Ontwerp partiële herziening Provinciale Ruimtelijke Verordening 2013    

Regels     

Hoofdstuk 1 Algemeen     

Artikel 1.1 Algemene bepalingen     

2. In deze regeling en de daarop berustende bepalingen wordt (mede) verstaan onder:



grondgebonden landbouw: agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate niet in gebouwen plaatsvindt. Het betreft akkerbouw, vollegrondstuinbouw, fruitteelt en boomteelt en rundvee-, paarden-, schapen- of geitenhouderij voor zover bij deze veebedrijven het benodigde ruwvoer (gras, snijmaïs) geheel of vrijwel geheel afkomstig is van de op basis van structureel bij het bedrijf behorende gronden;



wezenlijke kenmerken en waarden: voor gebieden met een agrarische bestemming en gebieden waarop een bestemming ten behoeve van verblijfs- en dag¬recreatieterrein is gelegd voor ingesloten functies binnen de EHS gaat het om de actuele waarden. Voor gebieden met een andere bestemming natuurbestemming en voor gebieden die mede als natuur zijn bestemd gaat het om de actuele en potentiële waarden, waarbij de potentiële waarden worden gebaseerd op de beoogde natuurkwaliteit voor het gebied.

De wezenlijke waarden en kenmerken van de bij het gebied behorende natuurdoelen en natuurkwaliteit:

  • de bestaande en potentiële waarden van het ecosysteem waaronder ook begrepen worden de vereiste omgevingsfactoren zoals donkerte, bodem, water en milieu;
  • de robuustheid en de aaneengeslotenheid van de EHS;
  • de aanwezigheid van bijzondere soorten;
  • de verbindingsfunctie van het gebied voor soorten en ecosystemen.

Hoofdstuk 2 Pijler Duurzame Leefomgeving     

Artikel 2.6 Windenergielocatie     

1. Als ‘Windenergielocatie’ wordt aangewezen het gebied waarvan de geometrische plaatsbepaling is vastgelegd in het GML-bestand en is verbeeld op de kaart Duurzame energie.

Artikel 2.7 Windturbines landelijk gebied     

1. Als ‘Windturbines landelijk gebied’ wordt aangewezen het gebied waarvan de geometrische plaatsbepaling is vastgelegd in het GML-bestand en is verbeeld op de kaart Duurzame energie.

Artikel 2.8 Windturbines stedelijk gebied     

1. Als ‘Windturbines stedelijk gebied’ wordt aangewezen het gebied waarvan de geometrische plaatsbepaling is vastgelegd in het GML-bestand en is verbeeld op de kaart Duurzame energie.

Artikel 2.9a Experimenteerruimte duurzame energie     

1. Als ‘Experimenteerruimte duurzame energie’ wordt aangewezen het gebied waarvan de geometrische plaatsbepaling is vastgelegd in het GML-bestand en is verbeeld op de kaart Duurzame energie.

2. Een ruimtelijk plan kan bestemmingen en regels bevatten die de realisatie van innovatieve ontwikkelingen op het gebied van duurzame energie toestaan, mits is voldaan aan de volgende voorwaarden:

a. innovatieve ontwikkeling wordt gerealiseerd op een agrarisch bouwperceel, een voormalige agrarisch bouwperceel, een agrarisch perceel of een niet agrarisch bouwperceel waarbij de oppervlakte maximaal 2,5 hectare bedraagt;

b. voorzien wordt in een goede landschappelijke inpassing;

c. de omliggende agrarische bedrijven worden niet in hun bedrijfsvoering belemmerd.

3. De toelichting op een ruimtelijk plan bevat een ruimtelijke onderbouwing waaruit blijkt dat aan de genoemde voorwaarden is voldaan. Een beeldkwaliteitsparagraaf maakt onderdeel uit van de ruimtelijke onderbouwing.

Artikel 2.10 Cultuurhistorische hoofdstructuur     

1. Als ‘Cultuurhistorische hoofdstructuur’ wordt aangewezen de gebieden ‘Historische buitenplaatszone’, ‘Militair erfgoed’, ‘Agrarisch cultuurlandschap’ en ‘Archeologie’ waarvan de geometrische plaatsbepaling is vastgelegd in het GML-bestand en is verbeeld op de kaart Cultuurhistorie.

Hoofdstuk 3 Pijler vitale steden en dorpen     

Artikel 3.1 Stedelijk gebied     

1. Als ‘Stedelijk gebied’ wordt aangewezen het gebied waarvan de geometrische plaatsbepaling is vastgelegd in het GML-bestand en is verbeeld op de kaart Wonen en werken.

Artikel 3.3 Bedrijventerrein stedelijk gebied     

1. Als ‘Bedrijventerrein stedelijk gebied’ wordt aangewezen het gebied waarvan de geometrische plaatsbepaling is vastgelegd in het GML-bestand en is verbeeld op de kaart Wonen en werken.

Artikel 3.5 Kantoren     

1. Als ‘Kantoren’ wordt aangewezen het gebied waarvan de geometrische plaatsbepaling is vastgelegd in het GML-bestand en is verbeeld op de kaart Wonen en werken.

Artikel 3.8 Luchtvaartterrein     

1. Als ‘Luchtvaartterrein’ en als 'Buffer luchtvaartterrein' wordent aangewezen hetde gebieden waarvan de geometrische plaatsbepaling is vastgelegd in het GML-bestand en iszijn verbeeld op de kaart Verkeer en vervoer.

Hoofdstuk 4 Pijler Ontwikkeling landelijk gebied     

Artikel 4.2 Verstedelijking landelijk gebied     

1. Als ‘Verstedelijking landelijk gebied’ wordt aangewezen het gebied waarvan de geometrische plaatsbepaling is vastgelegd in het GML-bestand en is verbeeld op de kaart Landelijk gebied.

Artikel 4.3 Woningen landelijk gebied     

1. Als ‘Woningen landelijk gebied’ wordt aangewezen het gebied waarvan de geometrische plaatsbepaling is vastgelegd in het GML-bestand en is verbeeld op de kaart Landelijk gebied.

Artikel 4.4 Bebouwingsenclaves en -linten     

1. Als ‘Bebouwingsenclaves en -linten’ wordt aangewezen het waarvan de geometrische plaatsbepaling is vastgelegd in het GML-bestand en is verbeeld op de kaart Landelijk gebied.

Artikel 4.5 Woonschepen     

1. Als ‘Woonschepen’ wordt aangewezen het gebied waarvan de geometrische plaatsbepaling is vastgelegd in het GML-bestand en is verbeeld op de kaart Landelijk gebied.

Artikel 4.6 Bestaande niet-agrarische bedrijven     

1. Als ‘Bestaande niet-agrarische bedrijven’ wordt aangewezen het gebied waarvan de geometrische plaatsbepaling is vastgelegd in het GML-bestand en is verbeeld op de kaart Landelijk gebied.

Artikel 4.7 Algehele agrarische bedrijfsbeëindiging of bedrijfsverplaatsing     

1.Als ‘Algehele agrarische bedrijfsbeëindiging of bedrijfsverplaatsing’ wordt aangewezen het gebied waarvan de geometrische plaatsbepaling is vastgelegd in het GML-bestand en is verbeeld op de kaart Landelijk gebied.

2.Een ruimtelijk plan kan bestemmingen en regels bevatten die bij algehele agrarische bedrijfsbeëindiging of bedrijfsverplaatsing toestaan dat de bedrijfswoning en overige bedrijfsgebouwen een andere bedrijfs-matige functie krijgen, mits is voldaan aan de volgende voorwaarden:

a.het bouwperceel is niet optimaal gesitueerd en uitgerust voor de grondgebonden landbouw of in het geval van een glastuinbouwbedrijf het bouwperceel ligt niet in een concentratiegebied glastuinbouw;

b.met uitzondering van de historisch waardevolle of karakteristieke bebouwing of bedrijfswoning wordt de oppervlakte van de overige bedrijfsgebouwen gereduceerd met ten minste 50%, tenzij:

1 °het gaat om een nieuwe functie die voorziet in een kleinschalige woonzorgvoorziening en er geen nieuwe bebouwing wordt opgericht anders dan ter vervanging van bestaande be-bouwing. Nieuwe bebouwing is alleen mogelijk wanneer de nieuwe bebouwing ruimtelijk aan¬vaardbaar is en deze noodzakelijk is voor een goede zorgverlening;

2 °het gaat om een nieuwe functie die bijdraagt aan recreatieve belevingsmogelijkheden waaraan in het gebied nadrukkelijk behoefte bestaat;

3 °het gaat om de hervestiging van één of enkele bedrijven die op hun oorspronkelijke locatie een ruimtelijk obstakel vormden of de kwaliteit van de leefomgeving ernstig aantasten en die op de nieuwe locatie, nabij de kern, goed inpasbaar zijn;

4 °het gaat om vestiging van bedrijven die vanwege hun werkzaamheden met zwaar rijdend materieel zich voornamelijk richten op het landelijk gebied;

5 °extra natuur wordt gerealiseerd binnen de Groene contour.

