5.8 Grote Wateren

Vrijwel het gehele buitendijkse gebied van de provincie Flevoland geniet bescherming krachtens de Vogelrichtlijn. De provincie koestert deze internationale natuurwaarden, maar wil niet alleen denken in termen van instandhouding. Enerzijds is de jonge natuur nog volop in ontwikkeling en loopt de kwaliteit vooral in Markermeer en IJmeer achteruit. Anderzijds heeft Flevoland nog een aantal ontwikkelingsopgaven. De provincie wil met creativiteit zoeken naar mogelijkheden om op beide fronten aan kwaliteit te winnen.
Nu in de Nota Ruimte de reservering voor de Markerwaard is vervallen, vindt de provincie het van groot belang dat Almere en Lelystad de gelegenheid krijgen een gezicht aan het water vorm te geven. Vanwege de natuurwaarde van de Grote Wateren (IJsselmeer, Markermeer, IJmeer en de randmeren) is hierbij het 'nee, tenzij'-regime van belang. Almere en Lelystad willen hun buitendijkse ontwikkelingsmogelijkheden verkennen. Op de uitkomsten van studies, zoals de Visie IJmeer, de actualisatie van het Structuurmodel Kust van Lelystad en regionale studie naar een IJmeerverbinding, wordt in dit Omgevingsplan nog niet vooruit gelopen.

Almere moet zich oriënteren op een ligging aan het IJmeer en Markermeer. De provincie onderschrijft de ambitie om het IJmeer in te richten en te ontwikkelen tot het 'waterpark' van de Noordvleugel, als centraal recreatiegebied tussen de steden Almere en Amsterdam. Almere kan aan de westzijde een waterfront ontwikkelen in de vorm van een veelzijdige en stedelijke centrumontwikkeling aan de oevers van het IJmeer. Buitendijks kan het waterpark gestalte krijgen met een hoogwaardig maritiem en recreatief woon-werkmilieu. Een IJmeerverbinding (zowel weg als spoor) is hiervoor een noodzakelijke voorwaarde. Een gelijktijdige verbetering van de water- en natuurkwaliteit is niet alleen noodzakelijk om deze ontwikkelingen mogelijk te maken, maar zal tevens bijdragen aan de aantrekkelijkheid van het gebied. De provincie benadrukt daarbij de samenhang tussen IJmeer en Markermeer en wil in de uitwerking de regie voeren.

Ook Lelystad zal zich moeten richten op de ontwikkeling van een aantrekkelijk waterfront. Door de stad meer te richten op het water in de vorm van boulevardontwikkeling en wonen aan en in het water kan Lelystad meer uitstraling krijgen als stad aan het water. De provincie wil Lelystad ondersteunen om deze waterfrontontwikkeling mogelijk te maken. Vanzelfsprekend is dit alleen haalbaar als het 'nee, tenzij' met een zorgvuldig natuurinclusief ontwerp naar een 'ja, want' kan worden omgebogen. Juist bij Lelystad ziet de provincie kansen voor een gecombineerde ontwikkeling van de stad, recreatie en nieuwe natuur.

De Veluwerandmeren vormen met duizenden hectaren aan vrij toegankelijke wateroppervlakte een belangrijk watersportgebied, dat zich nog verder kan ontwikkelen. De beste kansen lijken te liggen in het Wolderwijd en het brede deel van het Veluwemeer. De ecologische kwaliteit van het Natura 2000-gebied 'Veluwerandmeren' is echter kwetsbaar en maatregelen zijn nodig om een gunstige staat van instandhouding voor de habitats en soorten in dit natuurgebied te behouden of te bereiken. Om zowel de recreatieve ambities als de ecologische doelen te kunnen waarmaken, is een nieuwe fase van het IIVR-project (Integrale Inrichting Veluwe Randmeren) nodig. Hierin kan afstemming plaatsvinden met lopende projecten als Waterfront Harderwijk, de Zeewolder kustzone en de IJsseldelta (rond Kampen). Ook de mogelijke betekenis van toekomstige streefpeilverhoging in het IJsselmeergebied voor de randmeren moet hierbij worden betrokken.

