Actualisatie Omgevingsverordening 2018/2019    

Algemene toelichting

Regelmatig blijkt behoefte aan wijziging van de Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening, bijvoorbeeld vanwege aanpassingen van of verplichtingen vanuit nationale en Europese wet- en regelgeving of wijzigingen in ons provinciale beleid. Deze actie levert een aantal aanpassingen op van onze Omgevingsvisie en onze Omgevingsverordening.

Voor de hierna volgende teksten geldt het volgende:

  • Doorgestreept = tekst die vervalt na vaststelling door Provinciale Staten

  • Geel (in ruimtelijke plannen.nl) of groen gemarkeerd (in onze viewer) = dit wordt de nieuwe tekst na vaststelling door Provinciale Staten

  • Alleen hoofdstukken en bijlagen waarin een wijziging is opgenomen, zijn ter inzage gelegd

Voor meer informatie kunt u terecht op de site www.omgevingsvisie.nl

Af en toe worden beleidsnotities of visies genoemd die geen onderdeel van de Omgevingsverordening Overijssel zijn. Ze zijn daarom niet opgenomen (als bijlage) in de Omgevingsverordening Overijssel. Als u deze documenten graag wilt lezen kunt u ze meestal vinden op de provinciale website (www.overijssel.nl) of kunt u ze per e-mail opvragen (omgevingsvisie@overijssel.nl).

Algemene toelichting     

0.2 Ruimtelijke verordening     

0.2.5 Barro en Bro     

(....)

In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) staan instructieregels die voor het merendeel gericht zijn aan gemeenteraden. Deze inhoudelijke instructieregels verplichten om in bestemmingsplannen op een bepaalde manier rekening te houden met nationale belangen. Voor een beperkt aantal onderwerpen is gekozen voor een getrapte regeling. Daarbij krijgt de provincie de opdracht om een nadere invulling te geven aan een nationale belang en daarvoor in de provinciale verordening instructies over bestemmingsplannen op te nemen voor gemeenteraden. Niet elk nationaal thema waarvoor een getrapte regeling is gekozen, is voor elke provincie relevant. Zo zijn er in Overijssel geen erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde aangewezen. Voor de provincie Overijssel is alleen de opdracht om het Natuurnetwerk Nederland (voorheen Ecologische Hoofdstructuur) nader te regelen van toepassing. Met de regeling in titel 2.7 in de Omgevingsverordening wordt voldaan aan de opdracht in titel 2.10 (Natuurnetwerk Nederland) van het Barro.

(....)

0.3 Milieuverordening     

Op grond van de Wet milieubeheer (Wm) is het opstellen van een milieuverordening verplicht.

Deze milieuverordening omvat in ieder geval:

  • Regels ter bescherming van de kwaliteit van het grondwater met het oog op de waterwinning in bij de verordening aangewezen gebieden (grondwaterbeschermingsgebieden) (artikel 1.2. Wm)
  • Regels inzake het voorkomen of beperken van geluidhinder in bij de verordening aangewezen gebieden (stiltegebieden) (artikel 1.2. Wm)

Voor (potentiële) stiltegebieden geldt dat we er vanuit gaan dat deze voldoende bescherming krijgen door de ligging binnen het Natuurnetwerk Nederland (voorheen Ecologische Hoofdstructuur).

0.4 Waterverordening     

(tekst ongewijzigd)

0.4.1 Afstemming waterverordening     

In IPO-verband zijn afspraken gemaakt over de inhoudelijke afstemming van de waterverordeningen van provincies die te maken hebben met provinciegrensoverschrijdende waterschappen. De insteek is dat de provincie waarin het kleinste deel van het grondgebied van het waterschap valt, de waterverordening ‘overneemt’ van de provincie waarin het grootste deel valt.Om te voorkomen dat een waterschap te maken krijgt met verschillende waterverordeningen, is afgesproken dat de provincie waarin het kleinste deel van het grondgebied van het waterschap valt, de waterverordening ‘overneemt’ van de provincie waarin het grootste deel valt. Dit vergt niet alleen afstemming over de inhoud van de waterverordening met buurprovincies, maar ook een afstemming van het moment dat overgegaan wordt tot vaststelling/inwerkingtreding.

In 2021 treedt de Omgevingswet in werking. Deze wet heeft als uitgangspunt dat decentrale overheden hun regels over de fysieke leefomgeving bijeenbrengen in één gebiedsdekkende regeling. In hoofdstuk 4 van de Omgevingsverordening hebben we dit al geregeld voor de waterschappen Drents Overijsselse Delta, Vechtstromen, Rijn en IJssel en Vallei en Veluwe. Dit hoofdstuk richt zich op het regionale waterbeheer en de taakuitoefening van deze waterschappen voor zover gelegen binnen het grondgebied van de provincie Overijssel. Op grond van de afspraken in IPO-verband geldt de waterverordening van Flevoland voor het waterschap Zuiderzeeland tot de inwerkingtreding van de Omgevingswet.

Hoofdstuk 4 van de Omgevingsverordening richt zich op het regionale waterbeheer en de taakuitoefening van de waterschappen Drents Overijsselse Delta en Vechtstromen voor zover gelegen binnen het grondgebied van de provincie Overijssel. Voor de waterschappen Rijn en IJssel, Zuiderzeeland en Vallei en Veluwe geldt dat zij een klein deel van hun werkgebied in Overijssel hebben liggen. Op grond van de afspraken in IPO-verband zal voor het waterschap Zuiderzeeland de waterverordening van Flevoland van toepassing worden verklaard. Voor de waterschappen Rijn en IJssel en Vallei en Veluwe zijn de waterverordeningen die de betrokken provincies voor elk waterschap afzonderlijk heeft gemaakt van toepassing.

0.12 Overgangs- en slotbepalingen     

In hoofdstuk 12 van deze Omgevingsverordening worden in het algemeen overgangsbepalingen geformuleerd die moeten voorkomen dat geldende besluiten opnieuw ter discussie komen en dat aanvragers lopende een procedure geconfronteerd worden met nieuw recht. De bepalingen van de ruimtelijke verordening richten zich in hoofdzaak op nieuwe ontwikkelingen. Dit betekent dat de verordening pas op dat moment doorwerkt in de gemeentelijke bestemmingsplannen. Voor het Natuurnetwerk Nederland (voorheen de Ecologische Hoofdstructuur) geldt een specifieke overgangsbepaling, waarbij de wettelijke termijn tot aanpassing van 1 jaar is verruimd.

Colofon     

Uitgave Omgevingsverordening Overijssel,

Eindredactie Trijnie Drint

Kaarten Beleidsinformatie provincie Overijssel beleidsinformatie@overijssel.nl

Inlichtingen bijTrijnie Drint

omgevingsvisie@overijssel.nl

omgevingsvisie.nl

Adresgegevens Provincie Overijssel Luttenbergstraat 2 Postbus 10078 8000 GB Zwolle Telefoon 038 499 88 99

Disclaimer

Deze versie van de Omgevingsverordening Overijssel bieden wij conform het Besluit ruimtelijke ordening elektronisch (digitaal) aan op www.ruimtelijkeplannen.nl. Daarnaast wordt de Omgevingsverordening ook in een viewer getoond die u kunt benaderen via onze provinciale website www.omgevingsvisie.nl. Tevens stellen wij analoge versies beschikbaar. Bij verschillen tussen de analoge en digitale versie geldt de digitale versie op www.ruimtelijkeplannen.nl

Regels     

Hoofdstuk 1 Algemeen     

(tekst ongewijzigd)

Hoofdstuk 2 Ruimtelijke verordening     

Titel 2.1 Sturen op ruimtelijke kwaliteit, duurzaamheid en sociale kwaliteit     

zie toelichting titel 2.1 Sturen op ruimtelijke kwaliteit, duurzaamheid en sociale kwaliteit

Artikel 2.1.1 Begripsbepalingen     

(....)

  1. gebiedskenmerken: de verschillende typen landschappen en hun kenmerkende eigenschappen zoals beschreven in de Catalogus Gebiedskenmerken, die als deel uitmaakt van deze verordening, en aangegeven op de kaarten:
  • Kaart Gebiedskenmerken Natuurlijke laag (Hoe)
  • Kaart Gebiedskenmerken Laag van het agrarisch cultuurlandschap (Hoe)
  • Kaart Gebiedskenmerken Stedelijke Laag (Hoe)
  • Kaart Gebiedskenmerken Laag van de beleving (Hoe)
  1. stedelijke netwerken: Zwolle Kampen Netwerkstad, de Netwerkstad Twente en de Cleantech regio (Deventer)Stedendriehoek-Deventer;

(....)

Artikel 2.1.6 Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving     

Zie toelichting artikel 2.1.6 Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving

Lid 1     

(tekst ongewijzigd)

Lid 2     

Lid 1 is niet van toepassing op de bedrijfsontwikkeling en nieuwvestiging van agrarische bedrijven en op zelfstandige opstelling van zonnepanelen.

Lid 3     

In aanvulling op het gestelde onder 1 geldt voor nieuwe ontwikkelingen die plaatsvinden op gronden die vallen binnen het ontwikkelingsperspectief Ondernemen met Natuur en Water en die niet zijn aangeduid als Natuurnetwerk Nederland (NNN, voorheen EHS), geldt de voorwaarde dat de compensatie door investeringen ter versterking van ruimtelijke kwaliteit in de omgeving gericht dienen te zijn op de versterking van de kwaliteit van natuur, water en landschap.

Artikel 2.1.7 Kwaliteitsimpuls agro en food     

Zie toelichting

Lid 1     

(tekst ongewijzigd)

Lid 2     

(tekst ongewijzigd)

Lid 3     

(tekst ongewijzigd)

Lid 4     

(tekst ongewijzigd)

Lid 5     

(tekst ongewijzigd)

Lid 6     

In aanvulling op het gestelde onder 3 en 5 geldt voor nieuwe ontwikkelingen die plaatsvinden op gronden die vallen binnen het ontwikkelingsperspectief Ondernemen met Natuur en Water en die niet zijn aangeduid als Natuurnetwerk Nederland (NNN, voorheen Ecologische Hoofdstructuur (EHS)), geldt de voorwaarde dat de compensatie door investeringen ter versterking van ruimtelijke kwaliteit in de omgeving gericht dienen te zijn op de versterking van de kwaliteit van natuur, water en landschap.

Artikel 2.1.7a Specifieke bepalingen voor de geitenhouderij     

Lid 1 Begripsbepaling     

(tekst ongewijzigd)

Lid 2 Verbod op nieuwvestiging en uitbreiding geitenhouderij     
  1. (tekst ongewijzigd)

Artikel 2.1.8 Kwaliteitsimpuls zonnevelden     

Zie toelichting

Artikel 2.1.8.1 Begripsbepalingen     

(tekst ongewijzigd)

Artikel 2.1.8.2 Realisatie zelfstandige opstelling zonnepanelen     
Lid 1     

(tekst ongewijzigd)

Lid 2     

(tekst ongewijzigd)

Lid 3     

De maatschappelijke meerwaarde als bedoeld in lid 2 dient te worden onderbouwd vanuit de volgende criteria:

a. de mate waarin sprake is van meervoudig ruimtegebruik;

b. maatregelen die getroffen worden om de impact op de omgeving te beperken en/of te compenseren;

c. de mate waarin wordt aangesloten op de karakteristieken van het gebied;

d. de bijdrage die geleverd wordt aan maatschappelijke doelen.

Lid 4     

In aanvulling op het gestelde onder 2 geldt voor nieuwe ontwikkelingen die plaatsvinden op gronden die vallen binnen het ontwikkelingsperspectief Ondernemen met Natuur en Water en die niet zijn aangeduid als Natuurnetwerk Nederland (NNN, voorheen Ecologische Hoofdstructuur (EHS)), geldt de voorwaarde dat de compensatie door investeringen ter versterking van ruimtelijke kwaliteit in de omgeving gericht dienen te zijn op de versterking van de kwaliteit van natuur, water en landschap.

Titel 2.2 Woningbouw     

(tekst ongewijzigd)

Titel 2.3 Werklocaties (Bedrijventerreinen en kantoren(locaties))     

(tekst ongewijzigd)

Titel 2.4 Detailhandel     

zie toelichting

Artikel 2.4.1 Begripsbepalingen     

In deze titel wordt verstaan onder:

  1. kernwinkelgebieden: de delen van binnensteden en dorpscentra waar detailhandelsvestigingen geconcentreerd zijn en wijkwinkelcentra;
  2. stedelijke centra: steden binnen de stedelijke netwerken Zwolle Kampen Netwerkstad, Netwerkstad Twente en de Cleantech regio (Deventer)Stedendriehoek-Deventer;

(....)