Afwijking van deze maatvoering is mogelijk mits dit leidt tot verhoging van de ruimtelijke kwaliteit;

c.de bestaande cultuurhistorische, landschappelijke en natuurwaarden worden behouden of versterkt;

d.de bedrijfswoning en overige bedrijfsgebouwen liggen niet in een Landbouwontwikkelingsgebied;

e.de omliggende agrarische bedrijven worden niet in hun bedrijfsvoering belemmerd.

3.Een ruimtelijk plan kan bestemmingen en regels bevatten die bij algehele agrarische bedrijfsbeëindiging of bedrijfsverplaatsing toestaan dat een woonbestemming wordt gegeven aan de bedrijfswoning en de tot het hoofdgebouw behorende aangebouwde bedrijfsruimte, mits is voldaan aan de volgende voorwaarden:

a.het bouwperceel is niet optimaal gesitueerd en uitgerust voor de grondgebonden landbouw of in het geval van een glastuinbouwbedrijf het bouwperceel ligt niet in een concentratiegebied glastuinbouw;

b.de bestaande cultuurhistorische en landschappelijke waarden worden behouden of versterkt;

c.de omliggende agrarische bedrijven worden niet in hun bedrijfsvoering belemmerd;

d.een kantoor of bedrijf aan huis is mogelijk indien de omvang van die activiteiten ondergeschikt blijft aan de woonfunctie.

4.Een ruimtelijk plan kan bestemmingen en regels bevatten die bij algehele agrarische bedrijfsbeëindiging of bedrijfsverplaatsing de bouw van één of meerdere nieuwe woningen toestaan, mits voldaan is aan de volgende voorwaarden:

a.het bouwperceel is niet optimaal gesitueerd en uitgerust voor de grondgebonden landbouw of in het geval van een glastuinbouwbedrijf het bouwperceel ligt niet in een concentratiegebied glastuinbouw;

b.alle bedrijfsbebouwing wordt gesloopt, tenzij het gaat om historisch waardevolle of karakteristieke bebouwing of bedrijfswoning. De historisch waardevolle of karakteristieke bebouwing krijgt een passende functie die bijdraagt aan dat behoud. Wanneer 1000 m2 tot 2500 m2 aan bebouwing wordt gesloopt, is de bouw van één nieuwe woning toegestaan. Wanneer 2500 m2 tot 4000 m2 aan bebouwing wordt gesloopt, is de bouw van twee woningen toegestaan. Wanneer er 4000m2 of meer aan bebouwing wordt gesloopt, is de bouw van drie woningen toegestaan. Voor kassen geldt dat er 5000 m2 aan bedrijfsbebouwing moet worden gesloopt voor één woning. Afwijking van deze maatvoering is mogelijk mits dit leidt tot verhoging van de ruimtelijke kwaliteit;

c.de nieuwe woning wordt gesitueerd binnen de voormalige bouwkavel in samenhang met de te handhaven boerderij of bedrijfswoning en wordt landschappelijk goed ingepast, tenzij situering van de nieuwe woning op een andere locatie in het landelijk gebied leidt tot verhoging van de ruimtelijke kwaliteit;

d.de omliggende agrarische bedrijven worden niet in hun bedrijfsvoering belemmerd.

5.De toelichting op een ruimtelijk plan bevat een ruimtelijke onderbouwing waaruit blijkt dat aan de genoemde voorwaarden is voldaan.

Artikel 4.11 Ecologische hoofdstructuur     

1.Als ‘Ecologische hoofdstructuur’ wordt aangewezen het gebied waarvan de geometrische plaatsbepaling is vastgelegd in het GML-bestand en is verbeeld op de kaart Natuur.

2.Een ruimtelijk plan bevat bestemmingen en regels die de wezenlijke kenmerken en waarden beschermen, in stand houden en ontwikkelen.

3.Een ruimtelijk plan bevat geen nieuwe bestemmingen en regels die ruimtelijke ontwikkelingen toestaan, die per saldo leiden tot een significante aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden, of tot een significante vermindering van de oppervlakte van die gebieden, of van de samenhang tussen die gebieden, tenzij:

a.er sprake is van een groot openbaar belang en er geen reële andere mogelijkheden zijn, of de ruimtelijke ontwikkelingen nieuwe bebouwing of terreinverharding binnen omheinde militaire terreinen mogelijk maken;

b.negatieve effecten voor de natuur worden zoveel mogelijk beperkt door mitigerende maatregelen en de overblijvende negatieve effecten worden gecompenseerd door inrichting van nieuwe natuur elders, met dien verstande dat:

1 °compensatie plaatsvindt in natura in de omgeving van de ruimtelijke ingreep;

2 °het ruimtelijk plan waarin de compensatie wordt geregeld, gelijktijdig wordt vastgesteld met het ruimtelijk plan waarin de aantastende ruimtelijke ingreep mogelijk wordt gemaakt, tenzij ver-zekerd is dat de compensatie wordt gerealiseerd;

3 °de compensatie minimaal gelijkwaardig is aan het verlies aan waarden en kenmerken;

c.voor zover compensatie in natura niet mogelijk is in de omgeving en elders ook niet mogelijk is, moet de resterende schade financieel worden gecompenseerd.

4.De toelichting op een ruimtelijk plan bevat een ruimtelijke onderbouwing waaruit blijkt dat aan de genoemde voorwaarden is voldaan en bevat een beschrijving van de in het plangebied voorkomende wezenlijke kenmerken en waarden.

5.Gedeputeerde staten kunnen een gebied grenzend aan de ‘Ecologische Hoofdstructuur’ aanwijzen als ‘Ecologische Hoofdstructuur’ waarvan de geometrische plaatsbepaling is vastgelegd in het GML-bestand en is verbeeld op de kaart Natuur, wanneer de nieuwe natuur is vastgelegd in een ruimtelijk plan. Wanneer zij een gebied aanwijzen, wijzigen zij gelijktijdig het gebied ‘Luchtvaartterrein’ waarvan de geometrische plaatsbepaling is vastgelegd in het GML-bestand en is verbeeld op de kaart Verkeer en Vervoer.

Artikel 4.12 Groene contour     

1. Als ‘Groene contour’ wordt aangewezen het gebied waarvan de geometrische plaatsbepaling is vastgelegd in het GML-bestand en is verbeeld op de kaart Natuur.

Artikel 4.13 Agrarische bedrijven     

1.Als ‘Agrarische bedrijven’ wordt aangewezen het gebied waarvan de geometrische plaatsbepaling is vastgelegd in het GML-bestand en is verbeeld op de kaart Landbouw. Als ‘Reconstructiegebied’ wordt aangewezen de gebieden ‘Landbouwontwikkelingsgebied’, ‘Extensiveringsgebied’ en ‘Verwevingsgebied’ waarvan de geometrische plaatsbepaling is vastgelegd in het GML-bestand en is verbeeld op de kaart Reconstructiegebied.

7. Een ruimtelijk plan kan geen bestemmingen of regels bevatten die voorzien in uitbreiding van een agrarisch bouwperceel van een bestaande niet-grondgebonden veehouderij in een extensiveringsgebied.

7.8. Een ruimtelijk plan kan bestemmingen en regels bevatten die nevenactiviteiten toestaan, mits voldaan is aan de volgende voorwaarden:

a.de oppervlakte aan bedrijfsbebouwingen wordt niet vergroot;

b.erfinrichting en bedrijfsbebouwing zijn landschappelijk goed inpasbaar;

c.omliggende agrarische bedrijven worden niet in hun bedrijfsvoering belemmerd.

8. 9.De toelichting op een ruimtelijk plan bevat een ruimtelijke onderbouwing waaruit blijkt dat aan de genoemde voorwaarden is voldaan. Daarnaast bevat de toelichting een onderbouwing die aantoont dat de uitbreiding tot maximaal 2,5 hectare of met maximaal 30% noodzakelijk is voor de voortzetting van het agrarische bedrijf. Indien voorzien wordt in de mogelijkheid van nevenactiviteiten in een omvang van meer dan 300 m2, dan bevat de toelichting daar¬voor een ruimtelijke onderbouwing. Een beeldkwaliteits-paragraaf maakt onderdeel uit van de ruimtelijke onderbouwing.

Artikel 4.16 Recreatiezone     

1. Als ‘Recreatiezone’ wordt aangewezen het gebied waarvan de geometrische plaatsbepaling is vastgelegd in het GML-bestand en is verbeeld op de kaart Recreatie.

Artikel 4.17 Bovenlokaal recreatieterrein     

1. Als ‘Bovenlokaal recreatieterrein’ wordt aangewezen het gebied waarvan de geometrische plaatsbepaling is vastgelegd in het GML-bestand en is verbeeld op de kaart Recreatie.

