|
Toekomstbestendige bedrijventerreinen die de vitaliteit van het bedrijfsleven versterken.
Rolkeuze
De provincie past bij de aanpak voor bedrijventerreinen drie vormen van overheidssturing uit het NSOB-kwadrantenmodel voor overheidssturing toe. Aan de ene kant probeert de provincie te sturen op de juiste functie op de juiste plek, en voldoende ruimte om de vraag naar bedrijventerreinen te accommoderen (rechtmatige overheid). Aan de andere kant is de provincie met partners bezig om de bedrijventerreinen toekomstbestendig te maken op onder andere het gebied van energie, klimaatadaptatie en groen (samenwerkende en responsieve overheid).
Beleidskeuzes
De provincie streeft naar een kwantitatief en kwalitatief evenwicht in vraag en aanbod van bedrijventerreinen op regionaal en bovenregionaal schaalniveau. Daarbij wordt ingezet op beter benutten en duurzaam functioneren van bestaande bedrijventerreinen en op het behoud van voldoende ruimte voor bedrijven in hogere milieucategorieën/ milieuzones en watergebonden bedrijven.
Is de maatregel gebiedsspecifiek?
Deze maatregel geldt voor alle bedrijventerreinen in de provincie Zuid-Holland; met uitzondering van de bedrijventerreinen met milieucategorie 1 en 2/ milieuzone 1.
Toelichting maatregel
Voor de subsidieregeling planvorming bedrijventerreinen Zuid-Holland 2017 kunnen aanvragen ingediend worden voor (haalbaarheids-)onderzoeken om de kwaliteit van een bedrijventerreinen te verbeteren, zoals onderzoek naar energie, groen, verkeersveiligheid, OV, en digitalisering.
De provincie heeft een specifieke (investerings-)subsidieregeling om duurzame energie en energiebesparing op bedrijventerreinen te ondersteunen, evenals maatregelen ter bevordering van klimaatadaptatie en biodiversiteit. Deze regeling zorgt voor een kwaliteitsimpuls van een bedrijventerrein en is een extra stap op weg richting een toekomstbestendig bedrijventerrein.
Kennisdelen is een belangrijk provinciaal instrument, zo ook voor bedrijventerreinenbeleid. Kennisuitwisseling vindt op verschillende manieren plaats. Zo worden er jaarlijks minimaal twee masterclasses bedrijventerreinen georganiseerd. De doelgroep is breed, zowel overheden als bedrijven, ondernemersverenigingen, kennisinstellingen en aanverwante instellingen. Naast deze masterclasses kunnen ook andere thematische bijeenkomsten worden gehouden om de doelgroep te informeren en om input op te halen. De provincie laat daarnaast allerlei beleidsonderbouwende onderzoeken uitvoeren en zet in op het versterken van diverse netwerken. Dit gebeurt onder andere met het bedrijfsleven, overheden en de omgevingsdiensten.
Zoals is opgenomen in de provinciale bedrijventerreinenstrategie, kan het werken met een ‘minimale milieucategorie’ en het aanwijzen van ‘te behouden bedrijventerreinen’ bijdragen aan concurrerende en toekomstbestendige bedrijventerreinen. Deze instrumenten zijn echter nieuw en vragen het nodige onderzoek en goede participatie met belanghebbenden voordat ze opgenomen kunnen worden in het provinciaal Omgevingsbeleid.
Het wordt steeds belangrijker om samen met partners (zowel overheden, marktpartijen als belangenorganisaties) te werken aan maatschappelijke opgaven. In diverse gebiedscasussen werkt de provincie samen om verschillende ambities te realiseren, waaronder ook het borgen van voldoende werkgelegenheid op bedrijventerreinen en transformatielocaties. Samenwerking op locaties vergt een actieve rol en samenwerkende insteek van de provincie. Dit staat soms op gespannen voet met de toetsende rol van de provincie aan de Omgevingsverordening.
Om er voor te zorgen dat het bedrijventerrein investeert in zaken die in de toekomst essentieel zijn voor de ondernemers (zoals duurzame energie en digitale bereikbaarheid), is het belangrijk dat ondernemers zich organiseren. De ervaring leert dat activiteiten beter, om niet te zeggen alléén, van de grond komen als op het bedrijventerrein een ondernemersvereniging actief is. Een ondernemersvereniging kan professionele ondersteuning inhuren in de vorm van parkmanagement. Via parkmanagement kunnen activiteiten uitgevoerd worden waar de ondernemersvereniging niet aan toekomt.