Titel 2.5 Radioactief afval     

(tekst ongewijzigd)

Titel 2.6 Nationale Landschappen     

zie toelichting

Titel 2.7 Natuurnetwerk Nederland (NNN)     

zie toelichting titel 2.7 Natuurnetwerk Nederland (NNN)

Artikel 2.7.1 Begripsbepalingen     

In deze verordening wordt verstaan onder:

  1. compensatieplan: plan waarin overeenkomstig de eisen van artikel 2.7.5 de maatregelen worden vastgelegd die noodzakelijk zijn om de impact van ontwikkelingen binnen het NNN (voorheen EHS) te compenseren en mitigeren;
  2. Natuurnetwerk Nederland (NNN voorheen EHS): samenhangend netwerk van natuurgebieden met bestaande en potentiële natuurwaarden van (inter)nationaal belang met als doel het veiligstellen van ecosystemen met de daarbij behorende soorten, begrensd overeenkomstig artikel 2.7.2;
  3. gebiedscategorie: typering zoals aangegeven op de kaart van een deelgebied van de NNN (voorheen EHS), bestaande uit:
  1. Bestaand: gebieden die beschikbaar zijn voor het realiseren van de natuurdoelen als omschreven in bijlage 1b Wezenlijke kenmerken en waarden van het NNN;
  2. Te realiseren: gebieden getypeerd door de geschiktheid voor verdere ontwikkeling van aanwezige of in potentie aanwezige natuurwaarden, maar die nog niet of niet geheel kunnen worden ingericht als natuur conform de natuurdoelen als omschreven in de bijlage ‘Wezenlijke kenmerken en waarden van het NNN' omdat de gronden nog niet zijn aangekocht, nog niet zijn afgewaardeerd en/of nog niet beschikbaar zijn voor de realisering van het NNN, bestaande uit de volgende subcategorieën:
  • Uitwerkingsgebied ontwikkelopgave Natura 2000: gebieden waar maatregelen genomen moeten worden om natuurwaarden in nabijgelegen Natura 2000-gebieden te beschermen of te vergroten;
  • Zoekgebied natuur : gebied waar de natuurdoelen zowel via agrarisch natuurbeheer als door natuurbeheer kunnen worden bereikt;
  • Overig te realiseren natuur: concreet begrensde nog te realiseren natuur.
  1. wezenlijke kenmerken en waarden: actuele en potentiële waarden, gebaseerd op de natuurdoelen voor het gebied, zoals omschreven in de bijlage 1b Wezenlijke kenmerken en waarden van het NNN;
  2. saldobenadering: een combinatie van onderling samenhangende plannen, projecten of handelingen waarvan één of enkele afzonderlijk een negatief effect hebben op het NNN (voorheen EHS)), maar waarvan de gecombineerde uitvoering leidt tot een vergroting van de oppervlakte en/of een verbetering van de kwaliteit en samenhang van de ecologische hoofdstructuur op gebiedsniveau.

zie toelichting artikel 2.7.1 Begripsbepalingen

Artikel 2.7.2 Werkingsgebied     

  1. zie toelichting artikel 2.7.2 Werkingsgebied
Lid 1     

Het werkingsgebied van titel 2.7 wordt begrensd door de geometrische plaatsbepaling van het NNN (voorheen EHS) op de digitale kaart ‘NNN (voorheen EHS)' horende bij deze verordening.

Lid 2     

Provinciale Staten passen de begrenzing van het NNN (voorheen EHS) aan op ontwikkelingen waarvoor op grond van artikel 2.7.4 is afgeweken van het beschermingsregime van artikel 2.7.3.

Lid 3     

Provinciale Staten passen de begrenzing van het NNN (voorheen EHS) op ondergeschikte punten aan, indien dit nodig is op basis van aanpassing van het Natuurbeheerplan en andere provinciale besluiten die gericht zijn op de uitvoering van de NNN (voorheen EHS), mits de wezenlijke kenmerken en waarden worden behouden.

Lid 4     

Bij de herbegrenzing als bedoeld in lid 2 en 3 geldt de voorwaarde dat het areaal van het NNN (voorheen EHS) per saldo ten minste gelijk blijft.

Lid 5     

(tekst ongewijzigd)

Artikel 2.7.3 Beschermingsregime     

zie toelichting artikel 2.7.3 Beschermingsregime

Lid 1     

Het beschermingsregime voor gebieden die op de kaart als bedoeld in artikel 2.7.2 Werkingsgebied zijn aangeduid als gebiedscategorie ‘Bestaand' wordt vastgelegd in een bestemmingsplan of in beheersverordening. Voor de overige gebieden binnen het NNN (voorheen EHS) geldt dat het beschermingsregime uitsluitend vastgelegd kan worden in een bestemmingsplan.

Lid 2     

(tekst ongewijzigd)

Lid 3     

Gebieden die op de kaart als bedoeld in artikel 2.7.2 zijn aangeduid als ‘Te realiseren':

  1. moeten een bestemming krijgen die mede gericht is op het behoud, herstel of de duurzame ontwikkeling van de actuele natuurwaarden van deze gebieden zolang deze gronden nog niet zijn aangekocht en/of afgewaardeerd;
  2. moeten een bestemming krijgen die uitsluitend is gericht op het behoud, herstel of de duurzame ontwikkeling van de wezenlijke kenmerken en waarden van deze gebieden indien de gronden zijn aangekocht en/of afgewaardeerd ten dienste van de realisering van het NNN (voorheen EHS) en ook als zodanig beschikbaar zijn.
Lid 4     

Bestemmingsplannen die betrekking hebben op gebieden die op de kaart als bedoeld in artikel 2.7.2 zijn aangeduid als NNN (voorheen EHS) wijzen geen bestemmingen aan of stellen geen regels die activiteiten mogelijk maken die leiden tot een significante aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden, of tot een significante vermindering van de oppervlakte van die gebieden, of van de samenhang tussen die gebieden.

Lid 5     

(tekst ongewijzigd)

Lid 6     

Gedeputeerde Staten kunnen nadere regels stellen aan de toelichting c.q onderbouwing van bestemmingsplannen en beheersverordeningen die betrekking hebben op gronden die vallen binnen het NNN (voorheen EHS) en waaruit moet blijken op basis van welke gegevens, waarderingen en afwegingen tot vaststelling is besloten.

Lid 7     

vervallen

Lid 8     

(tekst ongewijzigd)

Lid 9     

De verplichting op grond van lid 2 en 3 van dit artikel om een passende bestemming toe te kennen geldt niet voor bestaande functies waarvoor het bestemmingsplan dat geldt op het moment van inwerkingtreding van dit artikel, ontwikkelingsmogelijkheden toekent voor wat betreft bouwen en het aanbrengen van terreinverhardingen.

Artikel 2.7.4 Afwijkingsmogelijkheden     

Zie toelichting artikel 2.7.4 Afwijkingsmogelijkheden

Lid 1     

De gemeenteraad is bevoegd om bij de vaststelling van een bestemmingsplan voor een relatief grootschalige ingreep of een combinatie van ingrepen binnen het NNN (voorheen EHS) af te wijken van het beschermingsregime zoals vastgelegd in artikel 2.7.3 mits is aangetoond en verzekerd dat:

(....)

Lid 2     

(tekst ongewijzigd)

Lid 3     

De gemeenteraad is bevoegd om bij vaststelling van een bestemmingsplan voor een combinatie van ruimtelijke ontwikkelingen binnen de NNN (voorheen EHS) door toepassing van de saldobenadering af te wijken van het beschermingsregime zoals vastgelegd in artikel 2.7.3.

Lid 4     

De toelichting op het bestemmingsplan, als bedoeld in het derde lid, bevat een (samenhangende) gebiedsvisie waarop de saldobenadering toegepast wordt en beschrijft in ieder geval:

  1. de omvang van het gebied waarop de gebiedsvisie betrekking heeft;
  2. de doelen van de gebiedsvisie, in het bijzonder wat betreft de verbetering van de kwaliteit en kwantiteit van het Natuurnetwerk Nederland (voorheen Ecologische Hoofdstructuur) waardoor een beter functionerend natuurnetwerk ontstaat;
  3. op welke wijze het verlies van ecologische waarden en kenmerken én areaal wordt gecompenseerd;
  4. op welke wijze de uitvoering van de gebiedsvisie is verzekerd.
Lid 5     

De gemeenteraad is bevoegd om bij de vaststelling van een bestemmingsplan voor relatief kleinschalige ontwikkelingen binnen het NNN (voorheen EHS) af te wijken van het beschermingsregime zoals vastgelegd in artikel 2.7.3. mits is aangetoond en verzekerd dat deze wijziging:

  1. de wezenlijke kenmerken en waarden slechts in beperkte mate aantast,
  2. per saldo gepaard gaat met een versterking van de wezenlijke kenmerken en waarden van het NNN (voorheen EHS), of een vergroting van de oppervlakte van het NNN (voorheenEHS),
  3. plaatsvindt na een zorgvuldige afweging van alternatieve locaties.
Lid 6     

(tekst ongewijzigd)

Artikel 2.7.5 Compensatieplan     

Zie toelichting artikel 2.7.5 Compensatieplan

Lid 1     

Uit het compensatieplan, zoals bedoeld in artikel 2.7.4, lid 2 blijkt in ieder geval dat:

  1. de nadelige effecten zoveel mogelijk worden beperkt en - voor zover deze niet kunnen worden beperkt - voldoende worden gecompenseerd. In geval van afwijking op grond van artikel 2.7.4 lid 1 betekent dit dat er geen nettoverlies van areaal, kwaliteit en samenhang van de wezenlijke kenmerken en waarden plaats vindt;
  2. de compensatie door realisering van kwalitatief gelijkwaardige waarden of fysieke compensatie elders plaatsvindt;
  3. de compensatie op financiële wijze afdoende is geregeld als fysieke compensatie als bedoeld in lid b niet mogelijk is;
  4. de tenuitvoerlegging van de compensatie planologisch mogelijk is dan wel mogelijk wordt gemaakt door het bestemmingsplan dat voorziet in de betreffende ontwikkeling in het geval de compensatie binnen hetzelfde plangebied plaats vindt;
  5. de tenuitvoerlegging van de compensatie planologisch mogelijk is of mogelijk wordt gemaakt door (wijziging van) een ander bestemmingsplan dan het bestemmingsplan dat in de betreffende ontwikkeling voorziet in het geval dat de compensatie elders plaats vindt;
  6. voldoende compensatiemaatregelen zullen worden getroffen, waarbij zowel de aard, omvang, kwaliteit, locatie als tijdvak van uitvoering van de maatregelen en voorzieningen worden beschreven;
  7. de inrichting- en beheerskosten van de maatregelen en voorzieningen duurzaam geregeld zijn;
  8. de compensatie uitvoerbaar is en daadwerkelijk gerealiseerd kan worden; en
  9. er een deugdelijke monitoring en rapportage van de tenuitvoerlegging zal plaats vinden.
Lid 2     

Indien het compensatieplan betrekking heeft op de uitvoering van een combinatie van ingrepen bevat het plan in aanvulling op lid 1 in ieder geval:

  1. een gebiedsvisie waarin de plannen, projecten of handelingen in hun onderlinge samenhang worden gepresenteerd en waaruit blijkt dat het oppervlak natuur binnen het NNN (voorheen EHS) minimaal gelijk blijft dan wel het NNN (voorheenEHS)-areaal wordt vergroot,
  2. waarborgen dat de plannen, projecten of handelingen conform de gebiedsvisie als bedoeld in sub a in onderlinge samenhang worden gerealiseerd.
Lid 3     

(tekst ongewijzigd)

Lid 4     

(tekst ongewijzigd)

Titel 2.8 Bos en natuurgebieden buiten het NNN     

Zie toelichting titel 2.8 Bos en natuurgebieden buiten het NNN

Artikel 2.8.1 Begripsbepalingen     

In deze titel wordt verstaan onder:

  1. bestaande natuur: bestaande bos- en natuurgebieden buiten de NNN (voorheen EHS) die op het moment van inwerkingtreding van deze verordening in geldende bestemmingsplannen als zodanig zijn bestemd,
  2. zwaarwegende maatschappelijke belangen: algemene belangen die behartigd worden door de overheid en/of maatschappelijke organisaties, niet zijnde het belang van een particulier of het belang van enkelingen.

