Artikel 1 Begripsbepalingen
1) afhaalpunten ten behoeve van e-commerce:
locatie uitsluitend bedoeld voor opslag en distributie van artikelen, totstandgekomen na aan- en/of verkoop via internet en
zonder rechtstreekse verkoop of productadvisering via winkel,showroom of
etalage;
2) afhankelijke woonruimte:
een bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning
en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg
gehuisvest is;
3) agrarisch bedrijf: een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen
van producten door middel van het telen van gewassen, houtteelt daaronder
begrepen, of het houden van dieren;
4) agrarisch bouwperceel: een aaneengesloten stuk grond waarop
bebouwing met een hoofdgebouw en bijbehorende gebouwen van een agrarisch
bedrijf is toegestaan;
5) bebouwing: één of meerdere gebouwen en bouwwerken geen gebouwen
zijnde;
6) bebouwingskarakteristiek: de in verschillende tijdsfasen ontstane
kenmerkende stedenbouwkundige opbouw en architectonische kenmerken van een
gebied;
7) bedrijfswoning: een woning die gezien ligging en functie bedoeld is
voor de huisvesting van personen wier aanwezigheid gelet op de bestemming van
een gebouw of terrein noodzakelijk is;
8) bedrijventerrein: een binnen de provincie Noord-Holland
gelegen terrein van minimaal 1
ha bruto dat vanwege zijn bestemming bestemd en
geschikt is voor gebruik door handel, nijverheid, commerciële en
niet-commerciële dienstverlening en industrie. Onder de beschrijving vallen
daarmee ook (delen) van bedrijventerreinen die gedeeltelijk (maar niet
overwegend) bestemd zijn en geschikt zijn voor kantoorgebouwen. Ook vallen
daaronder de zeehaventerreinen welke met laad- en/of loskade langs diep
vaarwater toegankelijk zijn voor grote zeeschepen. De volgende terreinen
vallen er niet onder: terrein voor grondstoffenwinning, olie- en gaswinning,
terrein voor waterwinning, terrein voor agrarische doeleinden, terrein voor
afvalstort;
9) bestaande bebouwing :
a. bebouwing en bouwwerken geen gebouwen zijnde die rechtmatig aanwezig zijn
of waarvoor een bouwvergunning is of kan worden verleend op het tijdstip van
de inwerkingtreding van deze verordening; of
b. bebouwing en bouwwerken geen gebouwen zijnde die kan worden toegestaan op
grond van onherroepelijke besluiten van Gedeputeerde Staten of Provinciale
Staten op het moment van inwerkingtreding van de verordening.
10) Bestaand bouwblok: bouwblok vastgelegd in een bestaand
bestemmingsplan, zoals dat geldt ten tijde van de inwerkingtreding van de
verordening.
11) biomassa- inrichtingen: inrichtingen, gericht op de productie van
energie of warmte uit plantaardig en/of dierlijk (rest) materiaal;
12) complex van recreatiewoningen: een terrein of een plaats van enige
omvang, al dan niet geheel of gedeeltelijk met gemeenschappelijke
voorzieningen ingericht, en blijkens die inrichting bestemd om meerdere recreatiewoningen
te plaatsen of geplaatst te houden en bedrijfsmatig te exploiteren;
13) cultuurhistorische waarden: de fysieke overblijfselen van de
historie, zowel bovengronds (gebouwde monumenten) als ondergronds (
archeologie) als het cultuurlandschap met zijn historische
landschapselementen als verbinding daartussen;
14) de wet: de Wet ruimtelijke ordening;
15) gecombineerde landbouw: landbouwfuncties al dan niet in combinatie
met landschapsbeheer, waterbeheer en natuur, recreatie, educatie, zorgboerderijen
e.d. en waarbij het landschap bepalend is voor de ontwikkelingsruimte van
agrarische bedrijven;
16) glastuinbouwbedrijf: een agrarisch bedrijf waarbij de teelt van
gewassen ( bloemen, groente of fruit) in een kas ( een glazen, staande
constructie) plaatsvindt onder gecontroleerde omstandigheden;
17) grondgebonden agrarische bedrijfsvoering: een agrarische
bedrijfsvoering die hoofdzakelijk niet in gebouwen plaatsvindt, waarbij het
gebruik van agrarische gronden noodzakelijk is voor het functioneren van het
bedrijf;
18) grootschalige (perifere) detailhandel: detailhandel groter dan 1500 m2 vloeroppervlak
(buiten bestaande winkelcentra ) en groter dan 5000 m2 ( binnen
bestaande winkelcentra);
19) grootschalige landbouw: al dan niet grondgebonden landbouwfuncties
als bollenteelt, zaadclusters, veeteelt, glastuinbouw die zich kunnen
kenmerken door intensieve productiemethoden en/of grootschalige bebouwing;
20) intensieve veehouderij: in afwachting van de nieuwe
definitie van het Rijk wordt intensieve veehouderij gedefinieerd als niet-grondgebonden agrarische bedrijven die zelfstandig
of als neventak (nagenoeg) geheel in gebouwen varkens, pluimvee, konijnen,
vleeskalveren, pelsdieren en/of overig kleinvee houden. Het biologisch houden
van dieren conform de Landbouwkwaliteitswet, het
kweken van vis en het houden van melkvee en overig rundvee, geiten, schapen
of paarden wordt niet aangemerkt als intensieve veehouderij;
21) kantoorlocatie: een
binnen de provincie Noord-Holland gelegen terrein van minimaal 1 ha bruto dat vanwege zijn
bestemming bestemd en geschikt is voor gebruik door kantoren en openbare gebouwen,
daaronder niet begrepen een terrein dat in overwegende mate bestemd is voor
detailhandel of horeca;
22) landbouw-effectrapportage: een
onderzoek dat inzicht biedt in de directe en indirecte effecten voor de
landbouw;
23) landelijk gebied: het gebied, niet zijnde bestaand bebouwd gebied;
24) landschappelijke kwaliteit: de essentiële elementen en
kenmerken van landschappen, fysiek van aard zoals beschreven in de Leidraad
Landschap en Cultuurhistorie.