De provincie vindt regionale visies belangrijk en wil hier graag over meedenken en aan meewerken. Geactualiseerde regionale bedrijventerreinenvisies kunnen namelijk zorgen voor de kwantitatieve en kwalitatieve onderbouwing van vraag en aanbod en kunnen inzicht geven in de realistische vraag door vervanging (transformatie) en de eventuele, reeds bestaande uitbreidingsvraag. De provincie en regio’s kunnen op basis van deze visies een betere kwalitatieve en kwantitatieve afweging maken. De provincie stelt het opstellen van deze regionale visies echter niet verplicht.Gedeputeerde Staten zullen (indien de visie voldoet aan de provinciale regelgeving) de regionale visies aanvaarden/ instemmen met deze regionale visies (waarbij deze via een voorhangprocedure aan Provinciale Staten worden voorgelegd). Dit aanvaarden leidt tot meer duidelijkheid bij provincie, regio’s en gemeenten over onderwerpen als vraag, aanbod en daarmee marktbehoefte en compensatie. Zonder aanvaarde visie is het uitgangspunt compensatie van de planologische ruimte (planologische compensatie). Met een aanvaarde visie is compensatie van het feitelijk gebruik mogelijk (feitelijke compensatie).Gedeputeerde Staten kunnen voor een bepaalde regio aangeven dat het nodig is om een regionale visie voor bedrijventerreinen te maken. Daarbij zullen Gedeputeerde Staten vooraf duidelijkheid geven over gewenste inhoud van de visie. Als de betreffende regio hier geen goede invulling aan geeft, kunnen Gedeputeerde Staten zo nodig zelf de regionale bedrijventerreinen visie opstellen.
Een goede vraagraming is essentieel om te beoordelen of er voldoende ruimte voor bedrijven is en een balans tussen vraag en aanbod. De provincie voert daarom op regelmatige basis een vraag- en/of behoefteraming uit waarbij gekeken wordt naar kwantiteit en kwaliteit en het huidig gebruik van de bestaande voorraad. De behoefteramingen zijn vervolgens input voor de regionale bedrijventerreinenvisies.
De provincie monitort jaarlijks hoe de behoefteraming zich verhoudt tot de werkelijke uitgifte van bedrijventerreinen en andere mutaties in het bedrijventerreinenaanbod. Verder kijkt de provincie ook naar nieuwe ontwikkelingen die invloed hebben op de behoefteraming, zoals de vestiging van grootschalige datacenters en grootschalige logistiek. De provincie voert regelmatig onderzoek uit om ervoor te zorgen dat beleidskeuzes voldoende tegen het licht worden gehouden. Daarbij is kennisuitwisseling met externe partners cruciaal om nieuwe inzichten te krijgen en na te gaan of het beleid nog steeds up-to-date is.
Kwantitatieve uitbreidingsvraag
De uitbreidingsvraag is berekend op het niveau van de bestuurlijke regio’s Holland Rijnland, Midden-Holland, MRDH en Zuid-Holland Zuid. In de raming die specifiek voor de regio’s is opgesteld, is ook een onderverdeling naar sub-regio te vinden, waarmee de regio zelf de verdieping kan opstellen. De uitbreidingsvraag is beleidsneutraal uitgevoerd, wat inhoudt dat geen rekening is gehouden met een verdere inzet op bijvoorbeeld beter benutten. De resultaten zijn als volgt:
In het verleden was er sprake van om extra hectares aan de behoefteraming toe te voegen voor een ijzeren voorraad (om circa drie tot vijf jaar een gemiddelde uitgifte op voorraad hebben). Het behouden van deze ijzeren voorraad is echter niet meer van deze tijd. Door het ruimtelijk reserveren van zo’n voorraad wordt men bij het ontwikkelen van nieuwe plannen namelijk minder flexibel en kan men moeilijk ingaan op de wensen van de markt. Bovendien wordt de Ladder voor duurzame verstedelijking door de aanwezigheid van grote voorraden minder makkelijk te onderbouwen. Ook is er geen vaste indicatie voor vervanging en transformatie toegevoegd. Het ligt veel meer voor de hand dat in (sub-) regionaal verband hiervoor de gegevens worden verzameld.
Kwalitatieve uitbreidingsvraag
Enkel de kwantitatieve uitbreidingsvraag per (bestuurlijke) regio biedt onvoldoende houvast. De vraag is ook aan welke soort ruimte (kwaliteit) er behoefte is. Voor een meer kwalitatief beeld is de uitbreidingsvraag opgedeeld in vier oriëntatietypen voor bedrijven die qua uitstraling, vastgoed en doelgroep wezenlijk van elkaar verschillen. Voor elk type is een andere marktregio relevant:
Onderstaande tabel geeft een beeld van deze kwalitatieve benadering van de uitbreidingsvraag.