Artikel 2.8.2     

Lid 1     

(tekst ongewijzigd)

Lid 2     

Bestemmingsplannen als bedoeld in lid 1 voorzien niet in ontwikkelingen waardoor de aanwezige en te ontwikkelen natuur- en landschapswaarden worden aangetast.

Lid 3     

(tekst ongewijzigd)

Lid 4     

In afwijking van het gestelde onder 2 kunnen kleinschalige ontwikkelingen worden toegestaan als:

  1. daardoor de waarde van een bos- of natuurgebied slechts in beperkte mate wordt aangetast en
  2. er per saldo sprake is van een versterking van de waarden van het gebied en/of vergroting van het oppervlakte daarvan en
  3. is aangetoond dat er in redelijkheid geen alternatieven voor de ingreep mogelijk zijn.

Titel 2.9 (vervallen)     

Titel 2.10 Glastuinbouwlocaties     

(tekst ongewijzigd)

Titel 2.11 Cultureel erfgoed     

(tekst ongewijzigd)

Titel 2.12 Verblijfsrecreatie     

(tekst ongewijzigd)

Titel 2.13 Drinkwatervoorziening     

(tekst ongewijzigd)

Titel 2.14 Watergebiedsreserveringen     

(tekst ongewijzigd)

Titel 2.15 Windturbines     

Zie toelichting titel 2.15 Windturbines

Artikel 2.15.1 Begripsbepalingen     

(tekst ongewijzigd)

Artikel 2.15.2 Uitsluiting windturbines     

Bestemmingsplannen voorzien niet in de mogelijkheid van het oprichten van nieuwe windturbines binnen gebieden die:

  • op grond van artikel 2.7.2 gerekend worden tot Natuurnetwerk Nederland (NNN, voorheen EHS) of
  • op grond van worden aangemerkt als Nationaal Landschap

Titel 2.16 Basisrecreatietoervaartnet     

(tekst ongewijzigd)

Titel 2.17 Fiets- en wandelroutestructuren     

(tekst ongewijzigd)

Titel 2.18 Externe Veiligheid     

(tekst ongewijzigd)

Titel 2.19 Mobiliteit     

(tekst ongewijzigd)

Titel 2.20 Winlocaties grondstoffen     

(tekst ongewijzigd)

Titel 2.21 (vervallen)     

Titel 2.22 Onconventioneel gas (schaliegas, steenkoolgas)     

(tekst ongewijzigd)

Hoofdstuk 3 Milieuverordening (grondwaterbescherming en bodem)     

(tekst ongewijzigd)

Hoofdstuk 4 Waterverordening     

Titel 4.1 Begripsbepalingen     

zie toelichting titel 4.1 Begripsbepalingen

Artikel 4.1.1 Begripsbepalingen     

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

(....)

  1. het waterschap: de Waterschappen Drents Overijsselse Delta,en Vechtstromen, Rijn en IJssel en Vallei en Veluwe;

(....)

Artikel 4.1.2 Toepassingsbereik     

Dit hoofdstuk van deze verordening is van toepassing op het gebied van het Waterschap Drents Overijsselse Delta, en het Waterschap Vechtstromen, het Waterschap Rijn en IJssel en het Waterschap Vallei en Veluwe als bedoeld in artikel 2 van het reglement van het waterschap.

Titel 4.2 Normen regionale keringen en wateroverlast, verdringingsreeks     

zie toelichting titel 4.2 Normen regionale keringen en wateroverlast, verdringingsreeks

Artikel 4.2.1 Aanwijzen regionale waterkeringen     

(tekst ongewijzigd)

Artikel 4.2.2 Veiligheidsnorm regionale waterkeringen     

(tekst ongewijzigd)

Artikel 4.2.3 Regionale verdringingsreeks onttrekking IJsselmeergebied     

(tekst ongewijzigd)

Artikel 4.2.3a Regionale verdringingsreeks onttrekking Twentekanalen/Overijsselse Vecht     

(tekst ongewijzigd)

Artikel 4.2.4 Normen wateroverlast     

(tekst ongewijzigd)

Artikel 4.2.5 Verslag toetsing watersysteem     

(tekst ongewijzigd)

Titel 4.3 Toedeling beheer watersysteem en beheer en instandhouding vaarwegen     

(tekst ongewijzigd)

Titel 4.4 Regionaal waterplan en beheerplannen     

(tekst ongewijzigd)

Titel 4.5 Legger waterstaatswerken     

Artikel 4.5.1 Legger waterstaatswerken     

(tekst ongewijzigd)

Artikel 4.5.2 Aanwijzing verplichte peilbesluiten     

(tekst ongewijzigd)

Artikel 4.5.3 Inhoud peilbesluit     

zie toelichting artikel 4.5.3 Inhoud peilbesluit

Lid 1     

(tekst ongewijzigd)

Lid 2     

(tekst ongewijzigd)

Lid 3     

In de afwegingen bij het nemen van een peilbesluit voor een gebied met de aanduiding ‘weidevogelleefgebied’ wordt in ieder geval het belang van de instandhouding en versterking van gunstige omgevingskwaliteiten voor weidevogels betrokken.

Artikel 4.5.4 Openbare voorbereiding peilbesluit     

(tekst ongewijzigd)

Artikel 4.5.5 Herziening peilbesluit     

zie toelichting artikel 4.5.5 Herziening peilbesluit

Artikel 4.5.6 Projectprocedure voor waterstaatswerken     

(tekst ongewijzigd)

Artikel 4.5.7 Toezending projectplannen     

(tekst ongewijzigd)

Artikel 4.5.8 Waterakkoorden     

(tekst ongewijzigd)

Titel 4.6 Handelingen in watersystemen: grondwateronttrekking en infiltratie     

(tekst ongewijzigd)

Hoofdstuk 5 Verkeersverordening     

zie toelichting hoofdstuk 5 Verkeersverordening

Titel 5.1 Wegen     

Artikel 5.1.1 Toepassingsbereik     

(tekst ongewijzigd)

Artikel 5.1.2 Verboden     

(tekst ongewijzigd)

Artikel 5.1.3 Ontheffing en melding     

(tekst ongewijzigd)

Titel 5.2 Luchthavens     

(tekst ongewijzigd)

Hoofdstuk 6 Luchthavenbesluit Twente Airport     

(tekst ongewijzigd)

Hoofdstuk 7 Natuurverordening     

Titel 7.4 Soortenbescherming     

Artikel 7.4.1 Vrijstelling verbodsbepalingen     

Lid 1     

In afwijking van het bepaalde in artikel 3.10, eerste lid, onder a van de Wet is het toegestaan om de in bijlage 9a bij deze paragraaf aangewezen soorten opzettelijk te doden, en te vangen. Tevens is het in afwijking van het bepaalde in artikel 3.10, eerste lid, onder b van de Wet toegestaan de vaste voortplantingsplaatsen of rustplaatsen van deze dieren opzettelijk te beschadigen of te vernielen.

Lid 2     

Het eerste lid is alleen van toepassing voor zover de handeling niet reeds op grond van een door de minister goedgekeurde gedragscode als bedoeld in artikel 3.31, eerste lid, van de Wet is vrijgesteld.

Lid 3     

De in het eerste lid genoemde vrijstellingen gelden ten behoeve van de in bijlage 9a, bij de betreffende soort genoemde belangen, voor de gehele provincie Overijssel, onder gebruik van de hier genoemde middelen en onder de hierin genoemde voorschriften en beperkingen.

Lid 4     

(tekst ongewijzigd)

Hoofdstuk 8 Wro-coördinatieverordening Ontwikkelopgave Natura 2000     

(tekst ongewijzigd)

Hoofdstuk 9 (gereserveerd)     

Hoofdstuk 10 Toezicht en strafbepaling     

(tekst ongewijzigd)

Hoofdstuk 11 Ontheffing     

(tekst ongewijzigd)

Hoofdstuk 12 Overgangs- en slotbepalingen     

zie toelichting hoofdstuk 12 Overgangs- en slotbepalingen

Titel 12.2 Overgangsrecht hoofdstukken 2 en 4     

Artikel 12.2.1 Overgangsrecht hoofdstuk ruimtelijke ordening     

  1. (tekst ongewijzigd)

Artikel 12.2.2 Overgangsrecht Natuurnetwerk Nederland     

zie toelichting artikel 12.2.2 Overgangsrecht Natuurnetwerk Nederland

Lid 1     

vervallen

Lid 2     

Voor bestemmingsplannen die betrekking hebben op het Natuurnetwerk Nederland (voorheen de Ecologische Hoofdstructuur) zoals begrensd op basis van artikel 2.7.2. en die op het moment van inwerkingtreding van deze verordening korter dan 5 jaar onherroepelijk zijn, geldt in afwijking van de termijn in artikel 4.1, lid 2 Wro een termijn van 3 jaar na het onherroepelijk worden van deze bestemmingsplannen.

Lid 3     

Een besluit tot verlenging van de periode van tien jaar als bedoeld in artikel 3.1, lid 3 van de Wet ruimtelijke ordening wordt niet genomen indien de in het bestemmingsplan aangewezen bestemmingen en de met het oog daarop gegeven regels geen of onvoldoende waarborgen bieden voor het behoud, herstel of de duurzame ontwikkeling van de wezenlijke kenmerken en waarden van het betrokken gebieden die aangewezen zijn als Natuurnetwerk Nederland.

Artikel 12.2.3 Overgangsrecht bodemenergiesystemen [in werking vanaf 1-1-2015]     

zie toelichting

Bijlagen bij regels     

Bijlage 1 Natuurnetwerk Nederland     

Bijlage 1a Lijst van specifieke regelingen in relatie tot het NNN     

  • Algemene eisen en generieke maatregelen ter zake van milieu-, water- en natuurkwaliteit die niet specifiek voor het NNN (voorheen EHS) in het leven zijn geroepen maar wel bijdragen aan versterking daarvan.

(....)

Bijlage 1b Wezenlijke kenmerken en waarden van het NNN     

Op basis van artikel 2.7.1 lid d van de Omgevingsverordening worden de wezenlijke kenmerken en waarden beschreven. Deze bijlage voorziet hierin.

Wezenlijke kenmerken en waarden zijn de actuele en potentiele waarden, gebaseerd op de natuurdoelen van het gebied. Gedacht kan worden aan de natuurdoelen en kwaliteit, geomorforlogische en aardkundige waarden en processen, de waterhuishouding, de kwaliteit van de bodem, water en lucht, rust, stilte, donkerte en openheid, de landschapsstructuur en de belevingswaarde.

Informatie hierover is te vinden in dit document, op de website van de Provincie Overijssel en in het veld. De informatie is als volgt te vinden:

  • De actuele natuurwaarden. Deze zijn per deelgebied weergegeven in de paragraaf “gebiedsbeschrijving” van dit document. Deze beschrijving is een globale beschrijving. Naast deze beschrijving is gedetailleerde informatie uit het veld noodzakelijk om de actuele situatie te beoordelen.
  • De beoogde natuurdoelen inclusief de daarvoor benodigde omgevingscondities. Deze zijn per deelgebied in hoofdlijnen aangegeven in dit document in de paragraaf “streefbeeld” .
  • Naast de informatie beschikbaar in deze bijlage, zijn gebiedskenmerken te vinden in de Catalogus Gebiedskenmerken.
  • Voor de Natura 2000-gebieden is gedetaileerde informatie over deze gebieden te vinden op de website van de Provincie Overijssel.

De deelgebieden van het NNN (voorheen EHS) zijn opgenomen op de kaart Deelgebieden NNN behorend bij de Omgevingsverordening.

1 De Woldberg/De Eese     

(....)

Streefbeeld

In dit gebied wordt geen uitbreiding van het NNN (voorheen EHS) voorzien. De kwaliteit van het bestaande NNN (voorheen EHS) kan versterkt worden door vergroten van de oppervlakte natuurlijk bos en vooral op het landgoed De Eese door versterking van de heiderestanten door het omvormen van productiebos of grasland naar heide (N7.01 en N6.04) zodat er in het bestaande bos corridors ontstaan en hierdoor uitwisseling van voor de heide kenmerkende dieren mogelijk wordt.

