Ontwerp Regionaal Waterprogramma Overijssel 2022-2027    

Dit ontwerp van het regionaal waterprogramma wordt uit de huidige Omgevingsvisie genomen om als apart programma verder te gaan. De terinzagelegging is van dinsdag 30 maart tot en met maandag 17 mei 2021. Dit programma wordt naar verwachting voor het eind van 2021 vastgesteld.

Af en toe worden beleidsnotities of visies genoemd die geen onderdeel van het programma zijn. Ze zijn daarom niet opgenomen (als bijlage). Als u deze documenten graag wilt lezen kunt u ze meestal vinden op de provinciale website (www.overijssel.nl) of kunt u ze per e-mail opvragen (omgevingsvisie@overijssel.nl).

Beleidstekst     

Leeswijzer     

Regelmatig blijkt behoefte aan wijziging van de provinciale plannen, bijvoorbeeld vanwege aanpassingen van of verplichtingen vanuit nationale en Europese wet- en regelgeving of wijzigingen in ons provinciale beleid.

In dit geval gaat het om een nieuw provinciaal plan, dat verplicht is onder de aanstaande Omgevingswet. Dit nieuwe ‘waterprogramma’ is opgebouwd uit bestaande delen die nu nog zijn opgenomen in onze Omgevingsvisie. Die delen zijn voor een belangrijk deel identiek aan de huidige inhoud van onze Omgevingsvisie of de daarbij horende bijlagen. Waar nodig is de inhoud geactualiseerd, vooral op grond van de Europese Kaderrichtlijn Water en Richtlijn Overstromingsrisico’s.

Voor de hierna volgende teksten geldt het volgende:

  • Doorgestreept en rood gemarkeerd (in onze viewer) = tekst die vervalt na vaststelling door Provinciale Staten;
  • geel (in ruimtelijke plannen.nl) of groen gemarkeerd (in onze viewer) = dit wordt de nieuwe tekst na vaststelling door Provinciale Staten;
  • voor sommige wijzigingen op de digitale kaart moet u een paar stappen inzoomen om de wijzigingen in beeld te krijgen.

Voor meer informatie kunt u terecht op de site www.omgevingsvisie.nl

Hoofdstuk 1 Regionaal waterbeheer en waterprogramma     

1.1 Inleiding     

Het Regionaal Waterprogramma Overijssel 2020 is bedoeld als een concrete uitwerking van het regionaal waterbeleid binnen de Provincie Overijssel. Het Regionaal Waterprogramma is een verplicht programma in het kader van de Omgevingswet.

Het strategische waterbeleid (de beleidshoofdlijnen) is opgenomen in de Omgevingsvisie (actualisatie Omgevingsvisie Overijssel 2019/2020). Het Regionaal Waterprogramma is uitvoeringsgericht en bevat concrete maatregelen. Het provinciale waterbeleid in Omgevingsvisie en Regionaal Waterprogramma vormt tezamen het beleidsmatig kader voor alle regionale oppervlaktewateren en het regionaal grondwater, en daarmee het regionaal waterbeheer.

Voor deze paragraaf zijn de 4 milieubeginselen voor de Omgevingswet van toepassing. Dit zijn:

  • het voorzorgsbeginsel;
  • het beginsel van preventief handelen;
  • het beginsel dat milieuaantastingen bij voorrang aan de bron bestreden moeten worden en
  • het beginsel dat de vervuiler betaalt.

Voor het waterbeheer vormen deze een belangrijke leidraad, met name gezien de Europese doelstellingen en de gevolgen van klimaatverandering.

De inhoud van dit Regionaal Waterprogramma kent de volgende verplichte onderdelen:

  • de uitvoering van Europese waterrichtlijnen;
  • de maatschappelijke functie drinkwateronttrekking.

Daarnaast is er 1 onverplicht onderdeel opgenomen:

  • Doelen overige wateren.

Het Regionaal Waterprogramma 2020 is tot stand gekomen door de betreffende onderdelen uit de Omgevingsvisie Overijssel te lichten. Er is sprake van een beleidsneutrale overgang (i.e. geen wijzigingen) en daar waar nodig is het juridisch-technisch aangepast op de overgang naar de Omgevingswet. Dit programma is in afstemming met de Overijsselse waterschappen tot stand gekomen.

1.2 Bestuurlijke organisatie waterbeheer     

De provincie stelt kaders en strategische doelen vast voor het regionale waterbeheer. De waterschappen vertalen de kaders en doelen naar maatregelen en voeren die uit. De manier waarop de waterschappen hun taak uitoefenen is onderhevig aan provinciaal toezicht. Aan deze toezichtrelatie geven wij als provincie proactief vorm. Dat wil zeggen: wij formuleren vooraf in het beleid wat kan (Regionaal Waterprogramma) en leggen in een verordening vast wat móet. De waterschappen kunnen hierbij agenderend zijn.

Van de waterbeheerders wordt verwacht dat zij het te voeren waterbeheer vastleggen in een Waterbeheerprogramma. Het waterbeheer wordt daarin onder andere beschreven aan de hand van het Gewenst Grond- en Oppervlaktewaterbeheer (GGOR), peilbesluiten en de normering wateroverlast. Verder wordt van de waterbeheerder verwacht dat hij de ligging, vorm, afmetingen en constructie van waterschapswerken vast legt in een legger.

De waterschappen rapporteren jaarlijks aan de provincie (in aansluiting op hun beleidscyclus) over de voortgang van de uitvoering van het beleid in relatie tot de te behalen strategische doelen. De prestatie-indicatoren uit de Waterbeheerplannen bieden hiervoor de aanknopingspunten.

Op het grondgebied van de provincie Overijssel zijn vijf waterschappen actief: Drents Overijsselse Delta, Vechtstromen, Rijn & IJssel, Vallei & Veluwe en ten slotte Zuiderzeeland. Bij de samenwerking met de waterschappen ligt de nadruk op sturing aan de voorkant, te weten: in samenwerking doelen realiseren met een eigen beleidsruimte voor de waterschappen. Vanuit deze filosofie worden in goed overleg met de waterschappen afspraken gemaakt over de doorwerking van het beleid (regeling via beleid).

1.3 Regionaal waterbeheer     

Regionaal waterbeheer omvat het beheer van alle oppervlaktewateren en het grondwater in de provincie Overijssel. De waterschappen nemen een belangrijk deel van de uitvoering voor hun rekening. De beleidsverantwoordelijkheid voor zowel waterkwaliteit als -kwantiteit als -veiligheid ligt via de OmgevingswetWaterwet bij de provincie.

Ambitie:

Watersystemen met een goede ecologische en chemische kwaliteit, die voor de lange termijn klimaatbestendig en veilig zijn.

Het waterbeheer in Overijssel is gericht op een goede bewoonbaarheid en bewerkbaarheid van het land door het bieden van bescherming tegen overstroming, wateroverlast en (perioden van) droogte én het in stand houden of creëren van optimale watercondities voor functies zoals landbouw, wonen, natuur en scheepvaart. Daarbij zijn wel grenzen aan wat mogelijk is. Door de klimaatverandering is het nodig om breder naar waterbeheer te kijken dan we tot nu toe gewend zijn: er zijn op meerdere terreinen maatregelen noodzakelijk. Alleen dan is een toekomstbestendig beheer van alle oppervlaktewateren en het grondwater (de watersystemen) mogelijk.

Rekening houden met gevolgen klimaatverandering

Bij de inrichting en het beheer van de watersystemen houden we rekening met de gevolgen van klimaatverandering op lange termijn (veiligheid, wateroverlast, hittestress en droogte). De komende jaren werken we met waterbeheerders, Rijk, gemeenten, maatschappelijke organisaties en private partijen samen om de deltabeslissingen in onze provincie te implementeren.

Rijk, provincies, gemeenten, waterschappen en maatschappelijke organisaties hebben de afgelopen jaren gewerkt aan een nieuw Deltaprogramma om gevolgen van de klimaatverandering het hoofd te bieden. Het doel van het Deltaprogramma is beschermen tegen overstromingen en zorgen voor voldoende zoetwater nu en in de toekomst. In het Deltaprogramma 2015 is het "adaptief deltamanagement" centraal gesteld: vooruitkijken naar de opgaven die voor ons liggen en met dat inzicht op tijd (kosten)effectieve maatregelen nemen en flexibel blijven om in te kunnen spelen op nieuwe kansen, inzichten en omstandigheden. Alternatieve maatregelen liggen klaar voor het geval die in de toekomst nodig zijn.

