Deel 6 SPEERPUNTGEBIEDEN

6.1 Almere

SPEERPUNTGEBIEDEN

In de planperiode zullen onderstaande speerpuntgebieden de bijzondere aandacht hebben van de provincie. De zeven gebieden dekken het grootste deel van het provinciale grondgebied, maar in elk afzonderlijk speerpuntgebied zal de aandacht van de provincie zich richten op specifieke onderdelen. Deze worden hieronder kort geschetst. Per gebied zal de provincie het voortouw nemen om, in overleg met alle betrokken partijen, de visie op de gewenste ontwikkeling van het gebied te concretiseren. De speerpunten worden projectmatig aangepakt en hebben daarom per definitie een tijdelijk karakter. De rol en betrokkenheid van de provincie kan per fase verschillen.
De speerpuntgebieden zijn weergegeven in figuur 3.
 

Almere

Door de bouwopgave ontwikkelt Almere zich in een fors tempo tot een grote stad. Dit is een uitzonderlijke opgave waarvoor de bijzondere steun nodig is van het rijk, de Noordvleugel en de provincie. De provincie wil een bijdrage tot 2020 van 100 miljoen Euro leveren op basis van een investeringsprogramma, in aanvulling op het bestaande provinciale beleid. De provincie wil een multipliereffect genereren door het programma te koppelen aan bijdragen van andere overheden, die worden aangesproken op een extra ondersteuning van Almere, en aan investeringen van marktpartijen. Het investeringsprogramma heeft een dynamisch karakter. De concrete uitwerking zal gefaseerd vorm krijgen in een afzonderlijk bestuurlijk traject.
 

De beoogde hoofdlijnen van het programma zijn:

* versterking economische structuur;
* kwaliteitsslag groen-blauwe structuur van de stad en directe omgeving;
* versterking algemene voorzieningenstructuur;
* versterking hoger onderwijs;
* aanpak specifieke infrastructurele knelpunten (die vallen buiten de reguliere financieringsregelingen).

 



6.2 OostvaardersWold

Het gebied tussen Almere, Zeewolde en Lelystad wordt nu nog gekenmerkt door zijn agrarische functie en heeft een grootschalig open karakter. Door de groei van Almere en in mindere mate van Lelystad neemt de druk op dit gebied de komende jaren toe.

De belangrijkste opgaven in het gebied zijn de robuuste ecologische verbinding tussen de Oostvaardersplassen en de Veluwe, de wateropgave, recreatie, infrastructuur (wegen en fietspaden), woningbouw en bedrijventerrein. Deze opgaven kunnen alleen als samenhangend pakket gerealiseerd worden. Minimaal 1.000 hectare nieuwe natuur moet door het rijk worden gefinancierd. De robuuste ecologische verbinding moet in 2018 gerealiseerd zijn en de wateropgave moet voor 2015 gerealiseerd zijn. Gezamenlijk doel is om in 2015 een functionerende groen-blauwe zone te hebben gerealiseerd, die als basis dient voor de mogelijke verdere gebiedsontwikkeling.

Het OostvaardersWold moet ruimte bieden aan stille natuur voor onder andere edelherten, aan vogels om te foerageren en aan water, recreatie, wonen en werken in en nabij de natuur. Zuidelijk Flevoland krijgt er een natuurgebied bij met een omvang van circa de helft van de Oostvaardersplassen dat voor 85% wordt opengesteld voor het publiek. Het OostvaardersWold zal grootschalig worden waardoor wonen, werken en recreëren in een groene omgeving nabij de Randstad mogelijk wordt. De provincie is net als het rijk van mening dat een aanwijzing van de groen-blauwe zone OostvaardersWold als Natura 2000 gebied ongewenst is. In de groen-blauwe zone kan geen grootschalige dagrecreatieve voorziening worden gesitueerd.

