Omgevingsverordening Zuid-Holland - verzamelherziening 2020    

Besluit van Provinciale Staten van Zuid-Holland van 1 juli 2020, kenmerk PZH-2020-738421768, tot wijziging van de Omgevingsverordening in verband met de Verzamelherziening Omgevingsbeleid

Provinciale Staten van Zuid-Holland,

Gelezen het voorstel van Gedeputeerde Staten van 19 mei 2020 over de wijziging van de Omgevingsverordening in het kader van de Verzamelherziening Omgevingsbeleid;

Gelet op artikel 4.1 van de Wet ruimtelijke ordening;

Besluiten:

Besluittekst     

Artikel I

De Omgevingsverordening wordt als volgt gewijzigd:

A

In afdeling 3.2 wordt een paragraaf met opschrift ingevoegd, luidende:

§ 3.2.3 Afwijkingsmogelijkheid

B

In paragraaf 3.2.3 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 3.14a Afwijkingsmogelijkheid voor maatwerk

In relatief beperkte mate kan worden afgeweken van de regels in deze afdeling, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de doelstelling van de desbetreffende regels.

C

Artikel 3.4 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het tweede lid komt te luiden:

Met een maatwerkvoorschrift of een vergunningvoorschrift kan worden afgeweken van bij of krachtens afdeling 3.3 gestelde regels voor het gebruik van provinciale infrastructuur, als dat bij die regels is bepaald. Daarbij kan worden bepaald in welke mate of hoe lang kan worden afgeweken.

2. Ingevoegd wordt een derde lid, luidende:

Bij de regels, bedoeld in afdeling 3.3 kan ook worden bepaald dat een maatwerkvoorschrift niet kan worden gesteld als over een onderwerp een voorschrift aan een vergunning kan worden verbonden.

D

Artikel 3.5 komt als volgt te luiden:

Artikel 3.5 Wijzigen voorschriften en beperkingen

Op aanvraag van de houder of ambtshalve kunnen aan de vergunning, ontheffing of maatwerkvoorschriften verbonden voorschriften of beperkingen worden gewijzigd, aangevuld of ingetrokken.

E

Artikel 3.69 komt te vervallen

F

In afdeling 5.1 wordt een artikel ingevoegd met opschrift, luidende:

Artikel 5.5a Adviesrecht bij omgevingsvergunning

1. Het bevoegd gezag wint op grond van artikel 2.26, lid 3, van de Wabo tijdig advies in bij gedeputeerde staten, alvorens kan worden overgegaan tot besluitvorming bij de volgende activiteiten als bedoeld in artikel 2.2. eerste lid van de Wabo:

a. een weg aan te sluiten op provinciale infrastructuur;

b. een uitweg op provinciale infrastructuur te maken, te hebben of te veranderen of het gebruik daarvan te veranderen;

c. houtopstand te beplanten, behouden of te verwijderen langs provinciale infrastructuur;

d. handelsreclame en/of licht -of geluidgevende voorzieningen op of aan een onroerende zaak, in welke vorm dan ook, aan te brengen, houden of wijzigen, indien en voor zover deze voor het publiek zichtbaar zal zijn vanaf provinciale infratructuur.

2. Indien het advies als bedoeld in lid 1 niet of gedeeltelijk wordt overgenomen, wordt dit door het bevoegd gezag aan gedeputeerde staten medegedeeld.

3. Gedeputeerde staten kunnen voorschriften onderdeel laten uitmaken van het advies.

G

Artikel 6.24 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het opschrift komt te luiden:

Natuurnetwerk Nederland

2. Het vierde lid te vervallen, onder gelijktijdige vernummering van het vijfde en zesde lid tot het vierde en vijfde lid.

3. Ingevoegd wordt een zesde lid, luidende:

Een bestemmingsplan voor het Buijtenland van Rhoon, waarvan de plaats geometrisch is bepaald en verbeeld op kaart 7 in bijlage II, maakt hoogwaardige akkernatuur en (openlucht)recreatie mogelijk met ruimte voor extensieve agrarische bedrijvigheid, voor zover deze bijdraagt aan hoogwaardige akkernatuur en (openlucht}recreatie en met behoud van landschappelijke elementen en cultureel erfgoed, alsmede leidingen voor telecommunicatie of het transport. van gassen, vloeistoffen of elektriciteit.

H.

Artikel 6.29 komt als volgt te luiden:

Artikel 6.29 Ontheffing

1. Gedeputeerde Staten zijn bevoegd ontheffing, als bedoeld in artikel 4.1a van de Wet ruimtelijke ordening, te verlenen van de bepalingen in Afdeling 6.2 van deze verordening.

2. Een verzoek om een ontheffing wordt ingediend met gebruikmaking van het daartoe door gedeputeerde staten vastgestelde e-formulier en gaat vergezeld van de daarin aangegeven bescheiden en bevat een motivering dat het verzoek is gedaan in overeenstemming met de raad.