In het Deltaprogramma 2015 zijn vijf ‘Deltabeslissingen’ opgenomen. Ze zijn voor Overijssel alle vijf van belang. Zie de website deltacommissaris.nl voor meer informatie hierover.

Versterking ruimtelijke kwaliteit

Bij de uitvoering van ‘waterwerken’ benutten we de kansen om de ruimtelijke kwaliteit te versterken. Dit doen we door de (her)inrichting ook als een ontwerpopgave te beschouwen en te investeren in vormgeving en inpassing in het landschap. Belangrijk daarbij is het verhogen van de zichtbaarheid en de beleefbaarheid van het watersysteem. Ook is dit een kans om te zoeken naar combinaties met andere (water)opgaven, zoals het verbeteren van de zoetwatervoorziening (zie Werkprogramma Zoetwatervoorziening Hoge Zandgronden 2016-2021).

Kosten waterbeheer

De kosten van het waterbeheer worden verdeeld over de provincie en de waterschappen. De provincie betaalt specifieke grondwateronderzoeken of – maatregelen waarvoor de provincie verantwoordelijk is vanuit de grondwaterheffing. Daarnaast investeert de provincie in specifieke projecten, zoals Zoetwatervoorziening Oost-Nederland (ZON). De financiering van het waterbeheer voor de oppervlaktewateren, de aanleg en het onderhoud van keringen en de waterhuishouding in algemene zin liggen primair bij de waterschappen. Voor het kostenoverzicht waterbeheer zie de bijlage .

Het beleid voor het regionaal waterbeheer omvat de volgende onderdelen:

  • Optimale watercondities (functietoekenning)
  • Waterveiligheid
  • Waterkwaliteit (Kaderrichtlijn Water (KRW))
  • Oppervlaktewaterbeheer
  • Grondwaterbeheer
  • Zoetwatervoorziening

Daarnaast vind je in paragraaf 1.2 informatie over de bestuurlijke organisatie van het waterbeheer.

Hoofdstuk 2 Regionaal waterprogramma     

2.1 Europese richtlijnen     

2.1.1 Waterkwaliteit (Kaderrichtlijn Water)     

Het regionaal waterbeheer op het gebied van waterkwaliteit betreft de inzet op het bereiken van een goede ecologische en chemische kwaliteit van zowel het grond- als het oppervlaktewater en een goede kwantiteit en chemische kwaliteit van het grondwater in Overijssel door uitvoering van de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW). De KRW schept basisvoorwaarden voor ecologisch goed functionerende watersystemen.

Kaderrichtlijn Water

De Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) regelt sinds 22 december 2000 het waterbeleid in de Europese lidstaten. De algemene doelstellingen van de KRW zijn:

  • het voor verdere achteruitgang behoeden, beschermen en verbeteren van aquatische ecosystemen en, wat de waterbehoeften ervan betreft, terrestrische ecosystemen en waterrijke gebieden die rechtstreeks afhankelijk zijn van grond- en/of oppervlaktewater;
  • het bevorderen van het duurzaam gebruik van water op basis van bescherming van de beschikbare waterbronnen op lange termijn;
  • het beschermen van het aquatische milieu door lozingen van verontreinigende stoffen stop te zetten of te verminderen;
  • het verminderen en voorkomen van (verdere) verontreiniging van grondwater;
  • het beperken van de gevolgen van overstroming en perioden van droogte.

De KRW-doelen zijn, voor zover zij van landelijk belang zijn, als omgevingswaarden Milieukwaliteitseisen (MKE) opgenomen in het Besluit kwaliteitseisen en monitoring water (BKMW, Wet milieubeheer, 2009; na inwerkingtreding Omgevingswet: het Besluit kwaliteit leefomgeving of Bkl, 2018). Dit betreftDe milieukwaliteitseisen zijn: de Goede Ecologische Toestand (GET, stroomgebied en nationaal relevante stoffen), de Goede Chemische Toestand (GCT, prioritaire stoffen) en het Goed Ecologisch Potentieel (GEP).

Van deze milieukwaliteitseisen kan gemotiveerd worden afgeweken. De motivering voor deze afwijking, bijvoorbeeld voor het GEP, wordt opgenomen in ditde regionale waterprogrammaplannen van de provincies. Verder zijnworden ook de aangepaste doelen hierinzelf opgenomen. Dit geldt alleen voor de regionale KRW-oppervlaktewaterlichamenwateren die in beheer zijn bij de waterschappen en de KRW-grondwaterlichamen. De doelen voor rijkswateren worden door Rijkswaterstaat vastgesteld.

Om de doelstellingen te kunnen bereiken, is vermeld welke activiteiten uitgevoerd moeten worden. Centraal daarbij staan de Stroomgebiedbeheerplannen (SGBP’s) die periodiek moeten worden opgesteld.

De mijlpalen vanaf 2015 zijn:

  • 2016-2021: uitvoering van maatregelen tweede tranche Stroomgebiedbeheerplannen (SGBP’s)
  • 2021: opstellen en vaststellen van de derde tranche

De KRW-maatregelen om de doelen te bereiken moeten uiterlijk in 2027 zijn uitgevoerdgehaald.

In dit Regionaal waterprogramma zijn de besluiten en (ecologische) doelen voor de uitvoering van de derde tranche van de Kaderrichtlijn Water in Overijssel vastgelegd voor de regionale oppervlakte- en grondwaterlichamen. Ze betreffen het deel van het derde stroomgebied(beheersplan) Rijn waarvoor de provincie Overijssel verantwoordelijk is.

Strekking van het beleid:

In deze Omgevingsvisie zijn de besluiten en doelen voor de uitvoering van de tweede tranche van de Kaderrichtlijn Water in Overijssel vastgelegd. Ze betreffen het deel van (het tweede stroomgebied(beheersplan) Rijn waarvoor de provincie Overijssel verantwoordelijk is.

De provincie Overijssel verwerkt samen met de waterschappen in Overijssel de Europese Kaderrichtlijn Water in beleid voor de regionale wateren (de wateren in beheer bij de waterschappen en provincie). In dit kader stellen we ecologische en chemische doelen voor zowel oppervlakte- als grondwateren. Deze doelen zijn opgenomen in de bijlage Bijlage 1 Kaderrichtlijn Water Overijssel.

De ecologische doelen (Goede Ecologisch Toestand (GET) of Goed Ecologisch Potentieel (GEP) mogen door ruimtelijke ontwikkelingen of nieuwe functies niet onmogelijk worden gemaakt. Ook mag de aanwezige situatie niet zodanig verslechteren dat het betreffende water in een lagere beoordelingklasse terecht komt (‘stand-still’ vereiste). De afspraken die gemaakt zijn voor de tweede tranche van de KRW (2016-2021, KRW-agenda Rijn-Oost, 2014) vormen het uitgangspunt. Het tempo en het ambitieniveau zijn ingegeven door wat haalbaar en betaalbaar is.

Het generieke Rijksbeleid wordt ingezet om de belasting met nutriënten (nitraat, fosfaat) of gewasbeschermingsmiddelen te beperken en zo tijdig te voldoen aan de KRW-doelen.

Beleidskader vergunningenbeleid

Maatregelen ter verbetering van de kwaliteit van het oppervlaktewater worden genomen op basis van twee elkaar aanvullende beleidskaders van het preventieve waterkwaliteitsbeleid:

1. Een algemeen beleidskader dat van toepassing is voor alle wateren en dat uit twee sporen bestaat:

  1. het brongerichte spoor; en
  2. aanvullend daarop het waterkwaliteitsspoor (ook wel emissie-immissietoets genoemd).

Het waterkwaliteitsspoor richt zich op de volgende doelstellingen (normen) voor het oppervlaktewater:

  • Normen voor prioritaire stoffen en overige relevante stoffen. Deze gelden in alle oppervlaktewateren. De normen worden op Europees of landelijk niveau vastgesteld.
  • Normen voor algemeen fysisch-chemische parameters (ook wel: biologieondersteunende stoffen) en doelen voor flora en fauna (biologische doelen). Deze worden regionaal vastgesteld en vormen samen de ecologische doelen in de KRW-waterlichamen. Voor de overige wateren is afgesproken dat de waterschappen in samenwerking met de provincie de streefbeelden formulerenuiterlijk 2018 hebben geformuleerd, waarna ze door de provincie vastgesteld kunnen worden. Zie daarvoor 2.3. Bij de streefbeelden wordt rekening gehouden met de functie van het water. Wateren kunnen geclusterd worden en er kan een selectie van de meest relevante biologische parameters worden gemaakt.
  • Deze doelstellingen worden ook gebruikt als vertrekpunt voor de beoordeling van de uitvoering van de taak van de waterbeheerder voor de overige oppervlaktewateren.