Bij bovenstaande tabel zijn drie aandachtspunten van belang.
Vraag-aanbodconfrontatie per regio
Onderstaande tabellen geven de confrontatie weer tussen de behoefteraming (tot 2030) en het harde aanbod. Monitoring daarvan is essentieel. Voor een eventuele Ladderonderbouwing voor individuele plannen moet altijd de behoefte in de relevante planperiode in beeld worden gebracht. Dus ook het op dat moment geschikte, beschikbare aanbod moet dan in beschouwing worden genomen.
De cijfers worden verrijkt met de kwalitatieve en kwantitatieve verdiepingsslag. In deze verdiepingsslagen wordt verduidelijkt welke vraag in welke sub- of marktregio zou kunnen landen op basis van een meer kwalitatieve analyse. De verdieping geeft inzicht in mogelijke opgaven en knelpunten waar vraag en aanbod niet matchen. In deze regionale verdiepingen zal ook de vervangingsvraag ten behoeve van transformatie worden opgenomen.
De vervangingsvraag ten behoeve van transformaties (o.a. door de druk vanuit de verstedelijkingsopgave) is ondanks een goede onderbouwing vanuit regionale visies een onzekere factor. Onderstaande vraag- aanbodconfrontatie is niet verrijkt met deze vraag, hoewel alle regio’s hiervan wel een inschatting hebben gemaakt. De vervangingsvraag fluctueert door de tijd heen. Monitoring van de concrete transformatie en de mate waarin deze in de regio vervangen moet gaan worden, kan leiden tot het reserveren van nieuwe locaties voor bedrijventerreinen of een tekort aan ruimte voor bedrijventerreinen en plannen als er niet elders bedrijventerreinen beter benut kunnen worden of er een alternatieve locatie gevonden kan worden.
Het aanwezige harde planaanbod is onderhevig aan verandering door de uitgifte van nieuwe terreinen. Onderstaande aanbodcijfers zijn inmiddels dan ook niet meer actueel. Wanneer de economie goed draait, vertaalt zich dat in hoge(re) uitgiftes dan verwacht, tegelijkertijd blijft de uitgifte achter bij de prognose wanneer het economisch minder goed gaat. Het in onderstaande tabel opgenomen harde planaanbod is niet het uitgangspunt bij het motiveren van de Ladder voor duurzame verstedelijking. Het is zeer belangrijk om het beschikbare aanbod goed te monitoren, ook op kwaliteit en of die past bij de vraag. De provincie monitort bedrijventerreinen waarbij o.a. gebruikt gemaakt wordt van uitgifte- en aanbodcijfers om meer inzicht te krijgen in de actuele stand van het aanbod, maar ook in de kwaliteit van bestaande en nog uit te geven terreinen. De gemeenten hebben een belangrijke rol in het verzamelen van die gegevens.
De bovenstaande cijfers worden verrijkt met de kwalitatieve en kwantitatieve verdiepingsslag die in de regionale visies wordt gemaakt. In deze regionale visies zal ook de vervangings-/transformatievraag worden opgenomen.
Daarnaast is er echter in alle regio’s nog aanbod in de vorm van zachte plancapaciteit aanwezig. Voor deze terreinen is soms wel concrete belangstelling vanuit de markt. Ook betreft het soms locaties die de regio graag wil ontwikkelen om haar economische ambities te realiseren en kansen te kunnen pakken. In toenemende mate merken regio’s dan ook een kwalitatieve mismatch op de bedrijventerreinenmarkt.
Rolkeuze
Faciliteren
Beleidskeuzes
Deze maatregel draagt bij aan de beleidskeuze:
Ambitie: 7 – Gezond en veilig Zuid-Holland
Beleidsdoel: 7.1 – Bevorderen verbeteren milieukwaliteit en gezondheid
Beleidskeuze: 7.1.3 Externe veiligheid (omgevingsveiligheid)
Is de maatregel gebiedsspecifiek?
Deze maatregel is niet gebiedsspecifiek.
Toelichting maatregel
Binnen Zuid-Holland werken overheden, omgevingsdiensten, veiligheidsregio’s en bedrijven samen aan een omgevingsveilig Zuid-Holland. Omgevingsveiligheid is echter een complex thema. Het vraagt van alle partijen dan ook een hoog kennisniveau om zorg te dragen voor de hoge kwaliteitsstandaard die nodig is om dit complexe thema goed te kunnen beheersen. Met het oog op het delen en ontwikkelen van kennis nemen partijen deel aan landelijke- en regionale kennisnetwerken, zoals kennistafels en het Landelijk Platform Veilige Leefomgeving. De provincie zal deelname van vertegenwoordigers van de Zuid-Hollandse omgevingsdiensten aan deze netwerken blijven faciliteren.
