|
Algemene toelichting
Regelmatig blijkt behoefte aan wijziging van de Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening, bijvoorbeeld vanwege aanpassingen van of verplichtingen vanuit nationale en Europese wet- en regelgeving of wijzigingen in ons provinciale beleid. Deze actie levert een aantal aanpassingen op van onze Omgevingsvisie en onze Omgevingsverordening.
Voor de hierna volgende teksten geldt het volgende:
doorgestreept = tekst die vervalt na vaststelling door Provinciale Staten;
geel (in ruimtelijke plannen.nl) of groen gemarkeerd (in onze viewer) = dit wordt de nieuwe tekst na vaststelling door Provinciale Staten;
alleen hoofdstukken en bijlagen waarin een wijziging is opgenomen, zijn ter inzage gelegd;
voor sommige wijzigingen op de digitale kaart moet u een paar stappen inzoomen om de wijzigingen in beeld te krijgen.
Voor meer informatie kunt u terecht op de site www.omgevingsvisie.nl.
Af en toe worden beleidsnotities of visies genoemd die geen onderdeel van de Omgevingsverordening Overijssel zijn. Ze zijn daarom niet opgenomen (als bijlage) in de Omgevingsverordening Overijssel. Als u deze documenten graag wilt lezen kunt u ze meestal vinden op de provinciale website (www.overijssel.nl) of kunt u ze per e-mail opvragen (omgevingsvisie@overijssel.nl).
(tekst ongewijzigd)
Uitgave Omgevingsverordening Overijssel,
Eindredactie Trijnie Drint
Kaarten Beleidsinformatie provincie Overijssel beleidsinformatie@overijssel.nl
Inlichtingen bij Trijnie Drint
omgevingsvisie@overijssel.nl
Adresgegevens Provincie Overijssel Luttenbergstraat 2 Postbus 10078 8000 GB Zwolle Telefoon 038 499 88 99
Disclaimer
Deze versie van de Omgevingsverordening Overijssel bieden wij conform het Besluit ruimtelijke ordening elektronisch (digitaal) aan op www.ruimtelijkeplannen.nl. Daarnaast wordt de Omgevingsverordening ook in een viewer getoond die u kunt benaderen via onze provinciale website www.omgevingsvisie.nl. Tevens stellen wij analoge versies beschikbaar. Bij verschillen tussen de analoge en digitale versie geldt de digitale versie op www.ruimtelijkeplannen.nl
Zie toelichting titel 2.12 Verblijfsrecreatie
In deze verordening wordt verstaan onder:
Bestemmingsplannen en projectbesluiten voorzien uitsluitend in de bouw van nieuwe recreatiewoningen als: indien en voor zover het betreft:
In afwijking van het eerste lid geldt de eis van complexgewijs realiseren van recreatiewoningen niet als:
Het bepaalde in lid 1 is niet van toepassing op recreatiewoningen die worden gerealiseerd
in het kader van de Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving, voor zover deze recreatiewoningen
voldoen aan de eis van op de verhuurgerichte, bedrijfsmatige exploitatie.
In afwijking van artikel 2.12.2 kan een bestemmingsplan de bouw van nieuwe recreatiewoningen mogelijk maken als dat nodig is in het kader van een kwaliteitsimpuls voor een bestaand recreatieterrein.
De regels van bestemmingsplannen sluiten permanente bewoning van recreatiewoningen
en recreatieverblijven uit.
De uitbreiding van een bestaand complex van recreatiewoningen bedoeld in lid 1 is uitsluitend toegestaan als:
In afwijking van het bepaalde in lid 1 kan permanente bewoning van recreatiewoningen
worden toegestaan met een daarop gericht persoonsgebonden overgangsrecht, een persoonsgebonden
gedoogbeschikking of een persoonsgebonden ontheffing, voor zover deze recreatiewoningen
vóór of op 31 oktober 2003 permanent werden bewoond en dat gebruik sindsdien onafgebroken
is voortgezet.
