Ecologische Hoofdstructuur (EHS) / niet als zodanig bestemd
In onze zienswijze hebben wij aangegeven dat het provinciale beleid voor de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) onvoldoende is doorvertaald in het ontwerpbestemmingsplan.
In de Omgevingsvisie Overijssel is voor de EHS bepaald dat de bescherming van natuur verankerd moet worden in lokale plannen. Uit de toelichting op het ontwerpbestemmingsplan blijkt niet dat uw gemeente naar aanleiding van deze beleidsuitspraak een visie heeft ontwikkeld op de wijze waarop dit vorm zal krijgen in bestemmingsplannen.
Op de kaart Ontwikkelingensperspectieven in de Omgevingsvisie is aangegeven welke gebieden binnen de groene omgeving gerekend worden tot het ontwikkelingsperspectief “realisatie groene en blauwe hoofdstructuur”.
Met dit ontwikkelingsperspectief wil de provincie de EHS (bestaande natuur en nieuwe natuur) en de gebieden waar water de bepalende functie is (het watersysteem van brongebieden tot hoofdsysteem) combineren tot een robuust raamwerk met landschappelijke kwaliteit.
Voor de EHS geldt een “vrijwaringsregime” dat erop gericht is om nieuwe ontwikkelingen tegen te gaan die de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied significant aantasten. Conform het rijksbeleid is in de Omgevingsverordening het “nee, tenzij-principe” verankerd. De Omgevingsverordening legt de verplichting op om de bestemming van gronden die op (vrijwillige basis) zijn verworven voor het realiseren van nieuwe natuur te wijzigen in een passende natuurbestemming.
Verder constateren wij dat er weliswaar een onderscheid wordt gemaakt in enerzijds bestaande natuur en gerealiseerde natuur en anderzijds nieuwe natuur en beheers- en zoekgebied, maar dat vervolgens ontwikkelingen worden toegestaan die in strijd zijn met het bepaalde in artikel 2.7.3. van de Omgevingsverordening. Voor de eerste categorie wordt aangegeven dat een strikt beschermingsregime geldt en dat ontwikkelingen alleen worden toegestaan door middel van de maatwerkbepalingen. Voor de tweede categorie geldt dat ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt voor zover die geen onomkeerbare (negatieve) effecten hebben op de EHS. Wij wijzen erop dat het "nee, tenzij-principe" ook van toepassing is op nieuwe nog te realiseren natuur en op de zoekgebieden. De Omgevingsverordening laat hierbij geen ruimte voor een andere benadering. Uit het plan blijkt overigens niet duidelijk wat bedoeld wordt met maatwerkbepalingen voor de eerste categorie.
Tot zover onze zienswijze.
Naar aanleiding van onze zienswijze heeft de gemeenteraad als volgt besloten.
Uitgangspunt is geweest opname in het bestemmingplan van de EHS zoals aangegeven in de verordening. Daar waar dat niet gebeurd is, zal het bestemmingsplan
worden aangepast. Dat betekent dat de begrenzing van de EHS nader wordt bezien. Als gevolg daarvan zal de zoneringskaart van het bestemmingsplan worden aangepast: de zone Nr zal worden uitgebreid voor zover het gaat om de bestaande grote natuurgebieden. Dit geldt niet voor de robuuste verbindingszones, die weliswaar deel uitmaken van de EHS, maar tegelijk zijn gesitueerd in open agrarische gebieden. Nu nog niet duidelijk is wat de consequenties van deze robuuste verbindingszones zijn voor de ontwikkelingsmogelijkheden voor die agrarische bedrijven, is het te voorbarig om deze gebieden in de zone Nr onder te brengen. Te meer ook, omdat nog niet zeker is of betreffende gronden worden verworven en ingericht.
Het door de raad vastgestelde bestemmingsplan beoordelend, vinden wij dat aan onze zienswijze niet of niet volledig is tegemoet gekomen. Wij constateren het volgende.
Uit de wijzigingenkaarten bij het bestemmingsplan blijkt onvoldoende dat het raadsbesluit geëffectueerd is en dat bestaande natuur in de EHS in het plan een natuurbestemming of een bestemming die gericht is op behoud en herstel van hoge landschappelijke en natuurwetenschappelijke waarde heeft gekregen. Daarnaast zijn er ook als natuur ingerichte terreinen die nog niet als zodanig bestemd zijn.
De redenering van de gemeenteraad van Ommen met betrekking tot robuuste verbindingszones kunnen wij deels volgen. Het probleem is echter dat in de Omgevingsvisie niet meer van robuuste verbindingszones wordt gesproken, maar van wel of niet concreet begrensde EHS. Daar waar sprake is van concreet begrensde EHS en de gronden inmiddels door natuurbeherende instanties zijn verworven, had de gemeenteraad van de gelegenheid gebruik kunnen maken om een natuurbestemming of een bestemming die gericht is op behoud en herstel van hoge landschappelijke en natuurwetenschappelijke waarde toe te wijzen. Dit is niet overal consequent gebeurd.
Nu onvoldoende tegemoetgekomen is aan de regels en voorwaarden zoals die in de Omgevingsverordening voor de Ecologische Hoofdstructuur (onderdeel 7) zijn opgenomen vinden wij het ter bescherming van deze provinciale belangen met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk om voor de volgende plandelen een reactieve aanwijzing te geven:
de gronden voorzover deze op de verbeelding zijn aangeduid als “Ecologische Hoofdstructuur (EHS) / niet als zodanig bestemd”, met dien verstande dat dit onderdeel van de reactieve aanwijzing zich in die gebieden alleen richt op de gronden met de bestemming Agrarische doeleinden, A (artikel 3) waarbij bestaande bouwblokken buiten de werking van de reactieve aanwijzing vallen, de gronden met de bestemming Verblijfsrecreatieve doeleinden vR (artikel 11 van de regels) en de gronden met de bestemming Landschapselement LE (artikel 18 van de regels).