|
Op 1 juni 2016 zijn de Omgevingsvisie en de Omgevingsverordening vastgesteld. In paragraaf 4.6 van de Omgevingsvisie is bepaald dat zowel deze visie als de Omgevingsverordening zullen worden gewijzigd indien daartoe op grond van nieuw of gewijzigd beleid of om andere redenen aanleiding bestaat. Op deze wijze wordt er zorg voor gedragen dat beide, digitaal raadpleegbare, documenten permanent actueel zijn.
De Omgevingsvisie wordt op een aantal onderdelen gewijzigd.
Toelichting op tekstwijzigingen
Factory outlet centers
Een Factory Outlet Center (FOC) is alleen toegestaan in de gemeente Groningen. Vanwege
de gemeentelijke herindeling tussen Groningen, Ten Boer en Haren, is het grondgebied
van de gemeente vergroot. Daarom wordt de tekst aangepast, een FOC is alleen toegestaan
in of aansluitend aan het stedelijk gebied van de stad Groningen.
Dit heeft tot gevolg dat paragraaf 12.3.2 op dit onderdeel wordt gewijzigd.
Zonne-energie in zonneparken
Zonneparken in het buitengebied kunnen alleen worden gerealiseerd op basis van een
gemeentelijke gebiedsvisie zonne-energie. Uitzondering hierop vormen zonneparken die
gesitueerd worden op een gesloten stortplaats, een voormalig slibdepot of een bedrijfsterrein
ten behoeve van gaswinning en gastransport. Realisering van een zonnepark op de hiervoor
genoemde locaties behoeft niet te berusten op een gemeentelijke gebiedsvisie voor
zonne-energie.
Naast de hiervoor genoemde - nog in gebruik zijnde - bedrijfsterreinen ten behoeve
van gaswinning en gastransport zijn er ook bedrijfsterreinen die aan de oorspronkelijke
functie zijn onttrokken. Ook bedrijfsterreinen ten behoeve van gaswinning en gastransport
die aan de oorspronkelijke functie zijn onttrokken kunnen gebruikt worden voor het
oprichten van zonneparken. Voorwaarde daarbij is dat deze locaties moeten passen in
een gemeentelijke gebiedsvisie voor zonne-energie.
Dit heeft tot gevolg dat paragraaf 13.2.1 op dit onderdeel wordt gewijzigd.
Beleid uitbreiding intensieve veehouderij vervallen per 1 januari 2019
In de Omgevingsvisie is beleid opgenomen over uitbreidingsmogelijkheden van intensieve
veehouderijbedrijven. Dit beleid is vervallen per 1 januari 2019. Deze teksten kunnen
dus vervallen. Dit heeft gevolgen voor paragraaf 14.2. Daarnaast komen de paragrafen
14.2.1.1, 14.2.1.2 en 14.2.1.3 te vervallen.
Natuurbegraven en as-verstrooiing
Er is nieuw beleid geformuleerd over natuurbegraven en as-verstrooiing. Dit heeft
tot gevolg dat er nieuwe paragrafen over natuurbegraven (16.9) en as-verstrooiing
(16.10) zijn toegevoegd.
Toelichting op kaartwijzigingen
Kaart 1 Ruimte, aanduiding 'nieuw bedrijventerrein toegestaan'
De aanduiding 'nieuw bedrijventerrein toegestaan' wordt aan de westzijde van het bedrijventerrein
Kalverkampen bij Siddeburen in westelijke richting opgeschoven en tevens circa 1,5
ha vergroot. Dit is nodig om de aanleg van de nieuwe ontsluiting van Siddeburen op
de N33 mogelijk te maken, en tevens om ruimte te bieden voor een algehele bedrijfsverplaatsing
uit Schildwolde naar Kalverkampen, waar tot dusver slechts werd uitgegaan van een
qua oppervlakte beperkte nevenvestiging van het bedrijf.
Kaart 1 Ruimte, aanduiding 'stedelijk gebied' en 'buitengebied'
De grens van het stedelijk gebied wijzigt ter hoogte van een gebied aan de oostzijde
van Veendam. Dit gebeurt op verzoek van de gemeente Veendam. Het verzoek heeft tot
doel om de vestiging van nieuwe stedelijke functies in dit gebied mogelijk te maken.