Een nadere toelichting op de werking van het algemene beleidskader is gegeven in het Nationaal Waterplan. De ruimtelijke aspecten van het algemene beleidskader zijn nader uitgewerkt in de Bestuurlijke notitie Watertoets.

2. Een aanvullend beleidskader dat zich richt op de waterlichamen met oog op uitvoering van de Kaderrichtlijn Water (KRW).

Het aanvullende beleidskader beoogt het realiseren van de milieukwaliteitseisen zoals vastgelegd in het Besluit Kwaliteitseisen en Monitoring Water (Bkmw (2009; na inwerkingtreding Omgevingswet: het Bkl, 2018) en het voorkomen van achteruitgang. De KRW biedt de mogelijkheid om onder voorwaarden af te wijken van deze milieukwaliteitseisen of de daarvan afgeleide doelstellingen.

Gemotiveerde afwijking milieukwaliteitseisen KRW

In Overijssel maken we gebruik van de mogelijkheid om af te wijken van de milieukwaliteitseisen zoals vastgelegd in het Besluit Kwaliteitseisen en Monitoring (Bkmw (2009; na inwerkingtreding Omgevingswet: het Bkl, 2018). Deze afwijking geldt zowel voor de hoogte van de doelstelling als de termijn waarbinnen deze gerealiseerd dient te worden. De afwijkingen zijn gemotiveerd en de aangepaste doelen vastgelegd (zie omgevingsvisie.nl/krwoppervlaktewaterlichamen). De toestand aan het begin van de derde tweede planperiode van de KRW is vastgelegd in de factsheets voor oppervlaktewater- en grondwaterlichamen (zie de bijlagen Bijlage 2 Factsheets KRW waterlichamen).

Beschermde gebieden

De Kaderrichtlijn Water (KRW) vraagt speciale aandacht voor gebieden met een beschermde status. In Overijssel zijn dit de gebieden waar water wordt gewonnen voor menselijke consumptie, de Natura 2000-gebieden en zwemwateren. Voor de Natura 2000-gebieden geldt de KRW-basisverplichting om achteruitgang te voorkomen. In aparte beheerplannen worden door de provincie voor deze gebieden de doelen en de daarvoor benodigde maatregelen uitgewerkt.

Overige wateren

Voor de oppervlaktewaterlichamen in de provincie Overijssel waarvoor geen rapportageverplichting aan de Europese Commissie te Brussel geldt ter uitvoering van de Kaderrichtlijn Water (circa 75% van het totaal, hieronder vallen ook de waardevolle kleine wateren (zie paragraaf 2.3.2 ), zijn nu ook doelen geformuleerd. zijn geen doelen geformuleerd. Zie hiervoor paragraaf 2.3 Hierdoor is er nu ook ontbreekt een toetsingskader voor vergunningverlening en handhaving door de waterschappen.1 De Overijsselse waterschappen en de provincie hebbengaan hiervoor in de periode 2017-20202015-2018 gezamenlijk beleid geformuleerdopstellen. De waterschappen hebben de trekkersrol bij de uitwerking, en werken daarbij samen met de provincie (trekker van het proces). Dit beleid voor de kwaliteit van de overige wateren maakt duidelijk wat we verstaan onder “goede waterkwaliteit”. Hiervoor is gebruik gemaakt Bij de vertaling in streefbeelden maken we gebruik van de “Handleiding doelafleiding overige wateren” van de Stichting Toegepast Onderzoek Waterbeheer (STOWA) die is opgesteld in overleg met het Interprovinciaal Overleg (IPO) en de Unie van Waterschappen (UvW). De streefbeelden worden gebruikt als toetsingskader voor vergunningverlening en handhaving en als referentiekader om, waar noodzakelijk, gebiedsgericht te werken aan verbetering van de waterkwaliteit.

Toelichting (waarom?):

Een goede waterkwaliteit is een belangrijke levensvoorwaarde voor mens, dier en plant. Zo is een schone en natuurlijke situatie nodig voor het behoud van natuur- en landschapskwaliteiten als de biodiversiteit en het goed functioneren van het Natuurnetwerk Nederland. En is schoon water noodzakelijk voor drinkwater, de landbouw, visserij of andere economische activiteiten (denk aan de levensmiddelenindustrie en het toerisme) en actieve en passieve recreatie (waaronder zwemmen). De toestand van veel watersystemen is nu lang niet optimaal en behoeft verbetering. Uitvoering van de besluiten en doelen van de derdetweede tranche van de Kaderrichtlijn Water is bovendien noodzakelijk om tijdig aan de eisen te voldoen die door de Europese Unie worden gesteld.

Met het formuleren van beleid voor de overige wateren komt kan een integraal streefbeeld voor het gehele watersysteem tot stand komen. Hiermee kan bijvoorbeeld worden voorkomen dat nadelige effecten optreden bij het realiseren van de KRW-doelen.

Uitvoering/instrumenten:

Regels in de verordening

  • regionale vertaling voorschriften Omgevingswet Waterwet (titel 4.4)

(Prestatie)afspraken

  • uitvoeringsprogramma’s gebiedsdossiers drinkwaterwinningen
  • met waterschappen via waterbeheerprogrammalan: uitvoering KRW oppervlaktewaterlichamen
  • actualisatie en maatregelen voor waardevolle kleine wateren
  • doelen overige wateren vaststellen in 2018
  • met waterschappen via waterbeheerplan: monitoring uitwerken doelen overige wateren
  • met waterschappen, gemeenten, Rijk, buurprovincies, Duitsland: samenwerking KRW

Kennis verwerven en delen

  • Digitale wateratlas en Atlas van Overijssel
  • Informatiehuis Water

Om de KRW-doelen te bereiken, voeren met name de waterschappen in Overijssel veel maatregelen uit in en aan oppervlaktewateren2. Denk aan aanpassing van de hydrologische omstandigheden, de herinrichting van wateren (zoals natuurvriendelijke oevers en hermeandering) en het voor vissen passeerbaar maken van stuwen of andere barrières. Bij de uitvoering van de KRW vindt zo een omvangrijke en noodzakelijke herinrichting van de waterlopen plaats, voor een deel in combinatie met het realiseren van de Natuurnetwerk Nederland (NNN). In de KRW-agenda Rijn-Oost (april 2014) wordt geraamd dat 780 km waterloop voor meer dan 75 procent moet worden heringericht. Het Overijsselse aandeel wordt geschat op 170 km. Bij de uitvoering van deze ‘waterwerken’ liggen kansen om de ruimtelijke kwaliteit te versterken.

1 Wel gelden hiervoor Naast de chemische doelen zoals vastgelegd in het Bkmw 2009 (1-1-2022: Bkl, 2018)

2 Inclusief bovenlopen

2.1.2 KRW-oppervlaktewaterlichamen     

KRW-oppervlaktewaterlichamen zijn de oppervlaktewaterlichamen in de provincie Overijssel waarvoor specifieke kwaliteitsdoelen zijn geformuleerd en waarvoor een rapportageverplichting geldt aan de Europese Commissie te Brussel, ter uitvoering van de Kaderrichtlijn Water (KRW).

Strekking van het beleid:

De provincie Overijssel legt – overeenkomstig de Kaderrichtlijn Water – de indeling van het oppervlaktewater in waterlichamen vast en kent aan elk waterlichaam een watertype toe (natuurlijk, sterk veranderd of kunstmatig). Vervolgens worden per waterlichaam de doelstellingen vastgelegd. Hiervoor gelden deels Europese of nationale normen, deels regionale normen. De provincie stelt de regionale normen vast. Omdat de milieudoelstellingen voor deze oppervlaktewaterlichamen niet bereikt konden worden in de periode 2009-2015, maken we in Overijssel gebruik van de mogelijkheid om – gemotiveerd – af te wijken. Voor de motivering voor fasering van de milieudoelstellingen en de aangepaste doelen, zie de Bijlage 1 Kaderrichtlijn Water Overijssel. Hier vind je ook een nadere uitleg/uitwerking van de oppervlaktewaterlichamen en hun status.

Toelichting (waarom?):

Voor de uitvoering van de Kaderrichtlijn Water geldt een rapportageverplichting voor oppervlaktewateren met een specifieke omvang. Voor deze wateren is het noodzakelijk vast omschreven kenmerken te rapporteren. Over de kwaliteit van het oppervlaktewater wordt periodiek gerapporteerd door de waterschappen, volgens de cyclus van de Kaderrichtlijn Water. In Nederland is hiervoor een vast format, namelijk de factsheet oppervlaktewaterlichamen. Het Informatiehuis Water – een samenwerkingsverband tussen het Rijk, de provincies en de waterschappen – beheert de gegevens.