De groen-blauwe zone OostvaardersWold komt aan beide zijden van het Adelaarswegtracé te liggen met een begrenzing van ongeveer 875 meter ten zuidwesten en ruim 500 meter (de kavelgrenzen) ten noordoosten van het Adelaarswegtracé (ter hoogte van de achterkavels), zie figuur 25. Het is gewenst aansluitend op het genoemde gebied nog ongeveer 300 hectare aanvullend aan te wijzen. Deze hectares dienen te grenzen aan de verbindingszone. Dit dient te geschieden op basis van vrijwilligheid. Het aanvullende gebied dient te liggen in het zoekgebied gelegen tussen de noordoostelijke grens van het reeds genoemde gebied voor de verbindingszone en de Dodaarsweg-Duikerweg (het gearceerde gedeelte in figuur 25), waarbij de ligging de ontwikkeling van Lelystad Airport binnen de PKB niet mag belemmeren. Aan de aanvullende hectares dient binnen vijf jaar invulling te worden gegeven. Na vijf jaar vervalt het zoekgebied. Deze locatie van de zone is een logische plek tussen de oostelijke landbouwgrond en het westelijke gebied waar toekomstige stedelijke ontwikkeling is gepland.
Doordat de natuur van de verbinding vrij nat wordt, kan hier ook goed overtollig water geborgen worden met een fluctuerend waterpeil. De verbinding zal in het noorden aansluiten op het Kotterbos en de Vaartplas, waar naar verwachting een passage komt bij het spoor en de A6. Zuidelijk moet de verbinding aansluiten op het westelijk deel van het Horsterwold, omdat aan deze kant geen recreatie, tuinbouwgrond of zenderparken zijn. Daarna moet de zone aansluiten op de mogelijke verbinding naar Gelderland. De aansluiting op de Gelderse Vallei vindt plaats via het Horsterwold. De locatie daarvan wordt nader bepaald en hangt samen met de ruimte tussen Nuldernauw en A28 en mogelijkheden tot combinatie met bestaande plannen voor recreatieve en ecologische ontwikkelingen.
Het OostvaardersWold heeft een totale oppervlakte van 1950 hectare met daarin een combinatie van verschillende opgaven van recreatie, natuur (ook als foerageergebied), waterberging en extensieve landbouw, plus ruimte voor compensatie ten behoeve van de stedelijke uitbreiding van Almere. Door de verschillende functies met elkaar te combineren blijft het ruimtebeslag beperkt.

Bij het ontwikkelen van woningbouw in Spiegelhout is een groen-blauwe drager essentieel als basis voor landelijke woonmilieus. De realisatie hiervan zorgt voor een aantrekkelijke omgeving die in de toekomst ca. 20.000 woningen in landelijke woonmilieus mogelijk maakt. Bij de locatiekeuze is rekening gehouden met de gevolgen voor de woningbouw en de benodigde ruimte voor landelijk wonen.
Er zal een Masterplan Landbouw worden opgesteld voor de uit te plaatsen agrariërs. De provincie voert de regie bij het proces in het OostvaardersWold om te komen tot een visie voor het gebied en een uitvoeringsmaatregelenpakket. Daarbij is de provincie verantwoordelijk voor het aanwijzen, begrenzen en realiseren van de robuuste ecologische verbinding.

 



6.3 Luchthaven Lelystad

Het luchthaventerrein en het (na uitbreiding) aangrenzende bedrijventerrein Larserpoort hebben de potentie zich te ontwikkelen tot een knooppunt met een regionale tot nationale functie. Dit is een belangrijke kans voor versterking van de economische structuur en de interne en externe bereikbaarheid van Flevoland.
De provincie acht de ontwikkeling van luchthaven Lelystad tot regionale luchthaven en de uitbouw van Larserpoort van groot belang en zet in op een geïntegreerde ontwikkeling van dit gebied in samenhang met een goede ontsluiting via weg en openbaar vervoer. Een snelle verbinding met Schiphol is daarvan een essentieel onderdeel. Naast reguliere en luchthavengebonden bedrijvigheid zijn er ook mogelijkheden voor grootschalige toeristisch-recreatieve ontwikkelingen.

Een verdere ontwikkeling van de luchthaven versterkt de noodzaak tot een nieuwe aansluiting van de A6 bij Lelystad Zuid. Ook de lokale openbaar vervoerontsluiting van de luchthaven vraagt aandacht. Gewenst is een betere busverbinding, die passend is voor de verwachte groeiende vervoerbehoefte. Een hoogwaardige snelle openbaar vervoerverbinding (door middel van vrije busbanen of een railverbinding) tussen de luchthaven en Lelystad is pas rond 2020 aan de orde en is mede afhankelijk van de uitkomsten van de rijksplanstudie openbaar vervoer in de corridor Schiphol-Amsterdam-Almere-Lelystad. De provincie zal zich hier actief voor inzetten in een ontwikkelende rol.