I

Artikel 6.31 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het onderdeel b wordt de term “vijfde lid” vervangen door:

vierde lid

2. In het onderdeel c wordt de term “zesde lid” vervangen door:

vijfde lid

J

In artikel 6.33, tweede lid, komt de zinsnede "of binnen de strategische reservering natuur" te vervallen.

K.

Artikel 6.41 komt als volgt te luiden:

Artikel 6.41 Gronden voor weigering of wijziging

1. Weigering, wijziging of aanvulling van een vergunning of ontheffing is alleen mogelijk ter bescherming van het belang waartoe de bevoegdheid is gegeven, tenzij anders bepaald.

2. Een vergunning of ontheffing wordt niet geweigerd als door het stellen van beperkingen of voorschriften het te beschermen belang gelijkwaardig kan worden gediend.

L

Bijlage 2 Kaarten wordt als volgt aangepast:

1. De geometrische plaatsbepaling van de waterschappen op kaart 4 Gebieden met waterkwantiteitsnorm en waterschappen, wordt gewijzigd;

2. De geometrische plaatsbepaling van het Natuurnetwerk Nederland op kaart 7 Natuurnetwerk Nederland, wordt gewijzigd;

3. De aanduiding strategische reservering natuur op kaart 7 Natuurnetwerk Nederland, komt te vervallen;

4. De aanduiding en geometrische plaatsbepaling van het Buijtenland van Rhoon wordt toegevoegd op kaart 7 Natuurnetwerk Nederland;

5. De geometrische plaatsbepaling van de bijzondere locaties op kaart 10 Kantoren en detailhandel, wordt gewijzigd;

6. De geometrische plaatsbepaling van het glastuinbouwgebied op kaart 11, wordt gewijzigd;

7. De geometrische plaatsbepaling van het bollenteeltgebied op kaart 11, wordt gewijzigd;

8. De geometrische plaatsbepaling van de uitzondering Glasparel op kaart 11, wordt gewijzigd;

9. De geometrische plaatsbepaling van het kroonjuweel cultureel erfgoed op kaart 14 Ruimtelijke kwaliteit en beschermingscategorieën, wordt gewijzigd;

10. De geometrische plaatsbepaling van de belangrijke weidevogelgebieden op kaart 14 Ruimtelijke kwaliteit en beschermingscategorieën, wordt gewijzigd;

11. De geometrische plaatsbepaling van beschermd grasland in de Bollenstreek op kaart 14, wordt gewijzigd;

12. De geometrische plaatsbepaling van recreatiegebied op kaart 14, wordt gewijzigd;

13. De geometrische plaatsbepaling van de landgoedbiotopen op kaart 15, wordt gewijzigd;

14. De geometrische plaatsbepaling van gebied met verplicht peilbesluit op kaart 17 Gebieden met verplichte peilbesluiten, wordt gewijzigd.

M

Bijlage V komt te vervallen.

N

Bijlage VI Maaiveldcriteria wordt als volgt aangepast:

Aan de categorie binnen de bebouwde kom, onder de subcategorie overig gebied wordt achter het maaiveldcriterium 5% de volgende tekst ingevoegd:

(10% voor De Stichtse Rijnlanden)

O

In bijlage VIII Situaties kruimelregeling wordt de zinsnede “de bedrijventerreinenkaart in de Omgevingsvisie” telkens vervangen door:

de bedrijventerreinenkaart in de Omgevingsvisie, behorende bij de beleidsbeslissing ‘Toekomstbestendige bedrijventerreinen die de vitaliteit van het bedrijfsleven versterken’

Artikel II

Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal blad waarin deze verordening wordt geplaatst.

Toelichting     

Hieronder is per onderwerp aangegeven wat de reden is voor aanpassing van de verordening en tot welke

1 Begrenzing Kroonjuweel Midden-Delfland bij Schipluiden     

De gemeente Midden-Delfland heeft een verzoek ingediend om de begrenzing van het Kroonjuweel cultureel erfgoed Midden-Delfland, aan de zuidkant van Schipluiden aan te passen. Enerzijds om deze in overeenstemming te brengen met de feitelijke situatie waar het gaat om een bestaand bedrijventerrein. Anderzijds hangt het verzoek samen met een beoogde woningbouwontwikkeling. De gemeente stelt daarom voor dit gebied uit het Kroonjuweel te halen en ter compensatie de Commandeurspolder toe te voegen aan het Kroonjuweel.

De zuidzijde van Schipluiden bestaat voor een groot deel uit een recreatiegebied (volkstuinen, ijsbaan, waterplas, bosschages, wandelpaden), een bedrijventerrein en een enkele woning. Het (groene deel van dit) gebied is destijds bewust binnen de begrenzing van het Kroonjuweel Midden-Delfland gebracht, als overgangszone naar het open veenweidegebied. Bij nader inzien sluit dit echter minder goed aan bij de kwaliteiten van het Kroonjuweel Midden-Delfland. Het gebied wordt daarom uit het Kroonjuweel gehaald. De aanduiding groene buffer blijft wel gehandhaafd. Door deze aanpassing valt de zuidzijde van Schipluiden in beschermingscategorie 2 van het beleid voor ruimtelijke kwaliteit. Naar ‘inpassen’ is ook ‘aanpassen’ mogelijk. Transformatie is niet mogelijk.

