Actualisatie Omgevingsverordening 2019/2020    

Algemene toelichting

Regelmatig blijkt behoefte aan wijziging van de Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening, bijvoorbeeld vanwege aanpassingen van of verplichtingen vanuit nationale en Europese wet- en regelgeving of wijzigingen in ons provinciale beleid. Deze actie levert een aantal aanpassingen op van onze Omgevingsvisie en onze Omgevingsverordening.

Voor de hierna volgende teksten geldt het volgende:

doorgestreept = tekst die vervalt na vaststelling door Provinciale Staten;

geel (in ruimtelijke plannen.nl) of groen gemarkeerd (in onze viewer) = dit wordt de nieuwe tekst na vaststelling door Provinciale Staten;

alleen hoofdstukken en bijlagen waarin een wijziging is opgenomen, zijn ter inzage gelegd;

voor sommige wijzigingen op de digitale kaart moet u een paar stappen inzoomen om de wijzigingen in beeld te krijgen.

Voor meer informatie kunt u terecht op de site www.omgevingsvisie.nl.

Af en toe worden beleidsnotities of visies genoemd die geen onderdeel van de Omgevingsverordening Overijssel zijn. Ze zijn daarom niet opgenomen (als bijlage) in de Omgevingsverordening Overijssel. Als u deze documenten graag wilt lezen kunt u ze meestal vinden op de provinciale website (www.overijssel.nl) of kunt u ze per e-mail opvragen (omgevingsvisie@overijssel.nl).

Algemene toelichting     

(tekst ongewijzigd)

0.13 Wijze van publicatie     

(tekst ongewijzigd)

Colofon     

Uitgave Omgevingsverordening Overijssel,

Eindredactie Trijnie Drint

Kaarten Beleidsinformatie provincie Overijssel beleidsinformatie@overijssel.nl

Inlichtingen bij Trijnie Drint

omgevingsvisie@overijssel.nl

omgevingsvisie.nl

Adresgegevens Provincie Overijssel Luttenbergstraat 2 Postbus 10078 8000 GB Zwolle Telefoon 038 499 88 99

Disclaimer

Deze versie van de Omgevingsverordening Overijssel bieden wij conform het Besluit ruimtelijke ordening elektronisch (digitaal) aan op www.ruimtelijkeplannen.nl. Daarnaast wordt de Omgevingsverordening ook in een viewer getoond die u kunt benaderen via onze provinciale website www.omgevingsvisie.nl. Tevens stellen wij analoge versies beschikbaar. Bij verschillen tussen de analoge en digitale versie geldt de digitale versie op www.ruimtelijkeplannen.nl

Regels     

Hoofdstuk 2 Ruimtelijke verordening     

Titel 2.1 Sturen op ruimtelijke kwaliteit, duurzaamheid en sociale kwaliteit     

(tekst ongewijzigd)

Artikel 2.1.8 Kwaliteitsimpuls zonnevelden     

(tekst ongewijzigd)

Artikel 2.1.8.1 Begripsbepalingen     

(tekst ongewijzigd)

Artikel 2.1.8.2 Realisatie zelfstandige opstelling zonnepanelen     
Lid 1     

(tekst ongewijzigd)

Lid 2     

(tekst ongewijzigd)

Lid 3     

(tekst ongewijzigd)

Lid 4     

(tekst ongewijzigd)

Titel 2.7 Natuurnetwerk Nederland (NNN)     

(tekst ongewijzigd)

Titel 2.12 Verblijfsrecreatie     

Zie toelichting titel 2.12 Verblijfsrecreatie

Artikel 2.12.1     

In deze verordening wordt verstaan onder:

  1. recreatiewoning: een permanent ter plaatse aanwezig gebouw, dat niet op wielen verplaatsbaar is en dat bedoeld is om uitsluitend door een huishouden of daarmee gelijk te stellen groep van personen dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar te worden gebruikt voor toeristisch of recreatief gebruik. Onder recreatiewoningen worden niet verstaan groepsaccommodaties zoals kampeerboerderijen en jeugdherbergen;
  2. recreatiepark: complex van recreatiewoningen en/of recreatieverblijven die voor recreatief nachtverblijf zijn bestemd; onder recreatief nachtverblijf is in ieder geval niet begrepen permanente bewoning door eenzelfde persoon, gezin of andere groep van personen;
  3. recreatieverblijf: een gebouw of kampeermiddel dat bedoeld is om uitsluitend door een huishouden of daarmee gelijk te stellen groep van personen dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar te worden gebruikt;
  4. kampeermiddel: een tent, kampeerauto of caravan dan wel enig ander onderkomen of voertuig of gedeelte daarvan, voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend bestemd zijn of kunnen worden gebruikt als toeristisch nachtverblijf;
  5. bedrijfsmatige exploitatie: het viadoor middel van een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon beheren en/of exploiterenvoerenvan recreatiebedijven, waarbij geldt dat daar permanent wisselende een zodanig beheer dat in de recreatieve verblijven daadwerkelijk recreatieve (nacht)verblijfsmogelijkheden worden geboden.