In afwijking van het bepaalde in lid 1 kan permanente bewoning van recreatiewoningen
worden toegestaan met een daarop gericht objectgebonden overgangsrecht, voor zover
deze recreatiewoningen vóór of op 31 oktober 2003 permanent werden bewoond en dat
gebruik sindsdien onafgebroken is voortgezet, voor zover op het moment van inwerkingtreding
van deze verordening in een geldende bestemmingsplan voorzien was in een dergelijk
objectgebonden overgangsrecht.
In afwijking van artikel 2.12.2 kan een bestemmingsplan de bouw van nieuwe recreatiewoningen mogelijk maken binnen gebieden die aangewezen zijn als ‘locatie verblijfsrecreatie’ als:
Bestemmingsplannen voorzien niet in wijziging van geldende bestemmingsplannen waarbij
aan een recreatiewoning die op dat moment als zodanig is bestemd, een woonbestemming
wordt toegekend.
In afwijking van lid 1 mogen in gebieden die zijn aangewezen als ‘locatie verblijfsrecreatie, alleen kleinschalige complexen toegestaan’ de bouw van nieuwe recreatiewoningen worden toegestaan als:
In afwijking van het bepaalde in lid 1 kan aan een recreatiewoning een woonbestemming
worden toegekend, indien wordt voldaan aan een van de volgende voorwaarden:
en indien wordt voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
In een bestemmingsplan dat betrekking heeft op recreatiewoningen en recreatieverblijven worden regels opgenomen die permanente bewoning daarvan uitsluiten.
Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op een recreatiepark dat geen duurzaam recreatief toekomstperspectief heeft, kan in het kader van transformatie of sanering van dat park, in afwijking van artikel 2.12.5, andere passende functies mogelijk maken, als:
Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op een recreatiepark dat niet goed functioneert maar op termijn wel weer een duurzaam recreatief toekomstperspectief kan krijgen of gesaneerd zal worden, kan, in afwijking van artikel 2.12.5, tijdelijk andere functies mogelijk maken, als:
Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op een solitair gelegen recreatiewoning kan in afwijking van artikel 2.12.5 verbod op permanente bewoning andere passende functies mogelijk maken, als:
(tekst ongewijzigd)
(tekst ongewijzigd)
(tekst ongewijzigd)
Zie toelichting artikel 2.18.4 Nieuwe ontwikkelingen nabij provinciaal routenetwerk transport gevaarlijke stoffen
De regels in hoofdstuk 2 van de Omgevingsverordening Overijssel hebben betrekking op de inhoud en de toelichting van bestemmingsplannen. Het bestemmingsplan is het primaire instrument voor de uitvoering van ruimtelijk beleid, niet alleen van het ruimtelijk beleid van de gemeente, maar ook van het ruimtelijk beleid van de provincie. De instructieregels in hoofdstuk 2 zorgen ervoor dat provinciale belangen worden meegenomen in gemeentelijke bestemmingsplannen. In het bestemmingsplan worden bestemmingen toegekend aan gronden en regels verbonden aan deze bestemmingen. Die regels gaan in ieder geval over het gebruik van gronden en bebouwing.
Gemeenten hebben naast het bestemmingsplan nog andere instrumenten om ruimtelijk beleid uit te voeren. Omdat bij de toepassing daarvan ook provinciale belangen aan de orde kunnen zijn, wordt in artikel 1.2.1 het toepassingsbereik van de verordening uitgebreid naar beheersverordeningen, wijzigings- en uitwerkingsplannen, projectuitvoeringsbesluiten en omgevingsvergunningen waarbij van geldende bestemmingsplannen en beheersverordeningen wordt afgeweken.