Artikel 4.18 Recreatiewoningen     

1. Als ‘Recreatiewoningen’ wordt aangewezen het gebied waarvan de geometrische plaatsbepaling is vastgelegd in het GML-bestand en is verbeeld op de kaart Recreatie.

Artikel 4.19 Stiltegebied     

1. Als ‘Stiltegebied’ wordt aangewezen het gebied waarvan de geometrische plaatsbepaling is vastgelegd in het GML-bestand en is verbeeld op de kaart Recreatie.

Toelichting     

Hoofdstuk 1 Algemeen     

1. INLEIDING

Voor u ligt de partiële herziening van de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2028 (PRS) en Provinciale Ruimtelijke Verordening 2013 (PRV). Deze partiële herziening betreft de volgende onderwerpen (in dezelfde volgorde weergegeven als in de PRS en PRV):

  • toevoegen experimenteerruimte voor duurzame energie en windenergielocatie bij Vianen;
  • wijzigen begrenzingen van Stelling van Amsterdam en Buitenplaatszones en PRV-bepalingen voor archeologie (cultureel erfgoed);
  • Wijzigen rode contour van de gemeente Rhenen ten behoeve van de kern de kern Achterberg en van de gemeente Utrecht ten behoeve van het ‘Prinses Máxima Centrum voor Kinderoncologie’;
  • wijzigen PRV-regels voor de EHS en begrenzing van de EHS;
  • verwerken motie over het concreet begrenzen van de Houtkades Lopikerwaard;
  • kleine reparaties in PRS en PRV.



Per onderwerp is achtereenvolgens beschreven:

  • De aanleiding
  • Wat verandert er?
  • De herziene tekst van de PRS en/of PRV

In deze herziene tekst is middels gemarkeerde tekst aangegeven wat toegevoegd wordt en middels doorgehaalde tekst aangegeven wat weggehaald wordt.



U heeft nu de digitale versie van de PRSph en PRVph voor zich, die hoort bij de viewer. In de digitale versie zijn alle aanleidingen voor wijzigingen opgenomen in dit eerste hoofdstuk. De paragraafnummering van de digitale PRSph volgt de paragraafnummering van de PRS. De artikelnummering van de digitale PRVph volgt de artikelnummering van de PRV. De digitale PRVph bevat alleen de gewijzigde delen van de opgenomen artikelen.



1.1 Doel en status

Februari 2013 zijn de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2028 (PRS) en de Provinciale Ruimtelijke Verordening 2013 (PRV) vastgesteld. Bij vaststelling hiervan was al duidelijk dat er een partiële herziening nodig zou zijn, onder andere om te voldoen aan het Besluit Algemene Regels Ruimtelijke Ordening (Barro) van de Rijksoverheid dat op 1 oktober 2012 in werking is getreden. Het voldoen aan het Barro kon niet meegenomen worden in de PRS en PRV, omdat de tervisielegging hiervan in de eerste helft van 2012 heeft plaatsgevonden.



De PRS is een structuurvisie onder de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Op grond van de Wro heeft de PRS alleen een zelfbindende werking. Het is bindend voor de provincie, niet voor andere partijen. Voor de doorwerking van het ruimtelijk beleid uit de PRS naar gemeenten is de PRV opgesteld. Deze is bindend voor gemeenten. In deze partiële herziening zijn zowel wijzigingen aan de PRS, als wijzigingen aan de PRV opgenomen. In dit boekje zijn de wijzigingen aan beide documenten samengenomen. In de digitale versie (zie hieronder) zijn ze wel beide apart opgenomen.



1.2 Digitalisering

Conform het Besluit ruimtelijke ordening bieden wij de PRSph en de PRVph ook elektronisch (digitaal) aan. De Ontwerp-PRSph en -PRVph zijn daarom te vinden op www.ruimtelijkeplannen.nl en op de site van de provincie: http://ruimtelijkeplannen.provincie-utrecht.nl (viewer). Hiertoe zijn beide herzieningen objectgericht opgesteld.



1.3 Procedure

In overeenstemming met de wettelijke vereisten, liggen de Ontwerp-PRSph en -PRVph zes weken ter inzage (dinsdag 22 oktober 2013 tot en met maandag 2 december 2013). Gedurende deze zes weken kan iedereen die dat wil zienswijzen tegen de PRSph en opmerkingen tegen de PRVph indienen. Dit kan zowel schriftelijk, digitaal als mondeling. De schriftelijke zienswijzen / opmerkingen moeten worden gericht aan Provinciale Staten van Utrecht (t.a.v. de heer H. Schoen, postbus 80300, 3508 TH Utrecht). Begin 2014 zullen PS de PRSph en PRVph vaststellen. Daarbij geven ze ook een oordeel over de ontvangen zienswijzen en opmerkingen.



Gelijk met de ontwerp-PRSph en -PRVph ligt ook de aanvulling op de planMER ter inzage. De planMER is niet als zelfstandig document door PS vastgesteld, maar bevat informatie voor de besluitvorming over de PRS. Hetzelfde gaat gelden voor de aanvulling die in deze partiële herziening opgenomen is. In dit boekje is de aanvulling op de planMER opgenomen in de bijlage.



PS worden na terinzagelegging gevraagd de tekst onder ‘de herziene tekst voor de PRS en/of PRV’ vast te stellen, evenals de gewijzigde objecten op de kaarten, aangegeven onder ‘wat verandert er’. Deze teksten en objecten worden apart vastgesteld door PS. Apart betekent dat ze niet worden “ingevoegd” in de bestaande PRS en PRV. Op www.ruimtelijkeplannen.nl zijn deze aparte plannen terug te vinden. Op deze website zal na vaststelling tevens een (ambtelijke) geconsolideerde versie te vinden zijn. De geconsolideerde versie wordt ook op de provinciale website http://ruimtelijkeplannen.provincie-utrecht.nl (viewer) geplaatst. De geconsolideerde versie heeft geen juridische status.



1.4 PlanMER

De leefomgeving van mensen en de ruimtelijke inrichting hangen nauw met elkaar samen. Om tijdens het opstellen van de PRS vroegtijdig inzicht te krijgen in de effecten van ons voorgenomen ruimtelijk beleid op de leefomgeving, hebben we bij de PRS een planMER, een Milieu Effect Rapportage, opgesteld. Hierin beoordelen we de (duurzaamheids)effecten van het nieuwe beleid en vergelijken dit met de effecten bij voortzetting van het bestaande beleid.



In deze PRSph is een aanvulling van de planMER voor de bijlage “Effecten provinciale ruimtelijke structuurvisie 2013-2028 op natuur” opgenomen. De reden hiervoor is, dat er in de PRSph een nieuwe windlocatie is opgenomen, die net als de ruimtelijke ontwikkelingen in de PRS, getoetst is op de effecten op natuur. Aangezien deze nieuwe windlocatie ook nabij een stiltegebied ligt, is een toets hierop ook in de bijlage opgenomen.



1.5 Kaarten

Van de PRS maken een visiekaart en een beleidskaart deel uit. De visiekaart wordt met deze partiële herziening niet gewijzigd. De beleidskaart bestaat uit kaartlagen en objecten. Aan elk object is in de PRS beleid gekoppeld. Ook de PRV is objectgericht opgebouwd. Een deel van de objecten van de PRS en PRV wordt met deze partiële herziening gewijzigd. De overige, ongewijzigde objecten zijn in de partiële herziening niet verbeeld.



In de digitale weergave zijn de kaartlagen opgenomen in één kaart en kunnen deze worden aan- of uitgezet. In de analoge (papieren) versie is elke kaartlaag een afzonderlijke kaart. Ze moeten echter wel in samenhang worden beschouwd, zoals digitaal gebeurt. Alle gegevens die op de kaarten van de PRS/PRV staan (objecten), zijn gedetailleerd ingetekend op ondergronden van de Topografische Dienst/Kadaster. Omdat de ondergrond van de analoge (papieren) versie minder nauwkeurig is, lijkt het soms dat objecten niet op de juiste locatie worden weergegeven. Hier wijkt de ondergrond af van de feitelijke situatie, het object is altijd correct gesitueerd.



1.6 De aanleidingen voor de wijzigingen

De informatie die in deze paragraaf is opgenomen, is in de papieren versie samengenomen met de voorgestelde tekstuele wijzigingen. In de versie van de viewer, die u nu voor u heeft, is deze informatie samengenomen in hoofdstuk 1 van de PRS, omdat de structuur van de PRS en PRV is aangehouden. Hiermee zijn PRS en PRV beter combineerbaar met de partiële herzieningen ervan.



1.6.1 Duurzame energie en windenergie

Dit onderdeel van de herziening betreft het onderwerp ruimte bieden voor duurzame energie in de vorm van experimenteerruimte en het onderwerp windenergie, zowel de ambitie als een nieuwe windenergielocatie bij Vianen. Er worden teksten gewijzigd in de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2028 (PRS) en teksten toegevoegd aan de Provinciale Ruimtelijke Verordening 2013 (PRV). Ook worden de kaarten over energie in zowel de PRS, als ook in de PRV aangepast.