Artikel 2.12.2 Nieuwe recreatiewoningen     

Lid 1     

Bestemmingsplannen en projectbesluiten voorzien uitsluitend in de bouw van nieuwe recreatiewoningen als: indien en voor zover het betreft:

  1. er sprake is van een innovatief concept; de nieuwbouw van een complex van recreatiewoningen waarvan het recreatieve gebruik door middel van een op verhuur gerichte bedrijfsmatige exploitatie is verzekerd en tevens sprake is van een innovatief concept dan wel een kwaliteitsimpuls van bestaande recreatieterreinen waarvan de bouw van nieuwe recreatiewoningen onderdeel uitmaakt;
  2. verzekerd is dat recreatiewoningen bedrijfsmatig geëxploiteerd en verhuurd worden en de locaties voor verblijfsrecreatie die als zodanig zijn aangegeven op kaart Recreatie waarbij geldt dat op locaties aangeduid met ‘alleen kleinschalige complexen’ zijn toegestaan, mits door middel van een op verhuur gerichte bedrijfsmatige exploitatie verzekerd is dat er sprake zal zijn van recreatief gebruik.
  3. de recreatiewoningen in de vorm van een complex van recreatiewoningen worden gerealiseerd.
Lid 2     

In afwijking van het eerste lid geldt de eis van complexgewijs realiseren van recreatiewoningen niet als:

  • de recreatiewoningen worden gerealiseerd in het kader van de Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving, en
  • de nieuwe recreatiewoningen voldoen aan de eisen van bedrijfsmatige exploitatie en verhuur.

Het bepaalde in lid 1 is niet van toepassing op recreatiewoningen die worden gerealiseerd in het kader van de Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving, voor zover deze recreatiewoningen voldoen aan de eis van op de verhuurgerichte, bedrijfsmatige exploitatie.

Artikel 2.12.3 Uitbreiding bestaand complex recreatiewoningen     

Lid 1     

In afwijking van artikel 2.12.2 kan een bestemmingsplan de bouw van nieuwe recreatiewoningen mogelijk maken als dat nodig is in het kader van een kwaliteitsimpuls voor een bestaand recreatieterrein.

De regels van bestemmingsplannen sluiten permanente bewoning van recreatiewoningen en recreatieverblijven uit.

Lid 2     

De uitbreiding van een bestaand complex van recreatiewoningen bedoeld in lid 1 is uitsluitend toegestaan als:

  • verzekerd is dat nieuwe recreatiewoningen bedrijfsmatig geëxploiteerd en verhuurd worden; en
  • de recreatiewoningen onderdeel gaan uitmaken van het complex van recreatiewoningen.

In afwijking van het bepaalde in lid 1 kan permanente bewoning van recreatiewoningen worden toegestaan met een daarop gericht persoonsgebonden overgangsrecht, een persoonsgebonden gedoogbeschikking of een persoonsgebonden ontheffing, voor zover deze recreatiewoningen vóór of op 31 oktober 2003 permanent werden bewoond en dat gebruik sindsdien onafgebroken is voortgezet.

Lid 3 (vervallen)     

In afwijking van het bepaalde in lid 1 kan permanente bewoning van recreatiewoningen worden toegestaan met een daarop gericht objectgebonden overgangsrecht, voor zover deze recreatiewoningen vóór of op 31 oktober 2003 permanent werden bewoond en dat gebruik sindsdien onafgebroken is voortgezet, voor zover op het moment van inwerkingtreding van deze verordening in een geldende bestemmingsplan voorzien was in een dergelijk objectgebonden overgangsrecht.

Artikel 2.12.4 Locaties voor verblijfsrecreatie     

Lid 1     

In afwijking van artikel 2.12.2 kan een bestemmingsplan de bouw van nieuwe recreatiewoningen mogelijk maken binnen gebieden die aangewezen zijn als ‘locatie verblijfsrecreatie’ als:

  • verzekerd is dat recreatiewoningen bedrijfsmatig geëxploiteerd en verhuurd worden en
  • de recreatiewoningen in de vorm van een complex van recreatiewoningen worden gerealiseerd.

Bestemmingsplannen voorzien niet in wijziging van geldende bestemmingsplannen waarbij aan een recreatiewoning die op dat moment als zodanig is bestemd, een woonbestemming wordt toegekend.

Lid 2     

In afwijking van lid 1 mogen in gebieden die zijn aangewezen als ‘locatie verblijfsrecreatie, alleen kleinschalige complexen toegestaan’ de bouw van nieuwe recreatiewoningen worden toegestaan als:

  • die worden gerealiseerd in de vorm van een kleinschalig complex van recreatiewoningen,
  • verzekerd is dat recreatiewoningen bedrijfsmatig geëxploiteerd en verhuurd worden, en
  • de recreatiewoningen in de vorm van een complex van recreatiewoningen worden gerealiseerd.

In afwijking van het bepaalde in lid 1 kan aan een recreatiewoning een woonbestemming worden toegekend, indien wordt voldaan aan een van de volgende voorwaarden:

  • de recreatiewoning werd vóór of op 31 oktober 2003 permanent bewoond en deze permanente bewoning is sindsdien onafgebroken voortgezet, of
  • op de gronden van de recreatiewoning rust krachtens een onherroepelijk bestemmingsplan op 12 april 2017 objectgebonden overgangsrecht op grond waarvan de recreatiewoning voor permanente bewoning mag worden gebruikt;

en indien wordt voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • er kan worden voldaan aan de eisen van het Bouwbesluit 2012 voor (bestaande) reguliere woningen;
  • er kan worden voldaan aan de relevante milieuregelgeving; en
  • de bouwmogelijkheden binnen de te realiseren woonbestemming zijn niet ruimer dan nodig is voor de invulling van de huidige woonfunctie.