 



6.4 Markermeer/IJmeer

De provincie wil diverse nieuwe activiteiten in het IJsselmeergebied mogelijk maken, waaronder nieuwe infrastructuur (zoals de IJmeerverbinding), de waterfrontontwikkeling van Lelystad en Almere, recreatieve activiteiten en windenergie. Maar ook zandwinning en baggerspecieberging zijn denkbaar. Volgens de Natuurbeschermingswet moet elke afzonderlijke activiteit worden getoetst op nut en noodzaak en aan het 'nee, tenzij'-regime. De wetgeving schrijft voor dat ook moet worden gekeken naar de cumulatieve effecten van activiteiten. Dit maakt de bewijslast complex.
Lelystad, Almere, Amsterdam en Hoorn liggen aan hetzelfde Natura 2000-gebied Markermeer/IJmeer. Zeewolde, Dronten, Harderwijk en Kampen liggen alle aan het gebied Veluwerandmeren. Hun activiteiten hangen daardoor met elkaar samen en mogen cumulatief de instandhoudingdoelstellingen voor de natuurgebieden niet in gevaar brengen. Dit vereist een regionale afstemming waar potentiële spanningen worden weggenomen en kansrijke combinaties worden gezocht.

Het is zeer waarschijnlijk dat de optelsom van al deze activiteiten significante negatieve effecten voor de natuurwaarden zal hebben. De provincie Flevoland ziet mogelijkheden om door een royale investering in nieuwe natuur van enkele duizenden hectares (buitendijks en zonodig ook binnendijks), het 'nee, tenzij', op een hoger planniveau dan dat van de afzonderlijke activiteiten, om te buigen naar een 'ja, want'. Met de terminologie 'ja, want' wil de provincie duidelijk maken dat het beschermingsregime gerespecteerd wordt (dus niet 'ja, mits') en dat activiteiten alleen dan doorgang kunnen vinden als de motivering daarvoor steekhoudend is ('Ja, want we kunnen aantonen dat er geen schadelijke effecten zijn.'). Binnen het kader van de Natuurbeschermingswet wordt daarbij procesmatig de nadruk gelegd op een zorgvuldige informele voortoetsing, waarbij activiteiten in een iteratief proces zo 'natuurinclusief' worden gemaakt dat ze per saldo geen significante effecten meer hebben. Het moet boven elke twijfel verheven worden dat de natuurkwaliteit van het IJsselmeergebied, ondanks plaatselijke negatieve effecten van nieuwe activiteiten, er per saldo op vooruit gaat en dat de instandhoudingdoelstellingen gerespecteerd worden. In dit opzicht heeft de provincie Flevoland een hogere ambitie dan 'slechts' instandhouding van bestaande waarden. Het ecosysteem van het IJsselmeergebied moet robuuster worden, door grootschalige ingrepen in de werkgebieden, door kwaliteitsverbetering van bestaande natuurgebieden en zonodig door toevoeging van nieuwe binnendijkse natuurgebieden. Het systeem wordt hiermee minder kwetsbaar voor menselijk handelen. De ontwikkelingen in het IJmeer en Markermeer worden bovendien zodanig vormgegeven dat het geen belemmering vormt voor de waterberging.

Hoewel de exacte stedelijke en infrastructurele ambities nog niet bekend zijn, wordt er vanuit gegaan dat een natuurinvestering van enkele duizenden hectares nodig kan zijn. De mogelijkheden van recreatief medegebruik lijken het grootst langs de randen. Bij buitendijkse natuurontwikkeling gaat de voorkeur van de provincie voorshands uit naar een grootschalige natuurontwikkeling nabij Lelystad, in de kom aan de zuidzijde van de Houtribdijk. Hier kan namelijk een grootschalig natuurgebied met luwtegebieden, vooroevers en zandplaten op een aantrekkelijke wijze gecombineerd worden met uitbreiding van de stedelijke en recreatieve functies van Lelystad. Het ontwerp voor het Markermeer zal echter in de komende jaren samen met alle betrokken gebiedspartners tot stand worden gebracht.

