Hoofdstuk 7 UITVOERINGSPROGRAMMA STRUCTUURVISIE
Het uitvoeringsprogramma bevat informatie over de Wet op de ruimtelijke ordening en de Grondexploitatiewet. In hoofdstuk 8 zijn de (nieuwe) projecten die volgen uit de structuurvisie weergegeven. In de tabel op pagina 76 is aangeven welk project welk provinciaal belang dient. Waar de verordening wordt ingezet wordt in de tabel op pagina 79 verwezen naar het betreffende artikel in de conceptverordening.
7.1 Sturingsfilosofie en inzet juridische instrumenten
7.1.1 Sturingsfilosofie
Op 17 maart 2008 hebben Provinciale Staten de kaderstellende notitie “provinciale sturingsfilosofie en provinciale belangen” vastgesteld, met daarin onder meer:
“De provincie Noord-Holland staat onderstaande sturingsfilosofie voor ogen:
- De provincie ziet voor zichzelf een belangrijke regisserende rol weggelegd bij het oplossen van regionale ruimtelijke vraagstukken. Derhalve is niet zozeer de vraag aan de orde óf de provincie regie gaat voeren maar wel hoe de provincie daaraan concreet gestalte geeft en welke instrumenten zij daartoe inzetten. De provincie maakt daarbij gebruik van de juridisch-ruimtelijke instrumenten die de wet haar biedt om provinciale belangen veilig te stellen.
- De provincie is bereid bij de uitvoering van het ruimtelijke beleid gemeenten op diverse manieren te faciliteren of ontwikkelingen te stimuleren, teneinde een betere regionale afstemming van lokale ruimtelijke vraagstukken bereiken.”
7.1.2 Inzet juridische instrumenten
De sturingsfilosofie is leidend bij de bestuurlijke keuze over inzet van (niet)juridische instrumenten. Bij de structuurvisie hoort de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie. Hierin wordt een aantal algemene regels vastgesteld omtrent de inhoud van en de toelichting op bestemmingsplannen over onderwerpen in zowel het landelijke als het bestaand bebouwd gebied van Noord-Holland waar een provinciaal belang mee gemoeid is. Naast inpassingsplannen kunnen ook andere (niet)juridische instrumenten worden ingezet.
De ruimtelijke ordening vraagt per bestuurslaag (Rijk, provincie en gemeente) een proactieve rol. Dit is zo in de wetgeving verankerd. Elk overheidsorgaan heeft dezelfde instrumenten om die proactieve rol op zich te nemen. Het motto ”centraal wat moet, decentraal wat kan” heeft niet alleen te maken met de vraag welk instrument je inzet, maar ook met de vraag welke belangen zijn nu jouw belangen? Zijn die belangen eenmaal gedefinieerd, dan hoor je een proactieve rol in te nemen ter verwezenlijking van je belangen. De benadering is dus niet zozeer: zoveel mogelijk via niet-juridisch instrumenten maar als dat niet lukt volgen we de juridische weg, maar een proactieve: in principe via de eigen instrumenten, tenzij er mogelijkheden zijn via de bestuurlijke weg of, in de situatie van het inpassingsplan, de gemeente binnen de wettelijke mogelijkheden graag zelf wil èn kan uitvoeren.
Definiëring van de provinciale belangen heeft in deze structuurvisie plaatsgevonden; de wet stelt echter niet de voorwaarde van opname in een structuurvisie voor het gebruik van het juridisch instrumentarium. Mocht zich een situatie voordoen waarin een provinciaal belang aan de orde is dat (nog) niet in de structuurvisie is verankerd, dan kan ook, mits goed gemotiveerd, gebruik worden gemaakt van het instrumentarium. Het is logisch dat Provinciale Staten zich dan wel uitspreken over de “noodzaak” tot afwijking c.q. aanpassing van het provinciaal beleid. Het zal duidelijk zijn dat het hier zal gaan om uitzonderingssituaties; uitgangspunt is dat het provinciaal ruimtelijk beleid goed is verankerd in de structuurvisie.
Dat de wetgever uitgaat van een proactieve rol wordt ook onderbouwd door het feit dat ingeval van reactief optreden van de provincie een zogenaamde dubbele motivering wordt gevraagd; niet alleen moet dan gemotiveerd worden wat het provinciaal belang is maar ook waarom dit belang niet is geborgd met de voorhanden zijnde instrumenten.
De proactieve rol blijft leidend maar bij het inpassingsplan kunnen in de vorm van een uitvoeringscontract met de gemeente afspraken gemaakt worden over de uitoefening van de bevoegdheden ter uitvoering van het plan. Dit uitvoeringscontract kan betrekking hebben op zowel de wijze van totstandkoming van het plan als de toedeling van bevoegdheden aan de betrokken gemeente(n) bij de uitvoering van het plan.
Uitgangspunt bij inpassingsplannen dient dus altijd te zijn de verwezenlijking van een provinciaal belang. De provincie zal bij de keuze voor een inpassingsplan moeten afwegen of de voorgestane ruimtelijke ontwikkeling echt op provinciaal niveau thuishoort en of het inpassingsplan de voor de hand liggende wijze is om die ontwikkeling tot stand te brengen. Anders dan bij de andere instrumenten is in het geval van het inpassingsplan in de wet geen noodzaakcriterium opgenomen. Daarmee wordt onderstreept dat het hier gaat om een reguliere bevoegdheid.
7.1.2.1 Inpassingsplannen
Zonder uitputtend te kunnen zijn is het denkbaar dat in de volgende situaties toepassing van het instrument inpassingsplan wordt overwogen:
• complexe projecten of activiteiten die feitelijk of wat betreft hun
gevolgen gemeentegrensoverschrijdend zijn;
• projecten die veel geld van de provincie vergen of waarbij meerdere overheden betrokken zijn;
• projecten en activiteiten met een hoog maatschappelijk belang dat de lokale of regionale belangen overstijgt (bijvoorbeeld vuilverwerking, provinciale of landelijke infrastructuur, grootschalige recreatievoorzieningen of regionale bedrijventerreinen);
• projecten waar uniformiteit in de ruimtelijke benadering van een gebied gewenst is;
• projecten waarbij alleen het inpassingsplan kan waarborgen dat ontwikkeling daadwerkelijk van de grond komt, ook als gemeente afspraken niet/ niet tijdig nakomt.
• projecten waarbij het provinciale belang gezien de bestuurskracht in de betreffende gemeente noodzaakt tot realisering door de provincie;
• projecten waarbij het van belang is dat ruimtelijke procedures voortvarend en ongedeeld doorlopen worden.
In het wettelijk voorgeschreven overleg met de betrokken gemeenten kan dan per situatie gemotiveerd worden waarom toepassing van het instrument inpassingsplan overwogen wordt en past binnen de sturingsfilosofie. Het inpassingsplan doorloopt dezelfde procedure (en heeft dezelfde status) als een gemeentelijk bestemmingsplan. Gedeputeerde Staten zijn belast met de voorbereiding van het plan. Vaststelling gebeurt door Provinciale Staten.
Vooropgesteld zij dat het hier gaat om een nieuw instrument waarmee in het openbaar bestuur ervaring moet worden opgedaan. Ook is er vooralsnog geen jurisprudentie voorhanden waaruit duidelijke criteria kunnen worden gedestilleerd.
Het in algemene zin stellen van criteria voor de situaties waarin wel of niet zal worden overgegaan tot een inpassingsplan wordt afgeraden; er is sprake van een bestuurlijke keuze in een concrete situatie en toepassing van vooraf vastgestelde criteria zou afbreuk doen aan de vrijheid om te kunnen kiezen voor maatwerk in het concrete geval enerzijds, en anderzijds beperk je daarmee de onderhandelingsruimte met gemeentebesturen om in goed overleg tot een passende werkwijze te komen.
De provincie zal bij de keuze voor een inpassingsplan afwegen of de voorgestane ruimtelijke ontwikkeling echt op provinciaal niveau thuishoort en of het inpassingsplan de voor de hand liggende wijze is om die ontwikkeling tot stand te brengen. De provincie is dan immers verantwoordelijk voor de maatschappelijke en financiële uitvoerbaarheid van het plan (bestuurlijke risico’s). De juridische risico’s worden bepaald door de validiteit van het inpassingsplan, m.a.w. als de inhoud en de procedure niet volledig juridisch correct zijn (“Raad van State-proof”), is naast het verlies van de kosten van het planproces sprake van imago-schade.
7.1.2.2 Financiële aspecten
Deze kosten van het inpassingsplan zijn niet te verhalen op gemeenten. Het gaat immers om de realisering van provinciale belangen. Wèl kan in de nieuwe Wet op de ruimtelijke ordening kan voor een project dat valt binnen de kaders van de Grondexploitatiewet een deel van de plankosten via de grondexploitatie verrekend worden. Deze verrekening vindt plaats, na versleuteling, via de leges op de bouwvergunning, met andere woorden niet de gemeente, maar de uiteindelijke gebruiker/bouwer betaalt mee aan de plankosten.
Als de provincie ter uitvoering van het inpassingsplan zelf de verlening van uitvoeringsvergunningen (bouw- en aanlegvergunningen) ter hand neemt kunnen de leges over deze diensten bij vergunningverlening verrekend worden. Een zelfstandige legesheffing in de richting van gemeenten is niet mogelijk. Bij legesheffing gaat het om een vergoeding voor diensten die de provincie verleent; in casu gaat het niet om diensten maar om realisering van eigen provinciale belangen.