2 Wieden-Weerribben     

(tekst ongewijzigd)

3 Reestdal     

(tekst ongewijzigd)

4 Oeverlanden Zwarte water     

(tekst ongewijzigd)

5 Zwarte Meer/Vossemeer     

(tekst ongewijzigd)

6 Uiterwaarden IJssel     

(tekst ongewijzigd)

7 Olde Maten/Veerslootlanden     

(tekst ongewijzigd)

8 Stadsgaten/De Ruiten     

(tekst ongewijzigd)

9 Lierder- en Molenbroek     

(....)

Streefbeeld

In dit gebied is geen verdere uitbreiding van het NNN (voorheen EHS) voorzien.

10 Landgoederen Salland     

Gebiedsbeschrijving

Salland wordt globaal begrensd door de IJssel, de Vecht, de Sallandse Heuvelrug en de Schipbeek. In Salland zijn van oost naar west te onderscheiden de zandlandschappen (jonge ontginningen en kampen) en de rivierlandschappen (mengelgronden, kommen- en oeverwallen). Vooral op de overgang van het zand landschap naar het rivierenlandschap lag een groot aantal landgoederen en buitenplaatsen, deze zijn grotendeels onderdeel van het NNN (voorheen EHS). Dwars door de dekzanden heen snijden de beekdalen. Hierin worden beek- en broekeerdgronden aangetroffen. Van oudsher is Salland hydrologisch een afwisselend gebied. Naast de droge dekzanden bestonden er nattere zones met kwelwater of stagnerend regenwater.

(....)

Streefbeeld

In dit gebied wordt komende jaren het gebied Gooiermars fors uitgebreid, door omvorming van landbouwgronden naar natuur. De grondwaterstand wordt hier verhoogd en er wordt een mozaïek van bloemrijke graslanden en natte schraalgraslanden ontwikkeld. In de rest van het gebied zijn geen uitbreidingsdoelstellingen voor het NNN (voorheen EHS). In dit gebied is alleen beheer van de bestaande natuur aan de orde. Kwaliteitsverbetering van de graslanden in de bestaande natuur is mogelijk door het strikt toepassen van een beheer gericht op verschraling.

11 Boetelerveld     

(tekst ongewijzigd)

12 Vechtdal     

(tekst ongewijzigd)

13 Sallandse Heuvelrug     

(tekst ongewijzigd)

14 Reggedal     

(tekst ongewijzigd)

15 Wierdense veld/Notterveld     

(tekst ongewijzigd)

16 Borkeld en Entervenen     

(tekst ongewijzigd)

17 Diepenheim     

(....)

Streefbeeld

Er is geen uitbreiding van het NNN (voorheen EHS) gepland in dit gebied. De verdroging zal hierdoor niet geheel opgelost kunnen worden. Mogelijk dat door interne maatregelen in het natuurgebied de verdroging lokaal nog kan worden aangepakt.

18 Engbertsdijksvenen/Veenschap     

(tekst ongewijzigd)

19 Mander/Reutum     

(tekst ongewijzigd)

20 Dinkeldal boven- en middenloop     

(tekst ongewijzigd)

21 Dinkeldal benedenloop/Ottershagen     

(tekst ongewijzigd)

22 Volther, Agelerbroek en Achter de Voort     

(tekst ongewijzigd)

23 Beekdalen Weerselo     

(tekst ongewijzigd)

24 Bergvennen     

(tekst ongewijzigd)

25 Punthuizen     

(tekst ongewijzigd)

26 Landgoederen en beekdalen Enschede/Hengelo     

(....)

Streefbeeld

(....)

Na afloop van deze projecten is er hier geen uitbreidingsdoeltelling meer voor het NNN (voorheen EHS) in dit gebied.

27 Heide- en veengebieden zuid Twente     

(tekst ongewijzigd)

28 Stuwwal Oldenzaal     

(tekst ongewijzigd)

29 Twickel     

(....)

Streefbeeld

Twickel

Op het landgoed Twickel wordt in 2013 een groot deel van het dal van de Hagmolenbeek en een deel van de Azelerbeek hersteld. In de beekdalen worden afwisselend Nat schraalland (N10.01), kruiden en faunarijk grasland (N12.02), Rivier- en beekbegeleidend bos (N14.01) ontwikkeld. Na afronding hiervan is er geen uitbreidingsdoelstelling voor het NNN (voorheen EHS) meer in dit gebied.

(....)

0 Toelichting     

(....)

De deelgebieden van het NNN (voorheen EHS) zijn opgenomen op de kaart Deelgebieden NNN behorend bij de Omgevingsverordening.

Bijlage 9 Natuurverordening     

Bijlage 9b (vervallen) Soorten als bedoeld in artikel 7.5.2 lid 1     

(vervallen)

Bijlage 9c (vervallen) Soorten als bedoeld in artikel 7.5.2 lid 2     

(vervallen)

Bijlage 9d (vervallen) Schadecijfers     

(vervallen)

Bijlage 10 Gebiedskenmerken (Catalogus)     

Natuurlijke laag     

(tekst ongewijzigd)

Stedelijke laag     

Historische centra, binnensteden, landstadjes     

(tekst ongewijzigd)

Bebouwingsschil 1900 - 1955     

(tekst ongewijzigd)

Woonwijken 1955 - nu     

(tekst ongewijzigd)

Bedrijventerreinen     

(tekst ongewijzigd)

Autowegen     

(tekst ongewijzigd)

Gebiedsontsluitingswegen en erftoegangswegen     

(tekst ongewijzigd)

Spoor met stations     

(tekst ongewijzigd)

Laag van de beleving     

(tekst ongewijzigd)

Toelichting op regels     

Hoofdstuk 1 Algemeen     

(tekst ongewijzigd)

Hoofdstuk 2 Ruimtelijke verordening     

(tekst ongewijzigd)

Titel 2.1 Sturen op ruimtelijke kwaliteit, duurzaamheid en sociale kwaliteit     

(....)

Voor een deel gaat het om zwaarwegende publieke belangen die door nationale en europese regels worden geborgd. Er zijn ook gebiedsspecifieke beleidskeuzes die door de provincie zijn gemaakt en die zo zwaarwegend worden geacht dat bij de beantwoording van de OF-vraag geconcludeerd moet worden dat bepaalde initiatieven in bepaalde gebieden niet kunnen worden toegelaten. Deze provinciale gebiedsspecifieke beleidskeuzes worden elders in de Omgevingsverordening met specifieke artikelen geborgd. Het gaat om reserveringen voor waterveiligheid en beperking wateroverlast (titel 2.14 watergebiedsreserveringen), drinkwater-/grondwaterbeschermingsgebieden (titel 2.13), Natuurnetwerk Nederland (NNN, voorheen EHS) (titel 2.7), Nationale Landschappen (titel 2.6) en het provinciaal routenetwerk transport gevaarlijke stoffen (titel 2.18 externe veiligheid).

(....)

Ontwikkelingsperspectieven (WAAR) In het kader van het sturen op ruimtelijke kwaliteit wordt de gemeenteraden gevraagd om in hun onderbouwing in te gaan op het ontwikkelingsperspectief dat voor het betreffende gebied van toepassing is. De provincie heeft in zes ontwikkelingsperspectieven op hoofdlijnen haar beleidsambities neergelegd ten aanzien van de sociaal-economische en maatschappelijke ontwikkelingen die leiden tot claims op de fysieke leefomgeving. Deze ontwikkelingsperspectieven zijn globaal van aard en daarom wordt de mogelijkheid geboden om daarvan gemotiveerd van af te wijken. Daarbij wordt aangetekend dat op andere plekken in de verordening bescherming is geregeld van gebieden die gerekend worden tot de Natuurnetwerk Nederland (NNN, voorheen EHS). Dit betekent dat in de praktijk weinig ruimte zal zijn om af te wijken van de beleidsambities die geschetst zijn voor de ontwikkelingsperspectieven ‘Zone Ondernemen met Natuur en Water’ en ‘Agrarisch ondernemen in het grootschalig landschap'.

(....)

Artikelsgewijze toelichting     

Artikel 2.1.6 Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving     

(....)

Kwaliteitsimpuls Groene Omgeving in de zone Ondernemen met Natuur en Water (ONW)

Het ontwikkelingsperspectief Ondernemen met Natuur en Water is gericht op behouden en ontwikkelen van de natuur- en landschapskwaliteiten en de versterking van het watersysteem, in samenhang met economische ontwikkeling. De ambitie is een samenhangend netwerk van natuur en water met ecologische, hydrologische, economische en recreatieve kwaliteit. Voor zover gronden niet zijn aangeduid als Natuurnetwerk Nederland (voorheen Ecologische Hoofdstructuur), geldt hier een ‘ja, mits-benadering'. Dit houdt in dat ontwikkelingsruimte wordt geboden onder de voorwaarde dat er bijgedragen wordt aan ruimtelijke kwaliteit. Deze benadering geldt in principe ook voor de andere ontwikkelingsperspectieven, maar daar kan de kwaliteitsinvestering breed worden ingezet. In het geval van het ontwikkelingsperspectief Ondernemen met Natuur en Water geldt dat de investeringen in ruimtelijke kwaliteit gericht moeten worden ingezet op het realiseren van wateropgaven en het versterking van natuur en landschap. Als ondernemers, burgers of organisaties nieuwe groene initiatieven ontplooien, zoals bijvoorbeeld de ontwikkeling van een nieuw landgoed, dient dat bij voorkeur in de zone Ondernemen met Natuur en Water plaats te vinden.

(....)

Titel 2.3 Werklocaties (Bedrijventerreinen en kantoren(locaties))     

Bedrijventerreinen

Provinciaal belang

(....)

De provincie faciliteert het regionale afstemmingsoverleg in de vorm van regionale programmeringstrajecten binnen de regio’s Twente en West-Overijssel. Voor Deventer geldt dat aangesloten wordt op het regionale programmeringstraject dat voor de Cleantech regio (Deventer)Stedendriehoek wordt aangestuurd vanuit de provincie Gelderland, maar dat de afspraken worden vastgelegd in de programmeringsdocumenten van de regio West-Overijssel.

(....)

Titel 2.7 Natuurnetwerk Nederland (NNN)     

(....)

Relatie beschermingsregime Houtopstanden uit de Wet natuurbescherming

Het voorgaande betekent dat het van provinciaal belang is dat aanwezige houtopstanden binnen het NNN (voorheen EHS) zoveel mogelijk gehandhaafd blijven. De houtopstanden zijn immers niet alleen van belang vanwege behoud van areaal aan bos- en natuurgebieden, maar ook vanwege hun bijdrage aan het landschap, vanwege de aanwezige natuurwaarden en vanwege hun cultuurhistorische betekenis. Wij vinden handhaving van aanwezige houtopstanden wezenlijk voor het in stand houden van de bestaande ruimtelijke kwaliteit. Gebieden binnen het NNN (voorheen EHS) waarbinnen houtopstanden aanwezig zijn dienen dan ook zodanig bestemd te worden dat kap niet zonder meer mogelijk is. Wij vinden de bescherming die de Wet natuurbescherming (onderdeel Houtopstanden) hiervoor biedt gelet op deze provinciale belangen voor houtopstanden die vallen onder het toepassingsbereik van dit artikel onvoldoende omdat de Wet natuurbescherming niet alle belangen veiligstelt die wij met deze bepaling beogen. De Wet natuurbescherming ziet immers vooral op het in stand houden van het areaal aan houtopstanden en niet zozeer op het behoud van de kwaliteit van het landschap, natuurwaarden, cultuurhistorische waarden en de ruimtelijke kwaliteit van Overijssel.

Beleidsdoelstellingen Het Natuurnetwerk Nederland (voorheen EHS) is een netwerk van natuurgebieden en bestaat ondermeer uit bossen, heidevelden, vennen, brongebieden, rivieren, oevers, houtsingels en struweel, maar ook kruidenrijk grasland. Voor het merendeel gaat het om bestaande natuur en natuur die in afgelopen tijd gerealiseerd is in het kader van het beleid voor het NNN (voorheen EHS). Daarnaast zijn er gebieden aangewezen waar de komende tijd nieuwe natuur ontwikkeld zal worden en gebieden waarvoor nog een uitwerking plaats moet vinden over de te nemen maatregelen. In de Omgevingsverordening is de begrenzing van het NNN (voorheen EHS) vastgelegd. Het werkingsgebied van het beleid voor het NNN (voorheen EHS) is aangegeven op de kaart Natuurnetwerk Nederland (NNN, voorheen EHS) die onderdeel uitmaakt van de Omgevingsverordening (artikel 2.7.2).

