|
Op 13 juni 2013 heeft u het bestemmingsplan ‘Stormpolder’ (gewijzigd) vastgesteld.
Overeenkomstig artikel 3.8, lid 4 van de Wet op de ruimtelijke ordening (Wro) ontvingen
wij op
25 juni 2013, langs elektronische weg het raadsbesluit.
Na bestudering van uw besluit vinden wij het noodzakelijk om, overeenkomstig artikel
3.8, lid 6 van de Wro, een aanwijzing te geven, ertoe strekkende dat onderdelen van
artikel 3.6 onder 4 en 3.6 onder 5 ‘Afwijken ten behoeve van perifere detaihandel
2’ van het bestemmingsplan geen onderdeel blijven uitmaken van het bestemmingsplan
zoals het door u is vastgesteld.
Wij hebben hierbij het volgende overwogen.
Wij baseren onze reactieve aanwijzing op de Actualisering 2012 van de provinciale
Structuurvisie (PSV) en de Verordening Ruimte (VR) die op 30 januari 2013 door Provinciale
Staten zijn vastgesteld. In deze actualisering zit een herijking van het provinciale
beleid voor detailhandel.
Het detailhandelsbeleid van de provincie heeft als doelstelling de detailhandelstructuur
te versterken en de dynamiek in de sector te bevorderen. Uitgangspunt is dat nieuwe
detailhandel gevestigd moet worden in bestaande winkelgebieden in de centra van steden
en dorpen en wijken of nieuwe wijkgebonden winkelcentra (artikel 9 eerste lid VR).
Uitzonderingen zijn alleen mogelijk voor enkele branches die niet of niet goed inpasbaar
zijn in de winkelcentra en niet essentieel zijn voor de kwaliteit van deze centra
(artikel 9 lid 2 VR).
Een bestemmingsplan dat een ontwikkeling van perifere detailhandel mogelijk maakt,
voor tuincentra en bouwmarkten, dient op grond van de VR (artikel 9 lid 5) bij detailhandelsontwikkelingen
groter dan 1.000 m² bruto vloeroppervlak vergezeld te gaan van een distributieplanologisch
onderzoek (DPO). Uit het onderzoek moet blijken dat er geen sprake is van ontwrichting
van de detailhandelsstructuur. Tevens is advies nodig van het Regionaal Economisch
Overleg (REO).
Naar aanleiding van onze zienswijze heeft u het ontwerpbestemmingsplan ten aanzien
van perifere detailhandel in overeenstemming gebracht met de uitzonderingsregels van
de Verordening Ruimte (artikel 9, lid 2 VR).
Op basis van het aangepaste artikel 3, lid 6 onder 4 en artikel 3, lid 6 onder 5 kunt
u bij een omgevingsvergunning tuincentra en bouwmarkten (perifere detailhandel – 2)
toestaan met een oppervlakte van meer dan 1.000 m² bruto vloeroppervlak (bvo). Hieraan
hebt u de voorwaarden gekoppeld dat deze detailhandelsontwikkeling vergezeld dient
te gaan van een distributieplanologisch onderzoek (DPO) waaruit blijkt dat er geen
sprake is van ontwrichting van de detailhandelsstructuur en dat advies wordt gevraagd
aan het REO.
In artikel 9, lid 5 van de VR is een regeling opgenomen over distributieplanologisch
onderzoek en REO-advies bij nieuwe ontwikkelingen met perifere detailhandel (waaronder
tuincentra en bouwmarkten) met een oppervlakte van meer dan 1.000 m² bruto vloeroppervlak.
Wij zijn van mening dat het distributieplanologisch onderzoek en het advies van het
REO, als bedoeld in artikel 9, lid 5 van de Verordening Ruimte, ook wanneer het gaat
om mogelijke toekomstige vestigingen, reeds bij het vaststellen van het bestemmingsplan
bekend moeten zijn, opdat wij, vanwege het provinciale belang bij het detailhandelsbeleid,
er reeds bij de beoordeling van het moederplan een oordeel over kunnen vellen. Omdat
de planregels bij de vestigingsmogelijkheden voor tuincentra en bouwmarkten, als bedoeld
in artikel 3, lid 6 onder 4 en 5 de aanwezigheid van deze informatie pas bij gebruikmaking
van de afwijkingsmogelijkheid voorschrijven, is deze regeling, voor wat betreft de
onderdelen tuincentra en bouwmarkten, in strijd met artikel 9, lid 5, van de VR.
Een distributieplanologische onderbouwing en REO-advies ontbreekt thans voor ontwikkelingen
van tuincentra en bouwmarkten in het plangebied Stormpolder. Wij stemmen dan ook niet
in met deze afwijkingsregel in het bestemmingsplan.
Nadere motivering inzet reactieve aanwijzing ex artikel 3.8, lid 6 Wro
Ten aanzien van de in artikel 3.8, lid 6 Wro, opgenomen voorwaarde dat moet worden
aangegeven welke feiten, omstandigheden en overwegingen ertoe hebben geleid dat het
betrokken belang niet met inzet van andere bevoegdheden is te beschermen, het volgende.
De extra motiveringsplicht is wettelijk vereist om te voorkomen dat provincies en/of
het Rijk het betreffende instrument zouden gebruiken om achteraf - passief - in te
grijpen terwijl vooraf – op actieve wijze – met andere wettelijke bevoegdheden hetzelfde
doel had kunnen worden bereikt.
Door het indienen van een zienswijze bent u tijdig gewezen op de strijdigheden in
het plan met het provinciale beleid. Om deze redenen is een reactieve aanwijzing in
dit geval het meest geëigende instrument om strijdigheid met het provinciaal belang
te voorkomen.
Gezien het vorenstaande besluiten wij, overeenkomstig artikel 3.8, lid 6, van de Wro,
een aanwijzing te geven ertoe strekkende dat:
geen onderdeel blijven uitmaken van het gewijzigd vastgestelde bestemmingsplan ‘Stormpolder’ zoals vastgesteld door u op 13 juni 2013.