Onderbouwing experimenteerruimte voor duurzame energie

In de PRS is aangegeven dat de provincie Utrecht in de structuurvisieperiode de ontwikkeling van innovaties op het gebied van duurzame energie ondersteunt, inclusief het bieden van eventuele benodigde experimenteerruimte, bijvoorbeeld in de vorm van proeftuinen. Een eerste verkenning hiervoor heeft plaatsgevonden, en daaruit is gebleken dat het behulpzaam kan zijn om de experimenteerruimte niet alleen in de PRS aan te kondigen, maar ook in de PRV te borgen. Om die reden wordt er een artikel hiervoor aan de PRV toegevoegd. In dit nieuwe artikel wordt daarbij ook ruimte geboden voor de invulling van zogenaamde pauzelandschappen met duurzame energie. Het betreft gebieden waar al wel (op structuurvisieniveau) een bepaalde ontwikkeling is beoogd, maar waarbij de realisatie nog op zich laat wachten. Tijdelijk kan er invulling gegeven worden aan innovatieve vormen van duurzame energie op dit soort locaties. De realisatie van innovatieve ontwikkelingen op het gebied van duurzame energie wordt ook opgenomen in artikel 4.2 van de PRV.



Onderbouwing Windenergie

In de PRS is aangekondigd, dat wij op korte termijn starten met een partiële herzieningsprocedure van de PRS en PRV ten behoeve van een zoeklocatie windenergie in de zuidoostoksel van knooppunt Everdingen, in de Autenasepolder langs de A2. Dit object is in de PRS ter informatie als toelichtend object op de kaart opgenomen.



Middels deze partiële herziening van de PRS werken wij deze aankondiging uit. De afweging op basis van milieu (geluid, slagschaduw, veiligheid), kernkwaliteiten van de Utrechtse Landschappen en mogelijke beperkingen vanuit andere beleidsterreinen, zoals Rijksbeleid voor vrijwaringszones voor radar en langs hoofdinfrastructuur en Natura 2000, levert als conclusie op dat er geen zwaarwegende ruimtelijke bezwaren bestaan tegen windturbines op de genoemde locatie nabij Vianen.

Dit komt met name, doordat de locatie dicht bij de A2/A27 en knooppunt Everdingen ligt, maar niet in vrijwaringszones en de locatie niet in een natuurgebied is gelegen. Daarbij komt dat er meerdere windturbines op deze locatie worden geplaatst, zodat ook aan onze vraag naar geen solitaire plaatsingen voldaan wordt.

De locatie is wel gelegen in het landschap Groene Hart. In de Voorloper Groene Hart is vastgelegd dat er geen nieuwe initiatieven voor windenergielocaties worden opgenomen. Deze locatie kan echter worden gezien als een alternatief voor de nu niet op te nemen locaties in het Groene Hart bij Woerden, Abcoude en Breukelen, die wel in de PRS 2005-2015 waren opgenomen. Om die reden zien wij de locatie ook vanuit landschap als aanvaardbaar.



In de onderhandelingen tussen het Interprovinciaal Overleg en het Rijk zijn inmiddels nieuwe afspraken gemaakt over de verdeling van de ambitie, waarbij voor de provincie Utrecht de opgave is vastgesteld op 65,5 MW.



Wat verandert er?

In de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2028:

  • Tekst: Paragraaf 4.2.2.1 wordt aangepast. Deze paragraaf gaat over de opgave en de windenergielocaties. In deze paragraaf wordt de aangepaste opgave van 65,5 MW opgenomen. In deze paragraaf worden ook alle locaties benoemd die op de kaart zijn aangegeven en in deze paragraaf wordt de partiële herziening ten behoeve van de windenergielocatie bij Vianen aangekondigd. De windlocatie nabij Vianen wordt aan de opsomming van locaties toegevoegd en de aankondiging van de partiële herziening wordt dien ten gevolge geschrapt.
  • Tekst: Paragraaf4.2.2.2 wordt aangepast. Deze paragraaf is een toelichtende paragraaf en bevat de potentiële windenergielocaties. In deze paragraaf wordt de tekst over de toekomstige windenergielocatie bij Vianen geschrapt, aangezien deze locatie definitief in de PRS 2013-2028 wordt opgenomen.
  • Kaart: de kaart ‘Klimaat, gezondheid en veiligheid’ wordt aangepast. De windenergielocatie nabij Vianen wordt geschrapt in het object ‘potentiële windenergielocatie (toelichtend)’ en wordt toegevoegd aan het object ‘windenergielocatie’.

In de Provinciale Ruimtelijke Verordening 2013:

  • Tekst: het ‘artikel 2.9a Experimenteerruimte duurzame energie’ wordt toegevoegd.
  • Tekst: artikel 4.2 Verstedelijking landelijk gebied wordt aangepast.
  • Kaart: de kaart ‘Duurzame energie’ wordt aangepast. De windenergielocatie nabij Vianen wordt toegevoegd aan het object ‘windenergielocatie’ en het object ‘experimenteerruimte duurzame energie’ wordt toegevoegd.

Plan-MER Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2028:

  • Tekst: De bijlage “effecten provinciale ruimtelijke structuurvisie 2013-2028 op natuur” wordt aangevuld met een beoordeling van de windenergielocatie Vianen.

1.6.2 Cultuurhistorie

Dit onderdeel van de herziening betreft het onderwerp Cultureel erfgoed, de begrenzing van het militair erfgoed de Stelling van Amsterdam en van de buitenplaatszones in de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2028 (PRS) en de Provinciale Ruimtelijke Verordening 2013 (PRV) en de tekst van archeologie in de PRV.



Onderbouwing

Voor de begrenzing van het militair erfgoed, Stelling van Amsterdam, worden de eerder vastgestelde grenzen topografisch verfijnd. We gaan dezelfde systematiek aanhouden als de provincie Noord Holland heeft en gaan de officiële begrenzing van het werelderfgoed volgen, zoals deze door het Rijk is gepreciseerd en bij wijze van update wordt ingediend bij Unesco. Noord-Holland en Utrecht veranderen hun begrenzing gelijktijdig.



Voor de buitenplaatszones gaat het om correcties (uitbreidingen) van de begrenzing van enige buitenplaatsen. Bij het opstellen van de zogenaamde ‘buitenplaatsbiotopen’ is aan het licht gekomen dat bij enige buitenplaatsen de begrenzing niet correct is weergegeven in vergelijking met de werkelijke situatie en dit wordt nu hersteld.



De Nieuwe Hollandse Waterlinie, de Limes en de Stelling van Amsterdam zijn in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) door het Rijk aangemerkt als erfgoed van uitzonderlijke universele waarde, in medebewind te beschermen door de provincies. Het Nederlandse deel van de Limes en de Nieuwe Hollandse Waterlinie staan op de Voorlopige Lijst om benoemd te worden tot Unesco Werelderfgoed, de Stelling van Amsterdam heeft deze status al. Een goede bescherming is essentieel voor het verkrijgen (en behouden) van de Unesco status.

Voor de Limes hebben het Rijk en de provincies Gelderland, Utrecht en Zuid-Holland, verenigd in de Nederlandse Limessamenwerking, hebben mede daarom in gezamenlijkheid gewerkt aan een planologisch-juridisch ruimtelijk kader dat als basis kan dienen voor een samenhangend beschermingsregime. Het streven was daarbij zoveel mogelijk aan te sluiten bij bestaande planregels en beschermingsinstrumenten en deze op één lijn te brengen.

Parallel aan het proces van vaststelling van de PRV heeft bestuurlijk overleg plaatsgevonden over het verankeren van de Romeinse Limes in de provinciale ruimtelijke verordeningen van de provincies Gelderland, Utrecht en Zuid-Holland. De resultaten van dit overleg leiden tot enkele aanpassingen in de PRV ten aanzien van de regels voor de te beschermen zones.



Wat verandert er?

In de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2028:

  • Kaart: de kaart ‘Cultuurhistorie’ wordt aangepast. De begrenzing van het object ‘CHS – historische buitenplaatszone’ en van het object ‘CHS – militair erfgoed’ wordt gecorrigeerd / verfijnd.

In de Provinciale Ruimtelijke Verordening 2013:

  • Tekst: Aan de toelichting op artikel 2.10 Cultuurhistorische hoofdstructuur, lid 2, sub d wordt aanvullende tekst toegevoegd.
  • Kaart: de kaart ‘Cultuurhistorie’ wordt aangepast. De begrenzing van het object ‘CHS – historische buitenplaatszone’ en van het object ‘CHS – militair erfgoed’ wordt gecorrigeerd / verfijnd.

