Bestemmingsplan
‘Volgerlandseweg 14 Numansdorp’
Regels
Planstatus: vastgesteld 23 april 2024
Artikel 5 Waarde - Archeologie
Artikel 8 Algemene aanduidingsregels
Artikel 9 Algemene afwijkingsregels
Artikel 10 Algemene gebruiksregels
Hoofdstuk 4
Overgangs- en slotregels
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan
het bestemmingsplan ‘Volgerlandseweg 14 Numansdorp’ met identificatienummer NL.IMRO.1963.BPVolgerlw14NMD23-VG01 van de gemeente Hoeksche Waard;
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch
bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels;
1.3 aanduiding
een geometrisch
bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge dit
bestemmingsplan de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het
bebouwen van deze gronden;
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een
aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5 archeologische waarde
de aan een gebied toegekende waarden in verband met de kennis en de
studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke
aanwezigheid of activiteit uit oude tijden;
1.6 bebouwing
één of meer gebouwen
en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.7 bed & breakfast
het bieden van
recreatief nachtverblijf, kortdurend, in de vorm van logies al dan niet met
ontbijt, binnen oorspronkelijk voor een andere functie gebouwd (deel van een)
hoofdgebouw, aanbouw en bijgebouw.
1.8 bedrijf
een onderneming
gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan,
installeren en/of herstellen van goederen danwel het
bedrijfsmatig verlenen van diensten, beroepsmatige activiteiten in of bij een
woning daaronder niet begrepen;
1.9 bedrijfsmatige
activiteiten (in of bij een woning)
een dienstverlenend
beroep, dat in of bij een woning door de bewoners wordt uitgeoefend, waarbij de
woonfunctie als primaire functie blijft gehandhaafd en de activiteiten geen
onevenredige afbreuk doen aan het woon- en leefmilieu in de directe omgeving.
1.10 beroepsmatige
activiteiten (in of bij een woning)
het beroeps- of
bedrijfsmatig verlenen van diensten op administratief, medisch, juridisch,
therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee naar de aard gelijk te
stellen beroep dat door zijn aard en omvang zodanig is dat deze activiteiten in
een woning kunnen worden uitgeoefend zodat de woonfunctie als primaire functie
gehandhaafd blijft en de activiteiten geen onevenredige afbreuk doet aan het
woon- en leefmilieu in de directe omgeving;
1.11 bestaand
1.12 bestemmingsgrens
de grens van een
bestemmingsvlak;
1.13 bestemmingsvlak
een geometrisch
bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.14 bijgebouw
een aangebouwd of op
zichzelf staand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het op
hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en dat in functioneel en bouwkundig
opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.15 bouwen
het plaatsen, het
geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van
een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of
veranderen van een standplaats;
1.16 bouwgrens
de grens van een
bouwvlak;
1.17 bouwperceel
een aaneengesloten
stuk grond waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende
bebouwing is toegelaten;
1.18 bouwperceelsgrens
de grens van een
bouwperceel;
1.19 bouwvlak
een geometrisch
bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde
gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
1.20 bouwwerk
elke constructie van
enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct,
hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun
vindt in of op de grond;
1.21 detailhandel
het bedrijfsmatig te
koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen, verhuren
en/of leveren aan personen, die die goederen kopen of huren voor gebruik,
verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of
bedrijfsactiviteit;
1.22 dienstverlening
het bedrijfsmatig
verlenen van diensten aan het publiek, zoals een kapsalon, reisbureau,
uitzendbureau, bankfiliaal, wasserette of apotheek, eventueel met bijbehorend kantoor, magazijn of ambacht,
zulks met uitzondering van garagebedrijf, horeca en seksinrichtingen;
1.23 gebouw
elk bouwwerk, dat een
voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden
omsloten ruimte vormt;
1.24 hoofdgebouw
een gebouw dat, gelet
op de functie, constructie en afmetingen, als het belangrijkste bouwwerk op een
bouwperceel kan worden aangemerkt;
1.25 mantelzorg
langdurige, intensieve
niet georganiseerde zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep
wordt gegeven aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische
en/of sociale vlak door één of meer leden uit diens directe dan wel sociale
omgeving, waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale
relatie;
1.26 peil
a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg
grenzen: de hoogte van die weg;
b. voor woningen die langs de dijk zijn gebouwd:
de hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse van de hoofdtoegang van de
bijbehorende woningen;
c. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen
gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
d. voor stacaravans: de bovenzijde beganegrondvloer;
1.27 seksinrichting
de voor het publiek
toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij
bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van
erotische/pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in
ieder geval verstaan een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een
parenclub, een prostitutiebedrijf of een erotische massagesalon, al dan niet in
combinatie met elkaar;
1.28 uitbouw
een aan een
hoofdgebouw gebouwd gebouw, dat door zijn constructie of afmetingen
ondergeschikt is aan het hoofdgebouw, dat een vergroting van de bestaande
ruimte in dat hoofdgebouw is en direct daarmee in open verbinding staat;
1.29 voorerf
het gedeelte van het
erf wat is gelegen voor de voorgrens van het hoofdgebouw en wat grenst aan dan
wel zich oriënteert op openbaar gebied;
1.30 voorgevel
de naar de weg
gekeerde gevel van een gebouw, welke als belangrijkste is aan te merken en
waarvan de gebouwen in hoofdzaak toegankelijk zijn;
1.31 woning
een complex van
ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één
huishouden;
Bij de toepassing van
de regels wordt als volgt gemeten:
2.1 afstand
de afstand tussen
bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen
worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst zijn.