Ter compensatie wordt nagenoeg de gehele Commandeurspolder onder het Kroonjuweel gebracht. De kenmerken van dit gebied sluiten aan bij de kenmerken van het Kroonjuweel. Het gebied valt thans al onder beschermingscategorie 2 (groene buffer en belangrijk weidevogelgebied). De aanduiding Kroonjuweel (beschermingscategorie 1) wordt hier dan aan toegevoegd. Per saldo neemt de totale oppervlakte van het Kroonjuweel Midden-Delfland hierdoor toe met 200 ha.

Conclusie:

Op kaart 14 (ruimtelijke kwaliteit en beschermingscategorieën) komt bij de zuidrand van Schipluiden de aanduiding beschermingscategorie 1 (kroonjuweel cultureel erfgoed) te vervallen.

Nagenoeg de gehele commandeurspolder wordt aangeduid als beschermingscategorie 1 (Kroonjuweel cultureel erfgoed).

2 Correcties en aanpassingen begrenzing Natuurnetwerk Nederland     

De begrenzing van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) moet op een aantal punten aangepast en gecorrigeerd worden. De aan passingen vloeien in hoofdzaak voort uit al eerder gemaakte keuzes en beslissingen. Daarnaast zijn er kleine correcties, waarbij de begrenzing in overeenstemming wordt gebracht met de werkelijke situatie.

Belangrijke wijzigingen zijn:

1

Het omzetten van de categorie 'strategische reservering Natuur' naar de categorie ‘NNN’. De zogenoemde 'strategische reservering Natuur' betreft een NNN-ambitie van ca. 450 hectare die voorlopig in reserve werd gehouden. Oorspronkelijk was het beleid om in 2021 een besluit te nemen over het in uitvoering nemen van deze 450 hectare. Maar in het Kaderbesluit Groen 2018 hebben Provinciale Staten besloten om deze strategische reservering al per 2019 in uitvoering te nemen. De reden hiervoor is dat Provinciale Staten de NNN realisatie willen versnellen. Er moet daarbij wel voldoende tijd moet zijn om een zorgvuldig gebiedsproces te doorlopen richting de deadline voor de realisatie van het NNN per 2027. Financieel is dit besluit al verwerkt in de Begroting 2019 en het PZG 2019-2032. Nu moet het besluit ook verwerkt worden op de NNN kaart in de Omgevingsverordening. Dit is dus een beleidsarme vertaling van het eerdere besluit van Provinciale Staten.

Dit betekent niet alleen dat de aanduiding van de strategische reservering op de kaart komt te vervallen, maar ook dat de bepaling hierover (artikel 6.24, vierde lid) komt te vervallen. Ook de verwijzingen in artikel 6.31 en 6.33 worden aangepast.

2

Een in het kader van IODS ontwikkelde kavel natuur tussen de Ackerdijkse Plassen en Noord-Kethel wordt toegevoegd aan het NNN. Deze circa 10 ha is in beheer bij Natuurmonumenten en eigendom van Rotterdam. De gemeente is hiermee akkoord. Opname in het NNN is van belang omdat deze kavel een schakel is in de ecologische verbinding tussen de Ackerdijkse Plassen en de Vlaardingse Vlietlanden. Voor de provincie heeft dit geen financiële consequenties, aangezien verwerving en inrichting al hebben plaatsgevonden en de gemeente het beheer financiert.

3

De Leenheerenpolder is op last van de Raad van State door het Rijk weer opgenomen binnen de begrenzing van het Natura 2000 gebied Haringvliet. Alle Natura 2000 gebieden vallen ook binnen het NNN. De NNN kaart wordt daarom hier op aangepast. Het betreft een uitbreiding van ongeveer 120 ha. Deze uitbreiding heeft aanzienlijke financiële consequenties voor de provincie. Het betreft gronden in provinciaal eigendom. De waarde van de gronden moet afgewaardeerd worden van agrarische waarde naar natuurwaarde. En de gronden moeten vervolgens ingericht worden, om de natuurdoelen te realiseren. Hiervoor hebben Provinciale Staten in de Begroting in totaal € 10 mln. opgenomen. Er loopt een gebiedsproces voor de realisatie van de natuurdoelen. Het betreft niet stikstofgevoelige doelen. De extra beheerlasten zijn verwerkt in de begroting.

4

De overige wijzigingen betreffen doorgaans kleine aanpassingen waarbij de kaart beter in overeenstem-ming wordt gebracht met de werkelijkheid. Deze noodzaak komt grotendeels voort uit het volgende. Het NNN was in de voormalige streekplannen slechts globaal begrensd. In 2010 is deze voor het eerst exact begrensd. Werkende weg, bijvoorbeeld bij concrete planuitwerkingen, komen er kleine onnauwkeurig-heden aan het licht. De omgevingsverordening tackelt dat wel grotendeels door de zin "In principe behoren bestaande bebouwing, erven, tuinen en wegen met een gesloten verharding (inclusief bermen) niet tot het NNN." Maar het is wenselijk dat ook de kaart zoveel mogelijk overeenstemt met de werkelijkheid. Ook bij de eerdere herzieningen van de voormalige Verordening ruimte zijn dergelijke onjuistheden gecorrigeerd. Maar sinds de laatste herziening zijn er opnieuw kleine onnauwkeurigheden aan het licht gekomen. Het voorstel is om deze bij de komende herziening te corrigeren.

