmaat overeenkomt met de inhoudsmaat van het te herbouwen woonboerderijpand, mits: