|
In verband met het bestemmingsplan Buitengebied, herziening 23 wordt in de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant de begrenzing van de volgende werkingsgebieden gewijzigd zoals digitaal vastgelegd in deze wijzigingsverordening en beschreven als volgt:
In het gebied dat wordt begrensd door het Wilhelminakanaal aan de noordzijde, de Plantagelaan aan de zuidzijde en de Denariusstraat aan de westzijde wordt 'Norm wateroverlast Stedelijk gebied' toegevoegd;
Het bestemmingsplan Buitengebied, herziening 23 is een herziening van het geldende
bestemmingsplan voor een deel van het buitengebied van Oosterhout. Het nieuwe bestemmingsplan
voorziet in de realisering van een cluster biobased bedrijven ten oosten van Oosterhout,
grenzend aan het bestaande bedrijventerrein Vijf Eiken. Het is de bedoeling om een
campus-achtige omgeving te creëren met daarin ontwikkelings- en productiefaciliteiten,
veel ruimte voor groen en ontmoetingsplekken en een grondstoffenbank. Onder de noemer
Side Stream Innovation Valley heeft Rodenburg een plan uitgewerkt met gezamenlijke
laboratoria, creatieve ontmoetingsruimten, testruimtes, productiehallen en een hub
voor grondstoffen. Het gebied wordt landschappelijk ingepast en wordt voorzien van
een ecologische stapsteen nabij het Wilhelminakanaal.
De begrenzing van het plangebied wordt gevormd door het Wilhelminakanaal aan de noordzijde, de Plantagelaan aan de zuidzijde en de Denariusstraat aan de westzijde. Omdat het plangebied is gelegen in het buitengebied is op grond van de interim-omgevingsverordening een herbegrenzing van het stedelijk gebied nodig. Daarbij is er sprake van aantasting en verstoring van het Natuur Netwerk Brabant (NNB) zodat het plan moet voorzien in natuurcompensatie.
De ontsluiting van het plangebied is gelegen binnen het Natuur Netwerk Brabant. Het deel waar het cluster van biobased bedrijven moet komen, is gelegen in het landelijk gebied. De regels van de IOV hebben hier als uitgangspunt de ontwikkeling en bescherming van natuur respectievelijk het landelijk gebied. Onderhavig bestemmingsplan kan geen doorgang vinden zolang het werkingsgebied NNB en het landelijk gebied hier van toepassing is.
In het ontwerp-bestemmingsplan is daarom in een wijziging van de grens van het NNB en stedelijk gebied voorzien in de IOV. Dit is gebaseerd op mogelijkheden die de IOV bevat voor aanpassing van grenzen ten behoeve van bestemmingsplannen. Meer informatie hierover is opgenomen in Hoofdstuk 3 Interim omgevingsverordening Noord-Brabant.
Het voornemen om ons te verzoeken de grenzen van 'Natuur Netwerk Brabant en het landelijk gebied in de IOV voor het gemeentelijk plan aan te passen heeft samen met het gemeentelijk ontwerpplan ter inzage gelegen van 18 november 2021 tot en met 29 december 2021. Gedurende deze termijn was het mogelijk te reageren op het aanpassen van de IOV. Er zijn twee reacties ingezonden tegen deze wijziging van de begrenzingen in de IOV.
Wij hebben besloten over te gaan tot het aanpassen van de begrenzingen in de IOV ten behoeve van het gemeentelijk plan.
In de toelichting van het ontwerp bestemmingsplan Buitengebied, herziening 23 en de daaraan ten grondslag liggende stukken wordt zorgvuldig onderbouwd dat aan de regels behorend bij een verzoek om wijziging van het NNB op basis van het nee-tenzij-principe (artikel 3.19 IOV). Planologisch is dit op een juiste wijze doorvertaald in het ontwerp van het gemeentelijk plan dat daarmee voldoet aan de daaraan gestelde regels in de IOV. In de volgende paragrafen gaan wij hier verder op in.
Omdat het plan voorziet in een ruimtelijke ontwikkeling in het buitengebied dient op grond van hoofdstuk 3 van de Interim omgevingsverordening te worden voorzien in een kwaliteitsverbetering van het landschap. Dit komt bovenop de eisen inzake natuurcompensatie. De beoogde ontwikkeling past niet binnen de vigerende bouwmogelijkheden van het vigerende bestemmingsplan en valt daarmee binnen categorie 3 van de regionale afspraken over kwaliteitsverbetering van het landschap. Dat betekent dat moet worden voorzien in een kwaliteitsinvestering van 134.005 euro (1% van de gronduitgifteprijs). Het bedrijventerrein wordt daarmee landschappelijk ingepast waarbij de groenstrook wordt voorzien van een natuurbestemming (geen NNB). De uitvoering is geborgd door middel van een overeenkomst.
Lagenbenadering
Vanuit landschappelijk oogpunt is de locatie een geschikte keuze. De recreatieve waarde van het plangebied is gering. Het gebruik van de gronden binnen het plangebied zijn voornamelijk agrarisch. De ontwikkeling draagt bij aan de nieuwe 'ronde' manier van kijken met een balans tussen people, planet en profit. Daarnaast is 'breed' overleg gevoerd om de plannen te optimaliseren voor alle betrokken partijen. Vanuit de drie aspecten, diep, rond en breed, is de locatie een logische keuze en een passende ontwikkeling. In de meegestuurde bijlage 'lagenbenadering' is dit aspect verder uitgewerkt.