25) mantelzorg: het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is
op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten
organisatorisch verband;
26) natuurlijke waarden: de biotische en abiotische
waarden van een gebied;
27) nieuwe landgoederen: een grotendeels openbaar toegankelijk
groengebied met een omvang van minimaal 5 hectare, zo mogelijk
ingericht als boscomplex, met daarin één woongebouw “van allure” met een
gering aantal wooneenheden of één kantoor;
28) nieuwe bebouwing: het oprichten van gebouwen, anders dan het vervangen
van gebouwen door gebouwen van gelijke aard, omvang en karakter;
29) ontwikkelingsgeschiedenis: de ruimtelijke transformaties die een
gebied in de tijd heeft ondergaan;
30) ordeningsprincipe: de ruimtelijke opbouw c.q. de verkavelings-structuur van het landschap;
31) permanente bewoning: gebruik van een recreatiewoning als feitelijk
hoofdverblijf;
32) provinciale planningsopgave: de som van de uitbreidingsvraag en
vervangingsvraag aan nieuwe bedrijventerreinen verminderd met de verwachte
ruimtewinst;
33) recreatiewoning: woning ten behoeve van tijdelijk recreatief
verblijf;
34) ruimte voor ruimte-regeling: regeling,
gericht op een aantoonbare en duurzame verbetering van de ruimtelijke
kwaliteit door de bouw van woningen als compensatie voor de sloop van
landschappelijk storende en/of niet-passende bebouwing of functies onder de
voorwaarde dat dit leidt tot een vermindering van het bebouwde oppervlak;
35) teeltondersteunend glas: glasopstand dienstbaar aan een vollegronds landbouwbedrijf en bestemd voor het broeien
of opkweken van plantmateriaal;
36) transformatiegebied: een zoekgebied voor verstedelijking waarin
meerdere opgaven - bijvoorbeeld voor wonen, water, recreatie, natuur en
bedrijvigheid - in samenhang worden ontwikkeld met inachtname
van de ruimtelijke kwaliteit, bereikbaarheid en duurzaam bouwen;
37) verbrede landbouw: landbouwfunctie, aangevuld met niet-agrarische
nevenfunctie(s);
38) verstedelijking: alle functies die verband houden met wonen,
bedrijvigheid, glastuinbouw, voorzieningen, bovengrondse en ondergrondse
infrastructuur, stedelijk water en stedelijk groen, voor zover deze het
oprichten van bebouwing mede mogelijk maken;
39) volumineuze detailhandel: winkelformules die vanwege de omvang en
de aard van het assortiment een groot oppervlak nodig hebben, zoals
bouwmarkten, tuincentra, wooninrichtingszaken,
autobedrijven;
40) volwaardig agrarisch bedrijf: een agrarisch bedrijf dat tenminste
aan één volledige arbeidskracht een inkomen verschaft;
41) vrijwaringszone: de ruimte ter
weerszijden van en boven een primaire of regionale waterkering die benodigd
is voor een toekomstige versterking van de waterkering;
42) weidewinkel: een solitaire, los van het bestaand bebouwd gebied
gelegen, grootschalige winkelvestiging of cluster van vestigingen;
43) windturbine: een door wind aangedreven bouwwerk waarmee
energie wordt opgewekt/ turbine waarin winddruk omgezet wordt in mechanische
energie;
Toelichting artikel 1
Wij hebben hier een aantal in de verordening gebruikte begrippen, die niet in het dagelijkse spraakgebruik vanzelfsprekend
zijn, gedefinieerd om onduidelijkheden bij de toepassing van de verordening
uit te sluiten. Begrippen die reeds in het juridisch
verkeer (wet en regelgeving of jurisprudentie) een bepaalde betekenis hebben
zijn hier niet opgenomen. Er wordt bij die begrippen aangesloten bij de
bestaande definities. Zo is bijvoorbeeld ‘gebouw’ gedefinieerd in de
Woningwet.