Artikel 1 Begrippen
-
het plan:
het Inpassingsplan Westfrisiaweg van de provincie Noord-Holland;
-
het inpassingsplan Westfrisiaweg:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.9927.InpplWestfrisiaweg-0403 met de bijbehorende regels en bijlagen;
-
aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
-
aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
-
archeologische waarden:
de waarden die verband houden met het zich in de bodem bevinden van voorwerpen of bewoningssporen van vroegere samenlevingen, die wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde van algemeen belang zijn;
-
bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
-
bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
-
bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
-
bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, als mede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
-
bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
-
ecologische verbindingszone:
zone met voorzieningen ten behoeve van het behoud, het herstel en/of ontwikkeling van natuurwaarden, zoals houtsingels, faunapassages, faunaduikers, wildrasters en kleinschalige natuurontwikkeling;
-
gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
-
geluidbeperkende voorziening:
een geluidscherm, een aarden wal of een combinatie van beiden, ten behoeve van het reduceren van de geluidsbelasting;
-
geluidgevoelige functies:
in een gebouw of op een terrein aanwezige functies die maken dat een gebouw of terrein als geluidgevoelig object wordt aangemerkt;
-
geluidgevoelige objecten:
gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidgevoelige gebouwen of terreinen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;
-
geluidsbelasting:
de geluidsbelasting vanwege een weg, een industrieterrein en/of een spoorweg;
-
geluidscherm:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, ten behoeve van het reduceren van geluidsbelasting;
-
kunstwerk:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, ten behoeve van civieltechnische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel, een via- of aquaduct of een sluis, dan wel een daarmee gelijk te stellen voorziening;
-
natuurlijke waarde:
de aan een gebied toegekende waarde voor soorten planten, dieren en vegetatietypen, waarbij het gangbaar is zich met name te richten op de bescherming, zeldzaamheid en mate van bedreiging van de natuurwaarde van de aanwezige planten, dieren en vegetatietypen;
-
natuurvoorziening:
voorzieningen ten behoeve van de geleiding of wering van dieren;
-
peil:
-
voor een bouwwerk op een kunstwerk:
-
de bovenkant van het kunstwerk;
-
voor een geluidscherm op een aarden wal:
-
de bovenkant van de aarden wal;
-
in overige gevallen:
-
de hoogte van het aansluitend afgewerkte maaiveld;
-
rijstrook:
een enkele strook van de weg, die voldoende plaats biedt aan een enkele rij rijdende motorvoertuigen op meer dan drie wielen, waaronder niet begrepen toe- en afritten en in- en uitvoegstroken;
-
weg:
alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen, daaronder begrepen de bijbehorende kunstwerken en de tot de weg behorende bermen en zijkanten.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
-
de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
-
de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidsmuren en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
-
de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, leuningen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
-
de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
-
meetverschillen:
bij de toepassing van het bepaalde in het plan ten aanzien van het bouwen binnen bestemmingsvlakken worden afwijkingen ten gevolge van meetverschillen buiten beschouwing gelaten, mits dat meetverschil, mede gelet op de aard en omvang van hierdoor toegelaten of toe te laten bouwwerken of werkzaamheden, als van zeer beperkte betekenis moet worden aangemerkt.
