Bestemmingsplan
‘Volgerlandseweg 8 Numansdorp’
Regels
Planstatus: vastgesteld 23 mei 2023
Inhoudsopgave
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
Artikel 2 Wijze van meten
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Tuin
Artikel 4 Wonen
Artikel 5 Waarde - Archeologie
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Artikel 8 Anti-dubbeltelregel
Artikel 9 Algemene bouwregels
Artikel 10 Algemene afwijkingsregels
Artikel
11 Algemene gebruiksregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Artikel 12 Overgangsrecht
Artikel 13 Slotregel
Bijlage 1
Beeldkwaliteitsplan
(Wissing, 3 maart 2021, nr. 0609)
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan
het bestemmingsplan ‘Volgerlandseweg 8 Numansdorp’ met identificatienummer NL.IMRO.1963.BPVolgerlw8NMD22-VG01van de gemeente Hoeksche Waard;
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch
bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels;
1.3 aanduiding
een geometrisch
bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge dit
bestemmingsplan de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het
bebouwen van deze gronden;
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een
aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5 archeologische waarde
de aan een gebied toegekende waarden in verband met de kennis en de
studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke
aanwezigheid of activiteit uit oude tijden;
1.6 bebouwing
één of meer gebouwen
en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.7 bed &
breakfast
het bieden van
recreatief nachtverblijf, kortdurend, in de vorm van logies al dan niet met
ontbijt, binnen oorspronkelijk voor een andere functie gebouwd (deel van een)
hoofdgebouw, aanbouw en bijgebouw.
1.8 bedrijf
een onderneming
gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan,
installeren en/of herstellen van goederen danwel het bedrijfsmatig verlenen van
diensten, beroepsmatige activiteiten in of bij een woning daaronder niet
begrepen;
1.9 bedrijfsmatige
activiteiten (in of bij een woning)
een dienstverlenend
beroep, dat in of bij een woning door de bewoners wordt uitgeoefend, waarbij de
woonfunctie als primaire functie blijft gehandhaafd en de activiteiten geen
onevenredige afbreuk doen aan het woon- en leefmilieu in de directe omgeving.
1.10 beroepsmatige
activiteiten (in of bij een woning)
het beroeps- of
bedrijfsmatig verlenen van diensten op administratief, medisch, juridisch,
therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee naar de aard gelijk te stellen
beroep dat door zijn aard en omvang zodanig is dat deze activiteiten in een
woning kunnen worden uitgeoefend zodat de woonfunctie als primaire functie
gehandhaafd blijft en de activiteiten geen onevenredige afbreuk doet aan het
woon- en leefmilieu in de directe omgeving;
1.11 bestaand
1.12 bestemmingsgrens
de grens van een
bestemmingsvlak;
1.13 bestemmingsvlak
een geometrisch
bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.14 bijgebouw
een aangebouwd of op
zichzelf staand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het op
hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en dat in functioneel en bouwkundig
opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.15 bouwen
het plaatsen, het
geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van
een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of
veranderen van een standplaats;
1.16 bouwgrens
de grens van een
bouwvlak;
1.17 bouwperceel
een aaneengesloten
stuk grond waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende
bebouwing is toegelaten;
1.18 bouwperceelsgrens
de grens van een
bouwperceel;
1.19 bouwvlak
een geometrisch
bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde
gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
1.20 bouwwerk
elke constructie van
enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct,
hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt
in of op de grond;
1.21 detailhandel
het bedrijfsmatig te
koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen, verhuren
en/of leveren aan personen, die die goederen kopen of huren voor gebruik,
verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of
bedrijfsactiviteit;
1.22 dienstverlening
het bedrijfsmatig
verlenen van diensten aan het publiek, zoals een kapsalon, reisbureau,
uitzendbureau, bankfiliaal, wasserette of apotheek, eventueel met bijbehorend kantoor, magazijn of ambacht,
zulks met uitzondering van garagebedrijf, horeca en seksinrichtingen;
1.23 gebouw
elk bouwwerk, dat een
voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden
omsloten ruimte vormt;
1.24 hoofdgebouw