Op het bestuurlijk en strategisch niveau vindt afstemming of agendering van regiobrede thema’s in de regio Zuid-Holland nog niet altijd plaats. De provincie ziet het belang om waar nodig vaker interbestuurlijk overleg te voeren, tussen (een deel van) de Zuid-Hollandse gemeenten en de provincie. Dit kunnen met name overleggen zijn met een situationeel karakter, rond bepaalde onderwerpen wanneer daar aanleiding voor is.
Een overleg kan voorzien in de volgende behoeften:
De provincie Zuid-Holland kent 52 gemeenten. De relevantie van het thema omgevingsveiligheid is per gemeente sterk verschillend. Ook het mogelijk belang van een gemeente voor deelname aan een overleg kan daarmee sterk verschillen. Indien er aanleiding is tot een interbestuurlijk overleg, wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de bestaande overlegstructuren.
Rolkeuze
Faciliteren
Beleidskeuzes
Deze maatregel draagt bij aan de beleidskeuze:
Ambitie: 7 – Gezond en veilig Zuid-Holland
Beleidsdoel: 7.1 – Bevorderen verbeteren milieukwaliteit en gezondheid
Beleidskeuze: 7.1.3 Externe veiligheid (omgevingsveiligheid)
Is de maatregel gebiedsspecifiek?
Deze maatregel is niet gebiedsspecifiek.
Toelichting maatregel
De provincie heeft op basis van de Wet veiligheidsregio’s een stelseltaak op het communiceren van de risico’s in de leefomgeving via de risicokaart (www.risicokaart.nl). Dit geldt ook voor het beschikbaar maken van risicodata in het Digitaal Stelsel Omgevingswet voor activiteiten waarvoor de provincie het bevoegd gezag is en voor provinciale wegen waarvoor een PR 10‑6-contour wordt berekend.
Naast deze wettelijke taak streeft de provincie naar betrouwbare data over de omgevingsveiligheidsrisico’s. Dit gaat over informatie die breder is dan de wettelijke vereiste vanuit de Omgevingswet en het DSO. Denk daarbij aan informatie over populatiedichtheden, de aanwezigheid van kwetsbare gebouwen en locaties. De provincie Zuid-Holland wil de taakuitvoering van externe veiligheid specialisten van gemeenten, omgevingsdiensten en veiligheidsregio’s ondersteunen met relevante geo-informatie (via de Signaleringskaart Externe Veiligheid) en deze informatie naar de toekomst toe blijvend beschikbaar stellen.
Het is belangrijk om bij deze maatregel afstemming te zoeken met het programma ‘Altijd actuele digitale vergunning’. Binnen dit traject zal immers ook risico-informatie gedigitaliseerd worden, die een plek kan krijgen in het Informatiehuis Externe Veiligheid.
Concreet betekent dit dat de provincie (via het IPO) invulling geeft aan haar wettelijke taken voor de risicokaart en bijdraagt aan de ontwikkeling van het Informatiehuis Externe Veiligheid (waaronder de Signaleringskaart Externe Veiligheid).
De provincie verkent de behoefte en mogelijkheden om via de ontsluiting of koppeling van bronbestanden nieuwe bruikbare informatie op te leveren die behulpzaam kan zijn voor beleidsontwikkeling of voor de uitvoeringspraktijk. Hierbij kan gedacht worden aan een analyse van de toekomstige woningbouw in relatie tot bestaande en nieuwe risicobronnen (energietransitie), of aan risicodata van transport van gevaarlijke stoffen over bepaalde gemeentelijke en provinciale wegen.
Rolkeuze
Stimuleren en faciliteren
Beleidskeuzes
Deze maatregel draagt bij aan de beleidskeuze:
Ambitie: 7 – Gezond en veilig Zuid-Holland
Beleidsdoel: 7.1 – Bevorderen verbeteren milieukwaliteit en gezondheid
Beleidskeuze: 7.1.3 Externe veiligheid (omgevingsveiligheid)
Is de maatregel gebiedsspecifiek?
Deze maatregel is niet gebiedsspecifiek.
Toelichting maatregel
In de transities die op de regio Zuid-Holland afkomen moet het streven naar een veilige leefomgeving (waaronder omgevingsveiligheid) als ontwerpvariabele meegewogen worden. In de meer traditionele benadering van milieuthema’s wordt bijvoorbeeld omgevingsveiligheid als toetsinstrument beschouwd: hoe groot is het risico en kunnen er nog aanvullende maatregelen worden genomen? Wanneer omgevingsveiligheid als ontwerpvariabele wordt beschouwd, ligt de focus op het integreren van het beschermen van mensen door bijvoorbeeld het meenemen van veiligheid en bijbehorende maatregelen in het ontwerpproces.