Zorgvuldig ruimtegebruik
Aan het plan ligt een zorgvuldige afweging van belangen ten grondslag waarbij is gestreefd te komen tot een optimale verhouding tussen economische en ecologische/landschappelijke belangen. Voor het plan zijn diverse onderzoeken verricht, zoals de lagenbenadering, beheer- en inrichtingsstudies, een alternatievenonderzoek, een toelichting op de herbegrenzing van het NNB en een onderbouwing van de verplichte kwaliteitsverbetering van het landschap.
Kwaliteitsverbetering Omdat het plan voorziet in een ruimtelijke ontwikkeling in het buitengebied dient op grond van hoofdstuk 3 van de Interim omgevingsverordening te worden voorzien in een kwaliteitsverbetering van het landschap. Dit komt bovenop de eisen inzake natuurcompensatie. Het plan voorziet in een goede landschappelijk waarvan de uitvoering is geborgd.
De grondslag voor de herbegrenzing is gelegen in artikel 5.3 lid 1a: van de interim omgevingsverordening (IOV). Dit artikel bepaalt dat de wijziging nodig moet zijn voor een doelmatige uitvoering van provinciaal beleid. Voorts is artikel 3.19 van toepassing. Dit artikel gaat over het ‘nee tenzij-principe’. Daarnaast moet worden voldaan aan de compensatieverplichtingen zoals opgenomen in artikel 3.22 en 3.23 IOV. In ons eerdere besluit zijn wij in algemene termen op deze artikelen ingegaan. Hieronder maken wij onze afwegingen specifieker.
Ten aanzien van de toepassing van artikel 5.3 lid 1a overwegen we het volgende.
Vanuit de Innovatiecoalitie Toekomstbestendig Ecosysteem Eiwittransitie Brabant (Procestechnologie), de Plantbased ambitie 2030 van de Economic Board West-Brabant en het meerjarenplan van de Brabantse Ontwikkelmaatschappij bouwen wij aan een Brabants ecosysteem voor ontwikkeling en opschaling van ‘plantbased ingredients’. We richten ons op procestechnologische specialisaties zoals (precisie)fermentatie, distillatie, mild processing en extraheren waarmee ingrediënten zoals alternatieve eiwitten, koolhydraten, vezels en vetten uit gewassen en plantaardige reststromen gewonnen worden. We komen hiermee tegemoet aan maatschappelijke opgaven op het gebied van de voedsel- en grondstoffentransitie. Vanwege Rodenburg's kennis, ervaring en toegang tot plantaardige reststromen, zien wij SSIV als een belangrijke hub binnen het Brabantse ecosysteem. Met name via hun collectieve 'grondstoffenbank' als centrale spil voor hoogwaardige verwaarding van voedsel-reststromen en een meer circulaire productie in de wetenschap dat nog 40% van ons voedsel als 'afval' eindigt, kan SSIV een constructieve bijdrage leveren.
Vanuit de behoefteraming bedrijventerreinen Noord-Brabant zien we een grote opgave om de verwachte ruimtevraag te accommoderen. Ons college heeft daarin het advies overgenomen om tot minimaal het laag scenario te programmeren. Plannen die op basis van de huidige regionale afspraken ontwikkeld kunnen worden, spelen een belangrijke rol om de plancapaciteit te vergroten. SSIV/ uitbreiding Vijf Eiken is reeds regionaal afgestemd. Daarnaast blijkt uit de behoefteraming dat aanvullend op de te verwachte ruimtevraag, ook rekening moet worden gehouden met additionele ruimtevraag van circulaire/ biobased bedrijven gezien de maatschappelijke opgave.
SSIV voorziet in deze behoefte. De uitgangspunten van vraaggerichte ontwikkeling is daarnaast van toepassing: de eindgebruiker bij SSIV ontwikkelt zelf. Tot slot zorgt de borging van het specifieke biobased profiel in het bestemmingsplan dat de uitbreiding kwalitatief aansluit bij het Brabantse ecosysteem.
Ten aanzien van artikel 5.3 lid 2 (aanvullende voorwaarden voor herbegrenzing van het NNB) overwegen wij dat de ontwikkeling leidt tot een versterking van het Natuur Netwerk Brabant. Weliswaar is sprake van een aantasting van het NNB (direct en indirect) maar daar staat tegenover dat het plan voorziet in fysieke natuurcompensatie met een omvang van ca. 4,4ha. De directe aantasting is bovendien beperkt. Er wordt ruimschoots voldaan aan de compensatieregels, zoals wij hierna zullen motiveren.
De locaties waar fysieke compensatie plaatsvindt, dragen verder bij aan samenhang en kwaliteit van het NNB. Dit bevordert dat er geen nieuwe 'losliggende' natuurgebieden ontstaan en dat de compensatie bijdraagt aan het beoogde netwerk van natuurgebieden. Voorts is de compensatielocatie qua functie natuur geborgd middels aanduiding op de plankaart en de te realiseren natuur hiermee beschermd.
In aanvulling op onze overwegingen bij het herbegrenzingsbesluit van 13 december 2022 overwegen wij dat er inrichtings- en beheerplannen zijn opgesteld voor de percelen waar het NNB zal worden gecompenseerd. Zowel in het bestemmingsplan als in de anterieure overeenkomst is geborgd dat zowel de inrichting als het beheer conform deze plannen worden gerealiseerd. Er is geen sprake van een ontwikkeling in Natura 2000-gebied, de ecologische samenhang van het NNB wordt verbeterd en de kwalitatieve en kwantitatieve ambities van het NNB worden versterkt.
Het plan voldoet dan ook aan artikel 5.3 IOV.
Ten aanzien van de toets aan artikel 3.19 IOV (toepassing nee, tenzij) overwegen wij het volgende:
lid 1a: er is sprake van een groot openbaar belang: de ontwikkeling faciliteert samenwerking tussen het bedrijfsleven en onderwijsinstellingen, kennisdeling en research & development op gebied van circulair, biobased en bijproductverwaarding. Wij zijn van mening dat de noodzaak om te voorzien in voldoende ruimte voor bedrijven die een substantiële bijdrage leveren aan een circulaire en duurzame economie maakt dat sprake is van een groot openbaar belang die aansluit bij provinciale doelen zoals beschreven in de Brabantse Omgevingsvisie. In de vorige paragraaf hebben wij dit uitgebreid gemotiveerd.
lid 1b en c: er zijn geen alternatieve locaties voorhanden buiten het NNB. Door Anteagroep is in juni 2022 een ‘Alternatievenstudie ladder Rodenburg’ uitgevoerd, waaruit blijkt dat er geen alternatieve locaties voorhanden zijn buiten het NNB. Het onderzoek voldoet aan de voorwaarden ex. artikel 3.19 lid 2 IOV.
Lid 1d de negatieve effecten worden waar mogelijk beperkt: de (directe) aantasting van het NNB is zo gering mogelijk gehouden en betreft feitelijk alleen de ontsluitingsweg, die bovendien ruimschoots wordt gecompenseerd.
lid 1e bij het verlies van ecologische waarden en kenmerken wordt voldaan aan artikel 3.22 IOV: wij gaan hier in de volgende alinea op in.
Lid 1f: er is verzekerd op welke wijze de uitvoering en monitoring zijn verzekerd: hiertoe zijn door bureau Waardenburg inrichtings- en beheerplannen opgesteld die met ons zijn besproken. De uitvoering is geborgd door een voorwaardelijke bepaling in de planregels (artikel 3.3.4.) en een anterieure overeenkomst tussen gemeente en initiatiefnemer.
3.19 lid 3: de procedure voor een grenswijziging van een werkingsgebied is correct uitgevoerd en heeft geleid tot ons herbegrenzingsbesluit van 13 december 2022.
Ten aanzien van de compensatie zoals is opgenomen in artikel 3.22 IOV overwegen wij het volgende:
Lid 1: er is sprake van een fysieke compensatie;
Lid 2: de omvang van de compensatie wordt bepaald door de omvang het vernietigde of verstoorde areaal en de ontwikkeltijd van de aangetaste natuur. Het areaal NNB dat verloren gaat in het plangebied is tussen de 25 en 100 jaar oud. Daarmee is een toeslag van 2/3 in oppervlak van toepassing (3.22 lid 2 sub c). Voorts is sprake van een verstoord gebied van 68.814 m2.
Ten aanzien van de fysieke compensatie op grond van artikel 3.23 IOV overwegen wij het volgende:
Lid 1: fysieke compensatie vindt plaats in de niet-gerealiseerde delen van het NNB of niet gerealiseerde ecologische verbindingszones: ten oosten van het bedrijventerrein wordt een steppingstone gerealiseerd als onderdeel van een ecologische verbindingszone met een oppervlakte van 20.665 m2. Tevens wordt circa 1 kilometer ten oosten van het bedrijventerrein nieuwe natuur gerealiseerd binnen het NNB met een oppervlakte van 24.439 m2.
Lid 2: saldobenadering: deze bepaling is niet van toepassing
Lid 3: Borging uitvoering: De uitvoering van de compensatie is geborgd door middel van een beheer- en inrichtingsplan in combinatie met een voorwaardelijke gebruiksbepaling in de planregels. De natuurcompensatie en de kwaliteitsverbetering van het landschap, moeten maximaal 12 maanden na onherroepelijk worden van de voor de planontwikkeling vereiste vergunningen is gerealiseerd en vervolgens aldus wordt beheerd en in stand worden gehouden. Tevens sluit de gemeente met de initiatiefnemer een anterieure overeenkomst waarin de uitvoering van de natuurcompensatie wordt geborgd.
Lid 4: de toelichting op het bestemmingsplan bevat een verantwoording over de omvang
van het netto verlies aan ecologische waarde en op welke locatie dat optreedt, de
locatie waar en hoe dit wordt gecompenseerd, de kwaliteit en kwantiteit van de compensatie,
de termijn van uitvoering, de inhoud en realisatie van mitigerende en compenserende
maatregelen en het reguliere- en ontwikkelbeheer.
Wij merken hierover op dat het overgrote deel van het plangebied is gelegen buiten
het NNB. Ten behoeve van de ontsluiting van het terrein gaat 3.566 m2 aan oppervlakte NNB verloren. Daarnaast komt een klein gedeelte van het NNB geïsoleerd
komt te liggen (1.361 m2). We merken dit aan als verlies van NNB-oppervlakte. De totale directe aantasting
bedraagt daarmee 4.927 m2. Onderzoek van Anteagroep (23 februari 2023) bevestigt een eerder onderzoek uit 2018
waaruit blijkt dat de beoogde ontwikkeling geen negatieve gevolgen heeft voor in de
omgeving voorkomende beschermde soorten. De compensatie wordt gerealiseerd op korte
afstand van het bedrijventerrein in de vorm van een ecologische stapsteen die de ecologische
verbindingszone over het Wilhelminakanaal verder versterkt. Daarnaast wordt in de
buurt van het plangebied een perceel met de status “NNB” ook feitelijk als natuur
ingericht. Hiertoe is door bureau Waardenberg een beheer- en inrichtingsplan Kanaaldijk-Zuid
en een inrichtingsplan groen en natuur Sidestream Innovation Valley opgesteld. De
feitelijke uitvoering is geborgd in de planregels. Er wordt nieuwe natuur in het NNB
gerealiseerd en zelfs meer dan op grond van de compensatieregels verplicht is. Er
worden mitigerende maatregelen genomen ten aanzien van de verstoring van het NNB als
gevolg van licht. Het gebruik van de gronden en bebouwing binnen de bestemming Bedrijf
- Biobased is uitsluitend toegestaan indien een verlichtingsplan is opgesteld en door
de gemeente en provincie is goedgekeurd. Hiertoe is een voorwaardelijke gebruiksbepaling
in de planregels opgenomen.
Lid 5: termijn voor de uitvoering: de uitvoering is zekergesteld binnen 12 maanden na onherroepelijk worden van de voor de planontwikkeling vereiste vergunningen.
Lid 6: Deze bepaling heeft betrekking van aantasting van bedreigde soorten of hun leefgebied. De ontwikkeling heeft geen negatieve gevolgen voor in de omgeving voorkomende beschermde soorten (natuuronderzoek van Anteagroep, februari 2023). Voor de realisatie van het plan zijn geen negatieve effecten op beschermde soorten te verwachten met in acht name van de aan het bestemmingsplan verbonden voorschriften en voorwaardelijke verplichtingen.
Lid 7: langere termijn bij omvangrijke compensatieverplichtingen: niet van toepassing.
Het plan voldoet aan de voorwaarden voor herbegrenzing en compensatie conform artikel
3.19, 3.22 en 3.23 IOV.
De gemeente Oosterhout kiest ervoor om een deel van de compensatieopgave die voorkomt uit het bestemmingsplan Rodenburg te realiseren in de nabijheid van het plangebied (natuurgebied de Duiventoren). De gronden hier zijn al aangewezen als NNB, maar er moet nog daadwerkelijk natuur worden tot stand worden gebracht. Dit gebeurt nu door een deel van de natuurcompensatie voor het bestemmingsplan Buitengebied, herziening 23 op deze percelen uit te voeren. Dit gebied heeft een omvang van ca. 2,3 ha.
De gemeente Oosterhout kiest ervoor om een deel van de compensatieopgave die voorkomt uit het project te realiseren nabij de ecologische verbindingszone die over het Wilhelminakanaal ligt. De natuurcompensatie voor het bestemmingsplan Buitengebied, herziening 23 wordt ingezet om een ecologische stapsteen als onderdeel van de ecologische verbindingszone te realiseren. Dit gebied heeft een omvang van ca. 2 ha. Het perceel waar de stapsteen wordt gerealiseerd wordt conform de bestemming Natuur op de kaart van de IOV toegevoegd aan het Natuur Netwerk Brabant. Hiermee wordt het behoud van de bestemming c.q. de natuur naar de toekomst toe gewaarborgd.
Er zijn twee zienswijzen ingediend die betrekking hebben op het voorgenomen verzoek tot aanpassing van het NNB in de Interim omgevingsverordening.
Wij beschouwen de zienswijzen van de Milieuvereniging Oosterhout en de Vereniging
Spaar de Duiventoren en het Blik mede gericht tegen de herbegrenzing van het NNB en
het landelijk gebied. De gemeente heeft bij de aanvraag om herbegrenzing de ''Nota
van zienswijzen en ambtshalve aanpassingen bestemmingsplan Buitengebied, herziening
23" meegestuurd. Wij constateren dat in deze nota van zienswijzen de tegen het bestemmingsplan
ingebrachte zienswijzen, die betrekking hebben op de herbegrenzing NNB uitvoerig en
zorgvuldig zijn beantwoord. Hieronder gaan wij daar nader op in.
Inspraakreactie van Vereniging Spaar de Duiventoren en het blik
Overwegingen
ad. 1 In het kader van deze herbegrenzing is gekeken naar de effecten op het NNB als
gevolg van directe verstoring (fysieke aantasting) en indirecte verstoring is de vorm
van licht en geluid. Stankoverlast, voor zover daar al sprake van is, is geen onderdeel
van deze ruimtelijke procedure maar vindt plaats in het kader van het milieuspoor.
