|
Op 20 februari 2014 heeft u het bestemmingsplan “Forepark-A4-A12” (gewijzigd) vastgesteld. Overeenkomstig artikel 3.8, lid 4 van de Wet op de ruimtelijke ordening (Wro) ontvingen wij op 25 februari 2014, langs elektronische weg het raadsbesluit.
Na bestudering van uw besluit vinden wij het noodzakelijk om overeenkomstig artikel 3.8, lid 6 van de Wro, een aanwijzing te geven ten aanzien van (perifere) detailhandel ertoe strekkende dat onderdelen van de planregels met betrekking tot (perifere) detailhandel, geen onderdeel blijven uitmaken van hel bestemmingsplan ”Forepark-A4-A12”, zoals door u vastgesteld op 20 februari 2014.
Wij hebben hierbij het volgende overwogen.
Gelet op de recente ontwikkelingen in de detailhandelssector, waarbij in toenemende
mate sprake is van verschuiving van koopstromen en het risico op leegstand in detailhandelslocaties
toeneemt, hebben Provinciale Staten bij de vaststelling van de Actualisering 2012
van de Provinciale Structuurvisie (PSV) en de Verordening Ruimte (VR) op 30 januari
2013, besloten het detailhandelsbeleid te actualiseren en aan te scherpen. Het beleid
is er onder andere op gericht de detailhandelsfunctie in de centra zoveel mogelijk
te behouden en detailhandel op perifere locaties en op bedrijfsterreinen te beperken.
Om die reden is in artikel 9, lid 1, van de VR een regeling opgenomen die bepaalt
dat bestemmingsplannen voor gronden die zijn gelegen buiten de bestaande winkelconcentraties
in de centra van steden, dorpen en wijken of nieuwe wijkgebonden winkelcentra, geen
bestemmingen aanwijzen die nieuwe detailhandel mogelijk maken. In lid 2 van artikel
9 van de VR worden enkele uitzonderingen op die regel mogelijk gemaakt.
Bestaande bouw- en gebruiksrechten in bestemmingsplannen waar geen gebruik van is gemaakt, worden in de Verordening Ruimte niet beschouwd als bestaand.
Wij hebben op 23 december 2013 ten aanzien van het aspect (perifere) detailhandel
een zienswijze op het ontwerpbestemmingsplan “Forepark-A4-A12” ingediend. Daarin hebben
wij uw raad verzocht de planregels in overeenstemming te brengen met de Verordening
Ruimte.
Wij hebben geconstateerd dat de planregels op een aantal punten niet voldoen aan de
regeling van artikel 9 (detailhandel) uit de Verordening Ruimte.
Wij merken hierover het volgende op.
Stadiongerelateerde detailhandel
De qua omvang (circa 1.900m²) en qua assortiment (“sport- en spel- sportverzorgings-
en fitnessartikelen” ) toegelaten stadiongerelateerde detailhandel is te ruim. De
Verordening Ruimte laat in artikel 9, lid 2 onder f, bij sportvoorzieningen (zoals
stadions) detailhandel van een beperkte omvang toe, terwijl het assortiment dient
aan te sluiten bij deze voorzieningen.
U geeft aan dat binnen de bestemmingen Gemengd-1 en Gemengd-2 in totaal een brutovloeroppervlak
van 54.450m² aan bebouwing mogelijk wordt gemaakt. De toegelaten oppervlakte voor
detailhandel beslaat hiervan slechts 3,5%. De omvang van het stadion op zich is echter
beduidend geringer (circa 13.000m²) dan de door uw gemeente genoemde 54.450m². Het
plan gaat qua locatie en omvang uit van een veel ruimer gebied waarbinnen stadiongerelateerde
detailhandel is toegestaan. Daarmee komt het percentage aan detailhandel veel hoger
uit dan 3,5%, zoals door u is aangehaald.
Bij het in deze mate toelaten van detailhandel kan niet meer worden gesproken van
-volgens de Verordening Ruimte toegestane- beperkte detailhandel.
Sport- en spel- sportverzorgings- en fitnessartikelen zijn niet voorbehouden aan verkoop
in een stadion en horen thuis in winkelconcentratiegebieden. Bestaande bedrijven (zoals
de Ado fanshop) kunnen met een maatbestemming worden opgenomen.
Gelet op het voorgaande kan dan ook niet worden ingestemd met artikel 1.75 de woorden
“sport- en spel- sportverzorgings- en fitnessartikelen”, artikel 7.1 onder e, artikel
7.5 onder b, artikel 8.1 onder b, artikel 8.4 onder b de woorden “stadiongerelateerde
detailhandel” en “met dien verstande dat niet meer dan 950m² mag worden gebruikt
ten behoeve van stadiongerelateerde detailhandel”.