2.2 bouwhoogte van
een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan
het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met
uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes,
en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.3 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk
tussen (de lijnen
getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.
2.4 goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan
de bovenkant van de goot/de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te
stellen constructiedeel.
2.5 inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde
van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de
scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.6 oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de
scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het
afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Tuin’
aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. bij woningen behorende tuinen,
b. onbebouwde erven,
c. toegangspaden en andere verhardingen;
d. parkeervoorzieningen;
e. water.
3.2 Bouwregels
Ten aanzien van de in
lid 3.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de
bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat:
3.2.1 Gebouwen
a. gebouwen zijn niet toegestaan;
3.2.2 Andere
bouwwerken
a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen
mag niet meer bedragen dan 1,5 m;
b. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken mag
niet meer bedragen dan 3 m.
3.3 Afwijken van de
bouwregels
3.3.1 Hobbykassen
en dierenverblijven
Burgemeester en
wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid
3.2 ten behoeve van de bouw van hobbykassen en dierenverblijven, mits de
bouwhoogte niet meer dan 3 m bedraagt en de oppervlakte van de gebouwen per
tuin niet meer dan 10 m2 bedraagt.
3.3.2 Paardenbakken
Burgemeester en
wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid
3.2 ten behoeve van het realiseren van (een deel van) paardenbakken of
stapmolens, onder de voorwaarde dat:
a. maximaal 1 paardenbak of stapmolen ten behoeve
van hobbymatige paardenhouderij bij een (bedrijfs)woning mag worden gerealiseerd, waarbij de
paardenbak of stapmolen als volgt wordt gesitueerd:
1. achter het verlengde van de voorgevel;
2. tenminste 1,5 m uit de slootranden;
3. op een afstand van minimaal 25 m van woningen
van derden;
b. de omvang van de paardenbak niet meer bedraagt
dan 20 m bij 40 m en de doorsnede van een stapmolen niet meer bedraagt dan 20
m;
c. de hoogte van een hek rondom een paardenbak of
een stapmolen niet meer bedraagt dan 1,50 m.
4.1 Bestemmingsomschrijving
4.1.1
Algemeen
De voor
‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. wonen:
b. beroepsmatige
activiteiten;
c. aan de
functie onder a en b gebonden parkeervoorzieningen.
4.2
Bouwregels
Ten
aanzien van de in lid 4.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten
dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat:
4.2.1
Gebouwen
a. per
bestemmingsvlak mag ten hoogste één vrijstaande woning worden gebouwd;
b. de afstand
van een hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens dient tenminste 1 m te
bedragen, tenzij de bestaande situatie reeds kleiner is, dan geldt deze
kleinere afstand als de minimale afstand;
c. de inhoud
van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 750 m3;
d. de
goothoogte van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan 5 m, tenzij ter
plaatste met de aanduiding 'maximale goothoogte' een afwijkende goothoogte is
aangegeven;
e. de
bouwhoogte van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan 8 m, tenzij ter
plaatste met de aanduiding 'maximale bouwhoogte' een afwijkende bouwhoogte is
aangegeven;
f.