Uitvoering/instrumenten:

(Prestatie)afspraken

  • doelen, status, type, begrenzing en huidige toestand in factsheets oppervlaktewaterlichamen
  • argumentatie fasering in factsheets oppervlaktewaterlichamen
  • met waterschappen via waterbeheerplan: uitvoering KRW oppervlaktewaterlichamen
  • met waterschappen, gemeenten, Rijk, buurprovincies, Duitsland: samenwerking KRW

Kennis verwerven en delen

  • Digitale wateratlas en Atlas van Overijssel
  • factsheets oppervlaktewaterlichamen
  • Informatiehuis Water

2.1.3 KRW-grondwaterlichamen     

KRW-grondwaterlichamen zijn de grondwaterlichamen in de provincie Overijssel waarvoor specifieke kwaliteits- en kwantiteitsdoelen zijn geformuleerd en waarvoor een rapportageverplichting geldt aan de Europese Commissie te Brussel, ter uitvoering van de Kaderrichtlijn Water (KRW).

Strekking van het beleid:

De provincie Overijssel legt – overeenkomstig de Kaderrichtlijn Water (KRW) – de indeling van het grondwater in grondwaterlichamen vast, beschrijft de huidige toestand van het grondwater en formuleert de maatregelen die nodig zijn om het grondwater in de gewenste toestand te brengen of te houden. De toestand en maatregelen staan beschreven in de factsheets grondwaterlichamen (zie de Bijlage 2 Factsheets KRW waterlichamen). Hier vind je ook een nadere uitleg/uitwerking van de grondwaterlichamen, de doelen, normen en verwacht doelbereik. In de Bijlage 1 Kaderrichtlijn Water Overijssel is het monitoringssysteem voor de kwantiteit en de kwaliteit van grondwater beschreven.

Toelichting (waarom?):

Voor de uitvoering van de Kaderrichtlijn Water geldt een rapportageverplichting voor grondwateren met een specifieke omvang. Voor deze wateren is het noodzakelijk vastomschreven kenmerken te rapporteren. In Nederland is hiervoor een vast format: de factsheet grondwaterlichamen. Het Informatiehuis Water beheert de gegevens. De maatregelen om het grondwater in de gewenste toestand te brengen of te houden, zijn onder andere ter bescherming van het grondwater voor menselijke consumptie en ter voorkoming van achteruitgang van de toestand van Natura 2000-gebieden.

Uitvoering/instrumenten:

(Prestatie)afspraken

  • doelen, begrenzing en huidige toestand in factsheets grondwaterlichamen
  • argumentatie fasering in factsheets grondwaterlichamen
  • met waterschappen, gemeenten, Rijk, buurprovincies, Duitsland: samenwerking KRW

Kennis verwerven en delen

  • Digitale wateratlas en Atlas van Overijssel
  • factsheets grondwaterlichamen,
  • Informatiehuis Water

2.1.4 RichtlijnOverstromingsrisico's (ROR)     

De Europese Richtlijn Overstromingsrisico's (ROR) is in november 2007 in werking getreden en in 2009 opgenomen in de Nederlandse wet- en regelgeving (Waterwet en Waterbesluit). Het belangrijkste doel is de beperking van de gevolgen van overstromingen voor de gezondheid van mensen, het milieu en cultureel erfgoed en de economische bedrijvigheid.

De richtlijn legt een aantal principes vast: niet-afwentelen, stroomgebiedaanpak, risicobenadering (veiligheidsketen), duurzaamheid en publieke participatie. Hiermee biedt de richtlijn het kader voor een betere bescherming van overstromingen, anticiperend op klimaatverandering. Bovendien krijgen burgers, bedrijven en overheden inzicht in mogelijke overstromingsrisico's en wat er wordt gedaan om die te verminderen.

Concreet verplicht de richtlijn lidstaten tot het maken van een voorlopige risicobeoordeling (afgerond), overstromingsgevaar- en overstromingsrisicokaarten (afgerond) en overstromingsrisicobeheerplannen.

De overstromingsgevaar-en risicokaarten vormen (formeel) de basis voor het vaststellen van doelen en maatregelen in de overstromingsrisicobeheerplannen. De fysieke kenmerken van overstromingen komen aan bod, zoals het overstroombare gebied, de maximale waterhoogten en de stroomsnelheid. De overstromingsrisicokaarten laten de mogelijke gevolgen van overstromingen zien, zoals een indicatie van het aantal getroffenen en het type economische bedrijvigheid van het getroffen gebied, inclusief de aanwezigheid van vervuilende installaties en beschermde gebieden.

In een overstromingsrisicobeheerplan beschrijven de Europese lidstaten de doelstellingen en daaraan gekoppelde maatregelen voor het beheer van overstromingsrisico’s in de stroomgebieden. De risicobeheerplannen zijn in december 2015 in werking getreden en worden begin 2022 opnieuw vastgesteld.

Er wordt gestreefd naar zoveel mogelijk synergie tussen Richtlijn Overstromingsrisico’s en Kaderrichtlijn Water. Beide richtlijnen maken onderdeel uit van het Nationale Waterplan.

In het Waterbesluit en Wet veiligheidsregio’s is vastgelegd dat gedeputeerde staten zorg dragen voor de productie, de actualisatie en de elektronische publicatie van overstromingsgevaar- en overstromingsrisicokaarten. De kaarten worden ten minste eenmaal in de zes jaren herzien. De kaarten voor heel Nederland staan op www.risicokaart.nl .

In Overijssel is de richtlijn van toepassing voor de gebieden langs de IJssel, de Overijsselse Vecht, Zwarte Water en de gebieden langs de aangewezen regionale keringen in het regionale watersysteem.

2.2 Grondwaterbeheer     

2.2.1 Grondwaterbeheer - Maatschappelijke functie drinkwateronttrekking     

Ambitie:

Een voldoende voorraad grondwater, die goed wordt beschermd en zorgvuldig wordt gebruikt zonder achteruitgang in kwantiteit en kwaliteit

Strekking van het beleid:

Het beleid voor grondwater richt zich op twee aspecten: het beheer van de grondwatervoorraad en de bescherming van grondwater voor menselijke consumptie.

1.Beheer van de grondwatervoorraad

De provincie heeft een wettelijke verantwoordelijkheid voor het beleid voor het beheer van de grondwatervoorraad, waarbij de waterschappen optreden als beheerder. Onze inzet is om de voorraad grondwater zo groot mogelijk te houden en zo verantwoord mogelijk te gebruiken. Er mag niet meer grondwater worden onttrokken dan wordt aangevuld om een structurele daling van de grondwaterstand te voorkomen.

De stand van het grondwater is van belang voor de verschillende ruimtelijke functies (waaronder natuur en landbouw). Het onttrekken van grondwater aan de bodem gebeurt bij voorkeur voor hoogwaardige doeleinden. Denk hierbij aan de openbare drinkwatervoorziening en industriële processen die op grond van de Warenwet een goede waterkwaliteit nodig hebben. Voor het gebruik van goed grondwater voor laagwaardige industriële toepassingen verlenen wij geen vergunning, tenzij er geen alternatieven zijn of deze alternatieven een groter nadelig effect hebben. Laagwaardig gebruik wordt waar mogelijk verder teruggedrongen. Het economische belang van de industrie wegen we hierbij mee. Bestaande inspanningen om besparingen in het industrieel verbruik te realiseren, worden voortgezet.

Het gebruik van grondwater voor beregening is binnen algemene kaders toegestaan, maar in droge perioden kan een beregeningsverbod gelden.

2.Bescherming van grondwater voor menselijke consumptie

De provincie is ook verantwoordelijk voor de bescherming van het grondwater dat wordt gebruikt voor menselijke consumptie. Denk hierbij aan drinkwater, maar ook aan grondwater dat wordt gebruikt in industriële processen voor menselijke consumptie. De hoofdlijnen van het beschermingsbeleid lopen via drie paden: het ruimtelijke ordeningsbeleid, het waterbeleid en het milieubeleid. Via de lijn van het waterbeleid willen wij de voorraad op peil houden, de gevolgen van onttrekking verminderen en waar mogelijk de ruimtelijke inpassing verbeteren. Via de ruimtelijke ordenings- en milieulijn willen wij de kwaliteit van het grondwater (‘de grondstof’) voor de openbare drinkwatervoorziening en de levensmiddelenindustrie beschermen en verbeteren. De meest doelmatige bescherming is, in lijn met de milieubeginselen zoals vastgeled in de Omgevingswet, preventie via de verbodsbepalingen in de verordening en is gericht op ruimtelijke functies die risico hebben voor grondwaterverontreiniging. Het gaat dan om een brongerichte aanpak van bedreigende activiteiten/functies. De verschillende beleidslijnen zijn nader uitgewerkt in de Bijlage 3 Grondwaterbeheer en vertaald naar bijbehorende regelgeving (opgenomen in de Omgevingsverordening Overijssel).