Wij willen binnen het NNN (voorheen EHS) een netwerk van natuurgebieden realiseren met goede condities voor de biodiversiteit. Ons beleid is gericht op het behoud, herstel en de duurzame ontwikkeling van de wezenlijke kenmerken en waarden van natuurgebieden die in het NNN (voorheen EHS) zijn opgenomen. Deze natuurgebieden zijn belangrijk voor dier- en plantensoorten. Om de populaties gezond te houden en de genetische uitwisseling te bevorderen is het noodzakelijk dat deze gebieden zowel van voldoende omvang zijn als de mogelijkheid bieden om te migreren tussen deze gebieden. Het NNN (voorheen EHS) in Overijssel hangt samen met het Natuurnetwerk Nederland (voorheen de EHS) in de andere delen van Nederland en met het Europese net van natuurgebieden. Dit Europese net van natuurgebieden staat bekend als "Natura 2000". De natuurwaarden in de Natura 2000-gebieden zijn van Europees belang en vallen onder het beschermingsregime van de Wet natuurbescherming. Het grootste deel van de Natura 2000-gebieden in Overijssel ligt in het NNN (voorheen EHS).

Voor de mens is het NNN (voorheen EHS) belangrijk om van de schoonheid van natuur en landschap te genieten, te recreëren en tot rust te komen. Daarom wil de provincie deze gebieden toegankelijk maken voor het publiek. Het beleid is er op gericht dit netwerk van samenhangende natuurgebieden in 2018 gereed te hebben.

Het beleid voor het NNN (voorheen EHS) is aan de ene kant gericht op het vrijwaren van de betreffende gebieden van ontwikkelingen die het realiseren van de beoogde natuurdoelen in de weg kunnen staan. Aan de andere kant richt het beleid zich op het toekennen van passende bestemmingen voor gronden die inmiddels zijn aangekocht voor het realiseren van natuur of waarvan de huidige economische waarden anderszins zijn afgeboekt.

Beschermingsregime Vanwege het grote belang voor de biodiversiteit en de betekenis voor de kwaliteit van de leefomgeving en regionale economie geldt een beschermingsregime voor het gehele NNN (voorheen EHS). Voor het NNN geldt de verplichting tot instandhouding van de wezenlijke kernmerken en waarden van het gebied. In de verordening is het "nee, tenzij"-regime vast gelegd. Dit betekent dat (nieuwe) plannen, projecten of handelingen niet zijn toegestaan indien zij de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied significant aantasten. Er kan echter aanleiding zijn om toch ontwikkelingen toe te staan. De mogelijkheid om een uitzondering te maken op de algemene lijn van behoud en duurzame ontwikkeling van wezenlijke kenmerken en waarden, is aan strikte voorwaarden gebonden. Uiteraard geldt ook hier dat de generieke regeling van titel 2.1. van toepassing blijft (zoals de toepassing van de principes van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik, ontwikkelingsperspectieven en gebiedskenmerken).

Met dit beschermingsregime voldoen wij aan de eisen van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Het Barro bevat de randvoorwaarden die het Rijk vanuit nationale belangen stelt aan de ruimtelijke bescherming van het NNN (voorheen EHS).

Naast de ruimtelijke bescherming vanuit het NNN gelden in bepaalde gevallen ook andere wet- en regelgeving voor de bescherming van natuurwaarden. Te denken valt aan de Wet natuurbescherming.

Gebiedscategorieën Natuurnetwerk Nederland (voorheen EHS) Binnen het gebied dat aangewezen is als NNN (voorheen EHS) worden gebiedscategorieën onderscheiden waarvoor een verschil in bestemmingsregime geldt. Het gaat om de volgende gebiedscategorieën:

  • Bestaand;
  • Te realiseren.

Bestaand De categorie ‘Bestaand' is van toepassing op gebieden waar de beoogde natuurwaarden aanwezig zijn zoals bestaande wateren, natuur - en bosgebieden. Verder vallen binnen deze categorie de gronden die zijn aangekocht en/of afgewaardeerd en ingericht zijn conform de natuurdoelen als omschreven in bijlage 1b Wezenlijke kenmerken en waarden van het NNN. Die gebieden moeten als natuur worden bestemd.

Te realiseren De categorie ‘Te realiseren' is van toepassing op gebieden waar de beoogde natuurwaarden nog niet of niet geheel zijn gerealiseerd. Deze gebieden kunnen al wel zijn aangekocht en/of afgewaardeerd en deels zijn ingericht. Wanneer gronden zijn aangekocht, kan nog niet in alle gevallen worden overgegaan tot inrichting omdat in sommige gevallen de gronden nog niet beschikbaar zijn voor de realisatie van de beoogde natuurwaarden.

Voor gebieden met de aanduiding ‘Te realiseren’ geldt dat wanneer de gronden nog niet zijn aangekocht en/of afgewaardeerd, de huidige bestemming vooralsnog gehandhaafd kan blijven. Op het moment dat de gronden worden aangekocht en/of afgewaardeerd ten dienste van het NNN (voorheen EHS) en ook beschikbaar zijn voor het realiseren van de beoogde natuurdoelen, moeten de gronden bestemd worden als natuur. Voor de inrichting van natuurgebieden is doorgaans een bestemmingsplanwijziging nodig. Artikel 2.7.3 lid 3 sub b is een vangnetbepaling op grond waarvan zo nodig de planologische medewerking van de gemeenten aan de inrichting van natuurgebieden binnen het NNN (voorheen EHS) kan worden afgedwongen. Binnen deze gebiedscategorie ‘Te realiseren’ zijn drie subcategorieën te onderscheiden:

  1. Uitwerkingsgebied ontwikkelopgave Natura 2000.
  2. Zoekgebied NNN ( voorheen EHS).
  3. Overig te realiseren natuur.

Subcategorie Uitwerkingsgebied Ontwikkelingsopgave Natura 2000 Binnen de NNN-begrenzing ligt het "Uitwerkingsgebied Ontwikkelopgave Natura 2000". In dit gebied worden maatregelen genomen die nodig zijn om de achteruitgang van natuurwaarden in Natura 2000-gebieden te voorkomen en op langere termijn de doelen voor de Natura 2000-gebieden te realiseren. Deze opgave vloeit voort uit de Wet natuurbescherming.

In de beheerplannen Natura 2000 zijn de maatregelen beschreven die genomen moeten worden om aan de ene kant de natuurwaarden van de Natura 2000-gebieden te versterken en aan de andere kant ontwikkelingsruimte in het omliggende gebied te creëren. De PAS richt zich op effecten voor de korte termijn (te realiseren binnen zes jaar na inwerkingtreding van de PAS) en langere termijn (te realiseren in de tweede en derde periode van zes jaar). Om de economische ontwikkelingsruimte die door uitvoering van de PAS beschikbaar komt te kunnen benutten, zullen we de ons beschikbare instrumenten maximaal inzetten voor het realiseren van PAS-maatregelen.

Er zijn op voorhand geen natuurdoelen vastgesteld voor het Uitwerkingsgebied. Wel is de verwachting dat door de uitvoering van de Natura 2000-beheerplannen en de PAS een deel van de begrensde hectares een meer natuur gerelateerde bestemming zal krijgen en hiervoor ingericht wordt. De overige hectares blijven agrarisch en worden uit het NNN (voorheen EHS) gehaald. Het is op voorhand onmogelijk om dit in een exact percentage aan te geven of de exacte locaties te bepalen. In de gebiedsgerichte uitwerking wordt bepaald welke natuurwaarden op welke locatie nagestreefd worden opdat optimaal gebruik kan worden gemaakt van de kansen voor natuur en landbouw.

Voor het realiseren van peilaanpassingen zullen we met de waterschappen bezien waar en hoe het instrument van peilbesluiten ingezet zal worden. Zolang gronden binnen de Uitwerkingsgebieden Ontwikkelopgave Natura 2000 niet zijn ingericht, blijft agrarisch gebruik mogelijk binnen gebiedskenmerken en binnen overige vigerende regelgeving.

Subcategorie Zoekgebied NNN (voorheen EHS) De subcategorie ‘Zoekgebied NNN’ bevat alleen nog het gebied Ottershagen in Dinkelland. Voor andere gebieden die eerder in deze subcategorie vielen is inmiddels in een gebiedsproces de begrenzing van het NNN (voorheen EHS) exact vastgesteld.

De exacte begrenzing van het gebied Ottershagen zal worden bepaald in een gebiedsgerichte uitwerking. Percelen die bestemd worden tot natuurgebied worden toegevoegd aan de categorie ‘bestaande natuur’. De percelen waarbij agrarisch natuurbeheer zal worden uitgevoerd, worden uiteindelijk buiten het NNN (voorheen EHS) begrensd.

Subcategorie Overig te realiseren natuur De subcategorie ‘Overig te realiseren natuur' omvat gebieden die concreet zijn begrensd als gronden waarop nieuwe natuur gerealiseerd zal worden.

Artikelsgewijze toelichting     

Artikel 2.7.1 Begripsbepalingen     

Bij de verordening is een (digitale) kaart opgenomen. Daarop is tot op perceelsniveau nauwkeurig aangegeven welk gebied behoort tot de NNN in Overijssel (voorheen EHS).

In de begripsbepalingen wordt onderscheid gemaakt tussen de gebiedscategorie ‘Bestaand' en de gebiedscategorie ‘Te realiseren'. Voor de gebiedscategorie ‘Bestaand' geldt dat de beoogde natuurdoelen inmiddels zijn gerealiseerd of dat de gebieden zijn ingericht voor de natuurdoelen die zijn omschreven in bijlage 1b Wezenlijke kenmerken en waarden van het NNN. Voorbeelden zijn bossen, heidegebieden, landschapselementen en voormalige landbouwgronden die zijn ingericht als natuurgebied

Voor de gebiedscategorie ‘Te realiseren' geldt dat de beoogde natuurwaarden nog niet of niet geheel zijn gerealiseerd. Deze gebieden kunnen al wel zijn aangekocht en/of afgewaardeerd en deels zijn ingericht.

Binnen de gebiedscategorie ‘Te realiseren' wordt vooralsnog rekening gehouden met de subcategorieën ‘Uitwerkingsgebied ontwikkelopgave Natura 2000', ’Zoekgebied natuur ’ en ‘Overig te realiseren natuur’. Voor de toelichting op dit onderscheid verwijzen wij naar wat hierover is opgemerkt in de algemene toelichting.

In de begripsbepaling wordt een definitie gegeven van het begrip ‘wezenlijke kenmerken en waarden'. Daarbij wordt verwezen naar bijlage 1b Wezenlijke kenmerken en waarden van het NNN waarin voor de verschillende gebieden binnen het NNN (voorheen EHS) de wezenlijke kenmerken en waarden zijn beschreven. Het gaat om een globale beschrijving van de actuele en potentiële natuurwaarden van de verschillende deelgebieden van de NNN (voorheen EHS). Bij deze bijlage hoort een kaart waarop de verschillende deelgebieden zijn aangegeven. Met deze beschrijving van de wezenlijke kenmerken en waarden voldoen wij aan de eis die op dit punt in het Barro wordt gesteld.

De precieze uitwerking van de vastgestelde maatregelen moet nog plaatsvinden (nader uitgewerkt in realisatiestrategie en vervolg proces van realisatie). Op basis hiervan kan het NNN (voorheen EHS) te zijner tijd waar mogelijk verkleind worden.

De exacte begrenzing zal worden bepaald in een gebiedsgerichte uitwerking. Percelen die bestemd worden tot natuurgebied worden toegevoegd aan de categorie ‘bestaande natuur’.

De gebieden in deze categorie krijgen een natuurbestemming en zullen ook voor dat doel gebruikt gaan worden.

Artikel 2.7.2 Werkingsgebied     

Met dit artikel stellen Provinciale Staten vast welke gebieden tot het NNN (voorheen EHS) worden gerekend en leggen zij dit digitaal op de bijbehorende kaart vast. Op grond van het Barro (artikel 2.10.5) moet de begrenzing van het NNN (voorheen EHS) bij verordening worden vastgelegd. Hierdoor zijn Provinciale Staten bevoegd om het NNN (voorheen EHS) te begrenzen en te wijzigen.