Op verzoek van het kabinet voert de provincie samen met de provincie Noord-Holland de regie in een samenwerkingsverband met het rijk, de gemeenten en de belangenorganisaties om een integrale lange termijn visie te ontwikkelen voor het Markermeer en het IJmeer. De betrokkenheid van de rijksoverheid en de Europese Commissie is van groot belang. De totstandkoming en uitvoering van het plan vergt creativiteit en lef, zowel juridisch en financieel als qua ontwikkelingsgerichte ambitie. Een integrale overkoepelende visie lijkt de beste - en wellicht zelfs de enige - mogelijkheid te bieden om het 'nee, tenzij'-regime voor alle individuele activiteiten met een zorgvuldige motivering om te buigen naar het gewenste 'ja, want'-model.

 



6.5 Oostrand van Flevoland

Het speerpuntgebied Oostrand van Flevoland omvat de zone van Oostelijk en Zuidelijk Flevoland langs de randmeren tussen Ketelhaven en de Stichtse brug. Het gebied wordt gekenmerkt door een langgerekte zone van bos- en natuurgebieden gelegen langs de randmeren.
De Oostrand van Flevoland heeft als gebied nu reeds grote betekenis voor zowel de (water)natuur als de recreatie. In de bossen is een groot aantal recreatiebedrijven gevestigd. Aan de westzijde van de bossen bevindt zich een uitgestrekt landbouwgebied. De maatschappelijke betekenis van de landbouw in dit gebied zal belangrijk blijven, maar daarnaast zullen in dit gebied andere activiteiten een grotere rol gaan spelen. De provincie zoekt naar verbreding van het economisch draagvlak om de vitaliteit van het gebied te versterken. Kansen daarvoor liggen vooral in de sector recreatie en toerisme.
Het gebied wordt nu nog gekenmerkt door vrij scherpe ruimtelijke scheidingen tussen de aanwezige functies, zoals tussen natuur- en landbouwgebied en (deels) tussen natuur- en recreatiegebied. Er zijn goede kansen om zowel de recreatie als de natuur in samenhang verder te ontwikkelen vanwege de gunstige ligging bij de randmeren en - voor de (water)natuur - de aanwezigheid van kwelwater met een goede kwaliteit. In de Oostrand van Flevoland wordt dan ook actief gestreefd naar verweving van functies waarin de kwaliteiten van natuur, water en landschap op harmonieuze wijze gecombineerd worden met landbouw, een sterke recreatieve sector en beperkte mogelijkheden voor landelijk wonen en werken.

Deze ontwikkeling naar verweving start met de saldering vanuit de aanwezige bos- en natuurgebieden. Door betrokken partijen in het gebied zal geïnvesteerd worden in nieuwe natuur om te komen tot een robuuste, kwalitatief hoogwaardiger en meer samenhangende ecologische structuur. De provincie zal op gebiedsniveau een saldobenadering voor natuur toepassen alsmede een zonering binnen natuurgebieden aanbrengen. Zo wordt gezocht naar ruimte voor ontwikkeling van economische activiteiten in of nabij delen van deze robuuste structuur. Langs deze weg kan aan de stringente eisen uit de natuurwetgeving worden voldaan.

De landbouw kan zich bij deze ontwikkelingen aansluiten. Door te kiezen voor verbreding van het bedrijf ontstaan nieuwe economische dragers die een bijdrage kunnen leveren aan de gebiedsontwikkeling. Tevens kan deze keuze bijdragen aan de landschappelijke kwaliteit. Landbouwbedrijven die kiezen voor schaalvergroting kunnen gronden nabij de verwevingszone inbrengen ten behoeve van kavelruil, waardoor structuurversterking wordt gerealiseerd. De provincie wil daarbij tevens een impuls geven aan verduurzaming van de landbouw en verbetering van de milieu- en waterkwaliteit door emissiebeheer te stimuleren en door afspraken te maken over de natuurvriendelijke inrichting van tochten en vaarten. De komende eisen vanuit de Europese Kaderrichtlijn water zijn hier mede de aanleiding voor.