Ad. 2 Van belangenverstrengeling is geen sprake; ook indien wij betrokken zijn bij
ruimtelijke ontwikkelingen in het buitengebied van Brabant zal moeten worden voldaan
aan de procedurele voorschriften en inhoudelijke bepalingen inzake natuurcompensatie,
kwaliteitsverbetering van het landschap. De gemeente heeft voldoende onderbouwd waarom
het plan in dit geval voldoet aan de interim-omgevingsverordening. Wij verwijzen hiertoe
naar de toelichting op het bestemmingsplan, de toelichting op de herbegrenzing en
onderliggende stukken zoals de lagenbenadering, alternatievenonderzoek, inrichtings-
en beheerplannen en compensatieplan.
Ad.3 Het klopt dat het ontwerp-bestemmingsplan onvoldoende was gemotiveerd vanuit
de lagenbenadering. De gemeente heeft dit aspect echter aangevuld met de notitie lagenbenadering
waaruit blijkt dat er vanuit die lagenbenadering geen bezwaren zijn tegen de voorgenomen
ontwikkeling.
Ad. 4 Er is gekeken naar negen alternatieve locaties in de regio Oosterhout. Geen van deze locaties is echter geschikt voor de vestiging van het cluster biobased bedrijven. Het maatschappelijk belang zit niet zozeer in de uitbreiding van een bestaand bedrijventerrein als wel het feit dat het gaat om een innovatief bedrijventerrein dat innovatie aanjaagt, reststromen nuttig gebruikt en onderzoek en innovatie faciliteert. Daarmee is naar ons oordeel wel degelijk sprake van een maatschappelijk belang. Overigens constateren wij dat er veel meer NNB wordt gerealiseerd dan er wordt aangetast.
Inspraakreactie van de Milieuvereniging Oosterhout
Overwegingen
Ad. 1 De ontwikkeling past binnen de omgevingsvisie van de gemeente Oosterhout. De visie voor het Landschapspark bevat overigens geen hard toetsingskader.
Ad.2 Het klopt dat het ontwerp-bestemmingsplan onvoldoende was gemotiveerd vanuit de lagenbenadering. De gemeente heeft dit aspect echter aangevuld met de notitie lagenbenadering waaruit blijkt dat er vanuit die lagenbenadering geen bezwaren zijn tegen de voorgenomen ontwikkeling.
Ad. 3 Er is gekeken naar negen alternatieve locaties in de regio Oosterhout. Geen van deze locaties is echter geschikt voor de vestiging van het cluster biobased bedrijven. Het maatschappelijk belang zit niet zozeer in de uitbreiding van een bestaand bedrijventerrein als wel het feit dat het gaat om een innovatief bedrijventerrein dat innovatie aanjaagt, reststromen nuttig gebruikt en onderzoek en innovatie faciliteert. Daarmee is naar ons oordeel wel degelijk sprake van een maatschappelijk belang. Overigens constateren wij dat er veel meer NNB wordt gerealiseerd dan er wordt aangetast.
Samengevat komen wij tot de conclusie dat de ingebrachte zienswijzen geen reden zijn om het verzoek om herbegrenzing af te wijzen.
De Interim omgevingsverordening Noord-Brabant bestaat uit kaartmateriaal en regels
die onlosmakelijk met elkaar zijn verbonden in een digitaal plan. Dit digitale plan
kan in een kaartviewer in een internetbrowser bekeken en geraadpleegd worden. Een
klik op de kaart maakt duidelijk welke werkingsgebieden en gebiedsaanduidingen met
bijbehorende regels op die locatie gelden. Dit samenspel tussen kaarten en regels
bepaalt welke normen een gemeente voor een bepaalde locatie moet hanteren bij het
maken van een bestemmingsplan of bij het verlenen van een omgevingsvergunning die
afwijkt van het geldende bestemmingsplan.
De kaarten maken dus deel uit van die normen en een wijziging van de kaarten betekent
dat voor die locatie een andere norm gaat gelden. Bijvoorbeeld in plaats van de regels
voor het gemengd landelijk gebied worden regels voor stedelijk gebied van toepassing.
Het is niet mogelijk in beroep te gaan tegen "algemeen verbindende voorschriften". Het gaat dan om wetten- en andere officiële regels, waaronder ook de provinciale Interim omgevingsverordening valt. Ook tegen deze wijziging van de Interim omgevingsverordening is daarom geen beroep mogelijk.
Omdat de gemeente bij het vaststellen van een bestemmingsplan de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant in acht moet nemen, zou het zonder aanpassingen van de kaart van de IOV niet mogelijk zijn om het bestemmingsplan Buitengebied, herziening 23 vast te stellen. Het plan zoals het er nu ligt is immers in strijd met de regels voor het NNB en Gemengd landelijk gebied. Vaststelling is dus alleen mogelijk wanneer de kaart van de IOV zodanig is aangepast, dat het plan er niet langer mee in strijd is.