Ter voorkoming van misverstanden is expliciet gemaakt dat de verordening ook van toepassing is op de zogeheten ‘kruimelgevallen’ zoals opgenomen in artikel 4 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor). Dit omdat deze lijst van kruimelgevallen allang niet meer alleen de kleinschalige afwijkingen omvat waarvoor deze lijst oorspronkelijk in het leven is geroepen, maar inmiddels ook grotere ontwikkelingen die van provinciaal belang kunnen zijn.
In het kader van het programma Nu al eenvoudig beter wordt geëxperimenteerd met de nieuwe instrumenten waarin de nieuwe Omgevingswet voorziet. In dat kader wordt ook gewerkt aan omgevingsplannen die een breder toepassingsbereik hebben dan nu op grond van de Wet ruimtelijke ordening in bestemmingsplannen is toegestaan. Op grond van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet hebben enkele gemeenten toestemming gekregen om omgevingsplannen vast te stellen waarin afgeweken kan worden van wat in de Wet ruimtelijke ordening is geregeld voor bestemmingsplannen. Om ervoor te zorgen dat in deze experimentele omgevingsplannen wel rekening wordt gehouden met het provinciale ruimtelijke beleid, worden de instructies in hoofdstuk 2 ook van toepassing verklaard op de omgevingsplannen die vooruitlopen op de inwerkingtreding van de nieuwe Omgevingswet.
Niet altijd geeft de gemeente zelf de omgevingsvergunningen af waarin wordt afgeweken van het geldende bestemmingsplan of beheersverordening. Er zijn gevallen waarin een ander bestuursorgaan daarvoor het bevoegde gezag is, maar op grond van artikel 2.27 lid 1 van de Wabo wel een verklaring van geen bedenkingen nodig heeft van de gemeenteraad of het college van burgemeester en wethouders. Om te zorgen dat bij de afwegingen ook rekening wordt gehouden met provinciale belangen, worden de instructies in hoofdstuk 2 ook van toepassing verklaard op de afgifte van een verklaring van geen bedenkingen ten behoeve van een omgevingsvergunning waarmee van het geldende bestemmingsplan of beheersverordening wordt afgeweken.
(tekst ongewijzigd)
Installaties voor de opwekking van zonne-energie zijn onmisbaar voorom de provinciale doelstelling voor de toepassing vanopwekking van hernieuwbare energie te halen. Uit een oogpunt van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik willen wij zonnepanelen en
andere vormen van opwekking van zonne-energie zoveel mogelijk combineren met andere
functies, bij voorkeur met bebouwing. Daarom stellen wij de toepassing van de zonneladder verplicht bij initiatieven voor
zonnevelden in de Groene Omgeving. De zonneladder geeft de voorkeursvolgorde aan bij
de verdeling van de opwekopgave voor zonne-energie.Daarom is de eerste trede van onze zonneladder dat zonnepanelen in principe geplaatst
worden op gronden die bebouwd zijn (dus op daken) of bebouwd kunnen worden (zoals
braakliggende bedrijventerreinen).
Nu is al te voorzien dat daarmee op korte termijn – gelet op technische en fiscale beperkingen – slechts in een deel van de opgave ten aanzien van de provinciale doelstelling voor de opwekking van hernieuwbare energie kan worden voorzien binnen het bestaand bebouwd gebied. Daarom bieden wij de mogelijkheid om, als uitzondering op de principes van zuinig
en zorgvuldig ruimtegebruik, in de Groene Omgeving tijdelijke zelfstandige opstellingen
van zonnepanelen te realiseren. Het gaat daarbij om opstellingen van zonnepanelen
voor een periode van niet meer dan 25 jaar op een wijze die omkeerbaar is en waarbij
de oorspronkelijke bestemming gehandhaafd blijft.
Wij verlenen alleen medewerking aan monofunctionele zonnevelden (trede 3) als de gemeente en de initiatiefnemer hebben verkend en gemotiveerd dat trede 1 (stimuleren van de productie van zonne-energie op daken in bebouwd gebied of gebruik maken van te bebouwen gebieden of bruikbare restruimte) en trede 2 (combineren van de productie van zonne-energie met gebiedsopgaven in stads- en dorpsranden of gebiedsontwikkelingen in de groene omgeving) niet mogelijk zijn.
