6.4 Markermeer/IJmeer
De provincie wil diverse nieuwe activiteiten in het IJsselmeergebied mogelijk maken, waaronder nieuwe infrastructuur (zoals de IJmeerverbinding), de waterfrontontwikkeling van Lelystad en Almere, recreatieve activiteiten en windenergie. Maar ook zandwinning en baggerspecieberging zijn denkbaar. Volgens de Natuurbeschermingswet moet elke afzonderlijke activiteit worden getoetst op nut en noodzaak en aan het 'nee, tenzij'-regime. De wetgeving schrijft voor dat ook moet worden gekeken naar de cumulatieve effecten van activiteiten. Dit maakt de bewijslast complex.
Lelystad, Almere, Amsterdam en Hoorn liggen aan hetzelfde Natura 2000-gebied Markermeer/IJmeer. Zeewolde, Dronten, Harderwijk en Kampen liggen alle aan het gebied Veluwerandmeren. Hun activiteiten hangen daardoor met elkaar samen en mogen cumulatief de instandhoudingdoelstellingen voor de natuurgebieden niet in gevaar brengen. Dit vereist een regionale afstemming waar potentiële spanningen worden weggenomen en kansrijke combinaties worden gezocht.
Het is zeer waarschijnlijk dat de optelsom van al deze activiteiten significante negatieve effecten voor de natuurwaarden zal hebben. De provincie Flevoland ziet mogelijkheden om door een royale investering in nieuwe natuur van enkele duizenden hectares (buitendijks en zonodig ook binnendijks), het 'nee, tenzij', op een hoger planniveau dan dat van de afzonderlijke activiteiten, om te buigen naar een 'ja, want'. Met de terminologie 'ja, want' wil de provincie duidelijk maken dat het beschermingsregime gerespecteerd wordt (dus niet 'ja, mits') en dat activiteiten alleen dan doorgang kunnen vinden als de motivering daarvoor steekhoudend is ('Ja, want we kunnen aantonen dat er geen schadelijke effecten zijn.'). Binnen het kader van de Natuurbeschermingswet wordt daarbij procesmatig de nadruk gelegd op een zorgvuldige informele voortoetsing, waarbij activiteiten in een iteratief proces zo 'natuurinclusief' worden gemaakt dat ze per saldo geen significante effecten meer hebben. Het moet boven elke twijfel verheven worden dat de natuurkwaliteit van het IJsselmeergebied, ondanks plaatselijke negatieve effecten van nieuwe activiteiten, er per saldo op vooruit gaat en dat de instandhoudingdoelstellingen gerespecteerd worden. In dit opzicht heeft de provincie Flevoland een hogere ambitie dan 'slechts' instandhouding van bestaande waarden. Het ecosysteem van het IJsselmeergebied moet robuuster worden, door grootschalige ingrepen in de werkgebieden, door kwaliteitsverbetering van bestaande natuurgebieden en zonodig door toevoeging van nieuwe binnendijkse natuurgebieden. Het systeem wordt hiermee minder kwetsbaar voor menselijk handelen. De ontwikkelingen in het IJmeer en Markermeer worden bovendien zodanig vormgegeven dat het geen belemmering vormt voor de waterberging.
Hoewel de exacte stedelijke en infrastructurele ambities nog niet bekend zijn, wordt er vanuit gegaan dat een natuurinvestering van enkele duizenden hectares nodig kan zijn. De mogelijkheden van recreatief medegebruik lijken het grootst langs de randen. Bij buitendijkse natuurontwikkeling gaat de voorkeur van de provincie voorshands uit naar een grootschalige natuurontwikkeling nabij Lelystad, in de kom aan de zuidzijde van de Houtribdijk. Hier kan namelijk een grootschalig natuurgebied met luwtegebieden, vooroevers en zandplaten op een aantrekkelijke wijze gecombineerd worden met uitbreiding van de stedelijke en recreatieve functies van Lelystad. Het ontwerp voor het Markermeer zal echter in de komende jaren samen met alle betrokken gebiedspartners tot stand worden gebracht.
Op verzoek van het kabinet voert de provincie samen met de provincie Noord-Holland de regie in een samenwerkingsverband met het rijk, de gemeenten en de belangenorganisaties om een integrale lange termijn visie te ontwikkelen voor het Markermeer en het IJmeer. De betrokkenheid van de rijksoverheid en de Europese Commissie is van groot belang. De totstandkoming en uitvoering van het plan vergt creativiteit en lef, zowel juridisch en financieel als qua ontwikkelingsgerichte ambitie. Een integrale overkoepelende visie lijkt de beste - en wellicht zelfs de enige - mogelijkheid te bieden om het 'nee, tenzij'-regime voor alle individuele activiteiten met een zorgvuldige motivering om te buigen naar het gewenste 'ja, want'-model.