een gebouw dat, gelet op
de functie, constructie en afmetingen, als het belangrijkste bouwwerk op een
bouwperceel kan worden aangemerkt;
1.25 mantelzorg
langdurige, intensieve
niet georganiseerde zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep
wordt gegeven aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische
en/of sociale vlak door één of meer leden uit diens directe dan wel sociale
omgeving, waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale
relatie;
1.26 peil
1.27 seksinrichting
de voor het publiek
toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij
bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van
erotische/pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in
ieder geval verstaan een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een
parenclub, een prostitutiebedrijf of een erotische massagesalon, al dan niet in
combinatie met elkaar;
1.28 uitbouw
een aan een
hoofdgebouw gebouwd gebouw, dat door zijn constructie of afmetingen
ondergeschikt is aan het hoofdgebouw, dat een vergroting van de bestaande
ruimte in dat hoofdgebouw is en direct daarmee in open verbinding staat;
1.29 voorerf
het gedeelte van het
erf wat is gelegen voor de voorgrens van het hoofdgebouw en wat grenst aan dan
wel zich oriënteert op openbaar gebied;
1.30 voorgevel
de naar de weg
gekeerde gevel van een gebouw, welke als belangrijkste is aan te merken en
waarvan de gebouwen in hoofdzaak toegankelijk zijn;
1.31 woning
een complex van
ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één
huishouden;
Artikel 2 Wijze van meten
Bij de toepassing van
de regels wordt als volgt gemeten:
2.1 afstand
de afstand tussen
bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen
worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst zijn.
2.2 bouwhoogte van
een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan
het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met
uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes,
en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.3 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk
tussen (de lijnen
getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.
2.4 goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan
de bovenkant van de goot/de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te
stellen constructiedeel.
2.5 inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde
van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de
scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.6 oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse
gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op
het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het
bouwwerk.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Tuin’
aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. bij woningen behorende tuinen,
b. onbebouwde erven,
c. toegangspaden en andere verhardingen;
d. parkeervoorzieningen;
e. water.
3.2 Bouwregels
Ten aanzien van de in
lid 3.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de
bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat:
3.2.1 Gebouwen
a. gebouwen zijn niet toegestaan;
3.2.2 Andere
bouwwerken
a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen
dan 1,5 m;
b. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3
m.
3.3 Afwijken van de
bouwregels
3.3.1 Hobbykassen
en dierenverblijven
Burgemeester en
wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid
3.2 ten behoeve van de bouw van hobbykassen en dierenverblijven, mits de
bouwhoogte niet meer dan 3 m bedraagt en de oppervlakte van de gebouwen per
tuin niet meer dan 10 m2 bedraagt.
3.3.2 Paardenbakken
Burgemeester en
wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid
3.2 ten behoeve van het realiseren van (een deel van) paardenbakken of
stapmolens, onder de voorwaarde dat:
a. maximaal 1 paardenbak of stapmolen ten behoeve van hobbymatige paardenhouderij
bij een (bedrijfs)woning mag worden gerealiseerd,
waarbij de paardenbak of stapmolen als volgt wordt gesitueerd:
1. achter het verlengde van de voorgevel;
2. tenminste 1,5 m uit de slootranden;
3. op een afstand van minimaal 25 m van woningen
van derden;
b. de omvang van de paardenbak niet meer bedraagt dan 20 m bij 40 m en de
doorsnede van een stapmolen niet meer bedraagt dan 20 m;
c. de hoogte van een hek rondom een paardenbak of een stapmolen niet meer
bedraagt dan 1,50 m.
4.1 Bestemmingsomschrijving
4.1.1 Algemeen
De
voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. wonen:
b. beroepsmatige activiteiten;
c. bedrijfsmatig gebruik van bijgebouwen voor
opslagdoeleinden;
d. aan deze functies gebonden
parkeervoorzieningen.