Inrichting van drinkwaterwinningen

Drinkwaterwinningen moeten duurzaam worden ingepast en ingericht. Dat betekent dat naast een goede bescherming tegen verontreinigingen van het drinkwater, de inbreuk op het natuurlijke watersysteem en de schade aan functies als landbouw en natuur zoveel mogelijk worden beperkt. Daarnaast zetten wij in op een milieuverantwoorde productiewijze (gebruik afvalstroom, energiegebruik), leveringszekerheid en beperking van kosten. We toetsen de aanpassing van bestaande winningen en de realisatie van nieuwe winningen aan deze aspecten voor duurzame inrichting.

In de ruimtelijke ordening streeft de provincie ook naar functiecombinaties die zich goed tot elkaar verhouden, zogenoemde win-wins. Door aan de voorkant harmonie in de ruimtelijke programmering na te streven, wordt een robuuste bescherming van de drinkwaterbronnen beoogd. De provincie wil de komende jaren passende ruimtelijke ontwikkelingen rondom drinkwaterwinningen aanjagen. De provincie verwacht dat alle betrokken gebiedspartijen de handschoen oppakken en kansen (gaan) benutten.

In Overijssel wordt op 23 plaatsen (oever)grondwater uit de bodem gehaald dat (uiteindelijk) als drinkwater uit de kraan komt. De provincie wijst de locaties aan waar drinkwater wordt gewonnen en verleent daarvoor de Waterwetvergunning. De provincie stelt de grenzen vast voor de gebieden waarbinnen een beschermingsbeleid van toepassing is om te zorgen dat dit water voldoende en schoon blijft. De provincie is ook het bevoegde gezag voor de grondwateronttrekkingen voor de grotere industriële winningen. In Overijssel onttrekken op dit moment drie bedrijven in de levensmiddelen- en voedingsindustrie meer dan 150.000 m3 per jaar aan het grondwater voor menselijke consumptie.

Deze onttrekkingen voor menselijke consumptie zijn opgenomen in het voor de KRW opgezette landelijke register met beschermde gebieden. Grondwater dat wordt gebruikt in industriële processen voor menselijke consumptie, wordt beschermd conform de eisen van de KRW en de Grondwaterrichtlijn.

Toelichting (waarom?):

Grondwater heeft een veelzijdige gebruiksfunctie. Het kan dienen als grondstof voor drinkwater, voor gebruik bij industriële en agrarische productie, als proceswater en als koelmiddel. Maar ook is het grondwater (via het peil en de kwelstromen) belangrijk voor allerlei natuurwaarden. Door de klimaatverandering zullen perioden van droogte vaker voorkomen en ook heftiger zijn. Dit is een belangrijke reden om de voorraad grondwater zo groot mogelijk te houden en zo verantwoord mogelijk te gebruiken. Het werkprogramma Zoetwatervoorziening Oost-Nederland 2016 – 2021 zet in op het vergroten van de voorraad grondwater door het vasthouden van water en optimalisatie van de wateraanvoer (zie Omgevingsvisie).

Natuur en drinkwaterwinning beïnvloeden elkaar in tweeërlei opzicht. Natuurgebieden bieden bescherming aan winningen door het gunstige grondgebruik (ontbreken van verontreinigingsbronnen) en de winningen bieden op hun beurt ruimtelijk bescherming aan de natuur. Tegelijkertijd kan het winnen van drinkwater bijdragen aan de verdroging van de natuur en daarmee aan een vermindering van de kwaliteit van de grondwaterafhankelijke natuurwaarden. In de Natura 2000-beheerplannen zal nader worden bepaald in welke mate winningen de instandhoudingsdoelen beïnvloeden en welke maatregelen noodzakelijk en haalbaar zijn om dat te ondervangen. Daarbij is belangrijk dat de Drinkwaterwet drinkwaterwinning beschrijft als een dwingende reden van groot openbaar belang, waarmee sluiting of verplaatsing niet zo maar aan de orde is.

Motivatie voor de bescherming van het grondwater voor menselijke consumptie is vanzelfsprekend de volksgezondheid. Drinkwater is van levensbelang. In de Drinkwaterwet is vastgelegd dat de duurzame veiligstelling van de openbare drinkwatervoorziening een dwingende reden van groot openbaar belang is. Er geldt een wettelijke zorgplicht voor drinkwater voor alle bestuursorganen.

Uitvoering/instrumenten:

Regels in de verordening

  • bescherming van de drinkwatervoorziening (titel 2.13)
  • vergunningplicht reservering diepe pakket van Salland Diep (titel 4.6.4)
  • artikelen ten behoeve van de grondwaterbescherming (in hoofdstuk 3)

We voeren het beleid voor grondwateronttrekking voor de drinkwatervoorziening en de grotere industriële winning en eventueel infiltratie uit via het vergunningsinstrument.

De bescherming van de openbare drinkwatervoorziening moet opgenomen zijn/worden in gemeentelijke omgevingsvisies, bestemmingsplannen, rioleringsplannen, calamiteitenplannen en waterplannen.

Voor elke winning is een gebiedsdossier opgesteld. Gebiedsdossiers spelen een belangrijke rol in het in beeld brengen van de risico’s. Op basis van de gebiedsdossiers bepalen we samen met gebiedspartijen de te nemen maatregelen mede ten behoeve van het realiseren van de doelstellingen van de Kaderrichtlijn Water (KRW). De gebiedsdossiers actualiseren we minimaal om de zes jaar.

Op de langere termijn onderzoeken we de continuïteit van de drinkwatervoorziening en de leveringscapaciteit, anticiperend op verwachte langere perioden met droogte door klimaatverandering. We hebben hiervoor samen met partijen op basis van vigerend beleid en regelgeving een (zie bijlagen) geformuleerd. De redeneerlijn bevat de uitgangspunten om te bepalen of er sprake is van een opgave om grondwatervoorraden te reserveren voor de drinkwatervoorziening voor toekomstige behoeften.

2.2.2 Waterwingebieden     

Waterwingebieden zijn de gebieden waar (oever)grondwater voor drinkwater aan de bodem wordt onttrokken of gebieden die daarvoor gereserveerd zijn.

Strekking van het beleid:

Een waterwingebied wordt aangemerkt als het meest kwetsbare deel van een drinkwaterwinning. Hier liggen de winputten. De waterwingebieden worden dan ook stringent beschermd; het belang van het water is kaderstellend. In een waterwingebied zijn alleen activiteiten toegestaan ten dienste van de openbare drinkwatervoorziening. Andere functies en activiteiten zijn verboden.

Toelichting (waarom?):

Drinkwater is van levensbelang: elk risico van verontreiniging van het grondwater moet absoluut voorkomen worden. De duurzame veiligstelling van de openbare drinkwatervoorziening is in de Drinkwaterwet vastgelegd als een dwingende reden van groot openbaar belang.

Uitvoering/instrumenten:

Regels in de verordening

  • bescherming van de drinkwatervoorziening (titel 2.13)
  • artikelen ten behoeve van de grondwaterbescherming (in hoofdstuk 3)

2.2.3 Grondwaterbeschermingsgebieden     

Grondwaterbeschermingsgebieden zijn de gebieden direct rondom drinkwaterwinningen, aangewezen op grond van de OmgevingswetWet ruimtelijke ordening en de Wet milieubeheer.

Strekking van het beleid:

In deze gebieden wordt het grondwater beschermd, zowel ruimtelijk als milieutechnisch. Uitgangspunt van het beschermingsbeleid is preventie: het voorkomen van risicovolle activiteiten. Een ander uitgangspunt is het voorzorgsprincipe: nieuwe risicovolle activiteiten worden uit voorzorg verboden of slechts onder voorwaarden toegestaan. Het ruimtelijke beleid richt zich daarom op het weren of regelen (aan voorwaarden verbinden) van strijdige functies en op het bevorderen van harmoniërende functies.