Artikel 2.12.5 Verbod op permanente bewoning     

In een bestemmingsplan dat betrekking heeft op recreatiewoningen en recreatieverblijven worden regels opgenomen die permanente bewoning daarvan uitsluiten.

Artikel 2.12.6 Afwijking verbod permanente bewoning     

Lid 1     

In afwijking van artikel 2.12.5 kan in een bestemmingsplan permanente bewoning worden toegestaan voor zover het gaat om recreatiewoningen:

  1. die vóór of op 31 oktober 2003 permanent werden bewoond en
  2. de permanente bewoning daarna onafgebroken is voortgezet.
Lid 2     

Permanente bewoning bedoeld in lid 1 kan uitsluitend worden geregeld in de vorm van:

  1. persoonsgebonden overgangsrecht,
  2. een persoonsgebonden gedoogbeschikking of
  3. een persoonsgebonden tijdelijke afwijking van het bestemmingsplan.

Artikel 2.12.7 Transformatie en sanering recreatieparken     

Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op een recreatiepark dat geen duurzaam recreatief toekomstperspectief heeft, kan in het kader van transformatie of sanering van dat park, in afwijking van artikel 2.12.5, andere passende functies mogelijk maken, als:

  1. aangetoond is dat het ontwikkelen van een duurzaam recreatief en bedrijfseconomisch toekomstperspectief voor het park niet langer haalbaar is of redelijkerwijs haalbaar gemaakt kan worden;
  2. de impact van de transformatie of sanering op de omgeving in voldoende mate is gecompenseerd;
  3. de transformatie of sanering geen afbreuk doet aan omliggende functies;
  4. de transformatie of sanering voldoet aan de overige van toepassing zijnde regels in deze verordening.

Artikel 2.12.8 Tijdelijke andere functies recreatiepark     

Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op een recreatiepark dat niet goed functioneert maar op termijn wel weer een duurzaam recreatief toekomstperspectief kan krijgen of gesaneerd zal worden, kan, in afwijking van artikel 2.12.5, tijdelijk andere functies mogelijk maken, als:

  1. verzekerd is dat deze tijdelijke functies niet langer dan 10 jaar zullen functioneren;
  2. de functies die mogelijk worden gemaakt voorzien in een verdienmodel die op termijn weer een duurzaam toekomstperspectief of sanering van het recreatiepark mogelijk maakt;
  3. er geen samenloop is met verblijfsrecreatief gebruik;
  4. de impact op de omgeving in voldoende mate is gecompenseerd;
  5. de functies geen afbreuk doen aan het functioneren van de omliggende functies;
  6. het tijdelijke huisvesting betreft in het kader van de Woonagenda’s afstemming heeft plaatsvindt met de partners in de betreffende woonregio;
  7. geborgd is dat het beoogde eindbeeld transformatie, sanering of revitalisering) van de recreatieterreinen na afloop van de termijn daadwerkelijk gerealiseerd zal worden.

Artikel 2.12.9 Solitair gelegen recreatiewoningen     

Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op een solitair gelegen recreatiewoning kan in afwijking van artikel 2.12.5 verbod op permanente bewoning andere passende functies mogelijk maken, als:

  1. de recreatiewoning geen bijdrage meer levert aan het recreatief product van het gebied;
  2. de nieuwe functie passend is op de locatie;
  3. de impact op de omgeving in voldoende mate is gecompenseerd;
  4. de nieuwe functie geen afbreuk doet aan omliggende functies;
  5. voldaan wordt aan de overige van toepassing zijnde regels in deze verordening.

Titel 2.15 Windturbines     

(tekst ongewijzigd)

Titel 2.18 Externe Veiligheid     

(tekst ongewijzigd)

Artikel 2.18.1 Begripsbepalingen     

(tekst ongewijzigd)

Artikel 2.18.4 Nieuwe ontwikkelingen en transport gevaarlijke stoffen     

(tekst ongewijzigd)

(tekst ongewijzigd)

Zie toelichting artikel 2.18.4 Nieuwe ontwikkelingen nabij provinciaal routenetwerk transport gevaarlijke stoffen

Artikel 2.18.5 Essentiële functies en gebouwen     

(tekst ongewijzigd)

Hoofdstuk 4 Waterverordening     

Titel 4.6 Handelingen in watersystemen: grondwateronttrekking en infiltratie     

Artikel 4.6.4 Vergunningplicht reservering Salland Diep     

(tekst ongewijzigd)

Lid 1     

(tekst ongewijzigd)

Lid 2     

(tekst ongewijzigd)

Lid 3     

(tekst ongewijzigd)

Lid 4     

(tekst ongewijzigd)

Bijlagen bij regels     

Bijlage 1 Natuurnetwerk Nederland     

(tekst ongewijzigd)

Bijlage 1b Wezenlijke kenmerken en waarden van het NNN     

(tekst ongewijzigd)

Bijlage 10 Gebiedskenmerken (Catalogus)     

Stedelijke laag     

Woonwijken 1955 - nu     

(tekst ongewijzigd)