per woonperceel zijn tot een gezamenlijke oppervlakte
van 50 m2 bijgebouwen toegestaan, mits
1. 40% van het perceel onbebouwd blijft bij
aaneengesloten hoofdgebouwen en 60% onbebouwd blijft bij vrijstaande
hoofdgebouwen;
2. de goothoogte van bijgebouwen niet meer bedraagt
dan 3 m;
3. de bouwhoogte van bijgebouwen niet meer bedraagt
dan 6 m;
4.2.2
Andere bouwwerken
ten
aanzien van de lid 4.1 bedoelde gronden de volgende bouwregels voor andere
bouwwerken gelden:
a. de
bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1,5 m;
b. de
bouwhoogte van overige andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3 m.
4.3
Afwijken van de bouwregels
4.3.1
Paardenbakken
Burgemeester
en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
lid 4.2 ten behoeve van het realiseren van (een deel van) paardenbakken of
stapmolens, onder de voorwaarde dat:
a. maximaal 1
paardenbak of stapmolen ten behoeve van hobbymatige paardenhouderij
bij een woning mag worden gerealiseerd, waarbij de paardenbak of stapmolen als
volgt wordt gesitueerd:
1. achter het
verlengde van de voorgevel;
2. tenminste
1,5 m uit de slootranden;
3. op een
afstand van minimaal 25 m van woningen van derden;
b. de omvang
van de paardenbak niet meer bedraagt dan 20 m bij 40 m en de doorsnede van een
stapmolen niet meer bedraagt dan 20 m;
c. de hoogte
van een hek rondom een paardenbak of een stapmolen niet meer bedraagt dan 1,50
m.
4.4
Specifieke gebruiksregels
Het
gebruik van hoofdgebouwen en/of aangebouwde bijgebouwen als praktijkruimte voor
beroepsmatige activiteiten is toegestaan, mits:
a. de
woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft, waarbij geldt dat de
grondoppervlakte niet meer mag bedragen dan 35% van de woning met een maximum
van 50 m2;
b. geen
afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefmilieu in de omgeving;
c. in de
omgeving geen onevenredige toename van verkeersbelasting optreedt;
d. er wordt
voorzien in voldoende parkeerruimte op eigen terrein;
e. de
beroepsmatige activiteiten geschieden door degene die op het perceel woonachtig
is;
f.
er, behoudens een beperkte kleinschalige verkoop in
direct verband met de beroepsmatige activiteiten, geen
detailhandelsactiviteiten plaatsvinden.
4.5
Afwijken van de gebruiksregels
4.5.1
Bedrijfsmatige activiteiten
Burgemeester
en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
lid 4.4 voor het medegebruik van hoofdgebouwen en/of aangebouwde
bijgebouwen ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten, mits:
a. de
woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft, waarbij geldt dat de
grondoppervlakte niet meer mag bedragen dan 35% van de woning met een maximum
van 50 m2;
b. geen
afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefmilieu in de omgeving;
c. in de
omgeving geen onevenredige toename van verkeersbelasting optreedt;
d. er wordt
voorzien in voldoende parkeerruimte op eigen terrein;
e. de
beroepsmatige activiteiten geschieden door degene die op het perceel woonachtig
is;
f.
er geen detailhandelsactiviteiten plaatsvinden;
g. er geen vergunningplichtige activiteiten op grond van de Wet
milieubeheer mogen plaatsvinden.
4.5.2 Bed
& breakfast
Burgemeester
en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
lid 4.1 ten behoeve van bed & breakfast,
onder de voorwaarde dat:
a. de
hoofdfunctie wonen gehandhaafd blijft;
b. ten
hoogste 4 kamers zijn toegestaan tot een oppervlakte van in totaal 100 m2,
waar maximaal 10 gasten mogen verblijven;
c. de
voorzieningen ten behoeve van de bed & breakfast
binnen de bestaande bebouwing wordt gerealiseerd;
d. geen
onevenredige nadelige gevolgen voor het woon- en leefklimaat van omwonenden en
de bedrijfsvoering van omliggende bedrijven ontstaan;
e. geen
sprake is van permanente bewoning.