In situaties waarin gemeenten gezamenlijk verzoeken om een provinciaal inpassingsplan kan ingezet worden op een overeenkomst voor kostenvergoeding. Daarnaast bestaat altijd de mogelijkheid om te proberen via een overeenkomst tot een kostenvergelijk te komen.
Voor planschade biedt de wet de mogelijkheid van een planschadeovereenkomst: deze wordt door de provincie gesloten met de initiatiefnemer van een nieuwe ontwikkeling die het inpassingsplan noodzakelijk maakt; daarmee komt mogelijke planschade voor diens rekening.
7.2 ROLLEN PROVINCIE NOORD-HOLLAND
Naar aanleiding van de op 18 maart 2008 door PS vastgestelde sturingsfilosofie zijn vijf manieren van sturing onderscheiden. Bij ieder project/programma is aangegeven welke rol(len) de Provincie hierbij op zich wil nemen. Op deze wijze is in één oogopslag te zien op welke wijze de Provincie haar belangen behartigt.
Hieronder worden de vijf rollen kort beschreven. Bij iedere rol staan voorbeelden van instrumenten die bij een bepaalde rol horen. Deze voorbeelden zijn geen uitputtend overzicht, maar dienen om een indicatie te geven van de wijze van sturing die met de betreffende rol wordt ingezet.
Rol 1: Uitvoerder: ontwikkeling in eigen hand nemen.
Bijvoorbeeld: het provinciaal wegen- en groenbeheerbeheer, de ontwikkeling van het Wieringerrandmeer, onteigenen van grond ten behoeve van de EHS.
Rol 2: Regelgever: regelgeving opstellen over normen.
Bijvoorbeeld: het verbieden van hoogbouw ten behoeve van het landschap, het stellen van eisen aan ontwikkelingen in de EHS, bepalen waar gebouwd mag worden en waar niet.
Rol 3: Procesleider: kaders stellen voor afstemming tussen partners en regio’s, die vervolgens zelf inhoudelijke afspraken maken.
Bijvoorbeeld: een regionale woonvisie, een regionale bedrijventerreinenvisie, toetsing van nieuwe detailhandelslocaties door de regio.
Rol 4: Expert: dataverzameling en visieontwikkeling ten behoeve van ons eigen beleid, maar ook ter inspiratie voor anderen.
Bijvoorbeeld: de woningbouwmonitor, de kennis- en dataverzameling over toerisme, ontwerponderzoek, de Provinciaal Adviseur Ruimtelijke Kwaliteit.
Rol 5: Aanjager: gewenste ontwikkelingen stimuleren.
Bijvoorbeeld: het aanjaagteam wonen, lobbyen in Europa en Den Haag, subsidies verstrekken.
7.3 Financiele paragraaf
De Structuurvisie maakt een onderscheid tussen lopende projecten (zie bijlage 1) en nieuwe projecten (zie het uitvoeringsprogramma in hoofdstuk 7). De lopende projecten hebben alle hun eigen, lopende financiering. De financiering van de nieuwe projecten komt voor een belangrijk deel uit de bestaande budgetten van programma 11, voornamelijk Ontwikkelingsbeeld Noord-Holland Noord (250.000 euro) en Streekplan Noord-Holland Zuid (424.000 euro).
7.4 Projectomschrijvingen nieuwe projecten
7.4.1 Adviescommissie Ruimtelijke Ontwikkeling verordening artikel 4
Doel
De Adviescommissie Ruimtelijke Ontwikkeling (ARO) heeft als doel te adviseren over de kwaliteit van beoogde uitbreiding buiten Bestaand Bebouwd Gebied (BBG) en de kwaliteit van de landschappelijke inpassing van alle nieuwe ontwikkelingen in landelijk gebied die daarvoor in aanmerking komen (NB: daartoe horen niet de agrarische bouwpercelen die binnen de aangegeven maximale maat van 2 hectare vallen). Pas na het toepassen van de SER-ladder, dat wil zeggen het aantonen van nut en noodzaak en het verkennen van binnenstedelijke verdichtings- en transformatiemogelijkheden worden ontwikkelingen buiten bestaand bebouwd gebied met een ontheffing van Gedeputeerde Staten toegestaan.
Projectomschrijving
Ruimtelijke kwaliteit is een van de geformuleerde hoofdbelangen in de structuurvisie. Voor nieuwe stedelijke ontwikkelingen wordt benadrukt dat zoveel mogelijk bestaand bebouwd gebied wordt benut. Pas als is aangetoond -door de gemeenten zelf, die regionaal moeten afstemmen en door de provincie die dit monitort- dat binnenstedelijke ontwikkelmogelijkheden niet aanwezig zijn, kan in het buitengebied worden ontwikkeld. Dit moet dan wel gebeuren met respect voor landschap en cultuurhistorie, volgens de provinciale kwaliteitsrichtlijnen (vastgelegd in de nieuwe Leidraad Landschap en Cultuurhistorie).
De ARO heeft een adviserende rol door Gedeputeerde Staten op het punt van ruimtelijke kwaliteit te adviseren over het verlenen van ontheffingen voor stedelijke ontwikkelingen buiten bestaand bebouwd gebied. Onder meer op basis van dit advies beslist Gedeputeerde Staten over een mogelijke ontheffing; Gedeputeerde Staten maakt een integrale afweging waarbij alle belangen worden afgewogen.
De ARO oordeelt uiteraard op basis van eigen inzicht en deskundigheid, maar doet dit op basis van provinciaal beleid:
- de monitor nut en noodzaak geeft inzicht in de mogelijkheden en capaciteiten voor binnenstedelijk bouwen; als die er ruimschoots zijn is uitbreiding doorgaans niet nodig; dan is ook geen ARO-advies meer nodig.
- de Leidraad Landschap & Cultuurhistorie beschrijft de kernkwaliteiten van landschap en cultuurhistorie en is uitgangspunt voor de advisering door de ARO.
- daarnaast gelden andere afwegingen van goede ruimtelijke ordening, zoals klimaatbestendigheid en bereikbaarheid. Die afwegingen maken deel uit van de (ambtelijk uitgevoerde) nut en noodzaaktoets en worden door GS meegenomen in het integrale besluit over ontheffing.
Ambtelijk vooroverleg blijft in het hele planproces van het verlenen van ontheffingen een belangrijke rol spelen. De resultaten hiervan komen ter kennis van de ARO als nut en noodzaak van de ontwikkeling afdoende zijn aangetoond.
Het college van Gedeputeerde Staten stelt zelf regels voor de werking, samenstelling en benoeming voor de ARO vast, waarbij het gaat om leden met brede, aantoonbare ervaring, deskundigheid en gezag op onderwerpen als landschap, stedenbouw en cultuurhistorie. De leden moeten affiniteit hebben met de beleidspraktijk in het algemeen en die van de provincie Noord-Holland (Leidraad Landschap en Cultuurhistorie) in het bijzonder.
Belangen
Ruimtelijke Kwaliteit
- Behoud en ontwikkeling van Noord-Hollandse cultuurlandschappen
Rollen
- Regelgever: op basis van heldere criteria de door PS vastgestelde regels voor ruimtelijke ontwikkelingen toepassen (al dan niet verlening van ontheffing)
- Bewaker: in overleg met partijen komen tot evenwichtige advisering over (kaders voor) verdere planontwikkeling
- Expert: vanuit expertise en gezag komen tot weloverwogen en inspirerende adviezen
Planning
Tegelijk met vaststelling structuurvisie wordt tot instelling van de ARO besloten. Daarna wordt de ARO door Gedeputeerde Staten aangesteld.
7.4.2 Beleidskader landschap en cultuurhistorie verordening
Doel
Kaders ontwikkelen voor behoud van de Noord-Hollandse landschappen door ontwikkelingen te baseren op hun kenmerken en kwaliteiten.
Projectomschrijving
De Provincie breidt de Leidraad Landschap & Cultuurhistorie uit met regionale katernen, die op het niveau van de regio’s de kenmerken van het landschap (landschaps-DNA) en dorpen en bebouwing in het buitengebied (dorps-DNA) vastleggen.
Deze kenmerken zijn gedefinieerd door de ontwikkelingsgeschiedenis, openheid en visuele beleving (onder andere bouwhoogte), structuurlijnen (dijken, wegen, spoor, water, verkaveling), cultuurhistorische objecten (stolpen, molens, de Stelling van Amsterdam) en aardkundige waarden. Nieuwe plannen dienen de ontwikkelingsgeschiedenis, de ordeningsprincipes en bebouwingskarakteristieken van het landschap en de inpassing in de wijdere omgeving als uitgangspunt te hanteren.
Belangen
Ruimtelijke kwaliteit
- Behoud en ontwikkeling van Noord-Hollandse cultuurlandschappen
Rollen
- Bewaker: we stellen kaders voor verdere ontwikkeling
- Expert: we geven inspirerende richtlijnen voor ruimtelijke ontwikkelingen van uiteenlopende aard in landelijk gebied
Instrumenten
De uitgewerkte leidraad vindt zijn legitimiteit in de kaders van structuurvisie en verordening. Daarnaast zullen we inzetten op niet-juridische instrumenten, zoals overleg en convenanten en zullen we de gewenste ontwikkelingsrichting ondersteunen vanuit de ambtelijke organisatie met expertise.