In artikel 5.3 lid 1 en 2 van de IOV worden de gevallen benoemd waarin GS bevoegd zijn het werkingsgebied NNB te wijzigen. Hierin is bepaald dat de wijziging tot doel moet hebben om de ecologische samenhang van het Natuur Netwerk Brabant te verbeteren en dat de kwalitatieve en kwantitatieve ambities van het Natuur Netwerk Brabant behouden of versterkt dienen te worden. Door versterking van de ecologische samenhang van het NNB draagt de wijziging bij aan een doelmatige uitvoering en aan het doel van het werkingsgebied. Het artikel vormt de overkoepelende basis van de aanpassingsbevoegdheid van GS, oftewel het kader waarbinnen wijzigingen van het NNB door GS plaats mogen vinden. Het gaat hierbij om het NNB op de schaal van de provincie Noord-Brabant, dus op een hoger abstractieniveau dan 'slechts' de locatie waarvoor onderhavig bestemmingsplan wordt vastgesteld.
De voorwaarden waaraan nieuwe bestemmingsplannen en uitgebreide omgevingsvergunningen
dienen te voldoen zijn binnen dit kader uitgewerkt in de artikelen 3.19 (Nee, tenzij),
3.20 (saldo-benadering), 3.21 (kleinschalige herbegrenzing) en in het bijbehorende
artikel 3.22 over compensatie. Deze instructieregels, opgesteld voor specifieke ontwikkelingen,
moeten in samenhang met artikel 5.3 gelezen worden. Zo wordt het eerdergenoemde overkoepelende
doel om de ecologische samenhang van het NNB te verbeteren en de kwalitatieve en kwantitatieve
ambities van het Natuur Netwerk Brabant te behouden of versterken geborgd. In hoofdstuk
2 van deze toelichting wordt beschreven dat het bestemmingsplan voldoet aan de instructieregels
zoals opgenomen in hoofdstuk 3 van de IOV en dat het een geval betreft waartoe GS
bevoegd is de grenzen van het NNB te wijzigen.
In artikel 6.2 is een procedure opgenomen die de gemeente moet volgen wanneer zij
ten behoeve van een concrete ontwikkeling grenzen in de IOV willen laten wijzigen.
Deze strekt ertoe, dat wij kennis kunnen nemen van reacties over de nieuwe grenzen,
voordat wij hierover een besluit nemen. Omwille van overzichtelijkheid en ter voorkoming
van vertraging in de gemeentelijke besluitvorming is bepaald dat tegelijkertijd met
de terinzagelegging van het ontwerp-bestemmingsplan gelegenheid wordt geboden om te
reageren op de grenswijziging.
Indien het Natuur Netwerk Brabant aangepast moet worden ten behoeve van een plan, dient de aantasting van de natuur te worden gecompenseerd. Dit kan op de volgende manieren, een combinatie is ook mogelijk:
De voorschriften voor natuurcompensatie zijn te vinden in bijlage 1 "Relevante artikelen Interim omgevingsverordening".
De Interim omgevingsverordening is digitaal. Dit betekent dat alle regels gekoppeld zijn aan een op een digitale kaart weergegeven werkingsgebied. Door op een willekeurige punt in de kaart te klikken, kan iemand zien welke regels op die plek gelden.
In de IOV zijn het Stedelijk gebied, het Natuur Netwerk Brabant en het Landelijk gebied (bestaand uit groenblauwe mantel en het gemengd landelijk gebied) gebiedsdekkend opgenomen. Deze gebieden sluiten op elkaar aan en overlappen niet. Dit betekent dat een wijziging in één van deze legenda-eenheden ook gevolgen heeft voor het aangrenzende gebied. Er kan niet volstaan worden met het verwijderen van het NNB en Stedelijk gebied, dit zou namelijk een 'witte vlek' in de kaart opleveren - er moet op die plek ook een nieuwe legendaeenheid aan worden toegekend.
De hoofdregels voor toekenning van het vlak waar het NNB is verwijderd zijn als volgt:
Andersom brengt de herbegrenzing ook met zich mee, dat op de locatie waar NNB wordt toegevoegd, één van de andere werkingsgebieden (Landelijk gebied met Gemengd landelijk gebied of Groenblauwe mantel, Stedelijk gebied) vervalt.
In deze 'afgeleide' wijzigingen wordt bij deze wijzigingsverordening ook voorzien.
Werkzaamheden zoals bijvoorbeeld grondwateronttrekking, het graven van sloten en aanleggen van drainage, kunnen invloed hebben op de waterhuishouding in een gebied. Dergelijke activiteiten kunnen zo nadelige gevolgen hebben voor verdrogingsgevoelige natuur in de nabijheid. Om dit type natuur te beschermen is in de Interim omgevingsverordening een 'Attentiezone waterhuishouding' opgenomen die mede is afgestemd op de grenzen van het NNB.
Wijzigingen in de buitengrenzen van het NNB leiden daardoor vaak tot aanpassing van de grens van de 'Attentiezone waterhuishouding'. Deze vallen echter niet altijd 1-op-1 samen met de wijziging van het NNB. Tot op welke afstand activiteiten mogelijk invloed kunnen hebben op een natuurgebied hangt namelijk af van lokale omstandigheden.
Daar waar geen 'Attentiezone waterhuishouding' geldt, ligt het werkingsgebied 'Geen Attentiezone waterhuishouding'. Deze gebieden sluiten op elkaar aan en overlappen niet. Dit betekent dat een toevoeging van het ene werkingsgebied leidt tot verwijdering van het andere werkingsgebied en andersom.