Gelet op de impact die (ook tijdelijke) veldopstellingen van zonnepanelen kunnen hebben op hun omgeving, zal niet alleen de maatschappelijke meerwaarde van het initiatief moeten worden aangetoond, maar zal er ook compensatie moeten plaatsvinden door extra te investeren in de ruimtelijke kwaliteit in de omgeving.
Meerwaarde kan worden aangetoond vanuit de volgende criteria:
Niet in alle gevallen zal de meerwaarde op alle genoemde criteria in gelijke mate te bereiken zijn. Het hangt immers van het geval en de locatie af waar de kansen en opgaven te vinden zijn om maatschappelijke meerwaarde te bereiken. De gemeente zal in de toelichting op het bestemmingsplan moeten onderbouwen dat er sprake is van maatschappelijke meerwaarde die de impact van een zelfstandige opstelling in de Groene Omgeving rechtvaardigt.
De extra investering in ruimtelijke kwaliteit is geformuleerd als een bijzondere vorm van de Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving zoals die is opgenomen in artikel 2.1.6 van de Omgevingsverordening. In de balans tussen ontwikkeling en kwaliteitsinvestering mag rekening gehouden worden met feit dat een zelfstandige opstelling voor zonnepanelen alleen als tijdelijk gebruik kan worden toegestaan. Aan de andere kant geldt dat er wel degelijk sprake is van langdurige impact op de omgeving omdat het tijdelijke gebruik een periode van niet meer dan 25 jaar kan beslaan.
Deze regeling voor zonnevelden in de Omgevingsverordening wordt begeleid met een handreiking aan gemeenten en initiatiefnemers, een voorbeeldenboek en informatieve bijeenkomsten.
Verblijfsrecreatie
Onder verblijfsrecreatie verstaan we recreatieve en toeristische verblijfs- en overnachtingsmogelijkheden
voor gasten, bezoekers en bewoners van Overijssel. Titel 2.12 verblijfsrecreatie in
deze omgevingsverordening richt zich op recreatieparken met recreatiewoningen en -verblijven
en op solitair gelegen recreatiewoningen.
Provinciaal belang
Het huidige aanbod aan verblijfsaccommodaties in Overijssel sluit niet in alle opzichten
aan op de behoeften van recreanten en toeristen. Kwantitatief is er in principe voldoende
aanbod. Kwalitatief schiet het aanbod nog te kort. Wij stimuleren de verbetering van
de kwaliteit en het vergroten van de diversiteit van bestaande verblijfsaccommodaties.
Mogelijkheden voor ontwikkeling van nieuwe verblijfsaccommodaties zien we alleen in Noordwest-Overijssel. Daarbuiten is er alleen ruimte voor nieuwe recreatiewoningen indien er sprake is van een innovatief concept of als de realisatie van nieuwe recreatiewoningen onderdeel uitmaakt van een kwaliteitsimpuls voor een bestaand recreatiepark.
Recreatiewoningen op recreatieparken dienen beschikbaar te zijn voor de verhuur omdat hierdoor meer mensen kunnen profiteren van deze verblijfsrecreatieve voorzieningen en er meer toeristen naar Overijssel kunnen komen. De provincie verwacht dat door de steeds wisselende vakantiegangers, het economische effect (= bestedingen) voor de omgeving groter is. De bedrijfsmatige exploitatie van complexen van recreatiewoningen biedt garanties dat de recreatiewoningen ook op de lange termijn beschikbaar blijven voor verhuur.
Transformatie en sanering van recreatieparken zonder toekomstperspectief
Een deel van de recreatieparken in Overijssel is te beschouwen als minder vitaal.