Conclusie:

Op kaart 7 (Natuurnetwerk Nederland) wordt de begrenzing van het Natuurnetwerk Nederland aangepast.

In artikel 6.24 komt het vierde lid te vervallen, onder gelijktijdige vernummering van het vijfde en zesde lid tot het vierde en vijfde lid.

In artikel 6.31 onder b wordt de term vijfde lid vervangen door “vierde lid”. In artikel 6.31 onder c wordt de term zesde lid vervangen door “vijfde lid”.

In artikel 6.33, tweede lid, komt de zinsnede "of binnen de strategische reservering natuur" te vervallen.

3 Correctie begrenzing belangrijke weidevogelgebieden     

De aanduiding van 'belangrijke weidevogelgebieden' valt onder beschermingscategorie 2 van de regels voor ruimtelijke kwaliteit. Het betreft een planologische ruimtelijke bescherming buiten het Natuurnetwerk Nederland. De belangrijke weidevogelgebieden zijn altijd enigszins globaal begrensd. Op enkele punten wordt dit nu met enkele correcties verfijnd door bebouwd gebied buiten de begrenzing te brengen. Een algehele actualisatie is in voorbereiding maar gaat nog niet mee met deze herziening.

Conclusie:

De begrenzing van de belangrijke weidevogelgebieden op kaart 14 van de omgevingsverordening wordt gecorrigeerd.

4 Aanduiding Buijtenland van Rhoon     

Na een lange voorgeschiedenis hebben Gedeputeerde Staten op 3 juli 2018 het Streefbeeld voor het gebied Buijtenland van Rhoon vastgesteld als uitwerking van de natuur- en recreatiedoelstellingen van de Planologische Kernbeslissing (PKB) Project Mainportontwikkeling Rotterdam (PMR). Enkele dagen eerder werd de gebiedscoöperatie Buijtenland van Rhoon opgericht. De minister van Landbouw Natuur en Voedselkwaliteit heeft ingestemd met dit streefbeeld en met de afspraken over de uitvoering daarvan. De provincie Zuid Holland en de gebiedscoöperatie Buijtenland van Rhoon hebben een samenwerkingsovereenkomst op 26 november 2018 ondertekend. Hierin zijn de afspraken vastgelegd omtrent de uitvoering van het streefbeeld.

Om dit streefbeeld te kunnen uitvoeren dienen de ruimtelijke kaders te worden aangepast te weten het bestemmingsplan Buijtenland van Rhoon (vastgesteld 26 april 2010) en de provinciale omgevingsverordening.

Het zuidelijk deel van het Buijtenland van Rhoon is in de Omgevingsverordening aangeduid als Natuurnetwerk Nederland. Dit is tevens beschermingscategorie 1 als bedoeld in het beleid voor ruimtelijke kwaliteit. Het noordelijk deel van het Buijtenland van Rhoon (boven de Essendijk) is in de Omgevingsverordening aangeduid als recreatiegebied en groene buffer. Deze aanduidingen vallen onder beschermingscategorie 2 van het beleid voor ruimtelijke kwaliteit.

De indeling in twee deelgebieden komt te vervallen. Het gehele gebied (600 hectare groot), krijgt een mengbestemming:

Hoogwaardige akkernatuur met recreatief medegebruik (385 ha), alsmede (openlucht)recreatie met natuurwaarde met ruimte voor agrarische bedrijvigheid en met behoud van landschappelijke en cultuurhistorische elementen (215 ha).

Bovengenoemde mengbestemming wordt vertaald naar de termen van de Omgevingsverordening. Het gehele gebied zal daarom binnen de begrenzing van het Natuurnetwerk Nederland worden gebracht. Omdat het niet de bedoeling is dat het gebied voor 100% wordt benut voor natuur, wordt een specifieke regeling voor het gebied opgenomen in een nieuw in te voegen lid bij artikel 6.24.

Conclusie:

Op kaart 7 (Natuurnetwerk Nederland) wordt het noordelijk deel van het Buijtenland van Rhoon binnen de begrenzing van het Natuurnetwerk Nederland gebracht.

Op kaart 7 (Natuurnetwerk Nederland) krijgt het gehele gebied van het Buijtenland van Rhoon (ten noorden en ten zuiden van de Essendijk) een extra aanduiding: “Buijtenland van Rhoon”.