Planning
Vaststelling gelijk met structuurvisie.
7.4.3 Monitor vraag/aanbod ontwikkeling
Doel
Het verzorgen van een periodieke update van een aantal indicatoren voor (uiteindelijk) alle twaalf provinciale belangen, die inzicht geven in:
• Feitelijke ontwikkelingen in vraag- en aanbodzijde
• Ontwikkelingen in nationale, provinciale en regionale context
• Trends in het betreffende beleidsveld.
Werkwijze
In eerste instantie wordt begonnen met uit elk hoofdbelang (klimaatbestendigheid, ruimtelijke kwaliteit, duurzaam ruimtegebruik) minimaal één deelbelang te kiezen. Vervolgens worden hiervoor de indicatoren bepaald. Deze indicatoren worden geplaatst in een regionaal, provinciaal en nationaal perspectief, ten behoeve van nut en noodzaak van ontwikkelingen binnen de provincie Noord-Holland.
Korte projectomschrijving
Over veel provinciale belangen bestaan al uitgebreide onderzoeksprogramma’s en rapportages. Deze monitor is geen vervanging van dit bestaande onderzoek maar maakt hieruit een selectie van relevante en actuele ontwikkelingen voor de uitvoering van de Structuurvisie. Deze ontwikkelingen worden kort weergeven en ook wordt bij ieder provinciaal belang een overzicht opgenomen van bestaande rapportages en gegevensbronnen zoals bekend bij de provincie. De monitor levert input voor de gespreksrondes met de zeven regio’s in Noord-Holland ten behoeve van de regionale afstemming, de voortgang van de opgaven, en visieontwikkeling.
Belangen
Duurzaam ruimtegebruik
- Voldoende en op de behoefte aansluitende huisvesting
- Voldoende en gedifferentieerde ruimte voor economische activiteiten
Rollen
- Expert: dataverzameling en visieontwikkeling ten behoeve van eigen beleid en inspiratie voor gemeenten en marktpartijen
Instrumenten
Kennisontwikkeling, kennisoverdracht.
Planning
Gelijktijdig met start Uitvoeringsprogramma in 2010.
Partners
Gemeenten, buurprovincies, vakwereld, marktpartijen, Stadsregio Amsterdam.
7.4.4 Ondersteuning van stedelijke verdichting
Doel
Om zorgvuldig om te gaan met de bijzondere landschappen rond de verstedelijkte gebieden mag pas gebouwd worden in het landelijk gebied als alle mogelijkheden om binnenstedelijk te bouwen zijn uitgeput. De provincie wil er daarom voor zorgen dat gemeenten en andere partijen zoveel mogelijk gebruik maken van de mogelijkheden voor binnenstedelijke bouwen en verdichting. Om de gemeenten hierbij te ondersteunen wil de provincie Noord-Holland hulp bieden door het beschikbaar stellen van kennis en procesondersteuning. Dit betekent een verbrede inzet van de huidige Taskforce Ruimtewinst.
Korte projectomschrijving
Op verzoek van een gemeente zal de provincie kennis en expertise bieden in de vorm van een gerichte interventie door de Taskforce Ruimtewinst, een gerichte analyse van de mogelijkheden of een enkelvoudig advies. Ook zullen zwaar milieubelaste zones (luchtkwaliteit, geluidsoverlast en externe veiligheid) worden geïdentificeerd, omdat daar binnenstedelijke verdichting aan extra regels is gebonden.
Belangen
Ruimtelijke kwaliteit
- Behoud en ontwikkeling van Noord-Hollandse cultuurlandschappen
- Behoud en ontwikkeling van natuurgebieden
- Behoud en ontwikkelingen van groen om de stad
Duurzaam Ruimtegebruik
- Milieukwaliteiten
- Voldoende en op de behoefte aansluitende huisvesting
- Voldoende en gedifferentieerde ruimte voor economische activiteiten
- Behoud en ontwikkeling van verkeers- en vervoersnetwerken
Rollen
- Aanjager
- Expert
- Regelgever
Partners
Gemeenten, corporaties, ontwikkelaars, waterschappen.
Financieel perspectief
Op dit moment is alleen de Taskforce Ruimtewinst in de begroting opgenomen. Afhankelijk van de complexiteit van de opgave kostten deze adviezen in het verleden tussen de 20.000 en 60.000 euro. Tot en met 2010 heeft de TFR nog voldoende budget om 3 à 5 assists per jaar te doen.
7.4.5 Verdichten rond OV Knooppunten
Doel
Rond stations en andere OV-knooppunten liggen kansen om te verdichten en te ontwikkelen. Door de ruimte rond OV-knooppunten beter te benutten voor wonen en andere stedelijke functies, worden landelijke gebieden gespaard, verbetert de kwaliteit van de omgeving en wordt de benutting van het openbaar vervoer gestimuleerd. Nabijheid is, naast frequentie, een belangrijke motivatie om over te stappen op het openbaar vervoer.
Korte projectomschrijving
Om aan de opgave van stedelijke intensivering en verdichting te voldoen en tegelijk de OV-infrastructuur optimaal te benutten, ligt het voor de hand om OV-knooppunten als potentiële ontwikkellocaties te beschouwen. De provincie wil zich daarom vooral richten op de verdichtingsopgave op en rond OV-knooppunten. Op basis van onderzoek van alle knooppunten in Noord-Holland en de mogelijkheden tot verdere verstedelijking zal de provincie actief gaan inzetten op ontwikkeling van de meest kansrijke locaties. De provincie Noord-Holland participeert in, en sluit zoveel mogelijk aan op, het knooppuntonderzoek dat plaatsvindt in het kader van het MRA-net. Daarnaast voert de provincie aanvullende analyses uit voor de Noord-Hollandse OV-knooppunten buiten het MRA-net. Het programma OV-knooppunten wordt met het project ondersteuning van stedelijke verdichting afgestemd.
Voor (een deel van) dit project is een risico-inschatting gemaakt in de passende beoordeling bij het plan-MER structuurvisie Noord-Holland op mogelijke effecten die bij uitwerking of ontwikkeling op kunnen treden. Uit de risico-inschatting is gebleken dat een significant (negatief) effect niet uit te sluiten is. Bij de uitwerking van dit project dient nader onderzoek plaats te vinden naar het optreden van mogelijke (significante) effecten.
Belangen
Ruimtelijke kwaliteit
- Behoud en ontwikkeling van Noord-Hollandse cultuurlandschappen
- Behoud en ontwikkeling van natuurgebieden
- Behoud en ontwikkeling van groen om de stad
Duurzaam Ruimtegebruik
- Behoud en ontwikkeling van verkeers- en vervoersnetwerken
- Voldoende en op de behoefte aansluitende huisvesting
- Voldoende en gedifferentieerde ruimte voor economische activiteiten
Rollen
Mogelijke rollen, verschilt per knooppunt:
- Expert
- Aanjager
- Uitvoerder
Partners
Rijk, Regio’s, Waterschappen, Gemeenten, NS, ProRail, marktpartijen, grondeigenaren
7.4.6 Provinciale woonvisie
Doel
De provinciale woonvisie heeft tot doel om te komen tot een kwalitatieve afstemming van het woningbouwaanbod op regionaal niveau. De provinciale woonvisie biedt het kader om op het niveau van de regio bestuurlijke afspraken te maken over de kwalitatieve woningbouwopgave.
Korte projectomschrijving
De kwalitatieve invulling van de provinciale woningbouwopgave en het woningbouwprogramma voor de periode 2010 – 2020 in de Provincie Noord-Holland wordt in drie type documenten nader uitgewerkt. In het eerste document, de provinciale woonvisie – deel A – worden provinciale ontwikkelingen, visie en ambities, belangen en instrumenten uitgewerkt.
Het tweede document, de regionale uitgangspunten – deel B - bevat een regionale uitwerking van de provinciale woonvisie, specifiek en concreet gemaakt per WGR regio. Het beschrijft het karakter en het functioneren van de woningmarkt van de regio. Daarnaast wordt de regionale opgave over de periode van 2010-2015 omschreven.
In het derde document, de regionale actieprogramma’s – deel C - zijn concrete maatregelen en afspraken opgenomen. Dit is de regionale invulling van het lokale en provinciale woonbeleid. De regionale uitgangspunten worden concreet vertaald naar een programma voor de periode 2010-2015.
In de uitwerking van de woonvisie bekijkt de Provincie of concurrentie tussen ontwikkellocaties buiten bestaand bebouwd gebied (voor één en dezelfde kwantitatieve opgave), een extra prikkel kan geven aan ruimtelijke kwaliteit.
Gemeenten en corporaties zijn nauw betrokken bij de totstandkoming van deel A-C.
Belangen
Duurzaam ruimtegebruik
- Voldoende en op de behoefte aansluitende huisvesting
Rollen
Expert (deel A, deel B, deel C)
Aanjager (deel A, deel B, deel C)
Bewaker (deel A)
Optioneel: Uitvoerder (deel C):
Partners (overige betrokkenen):
WGR regio’s, Stadsregio Amsterdam, gemeenten en corporaties.