1.6.3 Wijziging rode contour Achterberg en Utrecht

Dit onderdeel van de herziening betreft het onderwerp rode contour. In het object rode contour (toelichtend) en stedelijk gebied / binnenstedelijke woningbouw op de kaarten van zowel de Provinciale Ruimtelijke Verordening 2013 (PRV), als de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2028 (PRS) wordt een wijziging doorgevoerd ter hoogte van Achterberg in de gemeente Rhenen en wordt een wijziging doorgevoerd bij de gemeente Utrecht ten behoeve van het ‘Prinses Máxima Centrum voor Kinderoncologie’. Voor dit laatste worden ook teksten gewijzigd in de PRS.



Onderbouwing rode contour Achterberg

Op 19 juni 2013 heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (201204983/1/R2) geoordeeld dat GS niet op rechtsgeldige wijze kunnen voldoen aan de voorwaarde voor het verlenen van de ontheffing op grond van artikel 4.1, vijfde lid, onder c, van de PRV 2009. Het betreft hier het zogenaamde “touwtje”: nieuwe verstedelijking buiten de rode contour wordt gecompenseerd door het schrappen van een voor een bebouwing geschikte locatie elders binnen en aan de rand van het stedelijk gebied. De Afdeling oordeelt dat uit de PRV 2009 niet volgt dat GS bevoegd zijn tot het aanpassen van de kaarten. Bij gebreke van een dergelijke bevoegdheids¬toedeling moet er naar het oordeel van de Afdeling van worden uitgegaan dat uitsluitend PS daartoe bevoegd zijn.



Deze uitspraak heeft consequenties voor het nog vast te stellen bestemmingsplan van de gemeente Rhenen. De gemeente Rhenen heeft een ontheffing aangevraagd voor een contouraanpassing van de kern Achterberg. De ontheffing is op 6 maart 2012 door GS verleend. In deze partiële herziening wordt als nog voorzien in een contouraanpassing. De aanpassing betreft het wijzigen van de rode contour aan De Dijk tussen nummer 13 en 23. Door de overschrijding van de rode contour op een tweetal plekken ontstaan twee erven (om de bouw van woningen mogelijk te maken) en wordt een gewenste zichtlijn naar het achterland gewaarborgd. De compensatie vindt plaats in het tussengelegen deel, waar de rode contour teruggelegd zal worden.



Tegen het op d.d. 6 maart 2012 genomen besluit om ontheffing is bezwaar gemaakt. Aangezien dit beroep in het kader van het bestemmingsplan aan bod dient te komen en deze zitting nog niet heeft plaatsgevonden, haalt de partiële herziening, waarin de verlegging van de rode contour is opgenomen, deze procedure in. Daarom nemen we de ingediende bezwaren tegen het genomen besluit om ontheffing mee als zijnde een inspraakreactie tegen de partiële herziening van de PRS/PRV. De bezwaarmakers worden hierover geïnformeerd.



Onderbouwing rode contour Utrecht

In december 2011 hebben het Nationaal Kinderoncologisch Centrum (NKOC), thans Prinses Máxima Centrum voor Kinderoncologie (PMC) en het Utrechts Medisch centrum (UMC) een intentieverklaring voor een verregaande samenwerking getekend. Doel is het realiseren van een centrum voor zorg en research in de kinderoncologie. Vanwege de nauwe samenwerking met het UMC op zowel medisch als facilitair gebied dient de nieuwbouw van het centrum in de onmiddellijke nabijheid van zowel het universitair kinderziekenhuis (Wilhelmina kinderziekenhuis) als het volwassen kankercentrum (UMC Utrecht Cancer Center) op de Uithof in Utrecht te worden gerealiseerd. De beoogde locatie is gelegen direct ten oosten van het Wilhelmina kinderziekenhuis (WKZ). Met de concentratie van de zorg op het gebied van kindergeneeskunde en research zal het PMC het grootste centrum voor kinderoncologie in Nederland worden en tevens een Europees Centre of Excellence. De vestiging van het PMC op de beoogde locatie draagt bij aan de ambitie en ontwikkeling van het Utrechts Science Park in de Uithof. In de onmiddellijk nabijheid van het UMC/WKZ is geen andere ruimte voor een dergelijke functie beschikbaar.



In de PRS is aangegeven dat wij willen meewerken aan de vestiging van het Nationaal Kinder Oncologisch Centrum op de Uithof in de directe nabijheid van het WKZ. Ook is aangegeven dat zodra er concrete plannen zijn die een aanpassing van de rode contour noodzakelijk maken, wij zullen starten met een partiële herziening. Op de bij de structuurvisie behorende kaart ‘Regionale uitwerking’ is een indicatieve aanduiding voor de gewenste locatie voor het PMC aangegeven. Deze vervangen wij via de partiële herziening.



Naast de locatie van het PMC wordt de Uithoflijn gerealiseerd. Hiervoor is een boogverruiming nodig die net buiten de rode contour valt. Dit levert een beperkte aanpassing van de rode contour op.



Wat verandert er?

In de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2028:

  • Tekst: Paragraaf 5.5.3.6 wordt aangepast. Deze paragraaf bevat het stedelijk programma van de gemeente Utrecht. In deze paragraaf worden de mogelijke ontwikkelingen in de gemeente Utrecht beschreven. Hierin wordt ook de partiële herziening voor het PMC aangekondigd. Deze aankondiging wordt er uit gehaald.
  • Kaart: de kaart ‘wonen en werken’ wordt aangepast. De contour van Achterberg en de contour van Utrecht worden gewijzigd in de objecten ‘rode contour (toelichtend)’, ‘binnenstedelijke woningbouw’, ‘bedrijventerrein stedelijk gebied’, ‘kantoren in stedelijk gebied’ en ‘detailhandel’ op de kaart ‘wonen en werken’. De kaart ‘Regionale uitwerking’ wordt aangepast. De ster met als legenda-eenheid ‘Nationaal Kinder Oncologisch Centrum wordt geschrapt. Conform de genoemde wijziging van de contouren, wordt ook het object op de kaart ‘klimaat, gezondheid en veiligheid’, genaamd ‘windturbines stedelijk gebied’ gewijzigd.

    Daarnaast worden de kaarten ‘klimaat, gezondheid en veiligheid’, ‘landelijk gebied’, ‘recreatie’, ‘landbouw’ en ‘reconstructie’ gewijzigd. Het landelijk gebied vormt de contramal van het stedelijk gebied. Daarom wordt de begrenzing van het landelijk gebied en van enkele objecten in het landelijk gebied ter hoogte van Achterberg en Utrecht gewijzigd op de genoemde kaarten. Het gaat om de volgende objecten: ‘windturbines landelijk gebied (kaart ‘klimaat, gezondheid en veiligheid’), ‘landelijk gebied (kaart ‘landelijk gebied’), ‘landbouwgebied’ en ‘landbouwkerngebied’ (kaart ‘landbouw’) ‘verwevingsgebied’ (kaart ‘reconstructie’) en ‘bovenlokaal recreatieterrein’ en ‘recreatiezone’ (kaart ‘recreatie’).

In de Provinciale Ruimtelijke Verordening 2013:

  • Kaart: de kaart ‘Wonen en werken’ wordt aangepast. De contour van Achterberg en de contour van Utrecht worden gewijzigd in de objecten ‘stedelijk gebied’, ‘bedrijventerrein stedelijk gebied’ en ‘kantoren stedelijk gebied.’ Conform de genoemde wijziging van de contouren, wordt ook het object op de kaart ‘Duurzame energie’, genaamd ‘windturbines stedelijk gebied’ gewijzigd.

    Daarnaast worden de kaarten ‘duurzame energie’, ‘verkeer en vervoer’, ‘landelijk gebied’, ‘recreatie’ en ‘landbouw’ worden gewijzigd. Het landelijk gebied vormt de contramal van het stedelijk gebied. Daarom wordt de begrenzing van het landelijk gebied ter hoogte Achterberg gewijzigd op de genoemde kaarten. Het gaat om de volgende objecten: ‘windturbines landelijk gebied’(kaart ‘duurzame energie’), ‘luchtvaartterrein’ en ‘buffer luchtvaartterrein’ (kaart ‘verkeer en vervoer’), ‘woningen landelijk gebied’, bebouwingsenclaves en –linten’, ‘verstedelijking landelijk gebied’, ‘woonschepen’, ‘bestaande niet-agrarische bedrijven’ en ‘algehele agrarische bedrijfsbeëindiging of bedrijfsverplaatsing’ (kaart ‘landelijk gebied’), ‘bovenlokaal recreatieterrein’, ‘recreatiewoningen’ en ‘recreatiezone’ (kaart ‘recreatie’) en ‘agrarische bedrijven’ en ‘verwevingsgebied’ (kaart ‘landbouw’).