Door omgevingsveiligheid in het ontwerpstadium mee te nemen in nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen wordt een hoger veiligheidsniveau bereikt en kunnen bovendien zowel de ontwikkelambitie als de veiligheidsambitie gerealiseerd worden. De provincie stimuleert het vroegtijdig meewegen van omgevingsveiligheid als ontwerpvariabele, zowel binnen de provinciale programma’s, als bij ontwikkelingen bij onze medeoverheden.
Op strategisch niveau wordt het ontwerp van de fysieke leefomgeving omschreven in de omgevingsvisies van Rijk, provincie en gemeenten. Op dit strategische niveau is het van belang om het thema omgevingsveiligheid, integraal gekoppeld aan de maatschappelijke opgaven, mee te wegen in het sturen op de kwaliteit van de fysieke leefomgeving. De provincie stimuleert gemeenten om in de omgevingsvisie daar aandacht aan te geven.
Het gemeentelijk omgevingsplan bevat (straks) de regels voor het behalen van de maatschappelijke doelen in de fysieke leefomgeving. In de omgevingsverordening heeft de provincie regels opgenomen die bijdragen aan het zorgvuldig omgaan met de groepsrisico afweging in omgevingsplannen door gemeenten. Het omgevingsplan bevat daarmee een beoordelingskader omgevingsveiligheid.
De grootste veiligheidswinst wordt mogelijk niet gerealiseerd in het omgevingsplan, maar aan de ontwerptafel. Het is de ambitie van de provincie dat omgevingsveiligheid integraal in het ontwerpproces van gemeenten, stedenbouwkundige bureaus en bedrijven wordt meegewogen. Daarvoor vergroot de provincie de bewustwording bij interne en externe stakeholders voor het vroegtijdig meewegen van omgevingsveiligheid.
Concreet betekent dit dat de provincie zich inzet voor het meewegen van omgevingsveiligheid tijdens de beoordelingsfase van plannen (o.a. d.m.v. omgevingstafels) en in de ontwerpfase (o.a. de omgevingsvisie en ruimtelijk initiatieven). Daartoe organiseert de provincie activiteiten om de bewustwording te verhogen en sluit zij waar mogelijk aan bij omgevingstafels binnen en buiten de provinciale organisatie. De provincie sluit waar mogelijk en wenselijk aan bij de activiteiten van het landelijk programma Ontwerp Veilige Omgeving.
De provincie zorgt intern voor aansluiting van het programma omgevingsveiligheid bij provinciale programma’s met een impact of relatie voor omgevingsveiligheid. Denk bijvoorbeeld aan het programma Economische Zaken en Energietransitie.
De provincie onderzoekt een kwalitatieve methode voor de beoordeling van het groepsrisico. Met deze methode kunnen gemeenten in het omgevingsplan en de provincie in projectbesluiten invulling geven aan de regels in de omgevingsverordening over de omgang met het groepsrisico. Daarmee kunnen onnodige berekeningen van het groepsrisico worden voorkomen.
Rolkeuze
Regisseren
Beleidskeuzes
Deze maatregel draagt bij aan de beleidskeuze:
Ambitie: 7 – Gezond en veilig Zuid-Holland
Beleidsdoel: 7.1 – Bevorderen verbeteren milieukwaliteit en gezondheid
Beleidskeuze: 7.1.3 Externe veiligheid (omgevingsveiligheid)
Is de maatregel gebiedsspecifiek?
De maatregel is niet gebiedsspecifiek.
Toelichting maatregel
De omgevingsveiligheidsrisico’s van één risicovol bedrijf kunnen gemeente- en provinciegrens overschrijdend zijn. En de omgevingsveiligheidsrisico’s van een spoorlijn met vervoer van gevaarlijke stoffen zullen in verschillende gemeenten en provincies invloed hebben. Met de komst van de energietransitie zullen naar verwachting bovendien meer gevaarlijke stoffen door de provincie Zuid-Holland vervoerd worden. Kortom: ook voor het thema omgevingsveiligheid is blijvende regionale en landelijke afstemming gewenst.