Er wordt ingezet op verbetering van zowel de droge als de natte recreatieve verbindingen in de Oostrand, bijvoorbeeld door een nieuwe vaarroute bij Zeewolde. De aansluiting van Dronten en Biddinghuizen op de randmeerbossen wordt verbeterd door een landschappelijke verbinding te creëren. Hierbij kunnen nieuwe landgoederen een rol spelen. Bij de ontwikkeling van de Oostrand dient een goede bereikbaarheid van het gebied gewaarborgd te worden. Ook de gebiedsontsluiting richting het oude land vraagt bijzondere aandacht.

De provincie voert op gebiedsniveau de regie en kan op bepaalde terreinen mede ontwikkelaar zijn. Samen met de partners wordt een nadere uitwerking van de geschetste gebiedsontwikkeling gemaakt voor de Oostrand. Gestreefd wordt naar de opzet van een drietal pilots die gericht zijn op de saldobenadering en verwevingsprincipes. Binnen de pilots kan gebruik worden gemaakt van de experimenteerruimte die het planologisch regime biedt.

 



6.6 West-Oost as

De provincie wil in het gebied van de West-Oost as, en met name in het deel tussen Lelystad en Kampen, komen tot een aantrekkelijk gebied met een goede balans tussen sociaal-economische, ecologische en landschappelijke kwaliteiten. Tevens dient het gebied tussen de beide steden een duidelijker identiteit te krijgen. De relatie tussen de beide steden vraagt om aandacht in termen van een stedelijk netwerk.
Tegen die achtergrond ligt er een relatie met het in ontwikkeling zijnde stedelijk netwerk Kampen/Zwolle en het stedelijk netwerk van de Noordvleugel. Het gebied maakt onderdeel uit van een as op nationale schaal die loopt van Alkmaar tot Zwolle. De West-Oost as is door het ministerie van VROM opgenomen in de lijst met voorbeeldprojecten voor gebiedsontwikkeling. Het project West-Oost as kent nog geen scherpe afbakening. De relaties naar Noord-Holland en naar Overijssel worden in beschouwing genomen. Ook is er sprake van een relatie met andere speerpuntgebieden, zoals de luchthaven Lelystad en de Oostrand van Flevoland.

Het project wordt gefaseerd opgepakt. In eerste instantie is de aandacht gericht op het oostelijk deel van de as, de relatie Dronten-Kampen, in aansluiting op het project IJsseldelta. Daarbij komt de aanleg van de N23 op dit traject aan de orde en de daarmee samenhangende gebiedsontwikkeling, die er ook op gericht zal zijn de haalbaarheid van de wegaanleg te vergroten.

 



6.7 Noordelijk Flevoland

In Noordelijk Flevoland zijn extra impulsen nodig om de geambieerde groei te kunnen verwezenlijken. Daarom werkt de provincie met de twee gemeenten en het waterschap aan een gezamenlijke aanpak van omgevingsvraagstukken. Het accent ligt op de economie en op de waterhuishoudkundige opgaven. Oplossingen worden gezocht in combinatie met perspectieven voor landbouw, recreatie en toerisme, landschap en natuur, met ruimte voor wonen en werken. De hierna aangegeven oplossingsrichtingen, voor investeringen in de economie, de aantrekkelijkheid van Noordelijk Flevoland en de kwaliteit van de leefomgeving, betreffen projecten die in de planperiode worden gestart. Maatschappelijke kosten en baten en financieel-economische haalbaarheid worden in het vervolgtraject beoordeeld, samen met betrokken gebiedspartners. De kansen van de Belvedere status voor de Noordoostpolder worden hierbij betrokken. Een aantal oplossingsrichtingen wordt uitgewerkt:
 

Verbreden draagvlak regionale economie

Ondanks goede ontsluiting en de aanwezigheid van voldoende bedrijventerreinen blijft de groei van het gebied achter bij overig Flevoland. Een nieuwe economische impuls is nodig, niet in de laatste plaats voor het behoud van draagvlak voor voorzieningen en als tegenwicht voor het afnemende draagvlak voor landbouw en visserij. Door de eigen kracht van het gebied te gebruiken ontstaat een nieuw perspectief op de regionale economie en kan het draagvlak worden verbreed, ook in de kleine kernen. Daarvoor is een gezamenlijk plan van overheden en bedrijfsleven nodig. Twee regio's waar mogelijkheden voor economische verbreding en versterking worden gezien zijn de zuidoostrand van de Noordoostpolder en Urk.
 