1.6.4 Ecologische hoofdstructuur en groene contour

Dit onderdeel van de herziening betreft het onderwerp Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Er worden teksten toegevoegd aan de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2028 (PRS) en gewijzigd in de Provinciale Ruimtelijke Verordening 2013 (PRV). Daarnaast wordt aan het artikel EHS een lid toegevoegd naar aanleiding van recente jurisprudentie van de Raad van State. De kaarten over de EHS in de PRV en de PRS worden aangepast, zowel naar aanleiding van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening, als naar aanleiding van de motie over de Houtkades Lopikerwaard.



Onderbouwing Barro

Op 1 oktober 2012 is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) in werking getreden. Dit Besluit bevat rijksregels ten aanzien van de ruimtelijke inrichting van Nederland. Het gaat om de aangekondigde onderwerpen Ecologische hoofdstructuur, elektriciteitsvoorziening, toekomstige uitbreiding hoofd(spoor)wegennet, veiligheid rond Rijksvaarwegen, verstedelijking in het IJsselmeer, bescherming van primaire waterkeringen buiten het kustfundament en toekomstige rivierverruiming van de Maastakken. De ladder voor duurzame verstedelijking is op 1 oktober 2012 aan het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) toegevoegd.



Het Barro voorziet in de juridische borging van nationale ruimtelijke belangen. Een deel van de regels in het Barro is direct kaderstellend voor gemeentelijke bestemmingsplannen. Een ander deel verplicht de provincies om in hun verordeningen dergelijke kaderstellende regels uit te werken. Dat laatste is onder andere het geval bij de regels voor de EHS.



De PRV voldoet voor het grootste deel aan het Barro zoals dat op 1 oktober 2012 in werking is getreden. Met de PRV hebben we op het Ontwerp Barro geanticipeerd en dat heeft voor de meeste onderwerpen goed uitgepakt. Alleen voor de EHS wijkt het in werking getreden Barro dusdanig af van het Ontwerp Barro, dat er enkele wijzigingen in de PRV en op de kaarten bij PRS en PRV nodig zijn. Het gaat om de volgende elementen:

  • De definitie van “wezenlijke kenmerken en waarden” aanpassen, zodanig dat, conform het Barro, potentiële natuurwaarden alleen worden beschermd, indien het gronden betreft die daadwerkelijk als natuur zijn bestemd. Op gronden binnen de EHS die een andere bestemming hebben, worden alleen de actuele natuurwaarden beschermd. De PRV 2013 kent al een vergelijkbare inperking, maar alleen voor gronden met een agrarische of recreatieve bestemming.
  • De begrenzing van militaire terreinen Leusder Hei en Vlasakkers, welke nu gelegen zijn in de EHS, maar conform het Barro buiten de EHS gehouden moeten worden. Volgens het rijk verdraagt het gebruik als oefenterrein zich niet met de status van (strikt beschermde) EHS, al is het beheer wel mede op het behoud van natuurwaarden gericht.
  • Aanvulling voor nee, tenzij-beginsel met het opnemen van een expliciet verbod op oppervlaktevermindering en beperking van samenhang.

Onderbouwing EHS-saldobenadering

Naar aanleiding van een uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State op 19 juni 2013 (201204983/1/R2, zie ook paragraaf 4.1) is het noodzakelijk om aan artikel 4.11 Ecologische hoofdstructuur een nieuw lid toe te voegen. Door toepassing van de EHS-saldobenadering kan de feitelijke begrenzing worden gewijzigd (verkleining of aantasting van de EHS op de ene plaats, uitbreiding en verbetering op een andere plaats). Geregeld moet worden dat GS de kaarten/objecten kunnen wijzigen zoals dit ook al is geregeld met betrekking tot de groene contour (toevoeging aan de EHS als binnen de groene contour natuur is gerealiseerd).



Onderbouwing Houtkades Lopikerwaard

Tijdens de behandeling van de PRS en PRV in PS in de vergadering van 4 februari 2013 zijn enkele moties aangenomen, waaronder de Motie Houtkades Lopikerwaard.



Bij de motie Houtkades Lopikerwaard is de volgende toelichting gegeven:

“De Houtkades Lopikerwaard zijn reeds bestaande natuur, die in de PRS 2005-2015 onderdeel zijn van de EHS. Omdat het om bestaande natuur gaat, zijn ze geen onderdeel van de afspraken in het kader van het Akkoord van Utrecht (die betreffen nieuwe natuur). Wel heeft de provincie daarnaast gekeken naar de EHS op het punt van samenhang en voorkomen van versnippering. Vanuit die optiek is het voorstelbaar dat GS ertoe zijn gekomen de houtkades te schrappen, mede gezien de cultuurhistorische bescherming.

Echter, natuurorganisaties hebben aangegeven dat de ecologische waarde ligt in de functie als ‘stepping stone’ en verbindingszone en als vestigings- en vluchtplaats voor diverse flora en fauna. Volgens de reactienota onderschrijven GS die ecologische waarde ook. Het behouden in de EHS maakt de bescherming voor mogelijke initiatiefnemers duidelijker en biedt meer waarborgen voor de bescherming van de ecologische waarde.”



In de motie wordt GS opgedragen de Houtkades Lopikerwaard concreet te begrenzen, zoals ook bij andere bestaande natuur in ecologische verbindingszones is gedaan en de concreet begrensde Houtkades Lopikerwaard bij de eerste partiële herziening van de PRS en PRV toe te voegen aan het object ecologische hoofdstructuur in de PRS en de PRV.



Wat verandert er?

In de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2028:

  • Tekst: In paragraaf 6.5.1 worden enkele tekstuele wijzigingen doorgevoerd en er wordt een nieuwe paragraaf toegevoegd, paragraaf 6.5.1.5 Militair oefenterrein met natuurwaarden (toelichtend).
  • Kaart: de kaart ‘Natuur’ wordt aangepast. De militaire terreinen worden conform het Barro uit het object ‘Ecologische hoofdstructuur’ gehaald en als nieuw object ‘Militair terrein met natuurwaarden’ toegevoegd aan de kaart. Daarnaast worden de Houtkades Lopikerwaard toegevoegd aan het object ‘Ecologische Hoofdstructuur (EHS)’. Conform de toevoeging aan de EHS in de Lopikerwaard, vervalt het object ‘groene contour’ ter plaatse (kaart ‘natuur’) en vervallen de objecten ‘landbouwgebied’ en ‘landbouwkerngebied’ ter plaatse (kaart ‘landbouw’).

In de Provinciale Ruimtelijke Verordening 2013:

  • Tekst: Artikel 1.1 Algemene bepalingen en artikel 4.11 Ecologische hoofdstructuur wordt aangepast.
  • Tekst: de toelichting op artikel 4.11 en artikel 4.12 wordt aangepast.
  • Kaart: de kaart ‘Natuur’ wordt aangepast. De militaire terreinen worden conform het Barro uit het object ‘Ecologische hoofdstructuur’ gehaald. Daarnaast worden de Houtkades Lopikerwaard toegevoegd aan het object ‘Ecologische Hoofdstructuur’. Conform de toevoeging aan de EHS in de Lopikerwaard, vervalt het object ‘groene contour’ ter plaatse (kaart ‘natuur’) en wijzigen de objecten ‘Luchtvaartterrein’ en ‘buffer luchtvaartterrein’ (kaart ‘verkeer en vervoer’).



In zowel de tekst van de PRS, als van de PRV is een schema opgenomen. Deze schema’s worden niet gewijzigd en zijn om die reden in de onderstaande tekst weggelaten.



1.6.5 PRS en PRV correcties

Dit onderdeel van de herziening betreft het onderwerp technische correcties in de Provinciale Ruimtelijke Verordening 2013 (PRV). Er worden teksten gewijzigd in de PRV.



Onderbouwing

In de algemene bepalingen wordt in de definitie van grondgebonden landbouw een paar woorden geschrapt waardoor de zin beter loopt.



Nu gewerkt wordt met de Provinciale Ruimtelijke Verordening 2013, blijkt dat deze voor het standstill-beginsel voor extensiveringsgebieden in het reconstructiegebied niet helemaal consistent is. Dit beginsel is wel opgenomen in de toelichting, maar niet in de regel. Dit corrigeren we.



De Stiltegebieden zijn zowel opgenomen in de PRS en PRV, als in de Provinciale Milieuverordening (PMV). De stiltegebieden in al deze documenten moeten dezelfde begrenzing hebben.

De begrenzing van het stiltegebied Beverweerd/Rijsenburg wijkt in de PRS en PRV af van de begrenzing in de PMV. Bij 3 van de 4 deelgebieden van het stiltegebied is alleen de stille kern aangeduid op de kaart van PRS/PRV, niet de bufferzone daar omheen, die wel is opgenomen in de PMV. Deze bufferzone wordt toegevoegd aan de kaarten van de PRS en de PRV.

Voor het stiltegebied Eemland geldt, dat zowel in de PMV als in PRS en PRV er twee ‘gaten’ in de stille kern van het stiltegebied zitten, die volgens de huidige kaart niet tot het stiltegebied behoren. Deze stukjes zijn weliswaar geen onderdeel van de stille kern, maar wèl van het stiltegebied. Zowel de PRS en PRV, als de PMV zullen op dit punt aangepast worden.