Bedrijventerreinen     

(tekst ongewijzigd)

Toelichting op regels     

Hoofdstuk 2 Ruimtelijke verordening     

De regels in hoofdstuk 2 van de Omgevingsverordening Overijssel hebben betrekking op de inhoud en de toelichting van bestemmingsplannen. Het bestemmingsplan is het primaire instrument voor de uitvoering van ruimtelijk beleid, niet alleen van het ruimtelijk beleid van de gemeente, maar ook van het ruimtelijk beleid van de provincie. De instructieregels in hoofdstuk 2 zorgen ervoor dat provinciale belangen worden meegenomen in gemeentelijke bestemmingsplannen. In het bestemmingsplan worden bestemmingen toegekend aan gronden en regels verbonden aan deze bestemmingen. Die regels gaan in ieder geval over het gebruik van gronden en bebouwing.

Gemeenten hebben naast het bestemmingsplan nog andere instrumenten om ruimtelijk beleid uit te voeren. Omdat bij de toepassing daarvan ook provinciale belangen aan de orde kunnen zijn, wordt in artikel 1.2.1 het toepassingsbereik van de verordening uitgebreid naar beheersverordeningen, wijzigings- en uitwerkingsplannen, projectuitvoeringsbesluiten en omgevingsvergunningen waarbij van geldende bestemmingsplannen en beheersverordeningen wordt afgeweken.

Ter voorkoming van misverstanden is expliciet gemaakt dat de verordening ook van toepassing is op de zogeheten ‘kruimelgevallen’ zoals opgenomen in artikel 4 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor). Dit omdat deze lijst van kruimelgevallen allang niet meer alleen de kleinschalige afwijkingen omvat waarvoor deze lijst oorspronkelijk in het leven is geroepen, maar inmiddels ook grotere ontwikkelingen die van provinciaal belang kunnen zijn.

In het kader van het programma Nu al eenvoudig beter wordt geëxperimenteerd met de nieuwe instrumenten waarin de nieuwe Omgevingswet voorziet. In dat kader wordt ook gewerkt aan omgevingsplannen die een breder toepassingsbereik hebben dan nu op grond van de Wet ruimtelijke ordening in bestemmingsplannen is toegestaan. Op grond van het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet hebben enkele gemeenten toestemming gekregen om omgevingsplannen vast te stellen waarin afgeweken kan worden van wat in de Wet ruimtelijke ordening is geregeld voor bestemmingsplannen. Om ervoor te zorgen dat in deze experimentele omgevingsplannen wel rekening wordt gehouden met het provinciale ruimtelijke beleid, worden de instructies in hoofdstuk 2 ook van toepassing verklaard op de omgevingsplannen die vooruitlopen op de inwerkingtreding van de nieuwe Omgevingswet.

Niet altijd geeft de gemeente zelf de omgevingsvergunningen af waarin wordt afgeweken van het geldende bestemmingsplan of beheersverordening. Er zijn gevallen waarin een ander bestuursorgaan daarvoor het bevoegde gezag is, maar op grond van artikel 2.27 lid 1 van de Wabo wel een verklaring van geen bedenkingen nodig heeft van de gemeenteraad of het college van burgemeester en wethouders. Om te zorgen dat bij de afwegingen ook rekening wordt gehouden met provinciale belangen, worden de instructies in hoofdstuk 2 ook van toepassing verklaard op de afgifte van een verklaring van geen bedenkingen ten behoeve van een omgevingsvergunning waarmee van het geldende bestemmingsplan of beheersverordening wordt afgeweken.

Titel 2.1 Sturen op ruimtelijke kwaliteit, duurzaamheid en sociale kwaliteit     

(tekst ongewijzigd)

Artikelsgewijze toelichting     

Artikel 2.1.8 Kwaliteitsimpuls zonnevelden     

Installaties voor de opwekking van zonne-energie zijn onmisbaar voorom de provinciale doelstelling voor de toepassing vanopwekking van hernieuwbare energie te halen. Uit een oogpunt van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik willen wij zonnepanelen en andere vormen van opwekking van zonne-energie zoveel mogelijk combineren met andere functies, bij voorkeur met bebouwing. Daarom stellen wij de toepassing van de zonneladder verplicht bij initiatieven voor zonnevelden in de Groene Omgeving. De zonneladder geeft de voorkeursvolgorde aan bij de verdeling van de opwekopgave voor zonne-energie.Daarom is de eerste trede van onze zonneladder dat zonnepanelen in principe geplaatst worden op gronden die bebouwd zijn (dus op daken) of bebouwd kunnen worden (zoals braakliggende bedrijventerreinen).

Nu is al te voorzien dat daarmee op korte termijn – gelet op technische en fiscale beperkingen – slechts in een deel van de opgave ten aanzien van de provinciale doelstelling voor de opwekking van hernieuwbare energie kan worden voorzien binnen het bestaand bebouwd gebied. Daarom bieden wij de mogelijkheid om, als uitzondering op de principes van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik, in de Groene Omgeving tijdelijke zelfstandige opstellingen van zonnepanelen te realiseren. Het gaat daarbij om opstellingen van zonnepanelen voor een periode van niet meer dan 25 jaar op een wijze die omkeerbaar is en waarbij de oorspronkelijke bestemming gehandhaafd blijft.