Waar de herbegrenzing van het NNB daar aanleiding toe geeft zijn er ook verwijderingen en toevoegingen van 'Attentiezone waterhuishouding' en 'Geen Attentiezone waterhuishouding' opgenomen.
In de IOV zijn ook normen voor wateroverlast opgenomen waar het Waterschap rekening mee moet houden bij het waterbeheer. Deze hangen samen met het grondgebruik. Voor het bebouwd gebied van dorpen en steden zijn de normen strenger dan voor het gebied daarbuiten. Natuurgebieden en gebieden die in de IOV zijn aangewezen voor reservering waterberging en regionale waterberging zijn normvrij.
Dit betekent dat een wijziging van het NNB vaak ook een wijziging in de gebieden met normen voor wateroverlast met zich meebrengt. Waar het NNB vervalt en er in het aangrenzende gebied een strengere norm geldt, zullen de betrokken gronden uit het normvrij gebied gehaald worden en toegevoegd worden aan de strengere norm. Andersom geldt ook, dat gronden met een strengere norm die aan het NNB worden toegevoegd, onder het normvrij gebied komen te vallen.
Ook in deze 'afgeleide' wijzigingen wordt bij deze wijzigingsverordening voorzien.
De wijziging heeft alleen betrekking op de begrenzingen van een beperkt aantal werkingsgebieden in de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant. Daarom dient naast dit wijzigingsbesluit ook altijd de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant te worden geraadpleegd:
Artikel 5.3 Wijziging grenzen van werkingsgebieden
lid 1
Gedeputeerde Staten zijn bevoegd de in deze verordening opgenomen grenzen van een werkingsgebied te wijzigen als één of meer van de volgende gevallen zich voordoet:
a. de wijziging is nodig voor een doelmatige uitvoering;
b. de wijziging draagt bij aan het doel waarvoor het werkingsgebied is opgenomen;
c. de wijziging past binnen de uitgangspunten en basisprincipes van deze verordening;
d. er is sprake van kennelijke onjuistheden in de begrenzing;
e. de begrenzing van een gebied is niet langer in overeenstemming met een bestemmingsplan dat overeenkomstig artikel 3.8, derde lid, Wet ruimtelijke ordening is vastgesteld.
lid 2
In aanvulling op het eerste lid geldt voor een wijziging van de grenzen van het Natuur Netwerk Brabant dat:
a. een wijziging van de grens van Natura2000 niet is toegestaan;
b. de wijziging tot doel heeft de ecologische samenhang van het Natuur Netwerk Brabant te verbeteren;
c. de kwalitatieve en kwantitatieve ambities van het Natuur Netwerk Brabant worden behouden of versterkt.
lid 3
In aanvulling op het eerste lid geldt voor een wijziging van de grenzen van Attentiezone waterhuishouding dat de beoogde ontwikkeling waarvoor de wijziging nodig is, geen nadelig effect heeft op de waterhuishouding ter plaatse.
lid 4
In aanvulling op het eerste lid geldt voor een wijziging van de grenzen van Verstedelijking afweegbaar dat:
a. dit past binnen de regionale afspraken als bedoeld in afdeling 5.4 Regionaal samenwerken;
b. dit nodig is vanwege een stedelijke ontwikkeling die tot een duidelijke verbetering van de stedenbouwkundige of landschappelijke kwaliteit leidt;
c. de gewenste uitbreidingsrichting aanvaardbaar is of de behoefte aan de uitbreidingsrichting is vervallen.
lid 5
In aanvulling op het eerste lid geldt voor een wijziging van de grenzen van Beperkingen veehouderij dat:
a. het een ondergeschikte wijziging van het gebied betreft;
b. is aangetoond dat er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat mede gelet op aspecten vanuit milieu en volksgezondheid;
c. er geen aantasting van in de nabijheid gelegen ecologische waarden plaatsvindt.
Artikel 3.19 Wijziging van de begrenzing met toepassing van het Nee-tenzij principe
lid 1
Een bestemmingsplan dat toepassing geeft aan het nee, tenzij-principe, bevat een onderbouwing dat:
a. er sprake is van een groot openbaar belang;
b. er voor de ontwikkeling geen alternatieve locaties voorhanden zijn buiten het Natuur Netwerk Brabant;
c. er geen andere oplossingen voorhanden zijn die de aantasting van het Natuur Netwerk Brabant voorkomen;
d. de negatieve effecten waar mogelijk worden beperkt;
e. er bij het verlies van ecologische waarden en kenmerken wordt voldaan aan artikel 3.22 Compensatie;
f. op welke wijze de uitvoering en monitoring zijn verzekerd.
lid 2
Voor het onderzoek naar alternatieve locaties geldt dat:
a. gezocht wordt naar alternatieve locaties binnen de gemeente en in omliggende gemeenten;
b. een alternatieve locatie overwegend dezelfde functie kan vervullen;
c. tijdverlies en meerkosten zijn op zichzelf geen reden om een alternatief af te wijzen.
lid 3
Voor een bestemmingsplan als bedoeld in het eerste lid doen burgemeester en wethouders een verzoek als bedoeld in artikel 6.2 Procedure grenswijziging werkingsgebied op verzoek.