Wat verandert er?

In de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2028:

  • Kaart: de kaart ‘Recreatie’, de begrenzing van de stiltegebieden Beverweerd/Rijsenburg en Eemland wordt aangepast.

In de Provinciale Ruimtelijke Verordening 2013:

  • Tekst: Artikel 1.1 Algemene bepalingen, de woorden “de op basis van” worden geschrapt uit de definitie van grondgebonden landbouw.
  • Tekst: Artikel 4.7 wordt aangepast ten behoeve van het behoud van concentratiegebied glastuinbouw voor de glastuinbouw.
  • Tekst: Artikel 4.13 Agrarische bedrijven, “stand still”-beginsel in het extensiveringsgebied wat in de toelichting is opgenomen, ook opnemen in het artikel zelf. De toelichting op de tekst wordt ook aangepast.
  • Kaart: de kaart ‘Recreatie’, de begrenzing van de stiltegebieden Beverweerd/Rijsenburg en Eemland wordt aangepast. Conform de aanpassing aan de stiltegebieden wijzigt het object ‘Luchtvaartterrein’ en buffer luchtvaartterrein (kaart ‘verkeer en vervoer’).

Artikel 1.1 Algemene bepalingen     

Tweede lid:



Wezenlijke waarden en kenmerken: Wezenlijke waarden en kenmerken die bescherming genieten binnen de Ecologische Hoofdstructuur hebben zowel betrekking op actuele als op potentiële waarden. De laatste worden vooral bepaald door waterhuishouding en bodemopbouw. Deze potenties worden niet tot de wezenlijke waarden gerekend op plekken binnen de EHS waar andere functies aanwezig zijn dan natuur. Bij die andere functies kan gedacht worden aan recreatieterreinen, landbouwterreinen (veelal terreinen waar de natuur nog moet worden gerealiseerd), woningen en wegen. Deze beperking (mede gebaseerd op rijksregelgeving) is opgenomen om bestaand gebruik niet onnodig te beperken. Bij gebruiksvormen met een medebestemming natuur, zoals bos met natuurwaarden, dienen de potentiële waarden wel te worden beschermd, omdat hier de beoogde natuurkwaliteit wel moet kunnen worden bereikt.

Hoofdstuk 2 Pijler Duurzame Leefomgeving     

Artikel 2.9a Experimenteerruimte duurzame energie     

Gehele artikel: Dit artikel biedt ruimte voor innovatieve vormen van duurzaam opwekken van energie en de mogelijkheden om energie- of warmtevragende en energie- of warmteleverende functies bij elkaar te brengen. Dit artikel biedt ook ruimte voor zogenaamde pauzelandschappen: landschappen waar al wel (op structuurvisieniveau) een bepaalde ontwikkeling is beoogd, maar waarbij de realisatie nog op zich laat wachten. Tijdelijk kan er invulling gegeven worden aan innovatieve vormen van duurzame energie in dit soort landschappen. Bij de toepassing van dit artikel moeten ook de andere regels die gelden in het landelijk gebied in acht genomen worden. Zo mag bijvoorbeeld de geluidsbelasting niet negatief worden beïnvloed in een stiltegebied.

Tweede lid: Voor de realisatie van nieuwe initiatieven gaat de voorkeur uit naar bestaande agrarische bouwblokken. In sommige gevallen kunnen economische maar ook milieutechnische redenen een andere locatiekeuze rechtvaardigen. Van belang is dat in dergelijke gevallen een zorgvuldige afweging wordt gemaakt waarin rekening is gehouden met aspecten als verkeersaantrekkende beweging, stankoverlast en landschappelijke inpassing.

Derde lid: Een beeldkwaliteitsparagraaf bevat in ieder geval een analyse van de bestaande kwaliteiten, een onderbouwing op welke wijze de beoogde ontwikkeling bijdraagt aan die kwaliteiten en op welke wijze dit in de regels van het ruimtelijk plan is verankerd.

Uit de verschillende artikelen van deze verordening volgt dat, voor zover van toepassing:

  • de locatie op adequate wijze ontsloten moet zijn. Dit vloeit voort uit ofwel “een goede ruimtelijke ordening” ofwel uit het artikel Mobiliteitstoets;
  • bij de begrenzing en de situering van de locatie ook rekening wordt gehouden met de waterbergings-gebieden, bodem-, ecologische, landschappelijke of cultuurhistorische kwaliteiten;
  • grote delen van de provincie liggen in overstroombare gebieden van Nederrijn, Lek en het Eemmeer. Door een goed doordachte locatiekeuze en inrichting kunnen de gevolgen van een overstroming aanzienlijk beperkt worden. Bij het bouwen in een overstroombaar gebied wordt aangegeven op welke wijze rekening is gehouden met overstromingsgevaar en welke maatregelen zijn genomen. Dit vloeit voort uit “een goede ruimtelijke ordening”. Met name vitale objecten vragen aandacht. Nadere definiëring van de objecten is te vinden in de Handreiking Overstromingsrobuust inrichten. De Handreiking helpt ook om via het ruimtelijk spoor wonen en werken in gebieden met overstromingsrisico’s veiliger te maken.

Artikel 2.10 Cultuurhistorische hoofdstructuur     

Gehele artikel: Dit artikel richt zich op het behouden en versterken van de samenhangende cultuurhistorisch waardevolle structuren en elementen van bovenlokaal belang. De Nieuwe Hollandse Waterlinie, de Limes en de Stelling van Amsterdam worden zijn door het Rijk aangemerkt als erfgoed van uitzonderlijke universele waarde, in medebewind te beschermen door de provincies. Als de nieuwe AMvB Ruimte/ Besluit algemene regels ruimtelijke ordening daartoe aanleiding geeft, worden de betreffende regels uitgewerkt en deze verordening herzien.

Tweede lid:

a.Historische buitenplaatszone: behoud door ontwikkeling is het uitgangspunt. Er is ruimte voor ontwik-kelingen gericht op het creëren van economische kostendragers indien deze bijdragen aan het herstel en versterking van de cultuurhistorische waarde van de buitenplaatszone. Hierbij kan gedacht worden aan kleinschalige stedelijke (of stedelijk gelieerde) functies c.q. bebouwing.

De cultuurhistorische waarde van de historische buitenplaatszone ligt met name in:

  • de samenhang van parkstructuren, hoofdhuizen en bijgebouwen;
  • de zichtrelaties tussen buitenplaatsen en de directe omgeving;
  • de kenmerken van de buitenplaatszone in relatie tot het onderliggende landschap;



b.Militair erfgoed: behoud door ontwikkeling is het uitgangspunt. Bij ruimtelijke ontwikkelingen in de nabij-heid van de linies is het behouden en versterken van de openheid van de voormalige inundatiegebieden en van de samenhang tussen de elementen van de linie van groot belang. De linies zijn bepalend voor de ontwikkelingsrichting en vorm van verstedelijking en grootschalige infrastructuur.

De cultuurhistorische waarde van de linies ligt met name in:

  • de hoofdweerstandslijn inclusief de daarbij behorende elementen en, indien aanwezig, voor-posten en stoplijn;
  • de inundatiegebieden en bijbehorende elementen;
  • de accessen en verdedigingswerken.



Voor de Oude Hollandse Waterlinie geldt een andere benadering. Daar ligt de cultuurhistorische waarde in enige aangewezen, nog in het landschap zichtbare, forten en linies. De bijbehorende vestingsteden en inundatiezones maken geen deel uit van het militaire erfgoed in de Cultuurhistorische hoofdstructuur.

Voor de voormalige vliegbasis en omgeving ligt de cultuurhistorische waarde in de historische structuren en objecten van land- en luchtmacht.



c.Agrarisch cultuurlandschap: behoud door ontwikkeling is het uitgangspunt.

De cultuurhistorische waarde ligt met name in:

  • de aanwezige ontginningsstructuur en –richting;
  • de structuur en maatvoering van de boerderijlinten;
  • het waterbeheersingssysteem.



d.Archeologie: Bij het behouden van archeologische waarden gaat het om regels die aantasting van archeologisch erfgoed voorkomen of tot het uiterste beperken. Behoud in situ (in de bodem) is het uitgangspunt. Het geven van een dubbelbestemming verdient aanbeveling als de archeologische waarden zich over meerdere andere bestemmingen uitstrekken. Daarbij dient de rangorde tussen de bestemmingen te worden aangegeven. Ter bescherming van de waarden dienen zo nodig aanlegvoorschriften te worden opgenomen.