Planning:
1. Fundament provinciale woonvisie (deel A): afronding voorjaar 2010
2. Visievorming (deel A): voorjaar 2010
3. regionale uitgangspunten (deel B): voorjaar 2010 – voorjaar 2011
4. regionale actieprogramma’s (RAP’s deel C): najaar 2010 – voorjaar 2011
7.4.7 Visie op demografische veranderingen
Doel
Een provinciaal actieplan demografische veranderingen, gebaseerd op een integrale visie op de gevolgen van de verwachte demografische veranderingen op de diverse beleidssectoren (ruimtelijke ordening, wonen, arbeidsmarkt en onderwijs, toerisme en economie, zorg en welzijn).
Korte projectomschrijving
De demografische veranderingen leiden niet alleen tot een daling van de bevolking in bepaalde gebieden, maar ook tot een sterke vergrijzing van de bevolking. De verandering in omvang van delen van de bevolking heeft effect voor een aantal beleidsterreinen. Hoewel de demografische verandering een nationale ontwikkeling is, zullen veel partijen zich inzetten om de bijvoorbeeld te trachten bevolkingsdaling te voorkomen om de leefbaarheid te behouden of te verbeteren. Dat leidt mogelijk tot “beleidsconcurrentie”. Het is belangrijk te erkennen dat de demografische verandering een autonome ontwikkeling is en dat we moeten nadenken over de aanpassen aan een veranderende omvang en samenstelling van de bevolking. Het gaat dan ook mogelijk om de vraag hoe we de leefbaarheid kunnen behouden met de demografische verandering. De provincie Noord-Holland wil een coördinerende en toetsende rol vervullen.
Met een multidisciplinaire werkgroep worden systematisch de consequenties van de verwachte demografische veranderingen in beeld gebracht. In overleg met gemeenten en andere partners wordt het onderwerp op de agenda gezet. Gemeenten en burgers worden bewust gemaakt van deze ontwikkelingen, de provincie streeft naar regionale agenda’s met te nemen maatregelen voor demografische veranderingen.
Belangen
Duurzaam ruimtegebruik
- Voldoende en gedifferentieerde ruimte voor economische activiteiten
- Voldoende en gedifferentieerde ruimte voor recreatieve en toeristische voorzieningen
- Voldoende en op de behoefte aansluitende huisvesting
Rollen
- Expert: gemeenten en partijen voorzien van de juiste en relevante informatie om de ernst van de situatie in te zien.
- Bewaker: als regionaal probleem erkend is, moeten er samenwerkingsverbanden opgezet worden. Daarin kan de provincie als ‘bewaker’ optreden.
Partners
Gemeenten, zorgaanbieders, Kamer van Koophandel, woningbouwcorporaties, ontwikkelingsbedrijf, onderwijsplatforms, Platform arbeidsmarkt, LTO.
7.4.8 Grootschalige windmolenparken
Doel
- De Provincie zorgt dat in 2012 430 MW aan windenergie op land is gerealiseerd (met als niet-bindende streefwaarde 500 MW).
- De Provincie reserveert voor de realisatie van een extra circa 600 MW (grootschalige) windenergie een zoekgebied in Noord-Holland Noord (de Kop van Noord-Holland, West-Friesland en de nearshore locatie Wieringermeerdijk, gelegen in het IJsselmeer voor de kust van Wieringermeer en Medemblik).
Korte projectomschrijving
In het kader van de Strategische Nota Duurzame energie wordt een Uitvoeringsprogramma Wind op Land opgesteld. Dat wordt opgebouwd uit de volgende onderdelen:
- a. de Windkansenkaart 2.0, als instrument om de ruimtelijke ontwikkeling van windenergie richting te geven;
- b. een uitvoeringsregeling voor het opstellen van integrale windplannen die voldoen aan randvoorwaarden voor ruimtelijke kwaliteit en herstructurering;
- c. een ruimtelijk kader met ontwerpprincipes en instrumenten voor het ontwerpen van windprojecten.
- Onder grootschalige windenergie wordt verstaan een regionale aanpak van windenergie, waarbij de windprojecten in het zoekgebied worden opgenomen in een integraal en regionaal windplan. De windturbines hebben een vermogen van minimaal 1 megawatt. De omvang van het gezamenlijke vermogen van een opstelling voor grootschalige windenergie is afhankelijk van de randvoorwaarden ter plaatse in termen van beleid, regelgeving, ruimtelijke kwaliteit en economische haalbaarheid.
- Richtinggevend kader voor de ruimtelijke ontwikkeling van windenergie is de Windkansenkaart 2.0.
- De Provincie formuleert ontwerpprincipes en ontwikkelt instrumenten die als uitgangspunt hebben dat windturbines een nieuw element toevoegen aan het landschap.
- De Provincie doet onderzoek alvorens tot de aanwijzing van een of meer locaties over te gaan. Voorts zal onderzoek gedaan worden naar de concrete uitbreidingsmogelijkheden in het bestaand stedelijk gebied en op bestaande bedrijventerreinen.
- Voor locaties in de nabijheid van luchthavens geldt dat in dit onderzoek de wenselijkheid en consequenties van windprojecten op de effecten voor vliegveiligheid, de luchtzijdige bereikbaarheid van de luchthaven en de verbetering van de omgevingskwaliteit door routeoptimalisatie worden betrokken.
- De Provincie stelt een programma op voor nader onderzoek naar de ontwikkeling van (grootschalige) windenergie in Noord-Holland Noord (Kop van Noord-Holland en West-Friesland inclusief nearshore locaties in het IJsselmeer) in een regionale aanpak.
Voor (een deel van) dit project is een risico-inschatting gemaakt in de passende beoordeling bij het plan-MER structuurvisie Noord-Holland op mogelijke effecten die bij uitwerking of ontwikkeling op kunnen treden. Uit de risico-inschatting is gebleken dat vervolgonderzoek nodig is om een significant (negatief) effect uit te kunnen sluiten is. Bij de uitwerking van dit project dient nader onderzoek plaats te vinden naar het optreden van mogelijke (significante) effecten.
Belangen
Klimaatbestendigheid
- Voldoende ruimte voor het opwekken van duurzame energie
Ruimtelijke kwaliteit
- Behoud en ontwikkeling van Noord-Hollandse cultuurlandschappen
Rollen
- Aanjager
- Expert
- Procesleider
Planning
De Provincie zal uiterlijk in 2012 besluiten of een regionale aanpak voor grootschalige windenergie in de Kop van Noord-Holland en West-Friesland inclusief nearshore locaties in het IJsselmeer wordt uitgewerkt in een Structuurvisie windenergie of inpassingsplan.
7.4.9 Onderzoek landgoederen
Doel
Bijdrage aan bijzondere woonwensen (in relatie tot wat nodig is voor de internationale aantrekkingskracht van de metropoolregio) en aan landschappelijke transformaties van hoge (publieke) kwaliteit. Daarnaast benadert de Provincie de landgoederen ook vanuit het belang van landschapsbeheer.
Projectomschrijving
De Provincie Noord-Holland gaat nader onderzoeken welke kansen er zijn voor (nieuwe) landgoederen(zones): het uitwerken van kaders en spelregels. Het gaat hier om schaarse milieus, waarvan we niet kwantitatief grote aantallen willen realiseren, maar waarbij we streven naar kwalitatief hoogwaardige ontwikkelingen ingebed in landschappen, dus niet om ‘traditionele villawijkjes’. Daarbij moet de maatschappelijke behoefte (bijzondere woonwensen) worden aangetoond. Bij landgoederen (“wonen op landgoederen”) gaat het om zeer lage dichtheden in enkele zones die zich hiertoe lenen, doorgaans in relatie tot al bestaande historische landgoedmilieus in Noord-Holland (indicatief circa 1 woning(complex) per 5 hectare).
Denkbaar is een concept zoals eerder ontwikkeld voor onder meer het Groene Hart, waarbij particulieren en bedrijven toestemming krijgen voor het realiseren van een landgoed van tenminste 100 hectare, waarvan 95 hectare openbaar toegankelijk is en 5 hectare, waarvan 1 hectare bouwblok, slechts privé toegankelijk is. Hiermee kan een bijdrage worden geleverd aan de behoefte aan verbetering van recreatieve en toeristische (route)structuren binnen de bestaande landschappelijke kwaliteit en identiteit. Bestaande private initiatieven worden onderzocht op hun wenselijkheden en mogelijkheden.
Bij dit onderzoek worden zoveel als mogelijk ook andere kaders en regelingen betrokken, zoals bijvoorbeeld de principes van ‘rood voor groen’ en ‘ruimte voor ruimte’ zodat waar mogelijk de ruimtelijke kwaliteit verbetert, het bebouwd oppervlak vermindert en de verrommeling wordt opgeruimd.
Voormalige defensieterreinen krijgen bijzondere aandacht in verband met de locatie ervan, en de mogelijkheid tot het opruimen van bestaande bebouwing (transformatie, herstructurering).
Voor (een deel van) dit project is een risico-inschatting gemaakt in de passende beoordeling bij het plan-MER structuurvisie Noord-Holland op mogelijke effecten die bij uitwerking of ontwikkeling op kunnen treden. Uit de risico-inschatting is gebleken dat vervolgonderzoek nodig is om een significant (negatief) effect uit te kunnen sluiten is. Bij de uitwerking van dit project dient nader onderzoek plaats te vinden naar het optreden van mogelijke (significante) effecten.