Wij verlenen alleen medewerking aan monofunctionele zonnevelden (trede 3) als de gemeente en de initiatiefnemer hebben verkend en gemotiveerd dat trede 1 (stimuleren van de productie van zonne-energie op daken in bebouwd gebied of gebruik maken van te bebouwen gebieden of bruikbare restruimte) en trede 2 (combineren van de productie van zonne-energie met gebiedsopgaven in stads- en dorpsranden of gebiedsontwikkelingen in de groene omgeving) niet mogelijk zijn.

Gelet op de impact die (ook tijdelijke) veldopstellingen van zonnepanelen kunnen hebben op hun omgeving, zal niet alleen de maatschappelijke meerwaarde van het initiatief moeten worden aangetoond, maar zal er ook compensatie moeten plaatsvinden door extra te investeren in de ruimtelijke kwaliteit in de omgeving.

Meerwaarde kan worden aangetoond vanuit de volgende criteria:

  1. De mate waarin sprake is van meervoudig ruimtegebruik (combinaties met andere functies)
  2. Maatregelen die getroffen worden om de impact te beperken en/of te compenseren
  3. De mate waarin wordt aangesloten op de karakteristieken van het gebied (gebiedseigen/gebiedsvreemd)
  4. Bijdrage aan maatschappelijke doelen (in ieder geval aan de provinciale doelen ten aanzien van duurzaamheid, maar ook aan draagvlak in de omgeving, bijdrage aan maatschappelijke cohesie, (financiële) bijdragen aan maatschappelijke opgaven, enz.)

Niet in alle gevallen zal de meerwaarde op alle genoemde criteria in gelijke mate te bereiken zijn. Het hangt immers van het geval en de locatie af waar de kansen en opgaven te vinden zijn om maatschappelijke meerwaarde te bereiken. De gemeente zal in de toelichting op het bestemmingsplan moeten onderbouwen dat er sprake is van maatschappelijke meerwaarde die de impact van een zelfstandige opstelling in de Groene Omgeving rechtvaardigt.

De extra investering in ruimtelijke kwaliteit is geformuleerd als een bijzondere vorm van de Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving zoals die is opgenomen in artikel 2.1.6 van de Omgevingsverordening. In de balans tussen ontwikkeling en kwaliteitsinvestering mag rekening gehouden worden met feit dat een zelfstandige opstelling voor zonnepanelen alleen als tijdelijk gebruik kan worden toegestaan. Aan de andere kant geldt dat er wel degelijk sprake is van langdurige impact op de omgeving omdat het tijdelijke gebruik een periode van niet meer dan 25 jaar kan beslaan.

Deze regeling voor zonnevelden in de Omgevingsverordening wordt begeleid met een handreiking aan gemeenten en initiatiefnemers, een voorbeeldenboek en informatieve bijeenkomsten.

Titel 2.7 Natuurnetwerk Nederland (NNN)     

(tekst ongewijzigd)

Titel 2.12 Verblijfsrecreatie     

Verblijfsrecreatie

Onder verblijfsrecreatie verstaan we recreatieve en toeristische verblijfs- en overnachtingsmogelijkheden voor gasten, bezoekers en bewoners van Overijssel. Titel 2.12 verblijfsrecreatie in deze omgevingsverordening richt zich op recreatieparken met recreatiewoningen en -verblijven en op solitair gelegen recreatiewoningen.

Provinciaal belang

Het huidige aanbod aan verblijfsaccommodaties in Overijssel sluit niet in alle opzichten aan op de behoeften van recreanten en toeristen. Kwantitatief is er in principe voldoende aanbod. Kwalitatief schiet het aanbod nog te kort. Wij stimuleren de verbetering van de kwaliteit en het vergroten van de diversiteit van bestaande verblijfsaccommodaties.

Mogelijkheden voor ontwikkeling van nieuwe verblijfsaccommodaties zien we alleen in Noordwest-Overijssel. Daarbuiten is er alleen ruimte voor nieuwe recreatiewoningen indien er sprake is van een innovatief concept of als de realisatie van nieuwe recreatiewoningen onderdeel uitmaakt van een kwaliteitsimpuls voor een bestaand recreatiepark.

Recreatiewoningen op recreatieparken dienen beschikbaar te zijn voor de verhuur omdat hierdoor meer mensen kunnen profiteren van deze verblijfsrecreatieve voorzieningen en er meer toeristen naar Overijssel kunnen komen. De provincie verwacht dat door de steeds wisselende vakantiegangers, het economische effect (= bestedingen) voor de omgeving groter is. De bedrijfsmatige exploitatie van complexen van recreatiewoningen biedt garanties dat de recreatiewoningen ook op de lange termijn beschikbaar blijven voor verhuur.

Transformatie en sanering van recreatieparken zonder toekomstperspectief

Een deel van de recreatieparken in Overijssel is te beschouwen als minder vitaal. Het gaat met name om parken waar de geboden kwaliteit achteruitloopt en niet langer meer aansluit op de marktvraag. Hierdoor komt het recreatieve verdienmodel onder druk te staan en worden deze parken vatbaar voor maatschappelijke problemen. Dit zorgt voor situaties die zowel vanuit sociaal-maatschappelijk opzicht als qua kwaliteit van de geboden huisvesting onwenselijk zijn.