Bij artikel 6.24 (Natuurnetwerk Nederland) wordt ingevoegd een nieuw lid 6, luidende:

Een bestemmingsplan voor het Buijtenland van Rhoon, waarvan de plaats geometrisch is bepaald en verbeeld op kaart 7 in bijlage II, maakt hoogwaardige akkernatuur en (openlucht)recreatie mogelijk met ruimte voor extensieve agrarische bedrijvigheid, voor zover deze bijdraagt aan hoogwaardige akkernatuur en (openlucht)recreatie en met behoud van landschappelijke elementen en cultureel erfgoed, alsmede leidingen voor telecommunicatie of het transport van gassen, vloeistoffen of elektriciteit.

In de toelichting op artikel 6.24 van de Omgevingsverordening wordt de volgende tekst toegvoegd over het nieuwe lid 6:

In het gebied Buijtenland van Rhoon worden natuur- en recreatiedoelstellingen gerealiseerd als uitwerking van de Planologische Kernbeslissing (PKB) Project Mainportontwikkeling Rotterdam (PMR). Oorspronkelijk zou in het deel ten zuiden van de Essendijk natuur worden ontwikkeld en in het gebied ten noorden daarvan recreatie. De betrokken partijen hebben thans afgesproken dat het gehele gebied is bedoeld voor een mengfunctie hoogwaardige akkernatuur en recreatie met ruimte voor extensieve agrarische bedrijvigheid, een en ander overeenkomstig het Streefbeeld voor het Buijtenland van Rhoon, zoals vastgesteld op 3 juli 2018. Dit betekent dat het hele gebied (exclusief wegen, woonkavels en erven) binnen de begrenzing van het Natuurnetwerk Nederland is gebracht. Hierbinnen wordt hoogwaardige akkernatuur en recreatie ontwikkeld met ruimte voor agrarische bedrijvigheid. Het bestemmingsplan wordt getoetst op het borgen van natuur- en recreatiebelangen.

5 Correctie aanduiding landgoedbiotoop Kinderdijk     

De landgoedbiotoop Kinderdijk is niet correct aangeduid op kaart 15 van de Omgevingsverordening. Dit wordt gecorrigeerd.

Conclusie:

De aanduiding van de landgoedbiotoop Kinderdijk op kaart 15 in bijlage 2 van de Omgevingsverordening wordt gecorrigeerd.

6 Begrenzing Kroonjuweel Oude Hollandse Waterlinie / Wierickerschans bij Bodegraven     

Het gebied tussen fort Wierickerschans, de oude Rijn en de spoorlijn Leiden-Utrecht is in de Omgevingsverordening per abuis niet opgenomen binnen de begrenzing van het kroonjuweel Oude Hollandse Waterlinie / Wierickerschans (zoals oorspronkelijk vastgesteld in 2010). Dat wordt in deze herziening hersteld.

Conclusie:

Op kaart 14 (ruimtelijke kwaliteit en beschermingscategorieën) wordt het gebied tussen fort Wierickerschans, de Oude Rijn en de spoorlijn Leiden-Utrecht aangeduid als kroonjuweel en als beschermingscategorie 1.

7 Begrenzing glastuinbouwgebied bij 's-Gravenzande     

De gemeente Westland heeft in haar bestemmingsplan de ontwikkeling van zes parkeerplaatsen voor vrachtwagens opgenomen. De planlocatie is gelegen aan de Dijckerwaal te ’s-Gravenzande en is in de Omgevingsverordening aangeduid als glastuinbouwgebied. De gemeente heeft gebruik gemaakt van het maatwerkartikel 6.34 van de Omgevingsverordening. Wij hebben daarmee ingestemd.

Conclusie:

Op kaart 11 (greenports) wordt de aanduiding glastuinbouwgebied alsmede de aanduideing glastuinbouwgebied in Westland-Oostland geschrapt ter hoogte van Dijkerwaal te ’s-Gravenzande.

8 Artikel 3.4 Maatwerkvoorschriften     

De laatste zin van het tweede lid, moet eigenlijk het derde lid zijn. Dit wordt daarom alsnog aangepast.

Conclusie:

Artikel 3.4 wordt als volgt gewijzigd:

Het tweede lid komt als volgt te luiden:

Met een maatwerkvoorschrift of een vergunningvoorschrift kan worden afgeweken van bij of krachtens afdeling 3.3 gestelde regels voor het gebruik van provinciale infrastructuur, als dat bij die regels is bepaald. Daarbij kan worden bepaald in welke mate of hoe lang kan worden afgeweken.

Ingevoegd wordt een nieuw derde lid, luidende:

Bij de regels, bedoeld in afdeling 3.3 kan ook worden bepaald dat een maatwerkvoorschrift niet kan worden gesteld als over een onderwerp een voorschrift aan een vergunning kan worden verbonden.

9 Adviesrecht bij omgevingsvergunning     

Het adviesrecht van GS uit de Wegenverordening 2010 is bij omissie niet meegekomen in de Omgevingsverordening. Hierbij wordt dit artikel als combinatie van de voormalige artikelen 4 (Activiteiten waarvoor een omgevingsvergunning vereist is) en 7 (Adviesrecht Gedeputeerde Staten bij verlening van een omgevingsvergunning door het bevoegd gezag) uit de Wegenverordening geïntroduceerd. De activiteiten welke zijn opgesomd in het eerste lid zijn door middel van artikelen 3.19 en 3.20 van de Omgevingsverordening reeds vergunningplichtig, deze vallen onder de ruimte reikwijdte van die artikelen zoals ook uit de toelichting bij die artikelen blijkt. Het adviesrecht van GS is met name belangrijk bij uitwegen op provinciale wegen gezien deze significante effecten kunnen hebben op de veiligheid en doorstroming van de weg. Het voornemen tot verlening van een vergunning voor een dergelijke activiteit dient dan ook door de provinciale wegbeheerder te worden beoordeeld.