(Te ruime) Regeling Perifere detailhandel
In artikel 9, lid 5, van de Verordening Ruimte is een regeling opgenomen over distributieplanologisch
onderzoek en REO-advies bij nieuwe ontwikkelingen met perifere detailhandel (waaronder
tuincentra en bouwmarkten) met een oppervlakte van meer dan 1000m². Het distributieplanologisch
onderzoek en het advies van het REO, als bedoeld in artikel 9, lid 5, van de Verordening
Ruimte dient, ook wanneer het gaat om mogelijke toekomstige vestigingen, al bij het
vaststellen van het bestemmingsplan bekend te zijn. Bij de beoordeling van het bestemmingsplan
kan dan, vanwege het provinciale belang bij het detailhandelsbeleid, hierover een
oordeel worden geveld en kan het plan worden beoordeeld op de bovenlokale gevolgen.Het
plan maakt echter zonder meer uitruil mogelijk tussen de functies bouwmarkten en tuincentra.
De regeling voor perifere detailhandel is bovendien te ruim omdat de regels van het
plan (in geval bestaande bedrijven hun huidige activiteiten staken en willen omschakelen
naar een andere branche) ook nieuwe meubelbedrijven, detailhandel in keukens, badkamers,
vloerbedekking, parket, zonwering en jacuzzi’s in de gebouwen van de bestaande bedrijven
toelaten, terwijl de gronden niet op kaart 7 van de Verordening Ruimte zijn aangewezen
als opvanglocatie voor perifere detailhandel. Dit betekent dat deze branches niet
zijn toegestaan in dit gebied. Bestaande bedrijven kunnen met een specifieke maatbestemming
worden opgenomen die is afgestemd op de feitelijke situatie en die zo nodig kan worden
verruimd naar andere toegestane perifere branches op grond van de Verordening Ruimte.
Gelet op het voorgaande kan dan ook niet worden ingestemd met artikel 1.64 onder a,
b, c en d de woorden “keukens,badkamers, vloerbedekking, parket, zonwering”.
Showrooms
Showrooms kunnen in twee groepen onderscheiden worden: showrooms met en zonder een
publieksfunctie. In het ene geval richt de showroom zich op de consument, in het andere
geval op het bedrijfsleven. Het genoemde onderscheid is relevant vanuit ruimtelijk
opzicht vanwege de publieksaantrekkende werking, de omvang van de bezoekersstromen
en de parkeerbehoefte.
Bij showrooms is in ieder geval sprake van uitstalling ten verkoop. Showrooms met
een functie voor de consument zijn daarom een vorm van detailhandel. Dergelijke showrooms
passen, anders dan showrooms met een functie voor bedrijven en de volgens de Verordening
Ruimte toegelaten perifere branches (waaronder detailhandel in auto’s), vanuit ruimtelijke
opzicht niet op perifere locaties, maar in de bestaande winkelconcentraties.
Aangezien in de begripsomschrijving het begrip “showroom” niet nader is gedefinieerd,
laat het plan ongeclausuleerd showrooms toe, hetgeen als een ongewenste vorm van detailhandel
kan worden beschouwd. Bestaande showrooms kunnen conform de feitelijke situatie worden
bestemd.
Gelet op het voorgaande kan niet worden ingestemd met artikel 7.1 onder g het leesteken
“( )” en artikel 9.1 onder d.
Nadere motivering toepassing van de reactieve aanwijzing
Ten aanzien van de in artikel 3.8, lid 6 Wro, opgenomen voorwaarde dat moet worden
aangegeven welke feiten, omstandigheden en overwegingen ertoe hebben geleid dat het
betrokken belang niet met inzet van andere bevoegdheden is te beschermen, het volgende.
De extra motiveringsplicht is wettelijk vereist om te voorkomen dat provincies en/of
het Rijk het betreffende instrument zouden gebruiken om achteraf - passief - in te
grijpen terwijl vooraf - op actieve wijze - met andere wettelijke bevoegdheden hetzelfde
doel had kunnen worden bereikt.
Door het indienen van een zienswijze bent u tijdig gewezen op de strijdigheden in
het plan met het provinciale beleid. Om deze redenen is een reactieve aanwijzing in
dit geval het meest geëigende instrument om strijdigheid met het provinciaal belang
te voorkomen.
Conclusie
Gezien het voorgaande besluiten wij, overeenkomstig artikel 3.8, lid 6, van de Wro,
een aanwijzing te geven, ertoe strekkende dat:
geen onderdeel blijven uitmaken van het bestemmingsplan “Forepark-A4-A12” zoals door u vastgesteld op 20 februari 2014.