Vanuit dit gegeven stelt ons beleid het creëren van een (nieuw) toekomstperspectief voor deze recreatieparken centraal. Uitgangspunt is revitalisering en het terugbrengen van het park naar een duurzaam recreatieve bedrijfsvoering. Uitsluitend als voldoende gemotiveerd kan worden dat een recreatief toekomstperspectief ontbreekt, komt transformatie of sanering van een recreatiepark in beeld.

Om dit toekomstperspectief financieel haalbaar(der) te maken, biedt ons beleid mogelijkheden om tijdelijk andere functies (voor maximaal 10 jaar) toe te staan. De ruimte die geboden wordt om recreatieparken tijdelijk andere functies toe te staan als verdienmodel voor transformatie of sanering, kan bijdragen aan het verminderen van krapte op de woningmarkt. Tijdelijke huisvesting op recreatieparken moet regionaal, in het kader van de Woonagenda’s, afgestemd worden.

Solitaire recreatiewoningen

Solitaire recreatiewoningen leveren over het algemeen een beperkte bijdrage aan het recreatief product van Overijssel. De verordening biedt gemeenten daarom de mogelijkheid om aan solitaire recreatiewoningen, onder voorwaarden, een andere bestemming toe te kennen.

Provinciaal belang Het huidige aanbod aan verblijfsaccommodaties in Overijssel sluit niet in alle opzichten aan op de behoeften van recreanten en toeristen. Kwantitatief is er in principe voldoende aanbod. Kwalitatief schiet het aanbod nog te kort. Verdere uitbreiding van het aantal recreatiewoningen is ongewenst omdat bij een te lage bezettingsgraad van recreatiewoningen het risico van permanente bewoning toeneemt. Ook het ondernemerschap en de kwaliteit van de voorzieningen komen onder druk te staan. Afgezien daarvan is het uit het oogpunt van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik ongewenst om nieuw aanbod te creëren die niet zal worden opgenomen door de recreatieve verhuurmarkt. Om het huidige aanbod aan recreatiewoningen meer aan te laten sluiten op de vraag zet de provincie in op kwaliteitsverbetering en het vergroten van de diversiteit in het aanbod aan verblijfsaccommodatie in Overijssel. Recreatiewoningen dienen beschikbaar te zijn voor de verhuur omdat hierdoor meer mensen kunnen profiteren van deze verblijfsrecreatieve voorzieningen en er meer toeristen naar Overijssel kunnen komen. De provincie verwacht dat door de steeds wisselende vakantiegangers, het economische effect (= bestedingen) voor de omgeving groter is. De bedrijfsmatige exploitatie van complexen van recreatiewoningen biedt garanties dat de recreatiewoningen op de lange termijn beschikbaar blijven voor verhuur.

Beperkt ruimte In de verordening wordt de uitspraak uit de Ontwerp Omgevingsvisie vastgelegd dat alleen nog ruimte wordt geboden voor de bouw van nieuwe recreatiewoningen als sprake is van een innovatief concept en als verzekerd is dat de recreatiewoningen voor de verhuur beschikbaar zijn en bedrijfsmatig geëxploiteerd zullen worden. Onder innovatieve concepten worden verstaan verblijfsrecreatieve voorzieningen die voorzien in een nieuw aanbod waarin de markt tot dusver nog niet voorziet en die een meerwaarde bieden voor het toeristisch-recreatieve product van Overijssel. Onder de kwaliteitsimpuls voor bestaande recreatiebedrijven vallen die situaties waarin een bestaand recreatieterrein een totale verbetering ondergaat door investeringen in de aanwezige recreatieverblijven waarbij voor de exploitatie ook nieuwe recreatiewoningen moeten worden toegevoegd. Daarbij geldt dat ook geïnvesteerd moet worden in de inpassing van het recreatieterrein in het landschap waardoor de ruimtelijke kwaliteit van het gebied verbeterd. Hierdoor wordt niet alleen de kwaliteit van de voorziening verbeterd, maar ook de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving. Verder worden enkele specifieke locaties (die al in het Gebiedsperspectief Noordwest-Overijssel waren voorzien) buiten het ‘verbod op nieuwe recreatiewoningen' gehouden omdat daar sprake is van ‘bestaande rechten'. Voor deze locaties geldt uiteraard wel de eis van op de verhuurgerichte, bedrijfsmatige exploitatie. Op het moment dat toepassing wordt gegeven aan artikel 2.12.2 lid 1 is ook artikel 2.1.6 (Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving) van toepassing en zal een extra investering moeten worden gedaan in ruimtelijke kwaliteit.

Permanente bewoning In de verordening wordt het principe vastgelegd dat recreatiewoningen die op enig moment als zodanig zijn gebouwd, beschikbaar moeten blijven voor recreatief gebruik door een breed publiek. Conform het Rijksbeleid wordt ruimte gelaten voor een persoonsgebonden overgangsrecht/gedoogbeschikking/ontheffing voor die gevallen waarin vóór 31 oktober 2003 sprake was van permanente bewoning die sindsdien onafgebroken is voortgezet. Waar gemeenten op het moment van inwerkingtreding van de verordening een objectgebonden overgangsrecht hebben toegekend, wordt dit als een bestaand recht gerespecteerd.