Belangen
Ruimtelijke kwaliteit
- Behoud en ontwikkeling van Noord-Hollandse cultuurlandschappen
- Behoud en ontwikkeling van groen om de stad
Duurzaam ruimtegebruik
- Voldoende en op de behoefte aansluitende huisvesting
Rollen
- Regelgever: we geven aan wat waar wel of niet kan en onder welke randvoorwaarden
- Expert: we ontwikkelen en bieden expertise op dit beleidsterrein
- Aanjager: van pilotprojecten
Instrumenten
Nader te bepalen is welke instrumenten worden ingezet, juridische (verordening) en/of niet-juridische instrumenten (overleg, stimuleren). Initiatieven kunnen liggen bij gemeenten en private partijen, maar ook bij de provincie. In uitzonderlijke gevallen (bij een zwaarwegend provinciaal belang) kunnen we het inpassingsplan inzetten, maar dit ligt vooralsnog niet voor de hand.
7.4.10 Locatiebeleid
Doel
De juiste functie op de juiste plek.
Korte projectomschrijving
Provincie Noord-Holland verkent op welke wijze zij een nieuwe invulling kan geven aan locatiebeleid. De ambitie is dat ruimtelijke ontwikkelingen goed aansluiten bij de kwalitatieve en kwantitatieve omgevingskenmerken, waarvan bereikbaarheid een belangrijke is en dat ruimtelijke ontwikkelingen worden gestimuleerd die goed aansluiten op bestaande weg- en openbaarvervoerinfrastructuur en OV-knooppunten..
Provincie Noord-Holland wil dat bij toekomstige besluitvorming over ruimtelijke ontwikkelingen bereikbaarheid een sturend element wordt. De bereikbaarheidspotentie van een gebied moet optimaal benut worden benut.
Voor (een deel van) dit project is een risico-inschatting gemaakt in de passende beoordeling bij het plan-MER structuurvisie Noord-Holland op mogelijke effecten die bij uitwerking of ontwikkeling op kunnen treden. Uit de risico-inschatting is gebleken dat vervolgonderzoek nodig is om een significant (negatief) effect uit te kunnen sluiten is. Bij de uitwerking van dit project dient nader onderzoek plaats te vinden naar het optreden van mogelijke (significante) effecten.
Belangen
Duurzaam ruimtegebruik
- Behoud en ontwikkeling van verkeers- en vervoersnetwerken
- Voldoende en gedifferentieerde ruimte voor economische activiteiten
- Voldoende en op de behoefte aansluitende huisvesting
Rollen
- Expert (visieontwikkeling ten behoeve van ons eigen beleid)
- Aanjager, uitvoerder (ten tijde van de uitvoering/naleving van het beleid)
Instrumenten
Onderzoek
Planning
Stap 1 is een verkenning Provinciaal locatiebeleid en de Wet op de ruimtelijke ordening (mogelijkheden, nut en noodzaak). Besluitvorming hierover vindt plaats in 2010.
Eventueel stap 2: uitwerking locatiebeleid (nader in te vullen op basis van stap 1). 2010-2011.
Partners
Nader te bepalen.
7.4.11 Onderzoek optimale benutting bestaand havengebied
Doel
De ambitie van de regio ligt in het duurzaam ontwikkelen en innoveren van de sterke punten te weten de mix van overslag, verwerking en logistiek- én het aantrekken van nieuwe ladingstromen en logistieke activiteiten. Tegen deze achtergrond streven we naar kwalitatief hoogstaande duurzame bedrijventerreinen, verbetering van de bereikbaarheid over zee, over de weg en per spoor en naar benutting van de mogelijkheden om het vervoer via binnenvaart in te zetten. Om de bereikbaarheid van het gebied te garanderen is een nieuwe grote zeesluis (Tweede Zeesluis) noodzakelijk.
Korte projectomschrijving
Met inachtneming van de noodzaak tot verdichting, innovatie en herstructurering het parallel uitvoeren van onderzoek naar de ruimtebehoefte na 2020 en onderzoek naar de meest gewenste locatie(s) om daaraan tegemoet te komen, samen met alle partners uit het Noordzeekanaalgebied:
- Ondanks dat de regio een flinke intensiveringslag heeft gemaakt moeten sommige terreinen nog gerevitaliseerd en geherstructureerd worden.
- De Provincie zet in op de optimale benutting van het huidige haventerrein door verdichting, innovatie en herstructurering, bij voorkeur in samenhang met de realisatie van een nieuwe zeesluis bij IJmuiden. Samenwerking met de haven van Rotterdam wordt gestimuleerd. Ten behoeve van de optimale benutting van het haventerrein kiest de Provincie het bestaande havengebied voor 2020 niet uit te breiden. Voor de periode na 2020 zal opnieuw een afweging gemaakt worden of uitbreiding van het bestaande havengebied gewenst is en de wijze waarop. De Provincie zal hiervoor samen met de partners uit het Noordzeekanaalgebied een onderzoek doen naar de mogelijkheden voor verdichting, innovatie en herstructurering binnen het bestaand havengebied (in het gehele Noordzeekanaalgebied) alvorens – voor 2015 – een besluit te nemen over eventuele noodzaak van uitbreidingsruimte voor de haven. Bij dit onderzoek wordt de keuze voor een uitbreidingslocatie (inclusief de mogelijkheid van buitengaatse uitbreiding) betrokken. In de tussentijd mogen in de Wijkermeerpolder en de Houtrakpolder (Rijksbufferzone) geen onomkeerbare ontwikkelingen plaatsvinden die een eventuele uitbreiding van de haven onmogelijk maken.
- Ook zal de Provincie voor de bereikbaarheid van het gebied samen met Verkeer en Waterstaat, de gemeenten Amsterdam en Velsen een start maken met een MER voor de nieuwe sluis.
Voor (een deel van) dit project is een risico-inschatting gemaakt in de passende beoordeling bij het plan-MER structuurvisie Noord-Holland op mogelijke effecten die bij uitwerking of ontwikkeling op kunnen treden. Uit de risico-inschatting is gebleken dat vervolgonderzoek nodig is om een significant (negatief) effect uit te kunnen sluiten is. Bij de uitwerking van dit project dient nader onderzoek plaats te vinden naar het optreden van mogelijke (significante) effecten.
Belangen
Duurzaam ruimtegebruik
- Behoud en ontwikkeling van verkeers- en vervoersnetwerken
- Voldoende en gedifferentieerde ruimte voor economische activiteiten
Rollen
Uitvoerder
Aanjager
Instrumenten
Convenant
Om een gezamenlijke koers te varen ten aanzien van de ontwikkeling van het gebied is de Provincie convenantspartner in het Masterplan Noordzeekanaalgebied.
Mede financiering
Daarnaast heeft de Provincie Noord-Holland een bedrag van € 35 miljoen gereserveerd voor de medefinanciering van een nieuwe grote sluis in IJmuiden.
Subsidies
Bestaande subsidieregelingen als HIRB en WED leveren bijdragen aan projecten die geïnitieerd zijn vanuit het Masterplan Noordzeekanaalgebied.
Ontwikkelingsmaatschappij
De Provincie Noord-Holland is aandeelhouder van het Regionale Ontwikkelingsmaatschappij Noordzeekanaalgebied en stellen voor investeringen van de RON Investeringskrediet beschikbaar.
Herstructureringsfonds
Om de herstructurering in het gebied te versnelling zal de Provincie, eventueel met haar convenantpartners binnen het Noordzeekanaalgebied, een herstructureringsfonds oprichten.
Meer informatie
http://www.noordzeekanaalgebied.nl
Planning
2009 start Planstudie- MER grote nieuwe zeesluis bij IJmuiden
2010 start procedures nieuw haventerrein
2010 Oprichten herstructureringsfonds
Partners
In 1995 heeft de provincie samen met de gemeenten rond het Noordzeekanaal, de particuliere havenbeheerders en de Kamer van Koophandel en Rijkswaterstaat NH het Masterplan Noordzeekanaalgebied opgesteld. Naast de regionale Partners is vanwege het internationale karakter van het gebied ook het Rijk (V&W en VROM,EZ) een belangrijke partner.
7.4.12 Ruimtelijk Investeringsprogramma (“Commissie van der Zwan 2”)
Doel
Verbeteren van concurrentiepositie luchthaven Schiphol ten opzichte van de belangrijkste luchthavens in Europa, en een grotere maatschappelijke acceptatie en verbetering van het maatschappelijk draagvlak.
Korte projectomschrijving
Door de regionale partijen, Amsterdam, Haarlemmermeer en Provincie Noord-Holland, is recent het initiatief genomen om met het Rijk en de luchthaven te komen tot een gezamenlijke, metropolitane uitvoeringsstrategie voor de verdere verbetering van ontsluiting en bijbehorende infrastructuur, de inpassing van de activiteiten op en rond de luchthaven in zijn omgeving en de duurzame ontwikkeling van de luchthaven. Enerzijds om de komende 20 jaar te kunnen blijven concurreren met de belangrijkste luchthavens in Europa, anderzijds om te komen tot verbetering van het maatschappelijk draagvlak. Dit initiatief is een vervolg op de Commissie van der Zwan in 1986, die Rijk en regio adviseerde om te komen tot een gecoördineerd uitvoeringsprogramma gericht op een betere inpassing en acceptatie van de luchthaven.