Bij functies die goed samengaan met de drinkwaterwinning kan gedacht worden aan:

  • extensieve land- en tuinbouw, waaronder beheerslandbouw en biologische land- en tuinbouw;
  • extensieve recreatie;
  • landschaps-, natuur- en bosbouw;
  • nieuwe landgoederen en buitenplaatsen.

De milieutechnische bescherming richt zich op het voorkomen danwel reguleren van (risicovolle) activiteiten. Risicovolle inrichtingen, zoals bodemenergiesystemen, zijn verboden. Het belang van het water is kaderstellend.

Toelichting (waarom?):

We beschermen de gebieden rondom de drinkwaterwinningen om deze winningen - voor een periode van 25 jaar - zo veel mogelijk veilig te stellen. Drinkwater is van levensbelang; elk risico op verontreiniging moet absoluut voorkomen worden. De duurzame veiligstelling van de openbare drinkwatervoorziening is in de Drinkwaterwet vastgelegd als een dwingende reden van groot openbaar belang.

Uitvoering/instrumenten:

Regels in de verordening

  • bescherming van de drinkwatervoorziening (titel 2.13)
  • artikelen ten behoeve van de grondwaterbescherming (in hoofdstuk 3)

2.2.4 Grondwaterbeschermingsgebieden met stedelijke functies     

Grondwaterbeschermingsgebieden zijn de gebieden direct rondom drinkwaterwinningen. Er zijn grondwaterbeschermingsgebieden waar van oorsprong al stedelijke functies en bijbehorende risicofactoren aanwezig zijn. In Overijssel zijn dit de gebieden van de winningen Goor, Hasselo en Enschede-Losser.

Strekking van het beleid:

In deze gebieden wordt het grondwater beschermd, maar is het beschermingsbeleid minder strikt dan bij de andere grondwaterbeschermingsgebieden (zie paragraaf 2.2.3). Als een ingreep uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig wordt geacht en de nieuwe functie, in relatie tot de al aanwezige risicofactoren in het gebied, geen extra risico’s met zich meebrengt, kan realisatie van de ingreep worden toegestaan. Bodemenergiesystemen zijn niet toegestaan.

Toelichting (waarom?):

In de grondwaterbeschermingsgebieden waar van oorsprong al stedelijke functies en bijbehorende risicofactoren aanwezig zijn, achten wij de voorwaarden van zwaarwegend maatschappelijk belang en het ontbreken van alternatieven onevenredig zwaar. Bescherming van het grondwater is, vanwege de ligging rondom drinkwaterwinningen, wel aan de orde. We willen voorkomen dat de kwaliteit verslechtert (stand-still). De duurzame veiligstelling van de openbare drinkwatervoorziening is in de Drinkwaterwet vastgelegd als een dwingende reden van groot openbaar belang.

Uitvoering/instrumenten:

Regels in de verordening

  • bescherming van de drinkwatervoorziening (titel 2.13)
  • artikelen ten behoeve van de grondwaterbescherming (in hoofdstuk 3)

2.2.5 Intrekgebieden     

Een waterwinning trekt grondwater aan uit een gebied dat groter is dan het grondwaterbeschermingsgebied. De intrekgebieden “leveren” feitelijk het grondwater voor de drinkwatervoorziening. De omvang van de intrekgebieden is bepaald op basis van de tijd (100 jaar) die een waterdruppel er over doet vanaf de rand van het gebied tot aan het punt van onttrekking (de winput).

Strekking van het beleid:

Het hele intrekgebied van de drinkwaterwinning wordt beschermd; het belang van het water is kaderstellend.

We streven naar duurzame functieverweving van de waterwinning met harmoniërende functies als:

  • extensieve land- en tuinbouw, waaronder beheerslandbouw en biologische land- en tuinbouw;
  • extensieve recreatie;
  • landschaps-, natuur- en bosbouw;
  • nieuwe landgoederen en buitenplaatsen.

In intrekgebieden zijn functies met risico op grondwaterverontreiniging niet toegestaan, tenzij de beschermingssituatie verbetert. We noemen dit het stap-vooruit-principe. Een stap-vooruit wordt gezet als de nieuwe bestemming/functie minder risico’s oplevert voor de kwaliteit van het grondwater dan de bestaande bestemming/functie. Om een stap-vooruit te bereiken, kunnen effectreducerende (mitigerende) maatregelen noodzakelijk zijn, bij voorkeur ter plaatse, of anders in de nabije omgeving.

Bij grote en grootschalige ruimtelijke ingrepen is een verslechtering op plaatselijk niveau toegestaan, mits op gebiedsniveau verbetering plaats vindt (door uitruil van functies via de saldobenadering). In dat geval moet de stap-vooruit worden aangetoond in een gebiedsvisie.

Toelichting (waarom?):

Bescherming van de kwaliteit van het grondwater in de intrekgebieden is van groot belang voor een duurzame inpassing van de drinkwaterwinning. Drinkwater is van levensbelang. De duurzame veiligstelling van de openbare drinkwatervoorziening is in de Drinkwaterwet vastgelegd als een dwingende reden van groot openbaar belang.

Uitvoering/instrumenten:

Instrumenten voor het beoordelen van initiatieven binnen intrekgebieden zijn de Watertoets en Bijlage 4 Methodiek Gebiedsgerichte grondwaterbescherming.

Regels in de verordening

  • bescherming van de drinkwatervoorziening (titel 2.13)
  • artikelen ten behoeve van de grondwaterbescherming (in hoofdstuk 3)

2.2.6 Intrekgebieden met stedelijke functies     

Er zijn intrekgebieden – gebieden die feitelijk het grondwater voor de drinkwatervoorziening leveren – waar van oorsprong al stedelijke functies en bijbehorende risicofactoren aanwezig zijn. Het gaat om de gebieden van de winningen Goor, Hasselo, Wierden en Enschede-Losser.

Strekking van het beleid:

In deze gebieden wordt het grondwater beschermd, maar is het beschermingsbeleid minder strikt dan bij de andere intrekgebieden (zie paragraaf 2.2.5). Als een ingreep uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig wordt geacht en de nieuwe functie, in relatie tot de al aanwezige risicofactoren in het gebied, geen extra risico’s met zich meebrengt, kan realisatie van de ingreep worden toegestaan.

Toelichting (waarom?):

In de intrekgebieden waar van oorsprong al stedelijke functies en bijbehorende risicofactoren aanwezig zijn, achten wij de voorwaarden van zwaarwegend maatschappelijk belang en het ontbreken van alternatieven onevenredig zwaar. Bescherming van het grondwater is wel aan de orde, want we willen voorkomen dat de kwaliteit verslechtert (stand-still). De duurzame veiligstelling van de openbare drinkwatervoorziening is in de Drinkwaterwet vastgelegd als een dwingende reden van groot openbaar belang.

Uitvoering/instrumenten:

Regels in de verordening

  • bescherming van de drinkwatervoorziening (titel 2.13)
  • artikelen ten behoeve van de grondwaterbescherming (in hoofdstuk 3)

2.2.7 Innamezone waterwinning     

In de ‘innamezones waterwinning’ infiltreert oppervlaktewater in de grond om uiteindelijk (elders) onttrokken te worden voor drinkwaterwinning.

Strekking van het beleid:

Een goede waterkwaliteit is kaderstellend voor verdere ontwikkeling ter plaatse van innamezones voor de drinkwaterwinning. De kwaliteit van het aangevoerde rivierwater dient te voldoen aan de algemene eisen van oppervlaktewaterkwaliteit (BklAMvB Milieudoelstellingen). Er wordt geen beschermingszone voor het oppervlaktewater aangegeven, aangezien er geen objectieve gronden beschikbaar zijn om een dergelijke aanduiding stroomopwaarts te begrenzen.

Toelichting (waarom?):

Drinkwater is van levensbelang. In de Drinkwaterwet is vastgelegd dat de duurzame veiligstelling van de openbare drinkwatervoorziening een dwingende reden van groot openbaar belang is.

Uitvoering/instrumenten:

  • Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl).en monitoring water

2.2.8 Boringsvrije zone drinkwatervoorziening     

In een boringsvrije zone bevinden zich beschermende bodemlagen tussen het maaiveld en het watervoerende pakket waaraan het grondwater wordt onttrokken.

Strekking van het beleid:

In de boringsvrije zones is het beleid gericht op het behoud van de beschermende bodemlagen. Doorboren van deze bodemlagen is niet toegestaan. Ook geldt een verbod om koelwater, afvalwater en overige (verontreinigde) vloeistoffen te lozen en een verbod om bodemenergiesystemen te installeren die de ondoordringbare kleilaag doorboren. Het belang van het water is kaderstellend.