De provincie Zuid-Holland gebruikt haar netwerk, invloed en middenpositie om de juiste partijen binnen en buiten de overheid aan tafel te krijgen, coalities te smeden en te activeren en op deze manier gezamenlijk resultaten te boeken op provinciale en bovengemeentelijke thema’s rond omgevingsveiligheid. De provincie heeft als medeoverheid meer invloed bij hogere bestuurderskringen dan individuele gemeenten en bedrijven. Dat betekent dat ze soms als lobbyist de belangen van een regio of de gehele provincie kan behartigen in Den Haag of Brussel of het voortouw kan nemen voor bundeling van belangen en gezamenlijk optrekken.
Daarbij gaat het bijvoorbeeld om de volgende onderwerpen:
Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen
Het Basisnet is een landelijk aangewezen netwerk voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Binnen bepaalde grenzen wordt dit vervoer over weg, binnenwater en spoor gegarandeerd. Het Basisnet heeft betrekking op de rijksinfrastructuur: hoofdwegen (snelwegen), hoofdwaterwegen (binnenwateren) en hoofdspoorwegen (enkele uitzonderingen daargelaten).
Bij wijzigingen van het Basisnet of bestaande Basisnetknelpunten in de regio Zuid-Holland voert de provincie de regie op het inbrengen van de belangen van de regio Zuid-Holland. Het transport van gevaarlijke stoffen over het spoor door binnensteden is een grote risicoveroorzaker waar provincie en gemeenten zelf geen rechtstreekse invloed op hebben. De provincie wenst dat de Rijksoverheid maatregelen neemt die bestaande transportrisico’s verlagen. De provincie voert een lobby voor een buitenstedelijke spoorlijn voor het vervoer van gevaarlijke stoffen.
De provincie Zuid-Holland zet samen met gemeenten in onze provincie en andere lagere overheden langs de Brabantroute in op maximaal gebruik van de Betuweroute en de aanleg van een goederenlijn tussen Rotterdam en Antwerpen, om op lange termijn de knelpunten rond de risico’s van het spoorvervoer in de Drechtsteden te verlichten/op te lossen.
Havengebied Rotterdam
De haven in Rotterdam hoort tot de grootste van Europa. Het Havenindustrieel complex (HIC) beslaat niet alleen de Rotterdamse haven, ook de regio’s er omheen zijn verbonden. De ene regio heeft een economische band met en voordeel van het havengebied en een andere regio of gemeente ondervindt enkel milieubeperkingen en overlast door het havengebied.
Aandachtsgebieden rond risicogebieden
In het rijksprogramma Modernisering Omgevingsveiligheid (MOV) zijn de aandachtsgebieden geïntroduceerd. Dit zijn de gebieden rond risicobronnen waar mensen binnenshuis zonder aanvullende maatregelen slachtoffer kunnen worden van gevaren die in deze omgeving op kunnen treden. Bij vergunningverlening aan bedrijven stuurt de provincie aan op een zo veilig mogelijke situatie met oog voor de bestaande leefomgeving. Als een bedrijf zich binnen het risicogebied vestigt of uitbreidt kan de situatie ontstaan dat een aandachtsgebied (verder) buiten het risicogebied komt te liggen. De provincie wil dat de bestaande ruimte om binnen de risicogebieden risicovolle bedrijfsactiviteiten te vergunnen blijft gewaarborgd. Hieronder valt ook de ruimte voor (toekomstige) aandachtsgebieden van bedrijven in het risicogebied. Dit is van belang voor de ruimtelijke ontwikkeling van gemeenten die grenzen aan de risicogebieden.
De provincie zorgt samen met de betrokken partners voor de juiste ruimte voor bedrijven, waarbij de omgevingsveiligheid gewaarborgd dient te worden. De provincie zal een standpunt bepalen welke ruimte geboden wordt voor de vestiging van risicoveroorzakende bedrijven in het havengebied en hoe die afspraken zullen worden vastgelegd.
Concreet houdt dit in dat de provincie regie voert op provinciale en bovengemeentelijke thema’s rond omgevingsveiligheid op basis van haar ambities of op verzoek van gemeenten. In het te organiseren platform (zie maatregel 4) worden de signalen voor gewenste of gevraagde regie opgevangen.
Binnen de regio is behoefte aan een sterkere regie van de provincie op het Basisnet-dossier en inbrengen van de Zuid-Hollandse belangen (o.a. van de Drechtsteden) bij de Rijksoverheid. De provincie zal hierin waar mogelijk een regierol invullen.
Rolkeuze
Faciliteren
Beleidskeuzes
Deze maatregel draagt bij aan de beleidskeuze:
Ambitie: 7 – Gezond en veilig Zuid-Holland
Beleidsdoel: 7.1 – Bevorderen verbeteren milieukwaliteit en gezondheid
Beleidskeuze: 7.1.3 Externe veiligheid (omgevingsveiligheid)
Is de maatregel gebiedsspecifiek?