4.5.3
Mantelzorg
Burgemeester
en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
lid 4.1 ten behoeve van mantelzorg in bestaande aan-, uitbouwen of
bijgebouwen bij een woning dan wel het toestaan van extra aan- of uitbouwen of
vrijstaande bijgebouwen ten behoeve van mantelzorg, met in achtneming van de
volgende voorwaarden:
a. de
noodzaak van mantelzorg dient te worden aangetoond;
b. de
oppervlakte aan extra gebouwen is maximaal 75 m², mits het perceel dat tot de
woning behoort voor 50% onbebouwd blijft en de bouwhoogte maximaal 3.5 meter;
c. geen
onevenredige aantasting plaatsvindt van aanwezige functies en waarden in de
omgeving, alsmede van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende
erven.
Artikel 5 Waarde – Archeologie
5.1
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde -
Archeologie’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende
bestemming(en), mede bestemd voor behoud van de aan de gronden eigen zijnde
archeologische waarden.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Rapport archeologisch
deskundige
In het belang van de
archeologische monumentenzorg dient de aanvrager van een omgevingsvergunning
voor het bouwen uiterlijk ten tijde van het indienen van de aanvraag
omgevingsvergunning een rapport aan het bevoegd gezag te overleggen van een
archeologisch deskundige waarin de archeologische waarde van het terrein dat
blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd
gezag in voldoende mate is vastgesteld. Deze bepaling heeft uitsluitend
betrekking op aanvragen om een omgevingsvergunning voor het bouwen van
bouwwerken (waaronder begrepen het heien van heipalen en het slaan van
damwanden) die groter zijn dan de oppervlakte- en dieptematen welke genoemd
zijn in 5.3.1.
5.2.2 Mogelijke
voorwaarden te verbinden aan omgevingsvergunning voor het bouwen
Het bevoegd gezag kan
in het belang van de archeologische monumentenzorg aan een omgevingsvergunning
voor het bouwen de volgende regels verbinden:
a. de verplichting tot het treffen van technische
maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden
behouden;
b. de verplichting tot het doen van archeologisch
onderzoek;
c. de verplichting de activiteit die tot
bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.
5.3
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of
van werkzaamheden
5.3.1 Verbod
In het belang van de
archeologische monumentenzorg is het verboden zonder of in afwijking van een
schriftelijke omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen
bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden van het bevoegd gezag de hierna onder
5.3.2 genoemde werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren
of te doen c.q. te laten uitvoeren die dieper reiken dan 0.5 m beneden maaiveld
en die tevens een oppervlakte groter dan 500 m² beslaan.
5.3.2
Het
vergunningsvereiste betreft de volgende werken c.q. werkzaamheden
a. grondbewerkingen (van welke aard dan ook);
b. het aanbrengen van diepwortelende
beplantingen en/of bomen;
c. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
d. het wijzigen van het maaiveldniveau door
ontginnen, bodemverlagen, afgraven;
e. het ingraven van ondergrondse kabels en
leidingen en daarmee verband houdende constructies e.d.;
f.
het
aanleggen van waterlopen of het vergraven van bestaande waterlopen.
5.3.3 Uitgezonderde
werkzaamheden
Het vergunningvereiste
geldt niet voor werken (geen bouwwerken zijnde) of voor werkzaamheden gericht
op het normale onderhoud en beheer van de betreffende gronden, niet voor
bedoelde activiteiten welke in uitvoering waren ten tijde van inwerkingtreding
van dit bestemmingsplan en evenmin voor bestaande weg- en leidingcunetten.
5.3.4 Vergunning
Een
omgevingsvergunning voor het uitvoeren van de werkzaamheden wordt verleend
nadat de aanvrager een rapport aan het bevoegd gezag heeft overlegd van een
archeologisch deskundige waarin de archeologische waarde van het terrein dat
blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en
wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
5.3.5 Mogelijke
voorwaarden te verbinden aan vergunning
Aan een
omgevingsvergunning kunnen de volgende regels worden verbonden:
a. de verplichting tot het treffen van technische
maatregelen waardoor archeologische
monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
b. de verplichting tot het doen van archeologisch
onderzoek;
c. de verplichting de activiteit die tot
bodemverstoring leidt te laten begeleiden door
een archeologisch deskundige.
Grond die eenmaal in
aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is
gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere
bouwplannen buiten beschouwing.
7.1 Overschrijding
bouwgrenzen
7.1.1 Toepassing
De bouwgrenzen mogen
in afwijking van de op de verbeelding en hoofdstuk 2 uitsluitend worden
overschreden door:
a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden,
luifels, trappen, funderingen, balkons, erkers, galerijen, hellingbanen en
entreeportalen, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 m bedraagt;
b. andere onderdelen van gebouwen, mits de
overschrijding niet meer dan 0,5 m bedraagt.