Conclusie:

Ingevoegd wordt een nieuw artikel 5.5a met als opschrift Adviesrecht bij omgevingsvergunning

Artikel 5.5a Adviesrecht bij omgevingsvergunning

  1. Het bevoegd gezag wint op grond van artikel 2.26, lid 3, van de Wabo tijdig advies in bij gedeputeerde staten, alvorens kan worden overgegaan tot besluitvorming bij de volgende activiteiten als bedoeld in artikel 2.2. eerste lid van de Wabo:

    1. een weg aan te sluiten op provinciale infrastructuur;

    2. een uitweg op provinciale infrastructuur te maken, te hebben of te veranderen of het gebruik daarvan te veranderen;

    3. houtopstand te beplanten, behouden of te verwijderen langs provinciale infrastructuur;

    4. handelsreclame en/of licht -of geluidgevende voorzieningen op of aan een onroerende zaak, in welke vorm dan ook, aan te brengen, houden of wijzigen, indien en voor zover deze voor het publiek zichtbaar zal zijn vanaf provinciale infrastructuur.

  2. Indien het advies als bedoeld in lid 1 niet of gedeeltelijk wordt overgenomen, wordt dit door het bevoegd gezag aan gedeputeerde staten medegedeeld.

  3. Gedeputeerde staten kunnen voorschriften onderdeel laten uitmaken van het advies.

10 Aanvullen van een ontheffing     

Bij het overzetten van regels uit de Provinciale Milieuverordening naar de Omgevingsverordening is abusievelijk niet langer geregeld dat een ontheffing niet alleen kan worden gewijzigd of ingetrokken, maar ook kan worden aangevuld. De bevoegdheden van het bevoegd gezag worden hierdoor beperkt. Dit wordt daarom aangepast. Het gaat om de artikelen 3.5 en 6.41. Deze worden in overeenstemming gebracht met artikel 7.6 uit de voormalige Provinciale Milieuverordening.

Conclusie:

Artikel 3.5 en 6.41 van de Omgevingsverordening komen als volgt te luiden:

Artikel 3.5 Wijzigen voorschriften en beperkingen

Op aanvraag van de houder of ambtshalve kunnen aan de vergunning, ontheffing of maatwerkvoorschriften verbonden voorschriften of beperkingen worden gewijzigd, aangevuld of ingetrokken.

Artikel 6.41 Gronden voor weigering of wijziging

1. Weigering, wijziging of aanvulling van een vergunning of ontheffing is alleen mogelijk ter bescherming van het belang waartoe de bevoegdheid is gegeven, tenzij anders bepaald.

2. Een vergunning of ontheffing wordt niet geweigerd als door het stellen van beperkingen of voorschriften het te beschermen belang gelijkwaardig kan worden gediend.

11 Maaiveldcriterium voor Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden     

In artikel 4.2 zijn normen opgenomen voor de bergings- en afvoercapaciteit regionale wateren. Bij de beoordeling of een gebied voldoet aan de norm kan een gedeelte van de oppervlakte van het gebied overeenkomstig de percentages genoemd in bijlage VI (maaiveldcriteria) van de Omgevingsverordening buiten beschouwing worden gelaten.

In de oude Waterverordening voor het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden (hierna: De Stichtse Rijnlanden) was een maaiveldcriterium van 10% opgenomen voor de norm gerelateerd aan de categorie “binnen de bebouwde kom – overig gebied”. Bij de beleidsneutrale omzetting van de oude provinciale verordeningen naar de huidige Omgevingsverordening Zuid-Holland 2019 is abusievelijk dit maaiveldcriterium (dat enkel voor de De Stichtse Rijnlanden geldt) niet overgenomen, terwijl dit wel zo is afgesproken. Hierover heeft De Stichtse Rijnlanden december vorig jaar nog een (aanvullende) zienswijze ingediend, maar deze is abusievelijk niet in behandeling genomen. Dit punt wordt nu daarom alsnog hersteld.

Conclusie:

Bijlage VI maaiveldcriteria wordt daarom als volgt aangepast:

Aan de categorie “binnen de bebouwde kom”, subcategorie “overig gebied” wordt achter het genoemde maaiveldcriterium van 5% de volgende passage toegevoegd:

(voor De Stichtse Rijnlanden geldt een maaiveldcriterium van 10%)

12 Verwijzing naar kaart bedrijventerreinen     

In bijlage VIII situaties kruimelregeling is een verwijzing opgenomen naar de bedrijventerreinenkaart in de Omgevingsvisie. Dit blijkt niet voor iedereen even duidelijk te zijn. Daarom wordt de verwijzing aangepast. Aangegeven wordt dat het gaat om de bedrijventerreinenkaart behorende bij de beleidsbeslissing ‘toekomstbestendige bedrijventerreinen die de vitaliteit van het bedrijfsleven versterken’.