De maatregel is niet gebiedsspecifiek.
Toelichting maatregel
De komende decennia staat de provincie voor een aantal grote opgaven die gepaard gaan met een aantal transities in de fysieke leefomgeving. Denk daarbij aan de woningbouwopgave, het duurzaam opwekken van energie, het omgaan met de klimaatverandering en de overgang naar een circulaire economie. Deze transities hebben ook effect op de veiligheid van de fysieke leefomgeving. Welk effect dat is, is in de meeste gevallen nog niet bekend. Om invulling te kunnen geven aan de ambitie ‘Een gezond en veilig Zuid-Holland’ is meer kennis over de veiligheidseffecten van deze transities nodig. De provincie faciliteert één of meerdere verkenningen om deze veiligheidsconsequenties beter in beeld te krijgen. Bij voorkeur sluit de verkenning waar mogelijk aan of bouwt verder op bestaande onderzoekslijnen van de rijksoverheid, gemeenten, veiligheidsregio’s, bedrijven of andere provinciale programma’s. Daarmee wordt ook integratie van het omgevingsveiligheidsbelang in bestaande onderzoeken mogelijk.
Er wordt gedacht aan de volgende onderwerpen, mogelijk gecombineerd in één of meer verkenningen:
De veiligheidsimpact van de energietransitie op de lange termijn
Met dit onderzoek wordt middels een scenarioanalyse in beeld gebracht hoe de productie, opslag en het transport van gevaarlijke stoffen via de verschillende modaliteiten als gevolg van de energietransitie in de komende 20 jaar zal veranderen binnen de provincie. Tevens wordt in beeld gebracht wat de veiligheidsconsequenties van deze scenario’s zullen zijn, in de vorm van ruimtebeslag (aandachtsgebieden) die deze activiteiten met zich meebrengen. Het onderzoek is bedoeld als basis voor provinciaal omgevingsveiligheidsbeleid voor de toekomst. Het onderzoek zal daarom ook een eerste duiding moeten geven van de mogelijke implicaties van de energietransitie voor omgevingsveiligheidsbeleid.
De veiligheidsimpact van de geplande woningbouwopgave
Zuid-Holland staat voor een grote opgave. Tot 2030 moeten 150.000 woningen gebouwd worden, en tussen 2030 en 2040 aanvullend nog 60.000 woningen. Deze opgave staat niet op zichzelf. De bouw van woningen combineren met andere vraagstukken biedt de kans om daarbij een gezonde, sociale en duurzame leefomgeving te realiseren. Door bij de locatiekeuze vroegtijdig rekening te houden met veiligheid en de toekomstige ontwikkelingen op het gebied van veiligheid kan de schaarse ruimte in Zuid-Holland optimaal benut worden.
Met deze verkenning wordt de geplande woningbouwopgave (situatie 2040) geplot op de huidige en toekomstige omgevingsveiligheidsrisico’s (inclusief energietransitie). Op die manier wordt een beeld verkregen van waar uit veiligheidsoogpunt in de toekomst de knelpunten worden verwacht. Deze informatie kan input leveren voor een gezamenlijke aanpak tussen gemeenten en provincie.
De veiligheidsimpact van de energietransitie op de korte/middellange termijn
De provincie Zuid-Holland is bevoegd gezag voor bedrijven die enerzijds fossiele bronnen geschikt maken voor gebruik (raffinaderijen) en anderzijds fossiele energie gebruiken. Via vergunningverlening kan de provincie invloed uitoefenen op de veiligheid van deze activiteiten. Met dit onderzoek wordt voor de bedrijven waarvoor de provincie bevoegd gezag is in het kader van de omgevingsvergunning voor milieubelastende activiteiten in beeld gebracht hoe hun huidige energievoorziening eruitziet en op welke wijze zij over denken te schakelen naar duurzame energie. Vervolgens wordt in beeld gebracht wat de veiligheidsconsequenties van deze overschakeling zijn.
Dit programmaonderdeel zal in samenhang met programmaonderdeel 3.3 – Duurzaam energie- en grondstoffensysteem in de industrie, opgepakt dienen te worden.
De versnippering van (regionale) bedrijventerreinen
Door schaalverkleining en het afbouwen van de (traditionele) koolwaterstoffenchemie wordt ook op bedrijventerreinen in Zuid-Holland verwacht dat grote bedrijven (met één omgevingsvergunning) verdwijnen en worden vervangen door kleinere bedrijven met een kortere levenscyclus, die deels vergunningplichtig zijn en deels zullen bestaan uit meldingsplichtige activiteiten. De veiligheidssituatie kan daarmee onoverzichtelijker worden en mogelijk lastiger te beïnvloeden. In nauwe samenwerking met Economische Zaken wordt verkend in hoeverre deze trend zichtbaar is en welke effecten deze transitie van bedrijventerreinen kan hebben op de veiligheid op en rond de bedrijven.