4.2 Bouwregels
Ten aanzien van de in
lid 4.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van
de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat:
4.2.1 Gebouwen
a. per bestemmingsvlak mag ten hoogste één
vrijstaande woning worden gebouwd;
b. de inhoud van de woning bedraagt ten hoogste
800 m3;
c. de afstand van een hoofdgebouw tot de
zijdelingse perceelsgrens dient tenminste 1 m te bedragen, tenzij de bestaande
situatie reeds kleiner is, dan geldt deze kleinere afstand als de minimale
afstand;
d. de goothoogte van hoofdgebouwen mag niet meer
bedragen dan 5 m;
e. de bouwhoogte van hoofdgebouwen mag niet meer
bedragen dan 9 m,
f.
de
gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen bedraagt ten hoogste 250 m2;
g. de goothoogte van bijgebouwen mag niet meer
bedragen dan 3 m;
h. de bouwhoogte van bijgebouwen mag niet meer
bedragen dan 6 m;
4.2.2 Andere
bouwwerken
ten aanzien van de
lid 4.1 bedoelde gronden de volgende bouwregels voor andere
bouwwerken gelden:
a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen
mag niet meer bedragen dan 1,5 m;
b. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken mag
niet meer bedragen dan 3 m.
4.3 Voorwaardelijke
verplichting
De situering van de
gebouwen, de inrichting van het erf en de landschappelijke inpassing moet
worden uitgevoerd en in stand worden gehouden overeenkomstig de randvoorwaarden
zoals opgenomen in het Beeldkwaliteitsplan
(Wissing, 3 maart 2021, nr. 0609) dat als bijlage bij deze regels is
gevoegd.
4.4 Afwijken van de
bouwregels
4.4.1 Paardenbakken
Burgemeester en
wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
lid 4.2 ten behoeve van het realiseren van (een deel van)
paardenbakken of stapmolens, onder de voorwaarde dat:
1.achter het verlengde van de voorgevel;
2.tenminste 1,5 m uit de slootranden;
3.op een afstand van minimaal 25 m van woningen van derden;
4.4.2
Burgemeester en
wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
lid 4.2.1 onder d en e, teneinde voor het hoofdgebouw een goothoogte
van maximaal 6 m en een bouwhoogte van maximaal 10 m toe te staan.
4.5 Specifieke
gebruiksregels
Het gebruik van
hoofdgebouwen en/of aangebouwde bijgebouwen als praktijkruimte voor
beroepsmatige activiteiten is toegestaan, mits:
4.6 Afwijken van de gebruiksregels
4.6.1 Bed &
breakfast
Burgemeester en
wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
lid 4.1 ten behoeve van bed & breakfast, onder de voorwaarde dat:
4.6.2 Mantelzorg
Burgemeester en
wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
lid 4.1 ten behoeve van mantelzorg in bestaande aan-, uitbouwen of
bijgebouwen bij een woning dan wel het toestaan van extra aan- of uitbouwen of
vrijstaande bijgebouwen ten behoeve van mantelzorg, met in achtneming van de
volgende voorwaarden:
5.1
Bestemmingsomschrijving
De als Waarde archeologie aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de
bescherming en de veiligstelling van de te verwachten archeologische waarden.
5.2 Bouwregels
5.2.1
Bouwmogelijkheden
Op deze gronden mogen ten behoeve van de in artikel 5.1 bedoelde
bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd die
voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn.
5.2.2 Andere
bouwwerken
Ten behoeve van andere, voor de gronden als bepaald in artikel 5.1,
geldende bestemming(en) mag, met inachtneming van de voor de betrokken
bestemming geldende (bouw)regels, uitsluitend worden gebouwd, indien het
bouwplan betrekking heeft op:
a.
vervanging,
vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte,
voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid;
b.
een bouwwerk met een
oppervlakte van ten hoogste 500 m2;
c.
een bouwwerk dat
zonder graaf- of heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
5.3
Afwijkingsbevoegdheid
5.3.1 Afwijking
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel
5.2.2, met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende
(bouw)regels.