Conclusie:

In bijlage VIII situaties kruimelregeling wordt onder 1 en 2 de zinsnede ‘de bedrijventerreinenkaart in de Omgevingsvisie’ vervangen door de zinsnede:

de bedrijventerreinenkaart in de Omgevingsvisie, behorende bij de beleidsbeslissing ‘Toekomstbestendige bedrijventerreinen die de vitaliteit van het bedrijfsleven versterken’

13 Ontheffingsbevoegdheid     

In artikel 6.29 zijn de indieningsvereisten opgenomen voor een ontheffing als bedoeld in artikel 4.1a van de Wet ruimtelijke ordening. Omdat de ontheffingsbevoegdheid al in de wet is opgenomen is deze niet herhaald in de verordening en is volstaan met het opnemen van indieningsvereisten voor een ontheffingsaanvraag. Daarmee hebben Provinciale Staten impliciet aangegeven dat Gedeputeerde Staten bevoegd zijn ontheffing te verlenen. Tijdens een zitting bij de Raad van State over een ontheffingsprocedure is geconstateerd dat de ontheffingsbevoegdheid ook expliciet in de verordening moet worden opgenomen. Ter zitting is door vertegenwoordiger van de provincie aangegeven dat dit hersteld zal worden.

Daarom wordt nu de ontheffingsbevoegdheid alsnog expliciet in de verordening opgenomen. In artikel 6.29 wordt daarom in een nieuw eerste lid de ontheffingsbevoegdheid opgenomen. De indieningsvereisten komen in het tweede lid te staan.

Daarnaast wordt in de toelichting een tekst opgenomen over de ontheffingsbevoegdheid en de toepasbaarheid daarvan. Deze tekst stond eerder in de toelichting van de Verordening ruimte. Als gevolg van de wettelijke formulering en de jurisprudentie herover is de ontheffingsbevoegdheid slechts beperkt toepasbaar. Het is wenselijk de gemeenten hierop te attenderen.

Conclusie:

Artikel 6.29 komt als volgt te luiden:

Artikel 6.29 Ontheffing

  1. Gedeputeerde Staten zijn bevoegd ontheffing, als bedoeld in artikel 4.1a van de Wet ruimtelijke ordening, te verlenen van de bepalingen in Afdeling 6.2 van deze verordening.

  2. Een verzoek om een ontheffing wordt ingediend met gebruikmaking van het daartoe door gedeputeerde staten vastgestelde e-formulier en gaat vergezeld van de daarin aangegeven bescheiden en bevat een motivering dat het verzoek is gedaan in overeenstemming met de raad.

Aan de toelichting op artikel 6.29 van de Omgevingsverordening wordt de volgende tekst toegevoegd:

Artikel 6.29 Ontheffing

In dit artikel is de ontheffingsbevoegdheid opgenomen als bedoeld in artikel 4.1a van de Wet ruimtelijke ordening. In dat wetsartikel is bepaald dat gedeputeerde staten op aanvraag van burgemeester en wethouders ontheffing kunnen verlenen van de regels van de verordening, voor zover de verwezenlijking van het gemeentelijk ruimtelijk beleid wegens bijzondere omstandigheden onevenredig wordt belemmerd in verhouding tot de met die regels te dienen provinciale belangen. Aan de ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden indien de betrokken provinciale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken.

Uit de jurisprudentie blijkt dat de ontheffingsbevoegdheid betrekking moet hebben op bijzondere gevallen waar gedeputeerde staten bij het vaststellen van de algemene regels geen rekening mee hebben gehouden en waarbij een strikte toepassing van de regels leidt tot een onevenredige belemmering van de verwezenlijking van het gemeentelijk ruimtelijk beleid in verhouding tot de met die regels te dienen provinciale belangen. Uit de rechtspraak volgt bovendien dat de bijzondere omstandigheden gelet op de wetsgeschiedenis moeten zijn gelegen in de ruimtelijke kwaliteit van de ontwikkeling waarvoor de ontheffing is aangevraagd. Er is dus slechts beperkte ruimte voor het verlenen van een ontheffing.

Aan de ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden indien de betrokken provinciale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken. Als bijvoorbeeld ontheffing wordt verleend voor een uitzonderlijke ontwikkeling binnen een molenbiotoop en die ontwikkeling leidt tot hogere kosten van beheer of onderhoud van de molen, dan kunnen gedeputeerde staten bepalen dat compensatie van die kosten nodig is.