De provincie Flevoland wil recreatie en toerisme bevorderen. Tot 2015 wordt uitgegaan van 3.000 extra ligplaatsen in het IJsselmeer, Markermeer en IJmeer en 1.000 in de randmeren. Samen met de provincies Noord-Holland en Friesland wordt onderzocht wat de mogelijke effecten van de toename van recreatievaart in het IJsselmeergebied en de Waddenzee op de natuur zijn en of deze effecten aanleiding zijn voor een sturing op de uitbreidingslocaties. Dit kan aanleiding zijn voor het vaststellen van een beleidsregel.

In de afgelopen jaren werd winning van ophoogzand en industriezand in het IJsselmeer en Markermeer alleen toegestaan in de vaargeulen en -routes met een opleveringsdiepte van NAP -8 meter. De rijksoverheid rekent het bouwgrondstoffendossier niet langer tot de kerntaken en volstaat in de Nota Ruimte met de mededeling dat het aan de markt en aan decentrale overheden wordt overgelaten om te bepalen hoe en waar ontgrondingen binnen het 'nee, tenzij'-regime mogelijk zijn. Marktpartijen lijken de handschoen op te pakken en bereiden initiatieven voor grootschalige zandwinning voor, waarbij aan winning tot op grote diepte (ca. 70 meter) lijkt te worden gedacht. De provincie Flevoland ziet hierin in beginsel een goede mogelijkheid voor combinatie met de gewenste grootschalige natuurontwikkeling, verbetering van de waterkwaliteit en met berging van baggerspecie van klasse 1 en 2. De provincie stelt hierbij een aantal randvoorwaarden met betrekking tot bescherming van de primaire waterkeringen en het voorkomen van binnendijkse kwel. Deze zullen worden uitgewerkt in de beleidsregel vergunningen.
Daarnaast mag een zandwinput in beginsel niet tot verslechtering van de waterkwaliteit leiden. De buitendijks gelegen zoekrichtingen voor stedelijke ontwikkeling, inclusief een veiligheidszone daaromheen, worden van zandwinning uitgesloten. Ontgrondingen in visserijgebieden zijn niet toelaatbaar als daardoor de visproductie substantieel afneemt. Tenslotte is zandwinning niet gewenst op plaatsen waar de nautische beweegruimte gering is.

De diverse voorgenomen activiteiten in het Markermeer en IJmeer zullen volgens de provincie niet leiden tot een substantiële afname van de capaciteit van de waterberging in het IJsselmeergebied. De voorraad zoet water in het Markermeer is weliswaar van groot belang, maar het Markermeer vervult niet dezelfde functie voor waterberging in pieksituaties als het IJsselmeer.

Voor de grote wateren (inclusief de randmeren) is nog geen differentiatie in ecologische kwaliteiten aangebracht. De waterbeheerder Rijkswaterstaat zal op grond van de Natuurbeschermingswet beheerplannen voor de grote wateren moeten opstellen, waarin duidelijk wordt gemaakt waar deelgebieden liggen van onvervangbare kwaliteit en waar ingrepen nodig zijn om de gewenste kwaliteit te kunnen realiseren.
De provincie wil hierbij, als bevoegd gezag voor de vergunningverlening, nauw met Rijkswaterstaat samenwerken.
De provincie wil realistische ambities voor de doelen en maatregelen van de Europese Kaderrichtlijn Water voor de Grote Wateren. Deze worden de komende tijd uitgewerkt. De reservering voor de openbare drinkwatervoorziening van het Markermeer kan wat Flevoland betreft vervallen en de reservering van de Harderdijkstrook voor oevergrondwaterwinning wordt geschrapt.