3.2 Procesmatige uitwerking

In wet- en regelgeving is vastgelegd aan welke procesmatige voorwaarden de ruimtelijke planvorming moet voldoen. Er zijn diverse onderzoeksverplichtingen, zoals de watertoets, de strategische milieubeoordeling of milieueffectrapportage, de habitattoets, onderzoek van archeologische aard en onderzoek op grond van de Monumentenwet. De provincie ondersteunt planvorming door, binnen de eigen verantwoordelijkheid, relevante milieu-, water-, archeologische, landschappelijke en natuurinformatie te verzamelen en beschikbaar te stellen. Hiermee wordt voorkomen dat ruimtelijke plannen pas in het stadium van vaststelling of goedkeuring worden geconfronteerd met de gevolgen van (scherper wordende) regels zoals Europese luchtkwaliteitsregelgeving, de Kaderrichtlijn Water of Europese natuurregelgeving. Ten behoeve van de noodzakelijke infrastructuur zal gebruik worden gemaakt van de gezamenlijk met gebiedspartners uit te voeren netwerkanalyses.

Om ruimtelijke veranderingen te laten bijdragen aan een duurzame ontwikkeling hanteert de provincie de lagenbenadering (de laag van natuurlijke systemen, de laag van infrastructurele netwerken en de occupatielaag), waarbij elke laag condities stelt aan de andere. In de planvorming moeten de processen in de verschillende lagen meer met elkaar in verband worden gebracht. Toepassing van de lagenbenadering leidt er toe dat, met de ruimtelijke keuzen die in dit Omgevingsplan worden gemaakt voor de planperiode tot 2015, ook wordt bijgedragen aan de specifieke ruimtelijke kwaliteiten van Flevoland op de lange termijn. Voorts spelen de gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde een belangrijke rol. Hoge gebruikswaarde ontstaat als meervoudig ruimtegebruik mogelijk is en ruimtegebruikvormen elkaar versterken. De belevingswaarde wordt bepaald door ruimtelijke variatie tegen de achtergrond van karakteristieke kenmerken (identiteit). Toekomstwaarde heeft betrekking op duurzaamheid, robuustheid en flexibiliteit in de tijd.