14 Afwijkingsmogelijkheid voor maatwerk     

De afwijkingsmogelijkheid voor maatwerk zag in de voormalige Verordening ruimte zowel op de instructieregels over geitenhouderij als op de rechtstreeks werkende regels over geitenhouderij. In de Omgevingsverordening is hierin onbedoeld een wijziging gekomen, omdat de rechtstreeks werkende regels in afdeling 3.2 zijn geplaatst en de instructieregels in afdeling 6.2. De afwijkingsmogelijkheid voor maatwerk ziet alleen op afdeling 6.2 Deze onbedoelde wijziging wordt hersteld door ook in afdeling 3.2 ook een afwijkingsmogelijkheid op te nemen.

Conclusie:

In afdeling 3.2 van de Omgevingsverordening wordt een nieuwe paragraaf 3.2.3 ingevoegd met als titel ‘afwijkingsmogelijkheid’ en daarin een nieuw artikel 3.14a met als titel ‘afwijkingsmogelijkheid voor maatwerk’:

§ 3.2.2 Afwijkingsmogelijkheid

Artikel 3.14a Afwijkingsmogelijkheid voor maatwerk

In relatief beperkte mate kan worden afgeweken van de regels in deze afdeling, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de doelstelling van de desbetreffende regels.

15 Programma Aanpak Stikstof (PAS)     

Het Programma Aanpak Stikstof (PAS) kan niet langer dienen als basis voor vergunningverlening, als gevolg van de uitspraak van de Raad van State van mei 2019. De Vrijstelling Natura 2000-gebieden, die is opgenomen in artikel 3.69 van de Omgevingsverordening en de bijbehorende bijlage V zijn daarom onverbindend. Het gaat om een vrijstelling voor beweiden en bemesten. Dit artikel en de bijlage worden daarom geschrapt.

In artikel 3.69 is het volgende geregeld:

“Het verbod, bedoeld in artikel 2.7, tweede lid van de Wet natuurbescherming, geldt niet voor de activiteiten en categorieën van activiteiten die genoemd zijn in bijlage V, tenzij aan deze activiteiten beperkingen zijn gesteld in een door gedeputeerde staten vastgesteld beheerplan als bedoeld in artikel 2.3 van de Wet natuurbescherming.”

Conclusie:

Artikel 3.69 en bijlage V van de Omgevingsverordening, komen te vervallen.

16 Correcties begrenzing Recreatiegebieden     

De aanduiding Recreatiegebied is een van de onderdelen van beschermingscategorie 2 van de regels voor ruimtelijke kwaliteit. De begrenzing van deze aanduiding is altijd min of meer globaal geweest. In de verzamelherziening wordt dit op een groot aantal plekken aangepast. Zo worden (veelal kleine) overlappen met bestaand stads- en dorpsgebied en het Natuurnetwerk Nederland buiten de begrenzing gebracht en is gecorrigeerd op overlap met infrastructuur. Daarnaast zijn op een aantal locaties meer stedelijke voorzieningen als sportvelden, begraafplaatsen, zwembaden, campings en dergelijke niet meer als recreatiegebied aangeduid; Een algehele actualisatie van de verzameling recreatiegebieden en de begrenzing is voorzien voor een volgende herziening.

Conclusie:

Op kaart 14 (Ruimtelijke kwaliteit en beschermingscategorieën) wordt de begrenzing van de aanduiding Recreatiegebied aangepast.

17 GIS-technische en overige correcties     

Gis-technische correcties

Een aantal GIS-bestanden wordt technisch gecorrigeerd om foutmeldingen bij het uploaden naar de landelijke voorzieningen te voorkomen. Het gaat om een groot aantal hele kleine correcties bestaand uit het verwijderen van minuscule overlapjes, het losknippen van zichzelf rakende vlakken, het op elkaar aansluiten van gemeenschappelijke grenzen en dergelijke. Verreweg de meeste correcties hebben geen betekenis, ze zijn te klein om op een gebruikelijke raadpleegschaal zichtbaar te zijn.

Overige correcties

Naar aanleiding van de beantwoording van de zienswijzen die zijn ingediend naar aanleiding van de terinzagelegging van het ontwerp vindt aanpassing plaats van enkele werkingsgebieden. Deze aanpassingen zijn verwerkt bij de betreffende onderwerpen in deze Verzamelherziening. Enkele van de aanpassingen hebben echter geen directe relatie met één van de andere onderwerpen in deze Verzamelherziening. Het gaat om de begrenzing van het bollenteeltgebied, de begrenzing van het glastuinbouwgebied en de begrenzing van de uitzondering Glasparel. Deze aanpassingen zijn daarom bij dit onderwerp gevoegd.

Conclusie:

De bestanden behorend bij de volgende werkingsgebieden in de Omgevingsverordening worden aangepast.

  • NatuurNetwerk Nederland

    (bestaande en nieuwe natuur, ecologische verbinding en waternatuurgebied)

  • Beschermd grasland in de Bollenstreek

  • Beschermingscategorie 1

  • Belangrijk weidevogelgebied
  • Beschermingscategorie 2

  • Buiten bestaand stads- en dorpsgebied 2018

  • Bijzondere kantoorlocatie

  • Waterschappen (Rivierenland en Hollandse Delta)

  • Gebied met verplicht peilbesluit

  • Glastuinbouwgebied

  • Uitzondering Glasparel

  • Bollenteeltgebied