Het gebied waarop het verzoek betrekking heeft is ontstaan doordat bij de verdubbeling
van de weg N33 ter plaatse van de kruising met de N366 het nieuwe tracé een uitbuiging
maakt. Deze uitbuiging was nodig om voor de aansluiting van de N33 op de weg N366
een half klaverblad aan te kunnen leggen. Het gebied is als gevolg hiervan ingeklemd
tussen het bedrijventerrein De Zwaaikom, de N366 en de N33. De omvang van het gebied
bedraagt 6 ha. Omdat het gebied ligt ingeklemd tussen de N33 en het bedrijventerrein
De Zwaaikom, waardoor het feitelijk deel uitmaakt van het stedelijk weefsel van de
plaats Veendam en het gebruik voor agrarische doeleinden niet voor de hand ligt, wordt
dit gebied aangeduid als stedelijk gebied. Kaart 1 Ruimte zal hierop worden aangepast.
Kaart 3 Intensieve veehouderij
Kaart 3 heeft betrekking op de uitbreidingsmogelijkheden van intensieve veehouderijbedrijven.
Zoals hiervoor aangegeven is dit beleid vervallen per 1 januari 2019. Daarom vervalt
kaart 3.
Kaart 4 Landschap, aanduiding 'reliëfinversie'
Uit onderzoek is gebleken dat onder de Dijkweg te Boerakker geen reliëfinversie meer
aanwezig is door grondbewerkingen in het verleden. Om deze reden wordt de begrenzing
van de aanduiding 'reliëfinversie' in overeenstemming gebracht met de feitelijke situatie.
Kaart 4 Landschap, aanduiding 'pingoruïne'
Uit onderzoek is gebleken dat de pingoruïne gelegen ten westen van De Wilp (locatie
Haarsterveld) geen pingoruïne is. Na een kaartanalyse, veldonderzoek en booronderzoek
is geconcludeerd dat hier gaat om een zandwinput en niet om een pingoruïne. De aanduiding
van deze pingoruïne kan daarom van de kaart worden verwijderd.
Leeswijzer
De actualisatie van de Omgevingsvisie heeft alleen betrekking op tekst- en kaartobjecten
die gewijzigd zijn. Een ongewijzigd tekstobject dat gekoppeld is aan een kaartobject
dat wijzigt is eveneens opgenomen. Dit vanwege het feit dat de Omgevingsvisie een
objectgericht digitaal plan is.
In het geval tekst vervalt wordt dit getoond door middel van een doorhaling in de
betreffende tekst. In het geval tekst wijzigt wordt dit getoond door middel van een
arcering.
Bij kaartwijzigingen is het deel van het kaartobject dat wijzigt (weergegeven door
middel van de aanduiding 'ERBIJ' of 'ERAF') opgenomen op de kaarten behorend bij deze
actualisatie van de Omgevingsvisie.
Onder stedelijk gebied verstaan wij een stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel en horeca, en de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en water en infrastructuur. We willen stedelijke ontwikkelingen zo veel mogelijk laten plaatsvinden binnen bestaand stedelijk gebied, omdat we het grote contrast tussen het stedelijk gebied en het buitengebied, dat zo bepalend is voor de identiteit van onze provincie, willen behouden en versterken. Dit in lijn met de 'ladder voor duurzame verstedelijking', die bij nieuwe stedelijke ontwikkeling vraagt om motivering en afweging van (1) de ruimtevraag, (2) de beschikbare ruimte en (3) de ontwikkeling van de omgeving waarin het gebied ligt. Dit vraagt extra zorgvuldigheid bij ingrepen in het stedelijk gebied die een effect hebben op het buitengebied.
Gemeenten zijn primair verantwoordelijk voor de ruimtelijke kwaliteit binnen het stedelijk gebied. Bij de inpassing van grootschalige ruimtelijke ontwikkelingen in het stedelijk gebied en ruimtelijke ingrepen in het stedelijk gebied die een effect hebben op het buitengebied ondersteunen en adviseren wij gemeenten.
Onder het buitengebied verstaan wij die gebieden die buiten stedelijke gebieden liggen en een overwegend agrarische-, natuur- en recreatieve functie hebben. De begrenzing van het buitengebied is weergegeven op kaart 1 Ruimte.
Wij willen de waarde van het buitengebied voor natuur en recreatie ontwikkelen en de landschappelijke kernkarakteristieken behouden en waar mogelijk versterken. Ook willen we het buitengebied als woongebied aantrekkelijk houden en bedrijven de mogelijkheid bieden om zich te vestigen in vrijkomende bebouwing en zich daar te ontwikkelen. Omdat de inrichting van het buitengebied zowel vitaal als duurzaam dient te zijn, is daarnaast zuinig ruimtegebruik een belangrijk uitgangspunt. Hiervoor hebben wij regels opgenomen in de Omgevingsverordening (titel 2.3).