Voor wijzigingen van de begrenzing die voortvloeien uit de afwijkingen op grond van artikel 2.7.4 passen Provinciale Staten de begrenzing aan. De kaders voor de afwijkingen zijn in artikel 2.7.4 geregeld. Het betreft aanpassingen van technische aard, omdat de bestuurlijke afweging om af te wijken op basis van artikel 2.7.4 door de gemeenteraden reeds eerder is gemaakt. De aanpassing van dehet NNN (voorheen EHS)-begrenzing is in deze gevallen dan ook een sluitstuk in het proces.

Provinciale Staten passen op grond van lid 3 begrenzing aan , wanneer dit op grond van andere provinciale besluitvormingstrajecten noodzakelijk is. Voorbeelden van beoogde provinciale besluitvorming zijn de jaarlijkse actualisatie van het Natuurbeheerplan of de PAS-gebiedsanalyses. Hierbij gaat het om kleine, ondergeschikte aanpassingen in de begrenzing, waarbij de wezenlijke kenmerken en waarden worden behouden en de omvang van het NNN[Gv1] (voorheen EHS) minimaal gelijk blijft[Gv2] .

Verder passen Provinciale Staten de grenzen van het NNN (voorheen EHS) aan ten behoeve van een verbetering van de samenhang of een betere planologische inpassing van het Natuurnetwerk.

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) stelt als voorwaarde bij herbegrenzing dat het areaal van het NNN (voorheen EHS) per saldo gelijk moet blijven. In artikel 2.7.2 lid 5 wordt hierop een uitzondering gemaakt voor aanpassing van de begrenzing van gebieden die zijn aangeduid als ‘ ‘Uitwerkingsgebied ontwikkelopgave Natura 2000', omdat voorzien wordt dat delen van deze gebiedscategorie uiteindelijk uit het NNN (voorheen EHS) zullen worden gehaald.

Op een later moment zal er duidelijkheid komen over de mogelijkheden om een landbouwfunctie te handhaven op gronden waarvoor alleen een waterpeilverhoging zal worden doorgevoerd met het oog op de natuurdoelen van nabijgelegen Natura 2000-gebieden. Dit zal leiden tot herbegrenzing van het NNN (voorheen EHS) op dit punt. Voor het ‘Uitwerkingsgebied ontwikkelopgave Natura 2000' geldt dat bij de uiteindelijke herbegrenzing niet de eis wordt gesteld dat het areaal aan NNN (voorheen EHS) gelijk moet blijven.

Artikel 2.7.3 Beschermingsregime     

Beheersverordening

Het instrument van de beheersverordening als bedoeld in artikel 3.38 Wro vinden wij geen geschikt instrument om gebieden die zijn aangewezen als ‘Te realiseren' van een passende regeling te voorzien. De huidige situatie in deze gebieden is immers niet het gewenste eindbeeld. Naar zijn aard is een beheersverordening slechts bedoeld voor gebieden waar geen ruimtelijke ontwikkeling wordt voorzien en waar kan worden volstaan met regeling van het beheer van dat gebied overeenkomstig het bestaande gebruik. Een beheersverordening is in beginsel wel denkbaar voor de categorie ‘Bestaand', maar moet voor andere categorieën worden uitgesloten.

Gebiedscategorieën Natuurnetwerk

Artikel 2.7.3 lid 2 en 3 bevat de opdracht aan gemeenten om gebieden binnen het NNN (voorheen EHS) conform de eisen van de gebiedscategorie te bestemmen.

Bestaand

Gemeenten moeten het beschermingsregime voor gronden met de aanduiding ‘Bestaand' afstemmen op de natuurdoelen die voor deze gronden zijn geformuleerd. Deze natuurdoelen zijn af te leiden uit de beschrijving van de wezenlijke waarden en kenmerken van de betreffende gebieden die onderdeel uitmaakt van deze verordening. Gronden binnen de categorie ‘Bestaand' mogen uitsluitend worden bestemd voor behoud, herstel of duurzame ontwikkeling van de aanwezige of de beoogde natuurwaarden.

Te realiseren

Voor de gebiedscategorie 'Te realiseren' geldt dat er wel actuele natuurwaarden aanwezig kunnen zijn, maar dat er nog andere functies binnen het gebied aanwezig zijn waarvan de geldende ontwikkelingsrechten (ontwikkelingsmogelijkheden op basis van het geldende bestemmingsplan) gerespecteerd moeten worden, zolang de gronden nog niet zijn aangekocht en/of afgewaardeerd. Zodra de gronden zijn aangekocht en/of afgewaardeerd ten dienste van de realisering van het NNN (voorheen EHS) en ook als zodanig beschikbaar zijn, mogen deze gronden uitsluitend worden bestemd voor behoud, herstel of duurzame ontwikkeling van de aanwezige natuurwaarden of de beoogde natuurwaarden. Gemeenten dienen deze gronden als zodanig te bestemmen.

Om te voorkomen dat er in de tussentijd onomkeerbare ontwikkelingen plaatsvinden waardoor de natuurontwikkeling niet meer te realiseren is, zijn gemeenten verplicht om voor gebieden met de aanduiding ‘Te realiseren' een bestemmingsregeling te treffen die deze gebieden hiervan vrijwaart. Bestemmingen voor deze gebieden moeten mede strekken tot behoud, bescherming of duurzame ontwikkeling van de actuele natuurwaarden. De bestaande planologische rechten voor andere functies worden daarbij gerespecteerd. Uitbreiding van die functies waarvoor het geldende bestemmingsplan moet worden aangepast en waardoor de ontwikkelingsmogelijkheden voor natuur zouden worden aangetast, mogen niet worden toegestaan.

Uitwerkingsgebied ontwikkelopgave Natura 2000

Voor de subcategorie ‘Uitwerkingsgebied ontwikkelopgave Natura 2000' geldt een extra argument om de huidige bestemming vooralsnog te handhaven. Het zal nog enige tijd duren voordat precies duidelijk is wat de consequenties zijn van de maatregelen die genomen zullen worden ter bescherming van nabij gelegen Natura 2000-gebieden. Tot het moment dat duidelijk is of in deze gebieden nog andere functies mogelijk zijn dan natuur, kunnen deze gebieden in principe hun huidige bestemming houden.

Toepassingsbereik

Het beschermingsregime van het NNN (voorheen EHS) is niet alleen relevant voor de vaststelling van bestemmingsplannen en beheersverordeningen. In artikel 2.7.3 lid 7 is bepaald dat het beschermingsregime ook relevant is voor ontwikkelingen die mogelijk worden gemaakt met een omgevingsvergunning.

Voortzetting bestaand gebruik

In lid 8 is het principe vastgelegd dat de bestaande (agrarische) functies zoals die uitgeoefend kunnen worden op grond van het geldende bestemmingsplan binnen het NNN (voorheen EHS) kunnen worden voortgezet, zolang de betreffende gronden niet zijn aangekocht en/of afgewaardeerd ten dienste van de realisering van het NNN (voorheen EHS) en ook nog niet beschikbaar zijn voor het realiseren van de beoogde natuurdoelen. Deze bepaling doet niets af aan beperkingen of verplichtingen op basis van andere wetgeving die van toepassing is op dit soort (agrarische) activiteiten, zoals de Wet ammoniak en veehouderij en de Wet natuurbescherming.

Geen schaduwwerking

Wij benadrukken nogmaals dat het NNN (voorheen EHS) geen schaduwwerking heeft op naastliggende gronden. Voor deze gronden geldt geen beperkende bepalingen vanwege de ligging naast NNN (voorheen EHS). Er zijn echter andere wettelijke kaders die wel voor beperkingen kunnen zorgen. Zo geldt voor Natura 2000-gebieden een externe werking, die voortvloeit uit landelijke en internationale natuurwetgeving maar dus niet uit het beschermingsregime van het NNN (voorheen EHS). In bijlage 1b Wezenlijke kenmerken en waarden van het NNN ’ is een overzicht van wet en regelgeving opgenomen die - naast de regeling in deze verordening - van toepassing kan zijn op NNN (voorheen EHS)-gebieden.

Verbale uitsluiting bestaande functies

In lid 9 is de (verbale) uitsluiting geregeld van bestaande functies die ook na de herijking van het NNN (voorheen EHS) volgens het kaartbeeld vallen binnen het NNN, maar waarvoor aangenomen moet worden dat ze ter plekke gehandhaafd zullen blijven. Het gaat dan om agrarische bouwblokken, burgerwoningen, recreatiebedrijven en andere bedrijven die aan geldende bestemmingsplannen bepaalde rechten en ontwikkelingsmogelijkheden kunnen ontlenen. De regeling voor het NNN heeft niet de bedoeling om die bestaande rechten en ontwikkelingsrechten in te perken. De opdracht om een passende bestemming toe te kennen aan gronden die op de kaart de aanduiding krijgen van ‘Bestaand' of ‘Te realiseren' is daarom niet van toepassing op bestaande functies binnen het NNN, voor zover het gaat om bestaande bouwmogelijkheden of geldende mogelijkheden om terreinverhardingen aan te leggen. Een burgerwoning in het NNN kan dus zijn woonbestemming houden, net zoals een recreatieterrein binnen het NNN een bestemming voor verblijfsrecreatie kan houden. Bepalend voor de verbale uitsluiting is welke bestemming deze bestaande functies hadden op het moment van inwerkingtreding van het nieuwe artikel 2.7.3. Deze bepaling doet niets af aan beperkingen of verplichtingen op basis van andere wetgeving die van toepassing is op dit soort (agrarische) activiteiten, zoals de Wet ammoniak en veehouderij en de Wet natuurbescherming.

Artikel 2.7.4 Afwijkingsmogelijkheden     

Het ruimtelijk beleid van het NNN (voorheen EHS) is gericht op het behoud en de duurzame ontwikkeling van de wezenlijke kenmerken en waarden van de gebieden die als NNN (voorheen EHS) zijn aangewezen. Om te voorkomen dat aanwezige en potentiële natuurwaarden worden aangetast, zijn in principe geen ontwikkelingen toegestaan die significant negatieve effecten hebben op deze waarden.

Er kan echter aanleiding zijn om toch ontwikkelingen toe te staan. De mogelijkheid om een uitzondering te maken op de algemene lijn van behoud en duurzame ontwikkeling van wezenlijke kenmerken en waarden is aan strikte voorwaarden gebonden. Dit ‘nee, tenzij-beleid' is vastgelegd in artikel 2.7.3 in combinatie met artikel 2.7.4 (voorwaarden waaronder afwijking van het beschermingsregime mogelijk is).

In artikel 2.7.4 lid 1 is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen ten behoeve van ontwikkelingen die van groot openbaar belang zijn. In artikel 2.7.3 is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen voor een combinatie van ruimtelijke ontwikkelingen binnen het NNN (ten behoeve van een verbetering van het NNN). In artikel 2.7.4 lid 5 is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen voor kleinschalige ontwikkelingen die weinig impact hebben op wezenlijk kenmerken en waarden. Wanneer een ontwikkeling geen significant negatief effect heeft op het NNN (voorheen EHS) voor wat betreft kwaliteit, areaal en samenhang, is afwijking niet nodig. In dat geval staat het beschermingsregime van het NNN (voorheen EHS) de ontwikkeling immers niet in de weg.

Afwijkingsmogelijkheid 1 – Dwingende redenen van groot openbaar belang De gemeenteraad is op grond van artikel 2.7.4 lid 1 bevoegd om bij de vaststelling van een bestemmingsplan af te wijken van het beschermingsregime dat op grond van artikel 2.7.3 van toepassing is. De gemeente moet dan wel aangetoond hebben dat er sprake is van dwingende redenen van groot openbaar belang én er geen reële alternatieven voor de betreffende ingreep zijn. Ook dient de gemeente te verzekeren dat de gevolgen van de ingreep zoveel mogelijk beperkt worden (mitigatie) en de overblijvende effecten voldoende gecompenseerd worden (compensatie).

Bij dwingende redenen van groot openbaar belang kan gedacht worden aan veiligheid, drinkwatervoorziening en plaatsing van installaties voor winning, opslag of transport van gas. De mitigerende maatregelen moeten ervoor zorgen dat de negatieve effecten van de beoogde activiteit die niet kunnen worden voorkomen wel zoveel mogelijk beperkt worden gehouden. De compenserende maatregelen moeten ervoor zorgen dat de overblijvende optredende schade of negatieve effecten op een toereikende, tenminste gelijkwaardige wijze worden gecompenseerd. Na uitvoering van de compensatie moet er een duurzame situatie ontstaan. Om te borgen dat de compensatie binnen redelijke termijn gerealiseerd wordt, zal de compensatie geregeld moeten worden in hetzelfde plan dat de beoogde ontwikkeling mogelijk maakt. Als de compensatie plaatsvindt buiten het plangebied, moet de planologische regeling voor de compensatie zoveel mogelijk gelijktijdig in procedure worden gebracht met het bestemmingsplan waarin de beoogde ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt.