Geen woonbestemming De bestemming van recreatiewoningen mag niet worden gewijzigd in een woonbestemming. De achtergrond van deze regel is dat recreatiewoningen die op enig moment als zodanig zijn gebouwd, beschikbaar moeten blijven voor een recreatieve functie om te voorkomen dat voor de bouw van nieuwe recreatiewoningen (opnieuw) beslag wordt gelegd op de Groene Omgeving. Een uitzondering op deze regel wordt gemaakt voor die permanent bewoonde recreatiewoningen die zijn bewoond voor 31 oktober 2003 en deze permanente bewoning is sindsdien onafgebroken voortgezet; of die op grond van objectgebonden overgangsrecht voor permanente bewoning mogen worden gebruikt. Daarbij moet ook worden voldaan aan de eisen van het Bouwbesluit 2012 voor (bestaande) reguliere woningen en relevante milieuwetgeving en moeten de bouwmogelijkheden binnen de te realiseren woonbestemming niet ruimer zijn dan nodig is voor instandhouding van de recreatiewoning als woning. Gemeentebesturen dienen bij het vaststellen van bestemmingsplannen waarin de wijziging van de bestemming van recreatiewoningen naar woonbestemmingen alle afwegingen te maken die voor een goede ruimtelijke ordening gewenst zijn. Dat betekent dat onder meer de gevolgen voor de woningvoorraad, de afspraken met andere overheden en consequenties voor omliggende bestemmingen in de afweging moeten worden betrokken. Wanneer de bestemming van een recreatiewoning wordt gewijzigd in een woonbestemming, is sprake van een functiewijziging en dus formeel gezien van een nieuwvestiging. Daarop is de Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving van toepassing.

Artikelsgewijze toelichting     

Artikelen 2.12.4 - 2.12.4     

In de verordening wordt alleen nog ruimte geboden voor de bouw van nieuwe recreatiewoningen als sprake is van een innovatief concept en als verzekerd is dat de recreatiewoningen voor de verhuur beschikbaar zijn en bedrijfsmatig geëxploiteerd zullen worden. Onder innovatieve concepten worden verstaan verblijfsrecreatieve voorzieningen die voorzien in een nieuw aanbod waarin de markt tot dusver nog niet voorziet en die een meerwaarde bieden voor het toeristisch-recreatieve product van Overijssel.

Onder de kwaliteitsimpuls voor bestaande recreatiebedrijven vallen die situaties waarin een bestaand recreatiepark een totale verbetering ondergaat door investeringen in de aanwezige recreatieverblijven waarbij voor de exploitatie ook nieuwe recreatiewoningen moeten worden toegevoegd. Daarbij geldt dat ook geïnvesteerd moet worden in de inpassing van het recreatiepark in het landschap waardoor de ruimtelijke kwaliteit van het gebied verbetert. Hierdoor wordt niet alleen de kwaliteit van de voorziening verbeterd, maar ook de ruimtelijke kwaliteit van de omgeving.

Verder worden enkele specifieke locaties (die al in het Gebiedsperspectief Noordwest-Overijssel waren voorzien) buiten het ‘verbod op nieuwe recreatiewoningen' gehouden omdat daar sprake is van ‘bestaande rechten'. Voor deze locaties geldt uiteraard wel de eis van op de verhuurgerichte, bedrijfsmatige exploitatie.

Op het moment dat toepassing wordt gegeven aan de artikelen 2.12.2 – 2.12.4 is ook artikel 2.1.6 (Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving) van toepassing en zal een extra investering moeten worden gedaan in ruimtelijke kwaliteit. Ook moet voldaan worden aan de overige van toepassing zijnde regels in deze verordening (NNN, Natura 2000 e.d.).

De provincie Overijssel ziet vanuit haar belang van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik aanleiding om regels te stellen voor permanent bewoonde recreatiewoningen. Kern van de bepaling is dat de bestemming van recreatiewoningen niet mag worden gewijzigd in een woonbestemming. De achtergrond van deze regel is dat recreatiewoningen die nu als zodanig zijn bestemd, beschikbaar moeten blijven voor een recreatieve functie om te voorkomen dat voor de bouw van nieuwe recreatiewoningen (opnieuw) beslag wordt gelegd op de Groene Omgeving.

Voor een toelichting op de mogelijkheden van lid 2 van dit artikel wordt verwezen naar de algemene toelichting op titel 2.12 Verblijfsrecreatie hierboven.

Artikel 2.12.5     

Het permanent bewonen van recreatiewoningen en -verblijven (waaronder chalets en stacaravans) is niet toegestaan.

Artikel 2.12.7     

Een deel van de recreatieparken in Overijssel is te beschouwen als minder vitaal. Ons beleid stelt het creëren van een (nieuw) toekomstperspectief voor deze recreatieparken centraal. Uitgangspunt is revitalisering en het terugbrengen van het park naar een duurzaam recreatieve bedrijfsvoering. Uitsluitend als voldoende gemotiveerd kan worden dat een recreatief toekomstperspectief ontbreekt, komt transformatie of sanering van een recreatiepark in beeld. Gemeentebesturen dienen bij het vaststellen van bestemmingsplannen waarin de transformatie of sanering van een recreatiepark wordt geregeld alle afwegingen te maken die voor een goede ruimtelijke ordening gewenst zijn. Dat betekent dat onder meer de mogelijke gevolgen voor de woningvoorraad (afstemming in het kader van de Woonagenda’s), de afspraken met andere overheden en consequenties voor omliggende bestemmingen in de afweging moeten worden betrokken. Wanneer de bestemming van recreatiewoningen op recreatieparken wordt gewijzigd, is sprake van een functiewijziging en dus formeel gezien van nieuwvestiging. Daarop is de Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving (KGO) van toepassing (artikel 2.1.6 van deze verordening). Ook moet voldaan worden aan de overige van toepassing zijnde regels in deze verordening (NNN, Natura 2000 e.d.).