5.3.2 Uitzondering
Afwijking als bedoeld in artikel 5.3.1 is niet vereist, indien aan de
hand van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen
archeologische resten aanwezig zijn.
5.4
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of
van werkzaamheden
5.4.1
Omgevingsvergunningplichtige werkzaamheden
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Waarde -
archeologie als bepaald in artikel 5.1 zonder of in afwijking van een
omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of
werkzaamheden uit te voeren:
a.
het uitvoeren van
grondbewerkingen op een grotere diepte dan 30 cm, waartoe worden gerekend het
afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van
drainage, tenzij deze werkzaamheden noodzakelijk zijn voor de uitvoering van
een bouwplan waarvoor ontheffing, zoals in lid 3 bedoeld, is verleend;
b.
het ophogen van
gronden met meer dan 30 cm;
c.
het aanleggen, vergraven,
verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
d.
het verlagen of
verhogen van het grondwaterpeil;
e.
het aanleggen of
rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
f.
het aanbrengen van
ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee
verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
5.4.2 Toetsingcriterium
Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 5.4.1 mag alleen en moet
worden geweigerd indien door de graafwerkzaamheden of grondbewerkingen, dan wel
door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen blijvend
onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de in de grond aanwezige archeologische
waarden en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet
kan worden gekomen.
5.4.4
Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 5.4.1 is niet vereist
voor:
a.
graafwerkzaamheden en
bodembewerkingen, behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer;
b.
graafwerkzaamheden en
bodembewerkingen, welke op het tijdstip van het van kracht worden van het plan
in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip
geldende dan wel aangevraagde vergunning;
c.
graafwerkzaamheden en
bodembewerkingen, welke uitgevoerd worden in het kader van een vergunningsplichtigbouwwerk, waarvoor bouwvergunning is
verleend, en/of een vergunningsvrij bouwwerk.
5.4.5
De verboden, zoals in artikel 5.4.1 bedoeld, zijn niet van toepassing,
indien de werken en werkzaamheden:
a.
reeds in uitvoering
zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
b.
mogen worden
uitgevoerd krachtens een reeds verleende aanlegvergunning of een
ontgrondingsvergunning;
c.
onderdeel uitmaken
van een verleende bouwvergunning;
d.
ten dienste van archeologisch
onderzoek worden uitgevoerd.
5.4.6
Omgevingsvergunning wordt in ieder geval verleend, indien de aanvrager
van de aanlegvergunning aan de hand van nader archeologisch onderzoek heeft
aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische resten aanwezig
zijn.
5.4.7
Omgevingsvergunning wordt voorts verleend, indien:
a.
de aanvrager van de
vergunning een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van het
betrokken terrein naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende
mate is vastgesteld;
b.
de betrokken
archeologische waarden, gelet op het rapport zoals onder a bedoeld, door de
activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door
aan de aanlegvergunning regels te verbinden, gericht op:
- het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem
kunnen worden behouden;
- het doen van opgravingen;
- begeleiding van de activiteiten door de archeologische deskundige.
5.6
Wijzigingsbevoegdheden
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen
door een of meer bestemmingsvlakken met de medebestemming Waarde - Archeologie
geheel of gedeeltelijke te verwijderen, indien uit nader archeologisch
onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig
zijn.
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in
aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is
gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere
bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 7 Algemene bouwregels
7.1 Overschrijding
bouwgrenzen
7.1.1 Toepassing
De bouwgrenzen mogen
in afwijking van de op de verbeelding en hoofdstuk 2 uitsluitend worden
overschreden door:
7.1.2 Afwijken
Burgemeester en
wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid
7.1.1 onder a tot ten hoogste 3 m.
7.2 Ondergronds
bouwen
Ondergronds bouwen
dient onder het hoofdgebouw plaats te vinden tot een diepte van ten hoogste 3
m.