Wij benadrukken dat aan alle voorwaarden in artikel 2.7.4 lid 1 moet worden voldaan, voordat meegewerkt kan worden aan een afwijking. Ook hier geldt dat er vanuit andere wet- en regelgeving beperkingen kunnen gelden die toepassing van de afwijkingsbevoegdheid in de weg staan.

Voor de onderbouwing dat er in voldoende mate en tijdig wordt gemitigeerd en gecompenseerd, wordt in artikel 2.7.4 lid 2 een compensatieplan voorgeschreven. Het compensatieplan moet niet alleen de onderbouwing leveren voor wat er aan compensatie nodig is, maar ook garanties dat de benodigde mitigerende en compenserende maatregelen daadwerkelijk worden doorgevoerd. Het compensatieplan kan onderdeel uitmaken van de toelichting van het bestemmingsplan of de wijziging daarvan.

In artikel 2.7.5 is aangegeven wat in ieder geval in een compensatieplan moet zijn opgenomen.

Afwijkingsmogelijkheid 2 - Saldobenadering De gemeenteraad is op grond van artikel 2.7.4, lid 3 bevoegd om bij vaststelling van bestemmingsplannen af te wijken van het beschermingsregime dat op grond van artikel 2.7.3 van toepassing is via toepassing van de saldobenadering.

In het afwegingskader voor het NNN (voorheen EHS) worden plannen, projecten of handelingen afzonderlijk beoordeeld. Om een meer ontwikkelingsgerichte aanpak te bevorderen kan hiervan worden afgeweken door middel van het instrument ‘saldobenadering NNN (voorheen EHS)’. Dit kan als sprake is van een combinatie van projecten of handelingen die tevens tot doel heeft de kwaliteit en/of kwantiteit van het NNN (voorheen EHS) op gebiedsniveau per saldo te verbeteren, waarbij het areaal minimaal gelijk blijft. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn als in combinatie met andere ruimtelijke ingrepen tevens een fysieke barrière in het NNN (voorheen EHS) wordt opgeheven of de condities voor de natuur worden verbeterd. Door middel van deze saldobenadering kan een meer aaneengesloten NNN (voorheen EHS) worden verkregen of kunnen NNN (voorheen EHS)-gebieden beter met elkaar worden verbonden. Door ruimtelijke ingrepen op gebiedsniveau met elkaar in verband te brengen, kunnen functies of activiteiten elders in het NNN (voorheen EHS) of daarbuiten betere ontwikkelingsmogelijkheden krijgen terwijl potenties voor kwaliteitsverbetering van de natuur beter benut worden. Deze benadering is alleen toepasbaar als:

  • de combinatie van bestemmingswijzigingen binnen één gebiedsvisie wordt gepresenteerd;
  • er een onderlinge samenhang bestaat tussen de betreffende plannen en activiteiten;
  • een schriftelijke waarborg voor de realisatie van de plannen kan worden overgelegd;
  • binnen het NNN (voorheen EHS) een kwaliteitsslag gemaakt kan worden waarbij het oppervlak natuur minimaal gelijk blijft;
  • in de gebiedsvisie is aangegeven op welke wijze het verlies van ecologische waarden en kenmerken en areaal wordt gecompenseerd.

Afwijkingsmogelijkheid 3 - Kleinschalige ontwikkeling De gemeenteraad is op grond van artikel 2.7.4 lid 5 bevoegd om bij de vaststelling van bestemmingsplannen af te wijken ten behoeve van relatief kleinschalige ontwikkelingen waarvoor een wijziging van het bestemmingsplan nodig is. Bij een kleinschalige ontwikkelingen kan gedacht worden aan de uitbreiding van of plaatsing van een bijgebouw bij een woning in het NNN (voorheen EHS), de uitbreiding van een recreatievoorziening of een andere bedrijfsmatige activiteit. Maatgevend is de impact van de gewenste ontwikkeling op de kwaliteit van het NNN (voorheen EHS) ter plaatse. Daarbij spelen factoren als ecologische kwaliteit, samenhang, mate van verstoring en dergelijke mee in de beoordeling. Ook de maatschappelijke meerwaarde van de ontwikkeling kan daarbij een rol spelen.

Voordat een gemeenteraad meewerkt aan een afwijking moet zijn aangetoond dat door de voorgestelde ruimtelijke ingreep slechts een beperkte aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden van het gebied plaatsvindt. Verder moet aangetoond zijn dat het initiatief per saldo leidt tot een versterking van de wezenlijke kenmerken en waarden van het NNN (voorheen EHS) of tot vergroting van de oppervlakte van het NNN (voorheen EHS). De gemeente zal ook moeten onderbouwen dat de ruimtelijke ingreep op de gegeven locatie nodig is met een afweging van alternatieven. Uiteraard zullen er ter plekke zodanige maatregelen genomen moeten worden dat er sprake is van een goede landschappelijke en natuurlijke inpassing.

Wij benadrukken dat bij een afwijking ten behoeve van kleinschalige ontwikkelingen aan alle hierboven genoemde voorwaarden moet worden voldaan. Overigens kunnen er vanuit andere wet- en regelgeving beperkingen gelden aan de toepassing van deze afwijkingsbevoegdheid.

In de toelichting op het bestemmingsplan dat de beoogde ontwikkeling mogelijk maakt, zal moeten worden aangetoond dat aan bovenstaande punten wordt voldaan. Voor kleinschalige ontwikkelingen is geen compensatieplan vereist. Wel zullen onderzoeken en onderzoeksgegevens, waarmee wordt aangetoond dat de effecten van de ingreep inderdaad beperkt zijn, als bijlage bij de toelichting moeten worden gevoegd.

Meldingsplicht Het NNN (voorheen EHS) is van groot provinciaal belang. Als een gemeente van plan is om af te wijken van het beschermingsregime voor het NNN (voorheen EHS), dan dient dit in een vroeg stadium afgestemd te worden met de provinciale diensten als bedoeld in artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Hiervoor is het ruimtelijke vooroverleg tussen provincie en gemeente het meest geëigende forum. In dit overleg kan worden bezien of aan alle relevante voorwaarden voor afwijking kan worden voldaan.

Artikel 2.7.4 lid 6 bevat de opdracht aan de gemeente om na de vaststelling van een bestemmingsplan (actief) bij Gedeputeerde Staten via het daarvoor ontwikkelde Meldingsformulier te melden dat gebruik is gemaakt van de afwijkingsmogelijkheden van artikel 2.7.4 lid 1, 3 en 5. Deze gegevens worden gebruikt voor de herbegrenzing van het NNN (voorheen EHS).

Artikel 2.7.5 Compensatieplan     

Een afwijking op grond van artikel 2.7.4 is alleen aanvaardbaar als compensatie van de negatieve effecten op het NNN (voorheen EHS) voldoende verzekerd is. Het compensatieplan maakt duidelijk welke compenserende en mitigerende maatregelen nodig zijn om de nadelige effecten van de ingreep weg te nemen of de ondervangen. Het compensatieplan bevat in elk geval de begrenzing van het gebied, de natuurdoelen, de actuele natuurkwaliteit, de effecten van de ingreep, de maatregelen die worden getroffen om verlies van kwantiteit en kwaliteit tegen te gaan, de compensatiemaatregelen en de natuurkwaliteit die daarmee beoogd wordt, het ontwikkelingsbeheer, het regulier beheer, de termijnen, een tijdpad voor realisatie en een evaluatiemoment t.a.v. de kwaliteit van de gerealiseerde compensatienatuur.

Dit betekent dat er in ieder geval inzicht moet zijn in de effecten op het NNN (voorheen EHS). Daarom moeten onderzoeken en onderzoeksgegevens naar de effecten als bijlage bij het compensatieplan gevoegd worden. Ook moet uit het compensatieplan duidelijk worden welke waarde en betekenis de gemeente bij het bepalen van de compensatie heeft toegekend aan wettelijke regelingen en beleidsvisies van Rijk en provincie.

Het compensatieplan moet inzicht bieden in de wijze waarop het verlies aan (actuele) natuurwaarden wordt gecompenseerd. Uitgangspunt is het compensatiebeginsel; dit houdt in dat er geen nettoverlies van kwaliteit, areaal en samenhang van het NNN (voorheen EHS) plaatsvindt en dat het compensatieplan draagvlak heeft bij alle betrokken partijen. Wij gebruiken bij het inhoudelijk bepalen van de compensatieopgave de Spelregels EHS als referentiekader. Daarvan kan worden afgeweken als er sprake is van een beter alternatief.

Voor de Natura 2000-gebieden, die zowel binnen als buiten het NNN (voorheen EHS) liggen, zijn ook eisen van de Wet natuurbescherming en bepalingen uit de Vogel- en Habitatrichtlijn van toepassing. Dit betekent dat er voor de Natura 2000-gebieden een aanvullend regime geldt naast het regime dat in deze verordening voor het NNN (voorheen EHS) is geregeld.

Van groot belang is het verkrijgen van voldoende zekerheid dat een voorgenomen ingreep niet alleen op papier, maar ook daadwerkelijk zal worden gecompenseerd. Het wat, waarom, wanneer en door wie moet duidelijk zijn. Het compensatieplan moet inzicht geven in wat er planologisch geregeld moet worden om de compensatie te kunnen realiseren. Ook moet het compensatieplan inzicht geven in de waarborgen die de gemeente biedt voor daadwerkelijke uitvoering van de compensatie. Dit speelt met name wanneer de initiatiefnemer (een burger of rechtspersoon) zelf de compenserende maatregelen moet (laten) uitvoeren. Deze waarborgen kunnen op verschillende manieren geboden worden. In veel gevallen zal een privaatrechtelijke overeenkomst tussen gemeente en initiatiefnemer juridische waarborgen moeten bieden dat de compensatie daadwerkelijk plaatsvindt.

In artikel 2.7.5 lid 1 sub c is de mogelijkheid voorzien dat compensatie geregeld wordt in de vorm van financiële compensatie voor het geval dat het de initiatiefnemer niet lukt om de benodigde compensatie fysiek te regelen. Op grond van nationale en internationale wet- en regelgeving is voor negatieve effecten op Natura 2000-gebieden geen financiële compensatie mogelijk.

Titel 2.8 Bos en natuurgebieden buiten het NNN     

Provinciaal belang Buiten het Natuurnetwerk Nederland (voorheen EHS) zijn in de provincie in ruime mate bos- en natuurgebieden aanwezig. Deze gebieden hebben vaak gebiedskenmerken die bepalend zijn voor de ruimtelijke kwaliteit en dienen daarom behouden te blijven. In aanvulling op de gebiedskenmerken – die vooral gericht zijn op het behoud en herstel van landschapskenmerken – voorziet de verordening in een aanvullende bescherming voor bos- en natuurgebieden buiten het NNN vanwege het belang van deze gebieden voor flora en fauna. Gelet op die functie is het ongewenst dat bos- en natuurelementen worden ‘verplaatst’. De gebiedskenmerken sluiten immers niet uit dat bestaande groene elementen worden ‘verschoven’ mits daarbij het karakteristiek van het landschap gehandhaafd blijft. Dit zou verlies van natuurwaarden kunnen betekenen, bijvoorbeeld waar oude bosbodems verloren gaan. Om te voorkomen dat aanwezige en potentiële natuurwaarden worden aangetast, zijn in principe geen ontwikkelingen toegestaan die negatieve effecten hebben op deze waarden.

(....)

Afwijkingsmogelijkheden Gemeenten kunnen afwijken van de verplichting om het geldende beschermingsregime voor bos- en natuurgebieden buiten het NNN (voorheen EHS) te handhaven en daarmee ontwikkelingen toestaan als dit noodzakelijk is vanwege zwaarwegende maatschappelijke belangen waarvoor geen alternatieve oplossingen gevonden kunnen worden. Verzekerd moet zijn dat de ingrepen voldoende worden gecompenseerd. Dit houdt in dat de aanwezige waarden in het gebied in kwantitatieve en kwalitatieve zin per saldo minimaal behouden blijven en waar mogelijk versterkt worden.