We onderscheiden drie soorten bedrijventerreinen:
Wij constateren een overaanbod aan bedrijventerreinen en bij ongewijzigd beleid zal dit overaanbod nog lange tijd voortbestaan. Wij vinden dat een onwenselijke situatie. Wij willen dat gemeenten in regionaal verband samen een visie opstellen over de ontwikkeling (sanering, revitalisering en eventuele uitbreiding) van de bedrijventerreinen binnen de betrokken gemeenten. Daarin moet de behoefte op regionale schaal worden aangetoond en de voorwaarden voor een goede ruimtelijke inpassing zijn geborgd. Gemeentelijke bestemmingsplannen moeten met de visie in overeenstemming zijn. Vooruitlopend op de totstandkoming van de visie kunnen bestemmingsplannen niet voorzien in nieuwe bedrijventerreinen of uitbreiding van bestaande bedrijventerreinen.
Op grond van thematisering kunnen wij besluiten hier uitzonderingen op te maken. Voor onder meer de uitbreiding van de Eemshaven in zuidoostelijke richting maken wij zo'n uitzondering. Dit terrein is primair bedoeld voor datacenters en in beperkte mate voor vergelijkbare vormen van energie gerelateerde bedrijvigheid en assemblage van computers, randapparatuur en software. Hiervoor hebben wij regels opgenomen in de Omgevingsverordening (titel 2.5).
Uitbreiding bestaande bedrijven
Uitbreiding van bestaande bedrijventerreinen ten behoeve van uitbreiding van een op
een bestaand bedrijventerrein gevestigd bedrijf is onder voorwaarden (titel 2.5 Omgevingsverordening)
wel toegestaan. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan de uitbreiding van bestaande
agrobusiness-complexen met een sterke regionale binding (zoals bijvoorbeeld een zuivelfabriek).
Factory Outlet Centers (FOC's) zijn planmatig ontwikkelde winkelcentra, veelal aan de rand van (binnen)stedelijk gebied. Het winkelaanbod bestaat voornamelijk uit mode en sportartikelen van bekende merken tegen lage prijzen.
Wij bieden ruimte voor een FOC in de gemeente binnen of direct aansluitend aan het stedelijk gebied van de stad Groningen. Buiten de gemeente Groningen vinden wij dat vanwege deEen andere locatie sluiten wij niet op voorhand uit, maar dan zal vanwege de bovenregionale impact van een FOC de afweging over de aanvaarbaarheid en inpassing
van een FOC op provinciaal niveau moeten plaatsvinden. Wij beoordelen met name de locatiekeuze, ruimtelijke inpassing, bereikbaarheid,
parkeren en de effecten op de bestaande detailhandel. Wij doen dit in overleg met
de gemeenten en de initiatiefnemer en in Noordelijk verband.
Zonneparken
Wij stimuleren de opwek en het gebruik van zonne-energie. Dit doen wij door ruimte
te bieden aan zonneparken in het buitengebied. Wij vinden ruimtelijke inpassingen
lokale participatie van belang. Met goede ruimtelijke inpassing willen wij samen met
gemeenten het draagvlak voor duurzame energie vergroten.
Wij hebben voor zonneparken regels opgenomen in de Omgevingsverordening (titel 2.11). Wij verzoeken gemeenten hierbij de ruimtelijke kwaliteit te borgen en zorgvuldig ruimtegebruik te garanderen. Hiervoor hanteren we een ruimtelijk afwegingskader met daarin een maatwerkbenadering en afwegingscriteria. In beginsel verdient het de voorkeur dat het park aansluit bij het bestaand stedelijk gebied en het zonnepark hieraan ruimtelijk ondergeschikt is. Van belang is voorts dat het park aansluit bij de landschappelijke structuur en bebouwingskenmerken. Zonneparken in natuurgebieden (Natuurnetwerk Nederland, overige bos- en natuurgebieden buiten NNN en zoekgebieden robuuste verbindingszones) staan wij niet toe. Wij monitoren de voortgang en blijven met gemeente en andere betrokken partijen in gesprek en zullen op basis van een evaluatie de effectiviteit van het beleid toetsen en desgewenst bijstellen.
Bevoegdheid gemeenten
Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de afweging van de locatiekeuze en de eventuele
inpassing van zonneparken binnen het stedelijk gebied, en in het buitengebied aansluitend
aan het stedelijk gebied voor zonneparken tot 1 ha. Zonneparken los in het buitengebied
kunnen alleen worden gerealiseerd op door GS aangewezen locaties op basis van een
gemeentelijke gebiedsvisie zonne-energie. De gemeentelijke gebiedsvisie heeft de status
van gemeentelijke structuurvisie en dient aldus te worden vastgesteld door de gemeenteraad.