7.3 Bestaande maten
en bestaande andere maten
7.3.1
In die gevallen dat de
afstanden van gebouwen en andere bouwwerken tot gronden met de bestemming
Verkeer of de afstanden van gebouwen tot erfscheidingen, op de dag van
terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder bedragen dan
overeenkomstig het bepaalde in hoofdstuk 2 als minimum is voorgeschreven, mogen
deze bestaande afstanden in afwijking van het bepaalde in hoofdstuk 2 als
minimaal toelaatbaar worden aangehouden.
7.3.2
In die gevallen dat de
inhoud van een woning of de oppervlakten van gebouwen op de dag van
terinzagelegging van het ontwerp van het plan c.q. het moment van het van
kracht worden van een wijzigingsbesluit meer bedragen dan overeenkomstig het
bepaalde in hoofdstuk 2 als maximum is voorgeschreven, mogen deze bestaande
maten in afwijking van het bepaalde in hoofdstuk 2 als maximaal toelaatbaar
worden aangehouden.
7.4 Voldoende
parkeergelegenheid
Artikel 8 Algemene
afwijkingsregels
8.1
Indien niet op grond
van hoofdstuk 2 reeds bij omgevingsvergunning is afgeweken kunnen burgemeester
en wethouders bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor:
8.2
Een omgevingsvergunning
voor het afwijken mag slechts worden verleend, indien hierdoor geen
onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de gebruiksmogelijkheden
van aangrenzende gronden.
8.3
Een
omgevingsvergunning voor het afwijken mag niet worden verleend, indien hierdoor
waarden van de gronden met de bestemming onevenredig worden of kunnen worden
aangetast, dan wel de mogelijkheden voor herstel van die waarden onevenredig
worden of kunnen worden verkleind.
8.4
Alvorens omtrent het verlenen
van een omgevingsvergunning voor het afwijken als bedoeld in 8.3 te beslissen,
winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de adviseur inzake
natuur en landschap.
Artikel
9 Algemene gebruiksregels
9.1
Het is verboden
gronden en bouwwerken te gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de
aan de grond gegeven bestemming.
9.2
Onder strijdig gebruik
wordt in ieder geval verstaan:
a. onbebouwde gronden te gebruik of te laten gebruiken als:
1. Opslagplaats voor vaten, kisten al dan niet
voor gebruik geschikte werktuigen, voer- en vaartuigen en machines of
onderdelen daarvan, oude en nieuwe (bouw)materialen, afval, puin, grind en
brandstoffen;
2. Uitstalling-, opslag-, stand- of ligplaats voor
kamper- en/of verblijfsmiddelen;
b. zomerhuizen en stacaravans te gebruiken of laten gebruiken voor
permanente bewoning;
c. gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken of te laten
gebruiken als seksinrichting met uitzondering van de gronden die blijkens de
bestemming, de bestemmingsomschrijving en/of overige regels uitdrukkelijk zijn
aangewezen voor een seksinrichting.
9.3
Onder strijdig gebruik
wordt niet verstaan:
9.4
Burgemeester en
wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid
9.1 en lid 9.2, indien strikte toepassing van die bepalingen leidt tot een
beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen
wordt gerechtvaardigd.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Artikel 10 Overgangsrecht
10.1 Overgangsrecht bouwwerken
a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van
inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel
gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag,
mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden
vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt
gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
b. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig
in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het
vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%.
c. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing
op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van
het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor
geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
10.2 Overgangsrecht gebruik
a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat
bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee
in strijd is, mag worden voortgezet.
b. Het is verboden het met het bestemmingsplan
strijdige gebruik, bedoeld onder a. te veranderen of te laten veranderen in een
ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking
naar aard en omvang wordt verkleind.
c. Indien het gebruik, bedoeld onder a., na het
tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar
wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten
hervatten.
d. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing
op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende
bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 11 Slotregel
Deze regels worden
aangehaald als:
|
Regels van het
bestemmingsplan ‘Volgerlandseweg 8
te Numansdorp’. |
|