Artikel 2.12.8     

Om het creëren van een (nieuw) toekomstperspectief voor een park ook financieel haalbaar te maken, worden mogelijkheden geboden om tijdelijk andere functies toe te staan in recreatiewoningen. Wanneer het tijdelijke huisvesting betreft moet dit regionaal, in het kader van de Woonagenda’s, afgestemd worden en in samenhang beschouwd worden met het nemen van maatregelen om de problemen aan de onderkant van de woningmarkt structureel op te lossen. Om voldoende zeker te stellen dat het eindbeeld voor het park na afloop van de tijdelijke functie ook daadwerkelijk gerealiseerd wordt, zullen hierover juridisch bindende afspraken gemaakt moeten worden tussen parkeigenaren en de betreffende gemeente.

Artikel 2.12.9     

Solitaire recreatiewoningen leveren over het algemeen een beperkte bijdrage aan het recreatief product van Overijssel. Dit komt omdat de marktvraag naar solitaire recreatiewoningen in de meeste gebieden gering is. Hierdoor is bedrijfsmatige exploitatie van deze recreatiewoningen weinig kansrijk en worden deze vaak permanent bewoond. De verordening biedt gemeenten daarom de mogelijkheid om aan solitaire recreatiewoningen, onder voorwaarden, een andere bestemming toe te kennen. Wanneer de bestemming wordt gewijzigd, is sprake van een functiewijziging en dus formeel gezien van nieuwvestiging. Daarop is de Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving (KGO) van toepassing (artikel 2.1.6 van deze verordening). Ook moet voldaan worden aan de overige van toepassing zijnde regels in deze verordening (NNN, Natura 2000 e.d.).

Titel 2.15 Windturbines     

(tekst ongewijzigd)

Titel 2.18 Externe Veiligheid     

Provinciaal belang

Economische ontwikkeling en toename van de bevolking betekenen een toename van externe veiligheidsrisico's. De intensiteit van risicovolle activiteiten, waaronder het transport van gevaarlijke stoffen via weg, spoor en water en via ondergrondse transportleidingen neemt toe. Daarnaast is er de opgave om voor de bevolking een veilige woon-, werk-, en leefomgeving in stand te houden en daar waar nodig te creëren. Keuzes maken is dan ook noodzakelijk.

Provinciaal routenetwerk transport gevaarlijke stoffen

Voor het transport van gevaarlijke stoffen over wegen is een provinciaal routenetwerk transport gevaarlijke stoffen aangewezen. Het provinciaal routenetwerk transport gevaarlijke stoffen is afgestemd op het landelijke Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen voor weg, water en spoor. Om te kunnen komen tot een aaneengesloten route van transport van gevaarlijke stoffen is het van belang om langs wegen die zijn vrijgegeven en (mogelijk) aangewezen worden als route gevaarlijke stoffen, het toevoegen van kwetsbare functies te voorkomen als dit zou leiden tot beperking van de gebruiksmogelijkheden van de weg als onderdeel van de route gevaarlijke stoffen.

Buisleidingen

Uit een oogpunt van externe veiligheid stimuleert de provincie het vervoer van gevaarlijke stoffen via buisleidingen. Het Rijk regelt in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening de vrijwaring van reserveringszones voor nieuwe buisleidingen van nationaal belang. In het Besluit externe veiligheid buisleidingen regelt het Rijk voor alle buisleidingen die bestemd of in gebruik is voor het transport van gevaarlijke stoffen met rechtstreeks werkende regels vrijwaringszones waarbinnen niet zondermeer kwetsbare objecten mogen worden toegelaten. [d1]

Essentiële functies

Essentiële functies en gebouwen moeten zonder meer inzetbaar zijn bij een crisis, ramp of andere calamiteit. Dit geldt voor rampencoördinatiecentra, als traumacentrum aangewezen ziekenhuizen, energiecentrales, specifieke infrastructuur enz. Deze functies dienen te worden beschermd tegen externe veiligheidsrisico's. Kwetsbare objecten dienen ruimtelijk gescheiden te zijn van transportroutes voor gevaarlijke stoffen.

Artikelsgewijze toelichting     

Artikel 2.18.4 Nieuwe ontwikkelingen nabij provinciaal routenetwerk transport gevaarlijke stoffen     

(tekst ongewijzigd)

Artikel 2.18.5 Essentiële functies     

(tekst ongewijzigd)

Hoofdstuk 4 Waterverordening     

Titel 4.6 Handelingen in watersystemen: grondwateronttrekking en infiltratie     

(tekst ongewijzigd)

Artikelsgewijze toelichting     

(tekst ongewijzigd)

Artikel 4.6.4 Vergunningplicht reservering Salland Diep     

(tekst ongewijzigd)