Het gaat met name om parken waar de geboden kwaliteit achteruitloopt en niet langer
meer aansluit op de marktvraag. Hierdoor komt het recreatieve verdienmodel onder druk
te staan en worden deze parken vatbaar voor maatschappelijke problemen. Dit zorgt
voor situaties die zowel vanuit sociaal-maatschappelijk opzicht als qua kwaliteit
van de geboden huisvesting onwenselijk zijn.
Vanuit dit gegeven stelt ons beleid het creëren van een (nieuw) toekomstperspectief
voor deze recreatieparken centraal. Uitgangspunt is revitalisering en het terugbrengen
van het park naar een duurzaam recreatieve bedrijfsvoering. Uitsluitend als voldoende
gemotiveerd kan worden dat een recreatief toekomstperspectief ontbreekt, komt transformatie
of sanering van een recreatiepark in beeld.
Om dit toekomstperspectief financieel haalbaar(der) te maken, biedt ons beleid mogelijkheden om tijdelijk andere functies (voor maximaal 10 jaar) toe te staan. De ruimte die geboden wordt om recreatieparken tijdelijk andere functies toe te staan als verdienmodel voor transformatie of sanering, kan bijdragen aan het verminderen van krapte op de woningmarkt. Tijdelijke huisvesting op recreatieparken moet regionaal, in het kader van de Woonagenda’s, afgestemd worden.
Solitaire recreatiewoningen
Solitaire recreatiewoningen leveren over het algemeen een beperkte bijdrage aan het
recreatief product van Overijssel. De verordening biedt gemeenten daarom de mogelijkheid
om aan solitaire recreatiewoningen, onder voorwaarden, een andere bestemming toe te
kennen.
Provinciaal belang Het huidige aanbod aan verblijfsaccommodaties in Overijssel sluit niet in alle opzichten
aan op de behoeften van recreanten en toeristen. Kwantitatief is er in principe voldoende
aanbod. Kwalitatief schiet het aanbod nog te kort. Verdere uitbreiding van het aantal
recreatiewoningen is ongewenst omdat bij een te lage bezettingsgraad van recreatiewoningen
het risico van permanente bewoning toeneemt. Ook het ondernemerschap en de kwaliteit
van de voorzieningen komen onder druk te staan. Afgezien daarvan is het uit het oogpunt
van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik ongewenst om nieuw aanbod te creëren die niet
zal worden opgenomen door de recreatieve verhuurmarkt. Om het huidige aanbod aan recreatiewoningen
meer aan te laten sluiten op de vraag zet de provincie in op kwaliteitsverbetering
en het vergroten van de diversiteit in het aanbod aan verblijfsaccommodatie in Overijssel.
Recreatiewoningen dienen beschikbaar te zijn voor de verhuur omdat hierdoor meer mensen
kunnen profiteren van deze verblijfsrecreatieve voorzieningen en er meer toeristen
naar Overijssel kunnen komen. De provincie verwacht dat door de steeds wisselende
vakantiegangers, het economische effect (= bestedingen) voor de omgeving groter is.
De bedrijfsmatige exploitatie van complexen van recreatiewoningen biedt garanties
dat de recreatiewoningen op de lange termijn beschikbaar blijven voor verhuur.
Beperkt ruimte In de verordening wordt de uitspraak uit de Ontwerp Omgevingsvisie vastgelegd dat
alleen nog ruimte wordt geboden voor de bouw van nieuwe recreatiewoningen als sprake
is van een innovatief concept en als verzekerd is dat de recreatiewoningen voor de
verhuur beschikbaar zijn en bedrijfsmatig geëxploiteerd zullen worden. Onder innovatieve
concepten worden verstaan verblijfsrecreatieve voorzieningen die voorzien in een nieuw
aanbod waarin de markt tot dusver nog niet voorziet en die een meerwaarde bieden voor
het toeristisch-recreatieve product van Overijssel. Onder de kwaliteitsimpuls voor
bestaande recreatiebedrijven vallen die situaties waarin een bestaand recreatieterrein
een totale verbetering ondergaat door investeringen in de aanwezige recreatieverblijven
waarbij voor de exploitatie ook nieuwe recreatiewoningen moeten worden toegevoegd.