Ook nu is er reden om met alle betrokkenen te komen tot een gemeenschappelijke inspanning, gericht op versterking van het maatschappelijk draagvlak voor en vergroting van de daad- en slagkracht van de luchthaven. De directe omgeving van de luchthaven is een partner die van groot belang is voor de toekomstige ontwikkeling.
Indien het rijk onvoldoende aanleiding ziet om te komen tot een “Commissie van der Zwan 2” zullen provincie, de gemeenten Amsterdam en Haarlemmermeer en de luchthaven zelf het initiatief in regionaal verband oppakken. De omliggende gemeenten, waterschap enzovoorts zullen hierbij betrokken worden.
Belangen
Duurzaam ruimtegebruik
- behoud en ontwikkeling van verkeers- en vervoersnetwerken
- voldoende en gedifferentieerde ruimte voor economische activiteiten
Rollen
- Expert
- Aanjager
- Procesleider
- Regelgever
- Uitvoerder
Instrumenten
Nader te bepalen
Planning
Nader te bepalen
Partners
Amsterdam, Haarlemmermeer, luchthaven Schiphol en de omliggende gemeenten, waterschap enzovoorts.
7.4.13 Projectverkenning ruimtelijke ambitie 0S2028
Doel
Realiseren van de noodzakelijke ruimtelijke investeringen ten behoeve van het uitvoeren van de Olympische Spelen in 2028.
Korte projectomschrijving
In juli 2009 heeft het kabinet een positief standpunt ingenomen over het Olympisch Plan 2028 (OP2028). Het OP2028 bestaat uit 2 fasen: allereerst Nederland op verschillende vlakken op Olympisch niveau te tillen om vervolgens na 2016 de kandidaatfase in te gaan. De organisatie van een grootschalig evenement zoals de Olympische Spelen in Nederland zullen zowel direct (sportaccommodaties en onderkomens atleten) als indirect (infrastructuur, hospitality voor bezoekers) invloed hebben op de ruimte in Nederland en de organiserende host-city in het bijzonder. Voor host-cities is het gebruikelijk dat zij in ieder geval het Olympisch dorp, het Olympisch zwembad, een grote Olympische Atletiekbaan in hun stad hebben. In 2010 zal uiterlijk een uitspraak gedaan worden over de stad die zich kandidaat zal stellen. Amsterdam maakt grote kans de kandidatuurstad van Nederland te worden aangezien de stad qua branding internationaal een goede positie heeft.
Gemiddeld genomen bedraagt de ruimtebehoefte voor sportaccommodaties 500 tot 550 hectaren, wanneer alles nieuw wordt gebouwd. Die ruimtebehoefte wordt natuurlijk minder als gebruik wordt gemaakt van het verbouwen of uitbreiden van bestaande accommodaties. In Nederland bestaan momenteel maar weinig accommodaties die zonder aanpassingen aan de huidige eisen voldoen. De ruimtebehoefte voor een compleet nieuw Olympisch dorp bedraagt 50 tot 100 hectaren. Ook hier kan de ruimte beperkt worden door tijdelijk gebruik te maken van bestaande accommodaties. De omvang van het Olympisch dorp varieert tussen de 5.000 en 8.000 woningen. In (of vlakbij) het dorp dienen ook goede trainingsfaciliteiten aanwezig te zijn. De Olympische Spelen betekenen een vervoersbehoefte van 600.000 mensen per dag. De parkeerbehoefte bedraagt waarschijnlijk 20.000 plaatsen en de behoefte aan logies ligt op 140.000 bedden.
Provincie Noord-Holland heeft invloed op de strategische keuze of de Olympische Spelen de bestaande economische ontwikkelingen in Noord-Holland juist moeten versterken of dat de Olympische Spelen een impuls kunnen zijn voor nieuwe ontwikkelingen. Infrastructureel zal de druk tijdens de Olympische Spelen binnen de Provincie Noord-Holland verhoogd worden. Denk hierbij aan Schiphol, de HSL, metro- en busverbindingen. De Provincie Noord-Holland heeft invloed op de keuzes die infrastructureel gemaakt gaan worden. Hierbij zullen verknopingen tussen OV, auto en vliegvervoer van belang zijn.
Belangen
Duurzaam ruimtegebruik
- Voldoende en gedifferentieerde ruimte voor economische activiteiten
- Behoud en ontwikkeling van verkeers- en vervoersnetwerken
Rollen
- Aanjager
- Regelgever
- Uitvoerder
Instrumenten
Nader te bepalen
Planning
Nader te bepalen
Partners
Noord-Hollandse gemeenten, in het bijzonder Amsterdam, Rijk en onder meer NS
7.4.14 Integrale gebiedsontwikkeling Blauwe Hart
Doel
Geïntegreerd realiseren van natuur en groen om de stad.
• Het verkrijgen van een toekomstbestendig ecologisch systeem.
• Het verkrijgen van een robuust watersysteem met een goede waterkwaliteit, met als randvoorwaarde dat de veiligheid en zoetwatervoorziening gewaarborgd is;
• Het behoud, duurzaam beheer en ontwikkeling van de landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke kernkwaliteiten van dit gebied.
• Het bevorderen van de toegankelijkheid van het gebied voor recreatie en toerisme.
• Het bieden van ontwikkelingsruimte voor kleinschalige bij voorkeur watergebonden ruimtelijke ontwikkelingen (recreatie) zonder dat het ecologisch systeem daardoor verstoord wordt.
Korte projectomschrijving
De Provincie Noord-Holland onderschrijft de lange termijn visie van het Ontwikkelingsperspectief (2008) en Toekomstbeeld Markermeer IJmeer (2009) van het samenwerkingsverband Toekomstagenda Markermeer IJmeer. Het Ontwikkelingsperspectief Markermeer IJmeer toont aan dat de ecologische achteruitgang kan worden gekeerd met een aanpak op systeemniveau. Het is nodig om grootschalige natuurmaatregelen te nemen en meer te doen dan het wettelijk minimum (de instandhoudingsdoelen Natura 2000). Ontwikkeld moeten worden heldere randen langs de Noord-Hollandse kust, een gradiënt van helder naar troebel water, land-water zones en versterkte ecologische relaties tussen binnendijkse en buitendijkse gebieden. Hierbij horen de volgende maatregelen:
• beheersen van slibstromen en verluwingsmaatregelen bij de Hoornsche Hop;
• aanleg grootschalig oermoeras (locatie Houtribdijk nabij Lelystad);
• aanleg vooroever (locatie voor Lepelaarplassen bij Almere);
• seizoensgebonden peilbeheer;
• aanleggen van vispassages.
Op basis van de RAAM-brief (Rijksbesluiten Amsterdam Almere Markermeer) van het kabinet wordt begonnen met de voorbereiding van de realisatie van luwtemaatregelen bij de Hoornsche Hop en het onderzoeken van de mogelijkheid om vooroevers op sommige plekken bij de dijkversterking van de Markermeerdijken tussen Hoorn en Amsterdam in te plannen.
Door verschillende externe initiatiefnemers zijn onderzoeken uitgevoerd naar mogelijkheden voor eilanden in het Markermeer. Hierbij zijn twee belangrijke zaken nog niet onderzocht:
• Haalbaarheid in het kader van Natura 2000
• Inpasbaarheid binnen de toekomstvisie Markermeer/IJmeer
Het onderzoeken van deze zaken wordt betrokken binnen de kaders van dit project.
Belangen
Klimaatbestendigheid
- Voldoende bescherming tegen overstroming en wateroverlast
- Voldoende en schoon drink-, grond- en oppervlaktewater
Ruimtelijke kwaliteit
- Behoud en ontwikkeling van natuurgebieden
- Behoud en ontwikkeling van groen om de stad
- Behoud en ontwikkeling van Noord-Hollandse cultuurlandschappen
Duurzaam ruimtegebruik
- Voldoende en gedifferentieerde ruimte voor recreatieve en toeristische voorzieningen
Rollen
- Uitvoerder
- Regelgever
- Aanjager
Instrumenten
- Bestuurlijk overleg
- RAAM-besluit november 2009 (principe besluit voor TBES)
- Rijksstructuurvisie (SAAM= structuurvisie Amsterdam Almere Markermeer)
Verder vervolg afhankelijk van plan van aanpak van het rijk voor uitwerking RAAM-besluit en rijksstructuurvisie (2014).
Planning
Planning rijk (RAAM-brief):
2010 Plan van aanpak rijksstructuurvisie, werkmaatschappijen
2011 aanlegbesluit voor de 1e fase natuurmaatregelen (Hoornsche Hop en eventueel vispassages afhankelijk van NMIJ)
2012 concept rijksstructuurvisie
2014 vaststelling rijksstructuurvisie en aanlegbesluit 2e fase TBES
2016/2017 start aanleg 2e fase TBES
Partners
Partners samenwerkingsverband Toekomstagenda Markermeer IJmeer:
- de provincie Flevoland (voorzitter),
- de ministeries V&W, LNV en VROM,
- de gemeenten Amsterdam en Waterland (namens overige Noord-Hollandse gemeenten), Almere en Lelystad ,
- Natuurmonumenten en Staatsbosbeheer, ANWB en de
- waterschappen Zuiderzeeland, Hollands Noorderkwartier en Amstel, Gooi en Vecht.