Uitzondering hierop vormen zonneparken die gesitueerd worden op een gesloten stortplaats,
of een voormalig slibdepot, of een bedrijfsterrein ten behoeve van gaswinning en gastransport
dat nog in gebruik is. Voor laatstbedoelde categorieën is een vastgestelde gebiedsvisie geen vereiste. Een bedrijfsterrein ten behoeve van gaswinning en gastransport dat aan de oorspronkelijke
functie is onttrokken kan ook gebruikt worden voor het oprichten van zonneparken.
Voorwaarde daarbij is dat deze locatie moet passen in een gemeentelijke gebiedsvisie
voor zonne-energie.
Bevoegdheid provincie
De afweging van de locatiekeuze en de eventuele inpassing wordt door ons begeleid
in de volgende situaties:
Voor zonneparken los in het buitengebied dient de gemeente, op basis van een gemeentelijke gebiedsvisie zonne-energie, GS te verzoeken om een locatie aan te wijzen. De gemeentelijke gebiedsvisie heeft de status van gemeentelijke structuurvisie en dient aldus te worden vastgesteld door de gemeenteraad. Uitzondering hierop vormen zonneparken die gesitueerd worden op een gesloten stortplaats,of een voormalig slibdepot, of een bedrijfsterrein ten behoeve van gaswinning en gastransport dat nog in gebruik is. Voor laatstbedoelde categorieën is een vastgestelde gebiedsvisie geen vereiste. Een bedrijfsterrein ten behoeve van gaswinning en gastransport dat aan de oorspronkelijke functie is onttrokken kan ook gebruikt worden voor het oprichten van zonneparken. Voorwaarde daarbij is dat deze locatie moet passen in een gemeentelijke gebiedsvisie voor zonne-energie.
Bij het aanwijzen van een locatie hanteren Gedeputeerde Staten de volgende randvoorwaarden:
Zonneparken zijn alleen tijdelijk toegestaan, waarbij de periode in elk geval niet langer mag zijn dan 30 jaar. De technische-economische levensduur zal naar verwachting korter zijn. Met deze tijdelijkheid bewerkstelligen we dat de gebruikte locaties hun oorspronkelijke functie terug kunnen krijgen.
Participatie
Wij vinden lokale initiatieven en betrokkenheid van omwonenden bij de ontwikkeling
en de exploitatie van zonneparken, in financiële en organisatorische zin belangrijk.
Daartoe formuleren wij een aanpak die deze betrokkenheid mogelijk maakt en vergroot.
Wij onderzoeken bovendien welke locaties waar de provincie eigenaar van is, in aanmerking
komen voor de ontwikkeling van zonneparken en waarbij deze aanpak kan worden uitgewerkt.
Wij treden hiervoor in overleg met gemeenten en ondernemers en streven naar afspraken
over een gezamenlijke aanpak.
Intensieve veehouderij definiëren wij als agrarische bedrijfsvoering, zelfstandig of als neventak, gericht op het geheel of nagenoeg geheel in gebouwen houden van varkens, pluimvee, vleeskalveren en pelsdieren, met uitzondering van het biologisch houden van dieren overeenkomstig de Landbouwkwaliteitswet.
Beleidswijziging per 1/1/2019
Vanaf 1 januari 2019 staan wij geen uitbreiding van bestaande intensieve veehouderij
meer toe. Het verbod op nieuwvestiging blijft gehandhaafd. De uitoefening van intensieve
veehouderij, het gebruik van stallen en de bouw van stalruimte voor intensieve veehouderij
doen grote afbreuk aan de belevingswaarde van de leefomgeving. Dat geldt niet alleen
voor de nabije omgeving van steden en dorpen, toeristische routes of natuurgebieden,
maar overal. Een uitzondering hierop kunnen gemeenten maken voor vergroting van de
stalvloeroppervlakte die noodzakelijk is om tegemoet te komen aan aangescherpte wettelijke
eisen op het gebied van het milieu en/of die ertoe dient om het welzijn van de te
houden dieren te vergroten door de netto voor het dier beschikbare leefruimte te vergroten.
Het aantal te houden dieren zoals is vergund mag daarbij niet toenemen.