Daarbij geldt dat ook geïnvesteerd moet worden in de inpassing van het recreatieterrein
in het landschap waardoor de ruimtelijke kwaliteit van het gebied verbeterd. Hierdoor
wordt niet alleen de kwaliteit van de voorziening verbeterd, maar ook de ruimtelijke
kwaliteit van de omgeving. Verder worden enkele specifieke locaties (die al in het
Gebiedsperspectief Noordwest-Overijssel waren voorzien) buiten het ‘verbod op nieuwe
recreatiewoningen' gehouden omdat daar sprake is van ‘bestaande rechten'. Voor deze
locaties geldt uiteraard wel de eis van op de verhuurgerichte, bedrijfsmatige exploitatie.
Op het moment dat toepassing wordt gegeven aan artikel 2.12.2 lid 1 is ook artikel
2.1.6 (Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving) van toepassing en zal een extra investering
moeten worden gedaan in ruimtelijke kwaliteit.
Permanente bewoning In de verordening wordt het principe vastgelegd dat recreatiewoningen die op enig
moment als zodanig zijn gebouwd, beschikbaar moeten blijven voor recreatief gebruik
door een breed publiek. Conform het Rijksbeleid wordt ruimte gelaten voor een persoonsgebonden
overgangsrecht/gedoogbeschikking/ontheffing voor die gevallen waarin vóór 31 oktober
2003 sprake was van permanente bewoning die sindsdien onafgebroken is voortgezet.
Waar gemeenten op het moment van inwerkingtreding van de verordening een objectgebonden
overgangsrecht hebben toegekend, wordt dit als een bestaand recht gerespecteerd.
Geen woonbestemming De bestemming van recreatiewoningen mag niet worden gewijzigd in een woonbestemming.
De achtergrond van deze regel is dat recreatiewoningen die op enig moment als zodanig
zijn gebouwd, beschikbaar moeten blijven voor een recreatieve functie om te voorkomen
dat voor de bouw van nieuwe recreatiewoningen (opnieuw) beslag wordt gelegd op de
Groene Omgeving. Een uitzondering op deze regel wordt gemaakt voor die permanent bewoonde
recreatiewoningen die zijn bewoond voor 31 oktober 2003 en deze permanente bewoning
is sindsdien onafgebroken voortgezet; of die op grond van objectgebonden overgangsrecht
voor permanente bewoning mogen worden gebruikt. Daarbij moet ook worden voldaan aan
de eisen van het Bouwbesluit 2012 voor (bestaande) reguliere woningen en relevante
milieuwetgeving en moeten de bouwmogelijkheden binnen de te realiseren woonbestemming
niet ruimer zijn dan nodig is voor instandhouding van de recreatiewoning als woning.
Gemeentebesturen dienen bij het vaststellen van bestemmingsplannen waarin de wijziging
van de bestemming van recreatiewoningen naar woonbestemmingen alle afwegingen te maken
die voor een goede ruimtelijke ordening gewenst zijn. Dat betekent dat onder meer
de gevolgen voor de woningvoorraad, de afspraken met andere overheden en consequenties
voor omliggende bestemmingen in de afweging moeten worden betrokken. Wanneer de bestemming
van een recreatiewoning wordt gewijzigd in een woonbestemming, is sprake van een functiewijziging
en dus formeel gezien van een nieuwvestiging. Daarop is de Kwaliteitsimpuls Groene
Omgeving van toepassing.
In de verordening wordt alleen nog ruimte geboden voor de bouw van nieuwe recreatiewoningen als sprake is van een innovatief concept en als verzekerd is dat de recreatiewoningen voor de verhuur beschikbaar zijn en bedrijfsmatig geëxploiteerd zullen worden. Onder innovatieve concepten worden verstaan verblijfsrecreatieve voorzieningen die voorzien in een nieuw aanbod waarin de markt tot dusver nog niet voorziet en die een meerwaarde bieden voor het toeristisch-recreatieve product van Overijssel.