Financieel perspectief
Berekend is dat de ecologische maatregelen een nominaal investeringskapitaal vereisen van circa 850 miljoen euro gespreid over vele partijen en circa twintig jaar. Van deze kosten zijn momenteel 20 miljoen euro door het rijk gedekt voor de door hen gedefinieerde 1ste fase TBES (natuurmaatregelen Hoornsche Hop) op voorwaarde van een bijdrage door de regio van 10 miljoen euro. In 2014 wordt in de rijksstructuurvisie besloten over het vervolgtraject en de beoogde natuur, dat wil zeggen over de door het samenwerkingsverband gedefinieerde eerste fase (kosten 115 miljoen euro) en het hele TBES.
Resultaten van studies naar de ecologische effectiviteit van maatregelen (onderzoeksprogramma Natuurlijk(er) Markermeer IJmeer) en de daaraan verbonden monitoring kunnen hun invloed hebben op de investeringsbehoefte.
7.4.15 Kustplaatsen
Doel
Aantrekkelijker maken van de kustplaatsen langs de Noordzeekust.
Omschrijving
Project omvat twee pilots met kustplaatsen (Zandvoort en Petten) en cultureel/communicatief traject voor alle kustplaatsen.
• Pilots beginnen met gezamenlijke voorverkenning gericht op helder krijgen van “landschaps- en dorps-dna”, maatschappelijke opgaven (“moeten”), lokale & regionale ambities (“willen”) en beschikbare hulpbronnen (“kunnen”). Dit mondt uit in een voorverkenningsrapport. Op basis daarvan besluiten gemeente en provincie over het wel of niet doorgaan met volgende fasen, gericht op bepalen van ontwikkelingsprofiel en ontwikkelingsstrategie. Ook wordt dan besloten over eventuele provinciale ondersteuning daarbij en de vorm daarvan.
• Cultureel/communicatief traject start met gespreksronde om per kustplaats beeld te krijgen van wat tot dusver is gedaan om identiteit en ontwikkelingsprofiel te bepalen. Daarna wordt aantal generieke “producten” ontwikkeld om discussie over identiteit uit te lokken (onder meer samenwerking met Kunst en Cultuur Noord-Holland in kader van Biënnale 2010, publicatie culturele biografieën kustplaatsen, publicatie landschaps- en stijlkenmerken Noordzeekust, etc.). Hierna kunnen kustplaatsen die hoog scoren op “maatschappelijke opgaven (“moeten”), lokale & regionale ambities (“willen”) en beschikbare hulpbronnen (“kunnen”)” eventueel ondersteuning krijgen bij het bepalen van een ontwikkelingsprofiel en een ontwikkelingsstrategie. Omdat het in het culturele traject niet om pilots gaat, gebeurt dit met een generiek instrument dat maatwerk kan leveren (bijvoorbeeld een task force die - met de benodigde expertise en een relevant netwerk - met de gemeente kan meedenken).
Voor (een deel van) dit project is een risico-inschatting gemaakt in de passende beoordeling bij het plan-MER structuurvisie Noord-Holland op mogelijke effecten die bij uitwerking of ontwikkeling op kunnen treden. Uit de risico-inschatting is gebleken dat vervolgonderzoek nodig is om een significant (negatief) effect uit te kunnen sluiten is. Bij de uitwerking van dit project dient nader onderzoek plaats te vinden naar het optreden van mogelijke (significante) effecten.
Belangen
Ruimtelijke kwaliteit
- Behoud en ontwikkeling van Noord-Hollandse cultuurlandschappen
Duurzaam ruimtegebruik
- Voldoende en gedifferentieerde ruimte voor recreatieve en toeristische voorzieningen
Rollen:
Aanjager en expert.
Instrumenten:
Gericht op faciliteren en communiceren, bestuursakkoorden (bij de pilots), stimuleringsprogramma’s en subsidies.
Planning:
2009/2010: voorverkennning pilots, 1e fase cultureel/commmunicatief traject
2010/2011: verkenning pilots, 2e fase cultureel/communicatief traject.
Partners:
Kustgemeenten, ondernemers (sector toerisme & recreatie), terreinbeheerders, rijk en andere kustprovincies, buitenlandse partners SUSCOD-project (Interreg).
Financieel perspectief:
In het kader van TWIN-H komen middelen beschikbaar voor ruimtelijke kwaliteit kust (10 miljoen euro) en stedelijke vernieuwing (idem 10 miljoen euro).
Relatie met Gebiedsuitwerking Kust in het kader van het Deltaprogramma: project levert input voor de provinciale gebiedsvisie die voor deze gebiedsuitwerking moet worden gemaakt.
Internationaal: project levert input voor door het Provincie Noord-Holland getrokken Interreg-project Sustainable Coast Development (SUSCOD, looptijd 2009-2012) gericht op kennisuitwisseling met kustplaatsen in België, Verenigd Koninkrijk, Duitsland en Denemarken.
7.4.16 Doorwerking EHS-beleid in bestemmingsplannen
Doel
Inzicht krijgen in de voortgang van de planologische en juridische bescherming van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) in gemeentelijke bestemmingsplannen en inzicht in de knelpunten die daarbij spelen.
Korte projectomschrijving
Het onderzoek beoogt aan te bepalen of en zo ja, welke beleidsinspanningen nodig zijn en op welke wijze de Wet op de ruimtelijke ordening hiervoor kan worden benut. Er zijn hiervoor al interviews gehouden bij provincies.
Voor de planologische bescherming van de EHS geldt met het verschijnen van de Nota Ruimte (2005) het nee, tenzij regime. Binnen gebieden waarin dit regime van kracht is zijn geen activiteiten toegestaan die de wezenlijke kenmerken en waarden van de ecologische hoofdstructuur significant aantasten, tenzij a. sprake is van een groot openbaar belang, b. geen reële andere mogelijkheden zijn, en c. de negatieve effecten waar mogelijk worden beperkt en de overblijvende effecten worden gecompenseerd (AMvB Ruimte).
De EHS heeft zijn planologische grondslag gekregen in de planologische kernbeslissing “Structuurschema Groene Ruimte” uit 1995. Op grond van de toenmalige Wet op de ruimtelijke ordening was het de taak van provincies en gemeenten om de EHS planologisch te beschermen. Uiterlijk in 2008 moesten provincies de beschermde natuurgebieden van de EHS opnemen in het streekplan en aangeven onder welke voorwaarden van de bescherming kan worden afgeweken (het ‘nee, tenzij’-principe). In de Nota Ruimte is opgenomen dat de EHS in 2008 in gemeentelijke bestemmingen moet zijn geborgd. Planologische bescherming op gemeentelijk niveau geschiedt in de eerste plaats door het leggen van bestemmingen die passen bij die natuurwaarden. Ook absolute gebruiksverboden of het inrichten van een aanlegvergunningstelsel ter voorkoming van schade aan bestaande natuurwaarden kunnen noodzakelijk zijn.
Belangen
Ruimtelijke kwaliteit
- Behoud en ontwikkeling van natuurgebieden
Rollen
Uitvoerder, expert.
Instrumenten
Nader te bepalen.
Planning
2010 en verder.
Partners
Nader te bepalen.
7.4.17 Ontwikkeling Kop van Noord-Holland
Doel
Stimuleren van de economische ontwikkeling en bijdragen aan de (Rijks)doelstelling voor offshore windenergie
Korte projectomschrijving
A. de doorontwikkeling van de huidige activiteiten in de haven Den Helder, om zo in ieder geval het huidige bedrijfsleven te faciliteren en daarmee het marktaandeel in de facilitering van de offshore markt voor Den Helder op de korte termijn veilig te stellen, en het Regionaal Havengebonden Bedrijventerrrein (RHB) in Anna Paulowna te ontwikkelen;
B. het uitvoeren van het onderzoek naar de ontwikkeling van de driehoek Regionaal Havengebonden Bedrijventerrein, NIOZ terrein op Texel en Harssens in Den Helder voor de korte termijn en voor de lange termijn de Groene Stroomhaven. In dit onderzoek wordt aandacht besteed aan:
1. vraag vanuit de markt
2. strategische positie t.o.v. ander locaties (bv. IJmuiden) van offshore activiteiten
3. medewerking van rijksdepartementen (ondermeer aan de verplaatsing van de TESO en de daarmee samenhangende infrastructurele aanpassingen).
Afhankelijk van de uitkomst van dit onderzoek weegt de provincie af of zij een regierol op zich wil nemen, de ontwikkelingen van de haven Den Helder daarmee vlot te trekken en het belang daarvan voor de regio bij het Rijk bepleiten.
Belangen
Duurzaam ruimtegebruik
- Voldoende en gedifferentieerde ruimte voor economische activiteiten
Klimaatbestendigheid
- Voldoende ruimte voor het opwekken van duurzame energie
Rollen
In eerste instantie als aanjager en procesbegeleider. Afhankelijk van de uitkomst van het onderzoek kan de provincie er voor kiezen om daarnaast een uitvoerende rol op zich te nemen.