Beleid tot 1/1/2019
Tot 1 januari 2019 bieden wij de sector de ruimte om te anticiperen op het bovenstaande
beleid (Naast geen nieuwvestiging, ook geen uitbreiding). Hierbij zetten wij ons in
om uitbreiding in goede balans te brengen met het landschap en de maatschappelijke
omgeving. In algemene zin vinden wij dat uitbreiding van intensieve veehouderijen
ruimtelijk en maatschappelijk moeilijk inpasbaar is. Daarom voeren wij een stringent
beleid ten aanzien van uitbreiding van intensieve veehouderijen, waarmee we enerzijds
de ruimtelijke kwaliteit beschermen en anderzijds ook ontwikkelingsperspectief willen
bieden. In de uitwerking van ons beleid onderscheiden we daarom drie gebieden:
Een uitzondering is mogelijk als uitbreiding noodzakelijk is om tegemoet te komen
aan aangescherpte wettelijke eisen op het gebied van het milieu en/of ertoe strekt
om het welzijn van de te houden dieren te vergroten door de netto voor het dier beschikbare
leefruimte te vergroten en het aantal te houden dieren zoals vergund niet toeneemt.
Flankerend beleid in de overgangsperiode
In de overgangsperiode tot 1 januari 2019 willen wij bedrijven die voornemens zijn
(verdere) stappen richting verduurzaming te ondernemen, ondersteunen via flankerend
beleid. Met LTO-Noord hebben wij afgesproken om in een gezamenlijk traject (Stappenplan
Verduurzaming veehouderij) de komende tijd, samen met de sector, na te gaan welke
ontwikkelingswensen en -mogelijkheden er bij de bestaande intensieve veehouderijbedrijven
leven en wat dat betekent voor de (verdere) verduurzaming van het bedrijf c.q. de
sector.
In stedelijke gebieden en de meest kwetsbare elementen en structuren in het landschap
is geen toename van de stalvloeroppervlakte van intensieve veehouderijen toegestaan.
Voor intensieve veehouderijen in deze gebieden is uitbreiding mogelijk tot 5000 m2
staloppervlakte. Het totale oppervlak van het bouwblok mag niet boven de 2 ha. uitkomen.
In gebieden zonder stedelijke gebieden en kwetsbare landschapselementen en structuren
is uitbreiding mogelijk tot 7500 m2 stalvoeroppervlakte. Het totale oppervlak van
het bouwblok mag niet boven de 2 ha. uitkomen.
Op verschillende plaatsen in onze provincie zijn duidelijke hoogteverschillen in het landschap aanwezig die te maken hebben met de aardkundige geschiedenis. Wij beschermen het aardkundig reliëf en het zicht daarop. Het betreft onder andere:
We vragen aan gemeenten om in hun ruimtelijke activiteiten en plannen de hierboven genoemde elementen met aardkundig reliëf en het zicht daarop te beschermen, evenals overige aardkundige waarden. Ter bescherming van bovengenoemde elementen hebben wij regels opgenomen in de Omgevingsverordening (titel 2.13). Wij faciliteren de gemeenten hierin door onze kennis en gegevens over aardkundige waarden beschikbaar te stellen.
Natuurbegraven is een alternatief voor degenen die niet gecremeerd of op een reguliere begraafplaats begraven willen worden, hun nabestaanden niet willen belasten met het onderhoud van een graf of - al dan niet om religieuze redenen - hechten aan eeuwen- of eeuwigdurende grafrust.
Het begraven van menselijke stoffelijke overschotten is echter op zich geen aan het buitengebied gebonden functie. Dit is slechts anders indien natuurontwikkeling als doelstelling voorop staat en het feitelijke natuurbegraven daaraan ondergeschikt is en blijft. Wij bieden gemeenten de mogelijkheid planologisch te voorzien in realisatie of uitbreiding van een natuurbegraafplaats in het buitengebied. In de Omgevingsverordening stellen wij daarom voorwaarden aan realisatie en uitbreiding van natuurbegraafplaatsen. Naast de effecten op de natuurwaarden en de recreatieve waarde van natuurgebieden, vragen wij ook aandacht voor de eeuwen- of eeuwigdurende grafrust die rechthebbenden op een graf op een natuurbegraafplaats veelal in het vooruitzicht wordt gesteld, gelet op de gevolgen daarvan op toekomstige ontwikkelingen.
Het verstrooien van crematie-as kan de geschiktheid van gronden voor natuurontwikkeling aanzienlijk verminderen. Datzelfde geldt voor de kwaliteit van het grondwater. In de Omgevingsverordening is dan ook een verbod opgenomen voor het verstrooien van crematie-as binnen gebieden die daarvoor op voorhand niet geschikt zijn.