Onder de kwaliteitsimpuls voor bestaande recreatiebedrijven vallen die situaties waarin
een bestaand recreatiepark een totale verbetering ondergaat door investeringen in
de aanwezige recreatieverblijven waarbij voor de exploitatie ook nieuwe recreatiewoningen
moeten worden toegevoegd. Daarbij geldt dat ook geïnvesteerd moet worden in de inpassing
van het recreatiepark in het landschap waardoor de ruimtelijke kwaliteit van het gebied
verbetert. Hierdoor wordt niet alleen de kwaliteit van de voorziening verbeterd, maar
ook de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving.
Verder worden enkele specifieke locaties (die al in het Gebiedsperspectief Noordwest-Overijssel
waren voorzien) buiten het ‘verbod op nieuwe recreatiewoningen' gehouden omdat daar
sprake is van ‘bestaande rechten'. Voor deze locaties geldt uiteraard wel de eis van
op de verhuurgerichte, bedrijfsmatige exploitatie.
Op het moment dat toepassing wordt gegeven aan de artikelen 2.12.2 – 2.12.4 is ook
artikel 2.1.6 (Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving) van toepassing en zal een extra investering
moeten worden gedaan in ruimtelijke kwaliteit. Ook moet voldaan worden aan de overige
van toepassing zijnde regels in deze verordening (NNN, Natura 2000 e.d.).
De provincie Overijssel ziet vanuit haar belang van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik
aanleiding om regels te stellen voor permanent bewoonde recreatiewoningen. Kern van
de bepaling is dat de bestemming van recreatiewoningen niet mag worden gewijzigd in
een woonbestemming. De achtergrond van deze regel is dat recreatiewoningen die nu
als zodanig zijn bestemd, beschikbaar moeten blijven voor een recreatieve functie
om te voorkomen dat voor de bouw van nieuwe recreatiewoningen (opnieuw) beslag wordt
gelegd op de Groene Omgeving.
Voor een toelichting op de mogelijkheden van lid 2 van dit artikel wordt verwezen
naar de algemene toelichting op titel 2.12 Verblijfsrecreatie hierboven.
Het permanent bewonen van recreatiewoningen en -verblijven (waaronder chalets en stacaravans) is niet toegestaan.
Een deel van de recreatieparken in Overijssel is te beschouwen als minder vitaal. Ons beleid stelt het creëren van een (nieuw) toekomstperspectief voor deze recreatieparken centraal. Uitgangspunt is revitalisering en het terugbrengen van het park naar een duurzaam recreatieve bedrijfsvoering. Uitsluitend als voldoende gemotiveerd kan worden dat een recreatief toekomstperspectief ontbreekt, komt transformatie of sanering van een recreatiepark in beeld. Gemeentebesturen dienen bij het vaststellen van bestemmingsplannen waarin de transformatie of sanering van een recreatiepark wordt geregeld alle afwegingen te maken die voor een goede ruimtelijke ordening gewenst zijn. Dat betekent dat onder meer de mogelijke gevolgen voor de woningvoorraad (afstemming in het kader van de Woonagenda’s), de afspraken met andere overheden en consequenties voor omliggende bestemmingen in de afweging moeten worden betrokken. Wanneer de bestemming van recreatiewoningen op recreatieparken wordt gewijzigd, is sprake van een functiewijziging en dus formeel gezien van nieuwvestiging. Daarop is de Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving (KGO) van toepassing (artikel 2.1.6 van deze verordening). Ook moet voldaan worden aan de overige van toepassing zijnde regels in deze verordening (NNN, Natura 2000 e.d.).