De Zuid-oostrand van de Noordoostpolder

In dit gebied ligt een kans voor verweving van de bestaande natuur en cultuurhistorische en landschappelijke waarden met nieuwe ontwikkelingen op het gebied van innovatieve technologische bedrijvigheid, recreatie en toerisme. De innovatieve technologisch hoogwaardige bedrijvigheid rondom Marknesse is de afgelopen jaren versterkt. De positie van bijvoorbeeld het Geomaticapark is sterk en kan vanuit de vernieuwde behuizing verder groeien. De recreatieve sector heeft in dit gebied al een hoge potentie door de landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteit. Deze potentie wordt versterkt door de realisatie van het nationaal landschap IJsseldelta. Het invullen van deze potentie is een taak van de gemeente en gebiedspartners voor de komende jaren.
 

Urk

De werkgelegenheid in de visserijsector heeft de afgelopen jaren onder druk gestaan door stijgende brandstofprijzen. Bij de gemeente en de provincie wordt nagedacht hoe de economische afhankelijkheid van de visserij kan worden verminderd. De meest concrete mogelijkheden worden gezien in het verhogen van de recreatieve waarde van het centrumgebied. Met een toeristische impuls van dit gebied kan de afhankelijkheid van de visserij worden verminderd en de werkgelegenheid worden uitgebreid.
 

Kansen initiatieven marktpartijen

De provincie staat positief tegenover initiatieven van marktpartijen op het gebied van de ontwikkeling van (water-)recreatie in verbinding met het oude land, waarbij nieuwe ideeën over wonen en werken in waterrijke omgevingen worden verkend die recht doen aan de cultuurhistorie, het landschap en de oorsprong van het gebied en die leiden tot een impuls in de fysieke leefomgeving.
 

Investeringen in de fysieke leefomgeving

Investeringen in de fysieke leefomgeving zijn een waardevolle ondersteuning voor de regionale economie. Immers, het ontwikkelen van het landschap en van het water- en recreatienetwerk verhoogt de kwaliteit van de leefomgeving. Daarmee wordt het gebied aantrekkelijker voor de vestiging van hoogwaardige bedrijvigheid. De (gefaseerde) opwaardering van de N50 tot een A50 is van groot belang.
 

Mogelijke verbeteringen van de aantrekkelijkheid van het gebied:

Corridor Emmeloord-Kuinderbos
Er wordt een nieuw recreatief uitloopgebied voor Emmeloord ontwikkeld dat ruimte biedt voor verweving van functies en intensievere vormen van recreatie en toerisme en bewoning. Nabij het Kuinderbos ligt de nadruk op extensievere vormen van ruimtegebruik, zoals verblijfsrecreatie, natuur, landbouw en landgoederen.
De haalbaarheid van aansluiting op het recreatietoervaartnet van Noordwest Overijssel, met een vaarverbinding Zwolse Vaart-Kuinre en een sluis bij Kuinre, wordt opnieuw bekeken.
 

Bescherming tegen wateroverlast

De gebiedspartners werken samen aan een integrale aanpak bij het oplossen van de wateroverlast en de ecologische en waterkwaliteitsknelpunten. Hierbij wordt gezocht naar een maatschappelijke meerwaarde door watermaatregelen te combineren met ontwikkelingen op het gebied van recreatie, landschap, natuur en landbouw. De afwateringsgebieden met een wateropgave staan aangegeven op de kaart met wateroplossingsgebieden (figuur 22 en 23). De inspanning nodig voor het oplossen van de knelpunten op ecologisch en waterkwaliteitsgebied zullen de komende twee jaar bekend zijn. Het waterschap verwacht dat met het vasthouden van water een groot deel van de wateropgave kan worden opgelost en een kleiner deel met het bergen van water. Per afwateringseenheid wordt een selectie van maatregelen getoetst op effectiviteit en kosten. Hierna wordt het uitvoeringsprogramma opgesteld en uitgevoerd.