In gebieden binnen de Limeszone met hoge of zeer hoge bekende archeologische waarden zijn ingrepen, werken of werkzaamheden waarbij de grond dieper wordt geroerd dan 30 centimeter niet toegestaan, tenzij is aangetoond dat de archeologische waarden niet worden geschaad. Bij de bescherming van de hoge of zeer hoge archeologische verwachtingswaarden binnen de Limeszone is archeologisch onderzoek nodig wanneer werken of werkzaamheden uitgevoerd gaan worden in een oppervlakte van meer dan 100m2 waarbij de grond dieper wordt geroerd dan 30 centimeter. Hiervan kan op basis van een archeologische onderbouwing gemotiveerd afgeweken worden. In het najaar van 2013 wordt naar verwachting een project met een aantal gemeenten opgestart om tot een nauwkeurigere vrijstellingsdiepte voor het Kromme Rijngebied te komen.

Bij het versterken van de archeologische waarden gaat het om archeologie als inspiratiebron voor ruimtelijke ontwikkelingen, met name:

  • de samenhang tussen verschillende archeologische structuren en elementen;
  • de relatie tussen archeologische structuren en elementen en het landschap;
  • de lineaire structuur van de Limes.



Derde lid:

In de toelichting wordt aangegeven op welke wijze de bijlage Cultuurhistorie en de Cultuur¬historische Atlas in het plan zijn verwerkt. De bijlage Cultuurhistorie bevat een overzicht van de verschillende gebieden binnen de vier cultuurhistorische thema’s en beschrijft per gebied de te behouden en te versterken cultuurhistorische waarden. Het gaat hier om de kenmerkende cultuurhistorische samenhang binnen de verschillende gebieden. Voor een uitgebreidere beschrijving van alle cultuurhistorische waarden wordt verwezen naar de Cultuur-historische Atlas van de provincie Utrecht (beschikbaar als digitale kaart).

Hoofdstuk 4 Pijler Ontwikkeling landelijk gebied     

Artikel 4.7 Algehele agrarische bedrijfsbeëindiging of bedrijfsverplaatsing     

Gehele artikel: Dit artikel heeft betrekking op agrarische bouwpercelen en agrarische gronden. Bij algehele beëindiging of bedrijfsverplaatsing kan het agrarisch bouwperceel een andere functie krijgen. Wanneer het bouwperceel optimaal gesitueerd en uitgerust is voor de grondgebonden landbouw, dan blijft dat perceel in principe behouden voor de agrarische sector. Dit geldt ook voor de bouwpercelen voor glastuinbouw voor zover deze zijn gelegen in ‘concentratiegebied glastuinbouw’.Hierbij Bij optimaal gesitueerde bouwpercelen voor de grondgebonden landbouw moet met name worden gedacht aan boerderijen die in het kader van de ruilverkaveling zijn gerealiseerd. De agrarische gronden komen bij voorkeur beschikbaar voor de omliggende agrarische bedrijven. Het beschikbaar blijven voor de landbouw is geen aspect dat kan meewegen voor extra ruimtelijke kwaliteit.

Artikel 4.11 Ecologische hoofdstructuur     

Gehele artikel: Op 1 oktober 2012 is titel 2.10 van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) in werking getreden. Titel 2.10 van het Barro bevat regels met betrekking tot de EHS. Dit artikel voldoet gedeeltelijk daaraan. In een partiële herziening van deze verordening worden de overige regels van titel 2.10 van het Barro verwerkt.

Tweede lid: Wanneer binnen de Ecologische hoofdstructuur andere functies aanwezig zijn dan natuur (de zogenaamde ingesloten functies) dan worden de potentiële waarden niet tot de wezenlijke waarden gerekend. De bescherming richt zich hier alleen op actuele waarden. Bij gebruiksvormen met een medebestemming natuur, zoals bos met natuurwaarden, dienen de potentiële waarden wel beschermd te worden, omdat hier de beoogde natuurkwaliteit wel moet kunnen worden bereikt. De aanwezige natuurelementen (bijvoorbeeld bos of schraal grasland) dienen een (mede) natuurbestemming te krijgen. Het verdient de voorkeur de ingesloten functies scherp te begrenzen, zodat overal waar daadwerkelijk natuur aanwezig is, deze de volledige bescherming krijgt die deze verdient.



Vijfde lid: Door de EHS saldobenadering kan de feitelijke begrenzing van de EHS worden gewijzigd. De saldobenadering maakt het mogelijk dat op de ene plek binnen de EHS kwaliteitsverlies optreedt, als er op andere plakken voldoende kwaliteitswinst tegenover staat. Die winst kan ook bereikt worden door gronden aan de EHS toe te voegen en in te richten. De nieuw te realiseren EHS moet worden verankerd in een ruimtelijk plan. Op gemeentelijk niveau is de nieuwe EHS dan planologisch beschermd. In dit lid wordt geregeld dat gedeputeerde staten bevoegd zijn de nieuw te realiseren EHS aan te wijzen als ‘Ecologische hoofdstructuur’. Door de aanwijzing worden de objecten (kaarten) gewijzigd. Wanneer Gedeputeerde Staten het object van de EHS aanpassen, dan heeft dit direct gevolgen voor het object ‘Luchtvaartterreinen’. Dit object moet gelijktijdig worden gewijzigd.

Artikel 4.12 Groene Contour     

Vijfde lid: Binnen de groene contour kan op vrijwillige basis EHS gerealiseerd worden. De nieuw te realiseren EHS moet worden verankerd in een ruimtelijk plan. Op gemeentelijk niveau is de nieuwe EHS dan planologisch beschermd. In dit lid wordt geregeld dat gedeputeerde staten de nieuw te realiseren EHS kunnen aanwijzen als ‘Ecologische hoofdstructuur’ bevoegd zijn de nieuw te realiseren EHS aan te wijzen als ‘Ecologische hoofdstructuur’. Door de aanwijzing valt de nieuwe te realiseren natuur onder artikel 4.11 Ecologische hoofdstructuur. Door de aanwijzing worden de objecten (kaarten) gewijzigd.

Artikel 4.13 Agrarische bedrijven     

Zevende lid : Voor bestaande niet-grondgebonden veehouderijbedrijven in het extensiveringsgebied geldt een "stand still": er zijn geen doorgroeimogelijkheden. Peildatum is 17 maart 2005, de inwerkingstredingsdatum van het Reconstructieplan Gelderse Vallei/Utrecht Oost.

Zevende Achtste lid: In het gehele landelijk gebied zijn niet-agrarische nevenactiviteiten in bestaande bebouwing mogelijk. Hierbij kan gedacht worden aan zorglandbouw, recreatie kinderopvang, boerderijeducatie, agrarische natuur- en landschapsbeheer en de productie en verkoop van streekproducten. Voor deze activiteiten moet bestaande bebouwing worden gebruikt. Nieuwbouw is alleen mogelijk indien minimaal eenzelfde oppervlakte aan bebouwing wordt afgebroken.

Achtste Negende lid: Een verbetering van de landbouwstructuur wordt onderbouwd aan de hand van een integrale gebiedsgerichte aanpak. Hierbij wordt onder meer rekening gehouden met natuur, landschap, recreatie en infrastructuur.

Een nevenactiviteit is per definitie ondergeschikt aan de agrarische hoofdbestemming. Bij gebruik van een substantiële oppervlakte voor de nevenactiviteit is het noodzakelijk dat de landschappelijke conse¬quenties zorgvuldig worden afgewogen.

Een beeldkwaliteitsparagraaf bevat in ieder geval een analyse van de bestaande kwaliteiten, een onderbouwing op welke wijze de beoogde ontwikkeling bijdraagt aan die kwaliteiten en op welke wijze dit in de regels van het ruimtelijk plan is verankerd.

Op basis van een goede ruimtelijke ordening wordt verwacht dat aangetoond wordt dat geen significante negatieve effecten optreden op de wezenlijke waarden en kenmerken van nabijgelegen natuur.

Uit de verschillende artikelen van deze verordening volgt dat, voor zover van toepassing:

  • de locatie op adequate wijze ontsloten moet zijn. Dit vloeit voort uit ofwel “een goede ruimtelijke ordening” ofwel uit het artikel Mobiliteitstoets;
  • bij de begrenzing en de situering van de locatie ook rekening wordt gehouden met de waterbergings-gebieden, bodem-, ecologische, land¬schappelijke of cultuurhistorische kwaliteiten;
  • grote delen van de provincie liggen in overstroombare gebieden van Nederrijn, Lek en het Eemmeer. Door een goed doordachte locatiekeuze en inrichting kunnen de gevolgen van een overstroming aanzienlijk beperkt worden. Bij het bouwen in een overstroombaar gebied wordt aangegeven op welke wijze rekening is gehouden met overstromingsgevaar en welke maatregelen zijn genomen. Dit vloeit voort uit “een goede ruimtelijke ordening”. Met name vitale objecten vragen aandacht. Nadere definiëring van de objecten is te vinden in de Handreiking Overstromingsrobuust inrichten. De Handreiking helpt ook om via het ruimtelijk spoor wonen en werken in gebieden met overstromingsrisico’s veiliger te maken.