Artikel 5c wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt het woord ‘woningen’ vervangen door: burgerwoningen
2. Na het derde lid worden twee nieuwe leden toegevoegd, luidende:
4. In afwijking van het eerste lid kan een bestemmingsplan voorzien in een kleinschalige ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied ter plaatse van een bestemmingsvlak, dat reeds voorziet in een stedelijke functie, naar een woonbestemming voor maximaal twee burgerwoningen, indien wordt voldaan aan de volgende vereisten:
a. de omzetting naar een woonbestemming beperkt de bedrijfsvoering en de ontwikkelingsmogelijkheden van omringende agrarische bedrijven niet;
b. aan maximaal 2500 m2 van het oorspronkelijke bestemmingsvlak dat voorzag in de stedelijke functie wordt de woonbestemming toegekend;
c. de bestaande bebouwing op de overige gronden wordt gesloopt en aan deze gronden wordt een groenbestemming toegekend zonder bouwmogelijkheden;
d. een tweede burgerwoning is alleen mogelijk als meer dan 5000 m2 grondoppervlakte aan bestaande bebouwing wordt gesloopt, en;
e. de groenbestemming van de in onderdeel c bedoelde gronden in de vorm van aanleg en onderhoud van erfbeplanting wordt via een privaatrechtelijke overeenkomst geborgd.
5. Gedeputeerde staten kunnen nadere regels stellen over de aard en omvang van de in het vierde lid genoemde toegelaten woon- en groenbestemming.
B
Artikel 17 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het tweede lid komt te luiden:
2. Onverminderd het bepaalde in het eerste lid, onder a, kan een bestemmingsplan voorzien in een functiewijziging van het agrarisch bouwperceel naar een woonbestemming voor maximaal twee burgerwoningen indien wordt voldaan aan de volgende vereisten:
a. de bedrijfswoning of het agrarisch bouwperceel niet is gelegen in glastuinbouw-concentratiegebied, zoals aangegeven op kaart 7 en de digitale verbeelding ervan;
b. de omzetting naar een woonbestemming beperkt de bedrijfsvoering en de ontwikkelingsmogelijkheden van omringende agrarische bedrijven niet;
c. aan maximaal 2500 m2 van het oorspronkelijke bestemmingsvlak dat voorzag in het agrarische bouwperceel wordt de woonbestemming toegekend;
d. de bestaande bebouwing op de overige gronden van het agrarisch bouwperceel wordt gesloopt en aan deze gronden een groenbestemming wordt toegekend zonder bouwmogelijkheden;
e. een tweede burgerwoning is alleen mogelijk als meer dan 5000 m2 grondoppervlakte aan bestaande bedrijfsbebouwing wordt gesloopt, en;
f. de groenbestemming van de in onderdeel d bedoelde gronden wordt in de vorm van aanleg en onderhoud van erfbeplanting via een privaatrechtelijke overeenkomst geborgd.
2. Het derde lid komt te luiden:
3. In afwijking van het bepaalde in het tweede lid, aanhef en onder e, kan een bestemmingsplan voorzien in een functiewijziging van een karakteristieke boerderij naar een woonbestemming waarbij de karakteristieke boerderij mag worden gesplitst in meerdere burgerwoningen, indien geen afbreuk wordt gedaan aan het oorspronkelijke karakter van de bebouwing.
3. Het vijfde lid komt te luiden:
5 Gedeputeerde staten kunnen nadere regels stellen over de aard en omvang van de in het eerste, tweede en derde lid genoemde toegelaten niet-agrarische functies.
C
Artikel 19 komt te luiden:
1. Een bestemmingsplan voor gebieden aangeduid op kaart 4 en op de digitale verbeelding ervan als natuurnetwerk Nederland of als natuurverbinding strekt tot de bescherming, instandhouding en ontwikkeling van de wezenlijke kenmerken en waarden van de gebieden.
2. Een bestemmingsplan als bedoeld in het eerste lid stelt regels in het belang van de bescherming, instandhouding en ontwikkeling van de wezenlijke kenmerken en waarden van de gebieden. Bij het stellen van deze regels moeten de wezenlijke kenmerken en waarden van de gebieden in acht worden genomen.
3. Een bestemmingsplan als bedoeld in het eerste lid maakt geen nieuwe activiteiten mogelijk die per saldo leiden tot een significante aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden, of tot een significante vermindering van de oppervlakte van het natuurnetwerk Nederland of de natuurverbindingen, of van de samenhang tussen die gebieden.
4. In afwijking van het derde lid kan een bestemmingsplan als bedoeld in het eerste lid activiteiten mogelijk maken, indien:
a er sprake is van een groot openbaar belang;
b er geen reële alternatieven zijn, en;
c de negatieve effecten op de wezenlijke kenmerken en waarden, oppervlakte en samenhang worden beperkt en de overblijvende effecten gelijkwaardig worden gecompenseerd.
5. Bij toepassing van het vierde lid voldoet het bestemmingsplan aan de ruimtelijke kwaliteitseisen als bedoeld in artikel 15 en is een bestemmingsplan in overeenstemming met het gestelde in artikel 5a of artikel 5c.
6. Voor zover het vierde lid, aanhef en onder c van toepassing is, is artikel 25, vierde lid, niet van toepassing.
7. De wezenlijke kenmerken en waarden als bedoeld in dit artikel zijn neergelegd in bijlage 3, Wezenlijke kenmerken en waarden natuurnetwerk Nederland provincie Noord-Holland bij de verordening.
8. Gedeputeerde staten kunnen, gehoord de desbetreffende commissie van provinciale staten, de begrenzing van het natuurnetwerk Nederland en de natuurverbindingen, als aangegeven op kaart 4 en de digitale verbeelding ervan, wijzigen:
a ten behoeve van een verbetering van de samenhang of een betere planologische inpassing van het natuurnetwerk Nederland, voor zover:
1° de wezenlijke kenmerken en waarden van het natuurnetwerk Nederland worden behouden; en
2° de oppervlakte van het natuurnetwerk Nederland ten minste gelijk blijft; of
b ten behoeve van een kleinschalige ontwikkeling, voor zover:
1° de aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden en de samenhang van het natuurnetwerk Nederland beperkt is;
2° de ontwikkeling per saldo gepaard gaat met een versterking van de wezenlijke kenmerken en waarden van het Natuurnetwerk Nederland, of een vergroting van de oppervlakte van het natuurnetwerk Nederland; en
3° de oppervlakte van het natuurnetwerk Nederland ten minste gelijk blijft; of
c ten behoeve van de toepassing van het vierde lid.
9. Gedeputeerde staten kunnen nadere regels stellen ten aanzien van de wijze waarop compensatie als bedoeld in het vierde lid, aanhef en onder c, plaatsheeft.
D
Artikel 31 komt te luiden:
1. Een bestemmingsplan voorziet niet in bebouwing in de op kaart 8 en op de digitale verbeelding ervan als natuurstrand aangeduide gebieden.
2. Een bestemmingsplan voorziet alleen in seizoensgebonden bouwwerken in de periode van 1 februari tot 1 november in de op kaart 8 en op de digitale verbeelding ervan als seizoenstrand aangeduide gebieden.
3. Gedeputeerde Staten kunnen, gehoord de desbetreffende commissie van Provinciale Staten, de begrenzing van een natuur- of seizoenstrand op kaart 8 en de digitale verbeelding ervan wijzigen.
E
Artikel 46a wordt als volgt gewijzigd:
In het eerste en tweede lid wordt “1 mei 2018” vervangen door: 1 februari 2019.