Instrumenten
Onderzoek.
Planning
2010 en verder.
Partners
Regio de Kop van Noord-Holland en het Rijk.
7.4.18 Onderzoek strategische reserve glastuinbouw
Doel
Onderzoek naar locatiekeuze en begrenzing van uitbreidingsruimte voor glastuinbouw.
Korte projectomschrijving
De Provincie Noord-Holland voert een onderzoek uit naar locaties die geschikt zijn voor glastuinbouw, waarbij rekening wordt gehouden met randvoorwaarden als aardkundige waarden, cultuurhistorisch waardevolle gebieden, bereikbaarheid, economische factor enzovoorts.
Als locatiekeuze en begrenzing onderzocht zijn wordt bekeken of een herziening van de structuurvisie en / of de verordening nodig is.
Belangen
Duurzaam ruimtegebruik
- Voldoende en gedifferentieerde ruimte voor landbouw en visserij
Rollen
Expert, regelgever.
Instrumenten
Onderzoek.
Planning
Nader te bepalen.
Partners
Nader te bepalen.
7.4.19 Onderzoek zoekgebieden permanente bollenteelt
Doel
Onderzoek naar locatiekeuze en begrenzing van uitbreidingsruimte voor permanente bollenteelt.
Korte projectomschrijving
De Provincie Noord-Holland voert een onderzoek uit naar locaties die geschikt zijn voor permanente bollenteelt, waarbij rekening wordt gehouden met randvoorwaarden als aardkundige waarden, cultuurhistorisch waardevolle gebieden, bereikbaarheid, economische factor, milieu- en wateropgaven enzovoorts.
Als locatiekeuze en begrenzing onderzocht zijn wordt bekeken of een herziening van de structuurvisie en / of de verordening nodig is.
Belangen
Duurzaam ruimtegebruik
- Voldoende en gedifferentieerde ruimte voor landbouw en visserij
Rollen
Expert, regelgever.
Instrumenten
Onderzoek.
Planning
Nader te bepalen.
Partners
Nader te bepalen.
7.4.20 Ruimtelijke koppelingen energiebesparing, duurzame warmtevoorziening en opwekking duurzame energie
Doel
Onderzoek naar de mogelijkheden voor ruimtelijke koppeling van energiebesparing, duurzame warmtevoorziening en de opwekking van duurzame energie.
Korte projectomschrijving
Dit project wordt opgebouwd uit de volgende onderdelen:
a. een ‘warmte/koude kansenkaart’, als instrument om het potentieel voor de ruimtelijke ontwikkeling van warmteplannen zoals restwarmtegebruik, warmte-koude opslag, aardwarmte, afstemming warmtevraag en –aanbod en warmte- en koudenetten inzichtelijk te maken;
b. Een ruimtelijk kader met ontwerpprincipes en instrumenten voor het ontwerpen en integraal afwegen van warmteplannen (zoals genoemd onder a) en innovatieve vormen van duurzame energieopwekking (zoals blauwe energie);
c. De aanwijzing van drie pilots op kansrijke locaties voor energieneutrale of energieproducerende gebiedsontwikkeling, waarbij ruimtelijke functies en energiestromen worden gekoppeld (bijvoorbeeld de Haarlemmermeer, de Bloemendalerpolder of de Wieringermeer).
Voorafgaand aan de aanwijzing van drie pilots zal de Provincie Noord-Holland verkennen welke mogelijkheden er zijn om duurzaamheidsexperimenten –met hoge duurzaamheid- op het gebied van woningbouw, renovatie (herstructurering), bedrijventerreinen, kantoorlocaties en glastuinbouw uit te voeren. Randvoorwaarden voor dit onderzoek zijn:
- De provincie benoemt heldere criteria voor ‘duurzaamheid’;
- De experimenten dienen als katalysator voor het bereiken van de provinciale doelstellingen op het gebied van duurzaamheid (energiebesparing en inzet van duurzame energie, waaronder restwarmte, WKO en aardwarmte, zonne-energie en biomassa)
- De genoemde doelstellingen kunnen door toepassing van RO-instrumentarium worden gehaald
- Door ondersteuning van gerichte communicatietrajecten waarborgt de provincie de verspreiding van de theoretische kennis en praktische toepassing van duurzaamheid in de toekomst.
Belangen
Klimaatbestendigheid
- Voldoende ruimte voor het opwekken van duurzame energie
Rollen
Expert, regelgever.
Instrumenten
Onderzoek.
Planning
Nader te bepalen.
Partners
Nader te bepalen.
7.4.21 Onderzoek realiseerbaarheid laad- en loswallen
Doel
Onderzoek naar de mogelijke behoefte aan en realiseerbaarheid van laad- en loswallen.
Korte projectomschrijving
Op verschillende plekken in Noord-Holland bestaan initiatieven om een laad- en loswal te realiseren. De Provincie Noord-Holland onderzoekt de mogelijke behoefte aan en realiseerbaarheid van laad- en loswallen en de rol van de Provincie hierin. In het onderzoek wordt ook de mogelijke vermindering van congestie van het verkeer op het Noord-Hollandse wegennet meegenomen.
Belangen
Duurzaam ruimtegebruik
- Voldoende en gedifferentieerde ruimte voor economische activiteiten.
- Behoud en ontwikkeling van verkeers- en vervoersnetwerken.
Rollen
Expert
Instrumenten
Onderzoek
Planning
Nader te bepalen.
Partners
Nader te bepalen.
7.4.22 Onderzoek verbredingsmogelijkheden op agrarische percelen
Doel
De mogelijkheden van verbreding van activiteiten op agrarische percelen te onderzoeken.
Korte projectomschrijving
Dit onderzoek bestaat uit het verkennen van de mogelijkheden van verbreding op agrarische bouwpercelen. Indien deze mogelijkheden bekend zijn, zal de provincie onderzoeken of verbreding aan grenzen gebonden zou moeten worden en zo ja, welke grenzen dit zijn.
Belangen
Duurzaam ruimtegebruik
- Voldoende en gedifferentieerde ruimte voor landbouw en visserij
- Voldoende en gedifferentieerde ruimte voor economische activiteiten
Rollen
Expert (mogelijk later regelgever)
Instrumenten
Onderzoek
Planning
Nader te bepalen.
Partners
Nader te bepalen.
7.4.23 Leidraad Duurzaam Ruimtegebruik (Duurzaamheid)
Doel
Opstellen van een Leidraad Duurzaam Ruimtegebruik als inspiratiekader voor duurzame ruimtelijke plannen.
Korte projectomschrijving
Duurzaam ruimtegebruik is hoofdbelang van de structuurvisie. In deze Leidraad wordt het hoofdbelang mede aan de hand van de daaronder vallende deelbelangen uitgewerkt en geconcretiseerd. De leidraad dient als instrument om ruimtelijke plannen zo duurzaam mogelijk te maken. Uiteindelijk gaat het om de mate van samenhang tussen de drie hoofdbelangen Ruimtelijke kwaliteit, Klimaatbestendigheid en Duurzaam Ruimtegebruik. Conform artikel 37 van de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie zal Gedeputeerde Staten deze leidraad hanteren bij de beoordeling van ontheffingsverzoeken van gemeenten.
Belangen
Duurzaam ruimtegebruik
- Milieukwaliteiten
- Behoud en ontwikkeling van verkeers- en vervoersnetwerken
- Voldoende en op de behoefte aansluitende huisvesting
- Voldoende en gedifferentieerde ruimte voor landbouw en visserij
- Voldoende en gedifferentieerde ruimte voor economische activiteiten
- Voldoende en gedifferentieerde ruimte voor recreatieve en toeristische voorzieningen
Ruimtelijke kwaliteit
Klimaatbestendigheid
Rollen
- Expert: geven van aandachtspunten en inspirerende richtlijnen voor ruimtelijke keuzes
- Bewaker; zodra de leidraad in de ruimtelijke verordening is opgenomen worden gaat de provincie ook sturen op de uitgangspunten van de Leidraad.
Instrumenten
De leidraad is een instrument in het vooroverleg met gemeenten, ter inspiratie bij de afweging van hun ruimtelijke keuzes. De Leidraad is tevens bedoeld ter inspiratie bij de vormgeving van provinciale gebiedsontwikkelingen.
Planning
De leidraad wordt in de 2e helft van 2010 opgesteld. Vaststelling door Gedeputeerde Staten in 2011.
7.4.24 Eisen aan duurzaam bouwen
Doel
Invulling geven aan het begrip Duurzaam Bouwen
Korte projectomschrijving
Aan duurzaam bouwen (dubo) nader inhoud geven, om toe te passen bij nieuwe (bouw)ontwikkelingen en deze te kunnen beoordelen.
Het Bouwbesluit (Bb; rijk) stelt minimumeisen waaraan bouwwerken moeten voldoen. Verkend wordt in hoeverre en, zo ja, hoe en op welke aspecten de provincie bovenwettelijke maatregelen die leiden tot een betere milieuprestatie wil treffen en kan vastleggen.
Belangen
Duurzaam ruimtegebruik
Klimaatbestendigheid
Rollen
Regelgever, expert, aanjager
Instrumenten
Verkenning
Planning
2010/2011
Partners
PM.
|