Toelichting (waarom?):

Met het behoud van de beschermende bodemlagen en het verbod om schadelijke stoffen te lozen, wordt verontreiniging van de diepe grondwaterlagen voorkomen. Bodemenergiesystemen zijn niet toegestaan vanwege de (mogelijke) risico's van opwarming of verontreiniging van het grondwater. Met deze maatregelen willen we de kwaliteit van het grondwater dat voor de drinkwatervoorziening wordt gebruikt, veilig stellen. Drinkwater is van levensbelang. De duurzame veiligstelling van de openbare drinkwatervoorziening is in de Drinkwaterwet vastgelegd als een dwingende reden van groot openbaar belang.

Uitvoering/instrumenten

Regels in de verordening

  • artikelen ten behoeve van de grondwaterbescherming (in hoofdstuk 3)

2.2.9 Boringsvrije zone industrie (menselijke consumptie)     

In een boringsvrije zone bevinden zich beschermende bodemlagen tussen het maaiveld en het watervoerende pakket waaraan het grondwater wordt onttrokken.

Strekking van het beleid:

In de boringsvrije zones is het beleid gericht op het behoud van de beschermende bodemlagen. Doorboren van deze bodemlagen is niet toegestaan. Ook geldt een verbod om koelwater, afvalwater en overige (verontreinigde) vloeistoffen te lozen en een verbod om bodemenergiesystemen te installeren die de ondoordringbare kleilaag doorboren. Het belang van het water is kaderstellend.

Toelichting (waarom?):

Met het behoud van de beschermende bodemlagen en het verbod om schadelijke stoffen te lozen, wordt verontreiniging van de diepe grondwaterlagen voorkomen. Bodemenergiesystemen zijn niet toegestaan vanwege de (mogelijke) risico's van opwarming of verontreiniging van het grondwater. Met deze maatregelen willen we de kwaliteit van de industriële grondwaterwinning voor menselijke consumptie veilig stellen.

Uitvoering/instrumenten:

Regels in de verordening

  • artikelen ten behoeve van de grondwaterbescherming (in hoofdstuk 3)

2.2.10 Boringsvrije zone Salland Diep     

In een boringsvrije zone bevinden zich beschermende bodemlagen tussen het maaiveld en het watervoerende pakket waaraan het grondwater wordt onttrokken.

Strekking van het beleid:

Onder Salland ligt een zoetwatervoorraad die goed is beschermd door een aaneengesloten dikke kleilaag. Voor dit watervoerende (diepe) pakket onder Salland geldt al sinds 1991 dat we onttrekkingen alleen toestaan voor de openbare drinkwatervoorziening en voor hoogwaardig industrieel gebruik waarop de Warenwet van toepassing is. Daarbij moet worden aangetoond dat een onttrekking aan het ondiepe pakket of een andere locatie geen goed alternatief is.

In 2006 is bij de herziening van het grondwaterbeschermingsbeleid voor dit gebied ook een milieuzonering vastgesteld in de vorm van een boringsvrije zone. Doel hiervan is om naast de beleidsmatige bescherming ook de fysieke bescherming in de vorm van de aaneengesloten dichte kleilagen in de ondergrond in stand te houden. Dit betekent dat mechanische bodemingrepen die de beschermende functie teniet zouden kunnen doen, niet zijn toegestaan. Ook geldt hier een absoluut verbod om bodemenergiesystemen te installeren die de ondoordringbare kleilaag doorboren en een verbod om koelwater, afvalwater en overige (verontreinigde) vloeistoffen te lozen. Het belang van het water is kaderstellend.

Toelichting (waarom?):

Het diepe pakket van Salland bevat water van een uitstekende kwaliteit. Als we teveel water aan dit pakket onttrekken, gaat de zoet-zoutgrens in de ondergrond omhoog. Met het behoud van de beschermende bodemlagen en het verbod om schadelijke stoffen te lozen, wordt verontreiniging van de diepe grondwaterlagen voorkomen. Bodemenergiesystemen zijn niet toegestaan vanwege de (mogelijke) risico's van opwarming of verontreiniging van het grondwater. Met deze maatregelen willen we de kwaliteit van het grondwater van het diepe pakket van Salland veilig stellen.

Uitvoering/instrumenten:

Regels in de verordening

  • artikelen ten behoeve van de grondwaterbescherming (in hoofdstuk 3)
  • vergunningplicht reservering diepe pakket van Salland Diep (artikel 4.6.4)

2.3 Doelen overige wateren     

2.3.1 Overige wateren     

Inleiding

Door de provincie zijn in samenwerking met de Overijsselse waterschappen in 2009 en 2015 voor de KRW-wateren en in 2015 voor de “waardevolle, kleine wateren” ecologische waterkwaliteitsdoelen geformuleerd en vastgesteld. Voor de resterende “overige wateren” zijn nu ook doelen geformuleerd en vastgesteld, opnieuw in samenwerking met de waterschappen.

Voor deze wateren is daarmee een toetsingskader voor vergunningverlening en handhaving door de waterschappen beschikbaar. Ook vormt dit een referentiekader om gebiedsgericht en in samenhang met KRW-waterlichamen te werken aan verbetering van de waterkwaliteit. Hiermee kan een integraal waterkwaliteitsbeeld voor het gehele watersysteem tot stand komen.

Hiermee is het waterkwaliteitsbeleid nader ingevuld voor water in het landelijk gebied, stedelijk water en de waardevolle kleine wateren.

Doelen overige wateren

De doelen voor de overige wateren in Overijssel betreffen het niveau “goed” voor het bijbehorende watertype (conform de genoemde handleiding en de KRW-watertypen) en richten zich op de ecologie ondersteunende fysisch chemische parameters. Dit is het niveau waarbij de fysisch-chemische kenmerken het ecologisch functioneren niet in de weg staan.

Op dit moment wordt het niveau “goed” voor de fysisch-chemische kenmerken nog niet in alle overige wateren gehaald. Het bereiken van dit niveau betreft een doel voor de langere termijn (tot na 2027). In tegenstelling tot de KRW-waterlichamen is doelbereik uiterlijk in 2027 niet nodig. Uitgangspunt is dat achteruitgang van de kwaliteit wordt voorkomen.

Aan het behalen van het doel op langere termijn (de klasse ‘goed’) wordt geen specifiek maatregelenprogramma gekoppeld. Daarmee is geen sprake van een inspanningsverplichting voor de waterschappen3. Vanuit bestaand beleid, waaronder de Delta-aanpak Waterkwaliteit en Zoetwater, is de verwachting dat een min of meer autonome verbetering van de waterkwaliteit optreedt die hoort bij de klasse ‘goed’. Dat geldt ook voor de verbetering vanuit andere opgaven zoals Zoetwatervoorziening Oost-Nederland (ZON), de aanpak van stikstof in de landbouw (7e en 8e Nitraatactieprogramma), de visie op landbouw van het ministerie van LNV, de evaluatie van regelgeving voor meststoffen (door LNV) en de ‘toekomstvisie gewasbescherming 2030 naar weerbare planten en teeltsystemen’ of Deltaplan Agrarisch Waterbeheer (DAW).

Voor de chemische kwaliteit van alle overige wateren geldt tot het in werking treden van de Omgevingswet de normering van het Bkmw (Besluit kwaliteitseisen en monitoring water) en de Ministeriële Regeling Monitoring Water. Vanaf 1-1-2022 zijn dat het Bkl (Besluit kwaliteit leefomgeving; 2018) en de Omgevingsregeling.

Toelichting

In Overijssel waren alleen ecologische doelen vastgesteld voor de Kaderrichtlijn Water(KRW)-waterlichamen en in beperktere zin voor de waardevolle, kleine wateren. Voor de overige wateren (die buiten de begrenzing vallen van voornoemde categorieën wateren) waren door de provincie geen4 regionale doelen vastgesteld. De ‘overige wateren’ omvatten zo’n 75% van al het oppervlaktewater5 in Overijssel.

Het formuleren van doelen voor die overige wateren maakt de evaluatie van beleid en activiteiten die leiden tot lozingen op het watersysteem –beter- mogelijk.

Met de doelen voor overige wateren kunnen provincie en waterschappen aan doelgroepen, zoals landbouw of overige bedrijven, uitleggen welke waterkwaliteit nagestreefd wordt en waarom de waterschappen – via normen – eisen stellen aan directe lozingen. Ook maken wij hiermee duidelijk wat we gaan doen om deze doelen te bereiken.