Artikel 3.22 Compensatie
lid 1
De verplichte compensatie vindt, naar keuze, plaats door:
1. fysieke compensatie, overeenkomstig artikel 3.23;
2. financiële compensatie, overeenkomstig artikel 3.24.
lid 2
De omvang van de compensatie wordt bepaald door de omvang van het vernietigde of verstoorde areaal en de ontwikkeltijd van de aangetaste natuur, conform de volgende indeling:
a. natuur met een ontwikkeltijd van 5 jaar of minder: geen toeslag;
b. tussen 5 en 25 jaar te ontwikkelen natuur: toeslag van 1/3 in oppervlak;
c. tussen 25 en 100 jaar te ontwikkelen natuur: toeslag van 2/3 in oppervlak;
d. bij een ontwikkelingsduur van meer dan 100 jaar: de toeslag in oppervlak en de gekapitaliseerde kosten van het ontwikkelingsbeheer is maatwerk;
e. bij verstoring van natuur: maatwerk.
Artikel 3.23 Fysieke compensatie
lid 1
De fysieke compensatie vindt plaats in:
a. de niet gerealiseerde delen van het Natuur Netwerk Brabant;
b. de niet gerealiseerde ecologische verbindingszones.
lid 2
Fysieke compensatie kan ook plaatsvinden in, aansluitend op of nabij het aangetaste gebied als dit deel uitmaakt van de saldobenadering bedoeld in artikel 3.20 Toepassing van de saldobenadering.
lid 3
Een bestemmingsplan waarvoor een compensatieplicht geldt, borgt de uitvoering van de compensatie.
lid 4
De toelichting bij een bestemmingsplan als bedoeld in het derde lid bevat een verantwoording over:
a. de omvang van het netto verlies aan ecologische waarden en kenmerken en op welke locatie dat optreedt;
b. de locatie waar en de wijze waarop het netto verlies, genoemd onder a, wordt gecompenseerd;
c. de kwaliteit en kwantiteit van de compensatie;
d. de termijn van uitvoering;
e. de inhoud en realisatie van de voorgenomen mitigerende en compenserende maatregelen;
f. het reguliere- en ontwikkelingsbeheer.
lid 5
De uitvoering van de fysieke compensatie wordt binnen drie jaar na onherroepelijk worden van het bestemmingsplan, bedoeld in het derde lid afgerond.
lid 6
In aanvulling op het vijfde lid, wordt bij een aantasting van bedreigde soorten of hun leefgebied, de uitvoering van de compensatie in ieder geval afgerond op het moment dat de aantasting daadwerkelijk start.
lid 7
In afwijking van het vijfde lid kan bij een omvangrijke en zware compensatieverplichting, de uitvoering van de compensatie een termijn van maximaal tien jaar bedragen, gerekend vanaf het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan.
Artikel 6.2 Procedure grenswijziging werkingsgebied op verzoek
lid 1
In het geval dat burgemeester en wethouders het voornemen hebben om een verzoek tot wijziging van de grens van een werkingsgebied te doen ten behoeve van een ruimtelijke ontwikkeling, maakt dit voornemen deel uit van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van een bestemmingsplan.
lid 2
Het ontwerp besluit bevat de volgende gebiedsaanduidingen:
a. gebiedsaanduiding: overig – in Interim omgevingsverordening toe te voegen [naam gebiedscategorie];
b. gebiedsaanduiding: overig – in Interim omgevingsverordening te verwijderen[naam gebiedscategorie];
c. gebiedsaanduiding - vanwege natuurcompensatie te realiseren natuur, beheertype [landelijke code], indien van toepassing.
lid 3
Een verzoek wordt na afloop van de terinzagelegging bedoeld in artikel 3:11 Algemene wet bestuursrecht, bij Gedeputeerde Staten ingediend en gaat vergezeld van een beschrijving waaruit blijkt dat is voldaan aan de in deze verordening gestelde voorwaarden waaronder wijziging van de begrenzing mogelijk is en, in voorkomende gevallen, van naar voren gebrachte zienswijzen.
lid 4
Gedeputeerde Staten beslissen binnen vier weken na ontvangst van een verzoek als bedoeld eerste lid.
lid 5
Een bestemmingsplan ten behoeve waarvan de gemeente een verzoek om wijziging van de begrenzing heeft gedaan, wordt vastgesteld nadat Gedeputeerde Staten hebben besloten tot wijziging van de begrenzing.
Artikel 3.25 Natuur Netwerk Brabant - ecologische verbindingszone
lid 1
Een bestemmingsplan van toepassing op Natuur Netwerk Brabant - ecologische verbindingszone strekt tot verwezenlijking, het behoud en het beheer van een ecologische verbindingszone met een breedte van:
a. en minste 50 meter in Stedelijk gebied en in gebied Verstedelijking afweegbaar;
b. ten minste 25 meter in alle overige gebieden.
lid 2
Een bestemmingsplan als bedoeld in het eerste lid stelt regels, om te voorkomen dat het gebied minder geschikt wordt voor de verwezenlijking, het behoud en het beheer van een ecologische verbindingszone, die in ieder geval:
a. het oprichten van bebouwing beperken;
b. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen of verharde oppervlakten beperken.
lid 3
Na realisatie van de ecologische verbindingszone is artikel 3.15 Bescherming Natuur Netwerk Brabant van overeenkomstige toepassing.