(....)

Titel 2.9 (vervallen)     

Titel 2.15 Windturbines     

(....)

Uitsluitingsgebieden windenergie

Niet overal binnen Overijssel is de oprichting van windturbines gewenst gelet op de impact die dat kan hebben op landschappelijke en natuurlijke waarden.. In de verordening wordt daarom de oprichting van windturbines uitgesloten binnen het Natuurnetwerk Nederland (voorheen EHS) en de twee Nationale Landschappen (IJsseldelta en Noordoost-Twente).

(....)

Beperkingengebieden windenergie

Op de kaart windenergie staan beperkingengebieden aangegeven. De beperkingen voor het oprichten van windturbines in deze gebieden worden niet geregeld in
Titel 2.15 Windturbines, maar komen voort uit de hoogtebeperkingen die worden opgelegd door van het Luchthavenbesluit Twente Airport met het oog op de vliegveiligheid.

Hoofdstuk 3 Milieuverordening (grondwaterbescherming en bodem)     

(tekst ongewijzigd)

Hoofdstuk 4 Waterverordening     

Titel 4.1 Begripsbepalingen     

In titel 4.1 zijn de begripsbepalingen en het toepassingsbereik opgenomen. De begripsbepalingen die in de Waterwet en het Waterbesluit zijn opgenomen (zoals bijvoorbeeld oppervlaktewaterlichaam en bergingsgebied) zijn niet in deze verordening herhaald. Gemakshalve wordt voor de uitleg van die begripsbepalingen verwezen naar de Waterwet en het Waterbesluit.

Dit hoofdstuk is van toepassing op de gebieden van de waterschappen Drents Overijsselse Delta, en Vechtstromen, Rijn en IJssel en Valei en Veluwe voor zover gelegen binnen het grondgebied van de provincie Overijssel.

Voor hetde Overijsselse deel delen van hetde waterschappen Rijn en IJssel, Vallei en Veluwe en Zuiderzeeland nemen wij de verordeningen die door de provincie Gelderland c.q. Flevoland voor ditdeze waterschappeniszijn opgesteld over.

Titel 4.2 Normen regionale keringen en wateroverlast, verdringingsreeks     

(tekst ongewijzigd)

Artikelsgewijze toelichting     

Artikel 4.2.2 Veiligheidsnorm regionale waterkeringen     

(tekst ongewijzigd)

Artikel 4.2.3 Regionale verdringingsreeks onttrekking uit IJsselmeer en Twentekanalen / Overijsselse Vecht     

(tekst ongewijzigd).

Artikel 4.2.3a Regionale verdringingsreeks onttrekking IJsselmeergebied     

(tekst ongewijzigd)

Artikel 4.2.4 Normen wateroverlast     

(tekst ongewijzigd)

Artikel 4.2.5 Verslag toetsing watersysteem     

(tekst ongewijzigd)

Titel 4.5 Legger waterstaatswerken     

(tekst ongewijzigd)

Artikelsgewijze toelichting     

Artikel 4.5.1 Legger waterstaatswerken     

(tekst ongewijzigd)

Artikel 4.5.2 Aanwijzing verplichte peilbesluiten     

Op de kaart Waterkeringen en peilbesluiten zijn de gebieden aangewezen, waarvoor het waterschap verplicht is een of meer peilbesluiten vast te stellen die zoveel mogelijk worden gehandhaafd. Deze kaart kent een globale begrenzing. De exacte begrenzing zal door het waterschap bij de vaststelling van het peilbesluit worden bepaald.

Artikel 4.5.3 Inhoud peilbesluit     

In dit artikel wordt aangegeven welke informatie het peilbesluit ten minste bevat. In verband met de wisselvalligheid van weersomstandigheden (nat of droog) hebben waterschappen behoefte aan een flexibel peilbeheer. Het tweede lid van artikel 5.2 van de wet voorziet er daarom in dat peilbesluiten door de toepassing van bandbreedten flexibel kunnen zijn. In het peilbesluit kan zo nodig worden aangegeven welke peilen of bandbreedten in bepaalde delen van het jaar worden aangehouden. Het waterschap heeft de inspanningsverplichting om de in het peilbesluit aangegeven waterstanden te handhaven.

De toelichting bij het peilbesluit dient op grond van onderdeel a van het tweede lid inzicht te gegeven in de verhouding tussen de gekozen oppervlaktewaterstanden ten opzichte van het optimale grond- en oppervlaktewaterregime (GGOR).

Bij peilbesluiten in weidevogelgebieden dient het waterschap nadrukkelijk het belang van de weidevogels, zoals voldoende hoog waterpeil en openheid in het gebied, mee te nemen.

Artikel 4.5.5 Herziening peilbesluit     

(tekst ongewijzigd)

Artikel 4.5.6 Projectprocedure voor waterstaatswerken     

(tekst ongewijzigd)

Hoofdstuk 5 Verkeersverordening     

(tekst ongewijzigd)

Hoofdstuk 6 Luchthavenbesluit Twente Airport     

(tekst ongewijzigd)

Hoofdstuk 7 Natuurverordening     

Titel 7.3 Houtopstanden     

(tekst ongewijzigd)

Artikel 7.3.5 Eisen aan herbeplanting op andere gronden     

(....)

lid 2. Indien op grond van de Wet ruimtelijke ordening wordt besloten dat een houtopstand dient te verdwijnen voor andere doelen, ligt het niet in de rede vanuit de Wet natuurbescherming een andere afweging te maken. Wel dient een houtopstand gecompenseerd te worden. Daarbij dient ook rekening gehouden te worden met vereisten die in de omgevingsverordening voor natuurcompensatie voor het Natuurnetwerk Nederland (voorheen EHS) en bos en natuur buiten het Natuurnetwerk Nederland (voorheen EHS) zijn opgenomen.

(....)

Titel 7.4 Soortenbescherming     

De Wet natuurbescherming biedt de mogelijkheid om soorten vrij te stellen van de in de wet opgenomen verbodsbepalingen om deze soorten te vangen en te doden. Overijssel maakt voor bepaalde soorten van deze mogelijkheid gebruik, zodat die opzettelijk mogen worden gevangen als dit nodig is in het kader van een ruimtelijke ontwikkeling of bestendig beheer en onderhoud. Het gaat om algemeen voorkomende soorten die niet in hun voortbestaan worden bedreigd en ook niet het gevaar lopen in hun voortbestaan te worden bedreigd. Ook de staat van instandhouding van deze soorten komt niet in gevaar. Het gaat uitsluitend om soorten die zijn beschermd op grond van artikel 3.10, eerste lid, van de Wet, de zogenaamde nationaal beschermde soorten.

Op grond van de Flora- en faunawet en bijbehorende Regeling vrijstelling dier- en plantensoorten (een ministeriële regeling) was een aantal soorten vrijgesteld van de in de wet verbodsbepalingen uit de Flora- en faunawet. Deze soorten mochten opzettelijk worden gevangen en gedood indien dit nodig was in het kader van een ruimtelijke ontwikkeling of bestendig beheer en onderhoud. Het betrof algemeen voorkomende soorten die niet in hun voortbestaan werden bedreigd en ook niet het gevaar liepen in hun voortbestaan te worden bedreigd. Een aantal van deze soorten wordt nu ook door de Wet natuurbescherming beschermd. Het betreft hier uitsluitend soorten die zijn beschermd op grond van artikel 3.10, eerste lid, van de Wet, de zogenaamde nationaal beschermde soorten. Deze soorten zijn niet beschermd op grond van de in artikel 3.5, van de Wet genoemde bijlagen bij de Habitatrichtlijn en internationale verdragen. Daarom is op grond van artikel 3.10, tweede lid, van de Wet een vrijstelling voor ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden en bestendig beheer en onderhoud mogelijk.

De soorten die onder deze titel vallen, zijn soorten die onder het regime van de Flora- en faunawet waren vrijgesteld en op grond van de Wet als nationale soorten zijn beschermd. Voor deze soorten handhaaft de provincie Overijssel de vrijstellingen die onder de Flora- en faunawet golden. Deze soortenhandhaafde de provincie Overijssel met de inwerkingtreding van de Wet natuurbescherming de vrijstellingen die onder de Flora- en faunawet golden. Een vijftal soorten die eerder onder de Flora- en Faunawet waren vrijgesteld worden nu niet langer vrijgesteld. Het betreft de bunzing, egel, hermelijn, ondergrondse woelmuis en wezel. Voor de bunzing, hermelijn en wezel zijn onvoldoende gegevens bekend om aannemelijk te maken dat de staat van instandhouding niet in gevaar komt. De hermelijn staat bovendien op de Overijsselse aandachtsoortenlijst. Onderzoeksgegevens geven geen stabiel beeld voor de staat van instandhouding van de egel. De soorten bunzing, egel, hermelijn en wezel voldoen daarom niet langer aan de wettelijke criteria om voor vrijstelling in aanmerking te komen. De ondergrondse woelmuis is sinds 1990 niet meer waargenomen in Overijssel en wordt om die reden niet langer vrijgesteld.

De overige soorten in bijlage 9a Soorten als bedoeld in artikel 7.4.1, eerste lidkomen algemeen voor en de populaties van deze soorten verkeren in een gunstige staat van instandhouding. Het Tevens is het, juist bij soorten die zeer algemeen voorkomen, niet gewenst dat voor elke ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden of elke ingreep in het kader van beheer en onderhoud een ontheffing aangevraagd moet worden. Soms is het ook in het belang van de bescherming van de wilde flora of fauna nodig om dieren te vangen. Bijvoorbeeld bij het overzetten van amfibieën. Uiteraard blijft wel de algemene zorgplicht (artikel 1.12 van de Wet) van toepassing. Dit betekent dat het opzettelijk vangen en doden van de vrijgestelde diersoorten zoveel mogelijk voorkomen moet worden. OokTevens moet er worden bekeken of voor ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden, dan wel het bestendig beheer en onderhoud, niet op een andere manier uitgevoerd kan worden waardoor opzettelijk vangen en/of doden niet nodig is. De Omgevingsverordening biedt geen ruimte voor opzettelijk doden.

Artikel 7.4.1 Vrijstelling verbodsbepalingen     

(tekst ongewijzigd)

Hoofdstuk 8 Wro-coördinatieverordening Ontwikkelopgave Natura 2000     

(....)

3.Voorwaarden voor toepassing provinciale coördinatieregeling

(....)

Verwezenlijking van (een onderdeel van) provinciaal ruimtelijk beleid De realisatie van de beoogde maatregelen ten behoeve van de Ontwikkelopgave Natura 2000 is bij uitstek een provinciale opgave. Provincie Overijssel heeft, samen met de andere provincies, met het bestuursakkoord ‘Decentralisatie Natuurbeheer (2011)’ onder andere de verantwoordelijkheid voor de realisatie van het Natuurnetwerk Nederland (NNN, voorheen EHS) op zich genomen. Daarvoor hebben Provinciale Staten onder andere in 2013 de actualisatie van de Provinciale Omgevingsverordening vastgesteld. Daarmee staat onder meer de herbegrenzing van het NNN vast, waar de Natura 2000-gebieden binnen vallen, en zijn gronden aangewezen als ‘Uitwerkingsgebied ontwikkelopgave Natura 2000’.

(....)

Hoofdstuk 9 (gereserveerd)     

Hoofdstuk 10 Toezicht en strafbepaling     

(tekst ongewijzigd)

Hoofdstuk 11 Ontheffing     

(tekst ongewijzigd)

Hoofdstuk 12 Overgangs- en slotbepalingen     

Hoofdstuk 12 geeft de algemene overgangs- en slot bepalingen die op de Omgevingverordening van toepassing zijn.

Titel 12.2 Overgangsrecht hoofdstukken 2 en 4     

Artikelsgewijze toelichting     

Artikel 12.2.2 Overgangsrecht Natuurnetwerk Nederland     

In artikel 12.2.2 wordt een regeling getroffen voor bestemmingsplannen die betrekking hebben op het Natuurnetwerk Nederland (voorheen de Ecologische Hoofdstructuur) en die op grond van titel 2.7 moeten worden aangepast. Ingevolge de Wro stelt de gemeenteraad binnen een jaar na inwerkingtreding van de verordening een bestemmingsplan of beheersverordening vast met inachtneming van de verordening, tenzij bij de verordening een andere termijn wordt gesteld.

(....)