Overig water bestaat in Overijssel uit 2 categorieën:

  1. het water in het landelijk en stedelijk gebied,

    Doel: behoud van de huidige situatie, en dus geen achteruitgang. Ruimte voor voortschrijdende verbetering van de kwaliteit naar het niveau ‘goed’.

    Daarnaast mag de waterkwaliteit in het landelijk en stedelijk gebied – zoals nu reeds het geval is - geen belemmering vormen voor het behalen van de fysisch-chemische en biologische doelen in benedenstrooms gelegen wateren(KRW-waterlichamen of waardevolle kleine wateren).
  2. de waardevolle, kleine wateren,

    Doel: vasthouden (geen achteruitgang) en bereiken van de ecologische doelen zoals omschreven in de factsheets voor de Overijsselse waardevolle, kleine wateren. Vooralsnog wordt voor deze wateren gestreefd naar een GET-waarde (Goede Ecologische Toestand: EKR-score van 0,6). Dit is in de praktijk niet altijd passend. In de komende jaren zullen de doelen voor deze wateren in samenwerking met de waterschappen, waar nodig, verder worden uitgewerkt of aangepast.

Voor de ecologische doelen van overige wateren is een landelijke handleiding opgesteld voor het afleiden van ecologische doelen (‘Handleiding doelafleiding overige wateren (geen KRW-waterlichamen)’; STOWA, 2013, 20186). De bijbehorende STOWA-referenties en maatlatten voor overige wateren vormen de basis voor de doelen voor overig water in Overijssel. Daarmee baseren wij het ecologisch functioneren van de overige wateren op de fysisch-chemische kenmerken.

Er zijn door de provincie voor de overige wateren geen wettelijke fysisch-chemische normen (stikstof, fosfaat, temperatuur, zuurstof, zoutgehalte, doorzicht, zuurgraad) vastgelegd waar directe lozingen aan moeten voldoen. De waterschappen hebben wel normen nodig voor het uitvoeren van hun taak als vergunningverlener, toezichthouder en handhaver. Met behulp van de doelen en bijbehorende normen voor overige wateren kunnen de waterschappen, naast de normen van het Bkl en de Omgevingsregeling (nu nog: Bkmw en Ministeriële regeling monitoring water) de waterkwaliteit van het overig water beschermen. Hiermee kunnen de waterschappen vergunningsaanvragen beoordelen voor directe lozingen op de overige wateren (landelijk en stedelijk gebied en waardevolle kleine wateren) als onderdeel van het totale watersysteem7. Een waterschap maakt bij deze beoordeling gebruik van zowel kwaliteit- als kwantiteitaspecten.

3 De waterkwaliteit in de overige wateren mogen het realiseren van de KRW-doelen in de KRW-waterlichamen niet in de weg staan.

4 Voor de vergunningverlening was het Bkmw (2009) wel al van toepassing en hadden de waterschappen in hun Waterbeheerplan beleidsmatige doelen opgenomen.

5 Dit is gebaseerd op de legger van waterschappen. Veel water staat niet op die legger en daarom kan het percentage (veel) hoger uitvallen.

6 De meest actuele STOWA-maatlatdocumenten gelden:

- STOWA 2013: Referenties en maatlatten voor overige wateren (geen KRW-waterlichamen), STOWA;

- STOWA 2018: Molen, D.T. van der, R. Pot, C.H.M. Evers, F.C.J. van Herpen en L.L.J. van Nieuwerburgh (reds), 2018. Referenties en maatlatten voor natuurlijke watertypen voor de Kaderrichtlijn Water 2021-2027. STOWA, Amersfoort. STOWA 2018-49.

- STOWA 2018: Evers, C.H.M., R.A.E. Knoben en F.C.J. van Herpen (eds), 2018. Omschrijving MEP en maatlatten voor sloten en kanalen voor de Kaderrichtlijn Water 2021-2027. STOWA, Amersfoort. STOWA 2018-50.

7 Dit vergt maatwerk, bijvoorbeeld met de emissie/immissietoets.

2.3.2 Waardevolle kleine wateren     

Onder waardevolle kleine wateren verstaan we bronnen, bovenlopen en vennen in Overijssel met een hoge biodiversiteit en landschappelijke waarde.

Strekking van het beleid:

De provincie Overijssel is rijk aan waardevolle kleine wateren en kent hieraan een bijzondere betekenis toe. Wij streven met ons beleid voor waardevolle kleine wateren naar:

  • Systeemherstel van bron tot monding
  • Een goede ecologische toestand in de waardevolle kleine wateren
  • Verbetering van overige ecologische waarden in en om het water
  • Verbetering van de ruimtelijke kwaliteit
  • Bijdragen aan een beleefbaar watersysteem

Voor normering van de waterkwaliteit van de als zodanig aangegeven ecologisch waardevolle kleine wateren gelden de volgende beleidsregels:

  • De normen voor de prioritaire stoffen (bestrijdingsmiddelen, zware metalen en andere toxische stoffen) en de specifiek verontreinigende stoffen zoals vastgelegd in het Besluit Kwaliteitseisen en Monitoring Water (Bkmw, 2009; na 1-1-2022 het Bkl, 2018) en de Ministeriële Regeling Monitoring Kaderrichtlijn Water (Mr).
  • Als ecologisch doel geldt de Goede Ecologische Toestand (GET) volgens de KRW (vast te stellen met de KRW-maatlatten). Dit doel is een streefbeeld met een inspanningsverplichting om achteruitgang tegen te gaan en zo mogelijk de aquatisch ecologische kwaliteit te verbeteren.
  • De normen worden gehandhaafd via een systeem van lozingsvergunningen en de Keur, waarvoor de waterschappen verantwoordelijk zijn. Zonder vergunning of ontheffing zijn lozingen op het oppervlaktewater of hydromorfologische ingrepen niet toegestaan9.
  • Alle waardevolle kleine wateren dienen beschermd te worden tegen achteruitgang van de (aquatisch) ecologische waarde en waar nodig dienen maatregelen te worden genomen om achteruitgang te voorkomen en doelen te bereiken, tenzij een zwaarder wegend maatschappelijk belang hierdoor gehinderd wordt (zoals Europese verplichtingen en drinkwaterwinning).

Voor het halen van de doelen geldt een inspanningsverplichting: de waterschappen voeren de benodigde maatregelen uit wanneer zich hiervoor kansen aandoen. De kaders en doelen die de provincie vast stelt, worden nader toegelicht in de bijlage ; de uitwerking en uitvoering van maatregelen ligt primair bij de waterschappen10.

Toelichting (waarom?):

Met de komst van de Europese Kaderrichtlijn water (KRW) is de nadruk komen te liggen op de grotere wateren (de waterlichamen), waarvoor ecologische en chemische doelen zijn vastgesteld, maatregelen zijn geformuleerd en waarover gerapporteerd wordt aan Brussel. De Kaderrichtlijn Water (KRW) gaat echter uit van een stroomgebiedbenadering en daarbij is het watersysteem niet compleet zonder de kleine wateren: door herstel van de waardevolle kleine wateren worden KRW-waterlichamen gekoppeld aan ecologische gezonde bovenlopen en brongebieden11. Daarnaast biedt het herstel en de bescherming van de waardevolle kleine wateren een toegevoegde waarde voor biodiversiteit, landschap, waterkwaliteit, natuur, ruimtelijke kwaliteit en recreatie.

Uitvoering/instrumenten:

  • (Prestatie)afspraken
  • wordt onderdeel van uitwerking ‘doelen overige wateren’
  • afstemming met en uitwerking door de Overijsselse waterschappen

8 Dit is in de praktijk niet altijd realistisch. In de periode 2022-2027 zullen de doelen voor deze wateren in samenwerking met de waterschappen waar nodig verder worden uitgewerkt of aangepast.

9 voor de waardevolle wateren geldt voor de beoordeling van stand still van de fysisch-chemische doelen een ander uitgangspunt dan andere ‘overige wateren’. Zolang de fysisch-chemische toestand in een waardevol klein water niet goed is, is iedere lozing uitgesloten.

10 Aandachtspunt: veel van deze wateren zijn in beheer bij terrein beherende organisaties (TBO’s).

11 Bovenlopen en brongebieden zijn essentieel zijn voor het realiseren van de KRW-doelen omdat veel organismen in de daar een deel van hun levenscyclus doorbrengen.

Bijlagen     

Bijlage 2 Factsheets KRW waterlichamen     

Bijlage 5 Functietoekenning waterbeheer