Concreet houdt dit in dat de provincie het uitvoeren van de verkenning coördineert en wanneer nodig optreedt als opdrachtgever. De opdracht van de verkenning wordt geformuleerd in samenspraak met belanghebbenden. De provincie zal daarbij zoveel mogelijk aansluiten bij bestaande verkenningen en via cofinanciering bijdragen aan de uitvoeringskosten van de verkenning. De resultaten van de verkenning worden gedeeld met de belanghebbenden en dragen bij aan de beleidsontwikkeling van provincie en gemeenten voor Omgevingsveiligheid.
Rolkeuze
Faciliteren
Beleidskeuzes
Deze maatregel draagt bij aan de beleidskeuze:
Ambitie: 7 – Gezond en veilig Zuid-Holland
Beleidsdoel:7.1 – Bevorderen verbeteren milieukwaliteit en gezondheid
Beleidskeuze: 7.1.3 Externe veiligheid (omgevingsveiligheid)
Is de maatregel gebiedsspecifiek?
Deze maatregel is niet gebiedsspecifiek.
Toelichting maatregel
De provincie werkt aan blijvende aandacht voor veiligheid en verbetering van de veiligheid waar mogelijk. Met de komst van de Omgevingswet wordt een risicobeleid met aandachtsgebieden geïntroduceerd. Bovendien wordt er een nieuwe categorie ‘zeer kwetsbare gebouwen’ in het beleid opgenomen. Zeer kwetsbare gebouwen zijn gebouwen voor mensen die zichzelf niet op tijd in veiligheid kunnen brengen. Voorbeelden hiervan zijn basisscholen, plekken voor kinderopvang en ziekenhuizen. Dit nieuwe beleid geldt echter alleen voor nieuwe situaties.
Bestaande situaties zijn rechtsgeldig aanwezig conform het overgangsrecht. De vraag is echter of de nieuwe inzichten die ten grondslag liggen aan het nieuwe beleid, niet ook een herziening van de bestaande situaties rechtvaardigen. Meer concreet houdt het nieuwe beleid een extra bescherming in van nieuw te bouwen zeer kwetsbare gebouwen (ZKG) binnen brand- en explosie aandachtsgebieden. Voor bestaande zeer kwetsbare gebouwen geldt deze extra bescherming niet. Hoewel het vanuit het overgangsrecht niet nodig en mogelijk is extra eisen te stellen aan bestaande zeer kwetsbare gebouwen, is het vanuit veiligheidsoogpunt verdedigbaar ook voor deze bestaande zeer kwetsbare gebouwen op termijn te streven naar een vergelijkbaar veiligheidsniveau als voor nieuwe zeer kwetsbare gebouwen.
Op dit moment is niet bekend hoeveel zeer kwetsbare gebouwen binnen een brand- of explosieaandachtsgebied van een risicobron zijn gelegen. De provincie wil gemeenten stimuleren om een visie te ontwikkelen (bijvoorbeeld in hun omgevingsvisie) op de omgang met bestaande zeer kwetsbare gebouwen binnen aandachtsgebieden. Zeer kwetsbare gebouwen die in brand- of explosie aandachtsgebieden van meerdere risicobronnen zijn gelegen (cumulatie) zouden hierin prioriteit kunnen krijgen.
Concreet houdt dit in dat de provincie een inventarisatie wil uitvoeren van de aanwezige zeer kwetsbare gebouwen binnen brand- en explosie aandachtsgebieden om zicht te krijgen op deze problematiek. Nadat de omvang van de problematiek bekend is, kunnen zo nodig voor deze problematiek bestuurlijk verschillende oplossingsrichtingen in beeld worden gebracht en worden gekozen.
De provincie draagt zorg voor een verkenning op dit thema en indien gewenst voor het ontwikkelen van handvatten, waarmee in de toekomst bescherming van mensen in bestaande zeer kwetsbare gebouwen binnen aandachtsgebieden geoptimaliseerd kan worden.
De besluitvorming over deze oplossingsrichtingen zal uiteindelijk naar verwachting op verschillende bestuurlijke tafels liggen. In dit programma wordt daarom vooralsnog alleen de eerste stap uitgevoerd: de inventarisatie van bestaande zeer kwetsbare gebouwen binnen aandachtsgebieden. Op basis van deze eerste stap kunnen gemeenten zelf een visie ontwikkelen over hoe om te gaan met deze situaties.