Om het creëren van een (nieuw) toekomstperspectief voor een park ook financieel haalbaar te maken, worden mogelijkheden geboden om tijdelijk andere functies toe te staan in recreatiewoningen. Wanneer het tijdelijke huisvesting betreft moet dit regionaal, in het kader van de Woonagenda’s, afgestemd worden en in samenhang beschouwd worden met het nemen van maatregelen om de problemen aan de onderkant van de woningmarkt structureel op te lossen. Om voldoende zeker te stellen dat het eindbeeld voor het park na afloop van de tijdelijke functie ook daadwerkelijk gerealiseerd wordt, zullen hierover juridisch bindende afspraken gemaakt moeten worden tussen parkeigenaren en de betreffende gemeente.
Solitaire recreatiewoningen leveren over het algemeen een beperkte bijdrage aan het recreatief product van Overijssel. Dit komt omdat de marktvraag naar solitaire recreatiewoningen in de meeste gebieden gering is. Hierdoor is bedrijfsmatige exploitatie van deze recreatiewoningen weinig kansrijk en worden deze vaak permanent bewoond. De verordening biedt gemeenten daarom de mogelijkheid om aan solitaire recreatiewoningen, onder voorwaarden, een andere bestemming toe te kennen. Wanneer de bestemming wordt gewijzigd, is sprake van een functiewijziging en dus formeel gezien van nieuwvestiging. Daarop is de Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving (KGO) van toepassing (artikel 2.1.6 van deze verordening). Ook moet voldaan worden aan de overige van toepassing zijnde regels in deze verordening (NNN, Natura 2000 e.d.).
Provinciaal belang
Economische ontwikkeling en toename van de bevolking betekenen een toename van externe
veiligheidsrisico's. De intensiteit van risicovolle activiteiten, waaronder het transport
van gevaarlijke stoffen via weg, spoor en water en via ondergrondse transportleidingen
neemt toe. Daarnaast is er de opgave om voor de bevolking een veilige woon-, werk-,
en leefomgeving in stand te houden en daar waar nodig te creëren. Keuzes maken is
dan ook noodzakelijk.
Provinciaal routenetwerk transport gevaarlijke stoffen
Voor het transport van gevaarlijke stoffen over wegen is een provinciaal routenetwerk
transport gevaarlijke stoffen aangewezen. Het provinciaal routenetwerk transport gevaarlijke
stoffen is afgestemd op het landelijke Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen voor weg,
water en spoor. Om te kunnen komen tot een aaneengesloten route van transport van
gevaarlijke stoffen is het van belang om langs wegen die zijn vrijgegeven en (mogelijk)
aangewezen worden als route gevaarlijke stoffen, het toevoegen van kwetsbare functies
te voorkomen als dit zou leiden tot beperking van de gebruiksmogelijkheden van de
weg als onderdeel van de route gevaarlijke stoffen.
Buisleidingen
Uit een oogpunt van externe veiligheid stimuleert de provincie het vervoer van gevaarlijke
stoffen via buisleidingen. Het Rijk regelt in het Besluit algemene regels ruimtelijke
ordening de vrijwaring van reserveringszones voor nieuwe buisleidingen van nationaal
belang. In het Besluit externe veiligheid buisleidingen regelt het Rijk voor alle
buisleidingen die bestemd of in gebruik is voor het transport van gevaarlijke stoffen
met rechtstreeks werkende regels vrijwaringszones waarbinnen niet zondermeer kwetsbare
objecten mogen worden toegelaten. [d1]
Essentiële functies
Essentiële functies en gebouwen moeten zonder meer inzetbaar zijn bij een crisis,
ramp of andere calamiteit. Dit geldt voor rampencoördinatiecentra, als traumacentrum
aangewezen ziekenhuizen, energiecentrales, specifieke infrastructuur enz. Deze functies
dienen te worden beschermd tegen externe veiligheidsrisico's. Kwetsbare objecten dienen
ruimtelijk gescheiden te zijn van transportroutes voor gevaarlijke stoffen.