7.1.2 Afwijken
Burgemeester en
wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid
8.1.1 onder a tot ten hoogste 3 m.
7.2 Ondergronds
bouwen
Ondergronds bouwen dient
onder het hoofdgebouw plaats te vinden tot een diepte van ten hoogste 3 m.
7.3 Bestaande maten
en bestaande andere maten
7.3.1
In die gevallen dat de
afstanden van gebouwen en andere bouwwerken tot gronden met de bestemming
Verkeer of de afstanden van gebouwen tot erfscheidingen, op de dag van
terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder bedragen dan
overeenkomstig het bepaalde in hoofdstuk 2 als minimum is voorgeschreven, mogen
deze bestaande afstanden in afwijking van het bepaalde in hoofdstuk 2 als
minimaal toelaatbaar worden aangehouden.
7.3.2
In die gevallen dat de
inhoud van een woning of de oppervlakten van gebouwen op de dag van
terinzagelegging van het ontwerp van het plan c.q. het moment van het van
kracht worden van een wijzigingsbesluit meer bedragen dan overeenkomstig het
bepaalde in hoofdstuk 2
als maximum is voorgeschreven, mogen deze bestaande maten in afwijking van het
bepaalde in hoofdstuk 2 als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.
7.4 Voldoende
parkeergelegenheid
a. Een bouwwerk, waarvan een behoefte aan
parkeergelegenheid wordt verwacht, kan niet worden gebouwd wanneer op het
bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is
voorzien en in stand wordt gehouden.
b. Bij een omgevingsvergunning wordt aan de hand
van op dat moment van toepassing zijnde beleidsregels bepaald of er sprake is
van voldoende parkeergelegenheid.
c. Bij een omgevingsvergunning kan worden
afgeweken van het bepaalde in sub a en worden toegestaan dat in minder dan
voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk
doet aan de parkeersituatie.
Artikel 8 Algemene aanduidingsregels
8.1 Veiligheidszone – leiding brandstof
Ten aanzien van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone
– leiding brandstof' geldt dat:
a.
geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten mogen worden gebouwd;
b.
burgemeester en wethouders bevoegd zijn bij een omgevingsvergunning af
wijken van het bepaalde onder a ten behoeve van het toelaten van beperkt
kwetsbare objecten mits sprake is van gewichtige redenen;
c.
alvorens van een omgevingsvergunning wordt afgeweken vooraf schriftelijk
advies wordt ingewonnen bij de leidingbeheerder.
Artikel 9 Algemene
afwijkingsregels
9.1
Indien niet op grond
van hoofdstuk 2 reeds bij omgevingsvergunning is afgeweken kunnen burgemeester
en wethouders bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor:
a. de bouw van niet voor bewoning bestemde
bouwwerken van openbaar nut, zoals wachthuisjes, telefooncellen en naar aard en
omvang daarmee gelijk te stellen bouwwerken, met uitzondering van verkooppunten
voor motorbrandstoffen, mits deze bouwwerken geen grotere bouwhoogte dan 2,5 m
en geen grotere oppervlakte dan 20 m3 hebben;
b. de bouw van transformatorhuisjes, mits deze
bouwwerken geen grotere bouwhoogte dan 3,5 m en geen grotere inhoud dan 50 m3
hebben;
c. de bouw van straatmeubilair en andere
bouwwerken, die om waterstaatkundige of verkeersredenen noodzakelijk zijn,
zoals duikers of keermuren, mits de bouwhoogte niet meer dan 2,5 m bedraagt;
d. de bouw van lantaarnpalen, vlaggenmasten en
antennemasten, mits deze voorzieningen van gering horizontale afmetingen zijn
en mits de bouwhoogte niet meer dan 15 m bedraagt;
e. afwijkingen van bouwgrenzen en voorgeschreven
maten (daaronder begrepen bebouwingspercentages) met ten hoogste 1,5 m
respectievelijk 10%;
f.
afwijkingen
van bouwgrenzen, voorzover zulks van belang is voor
een ruimtelijk of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of voorzover zulks noodzakelijk is in verband met de
werkelijke toestand van het terrein, mits de afwijkingen niet meer bedragen dan
3 m.
9.2
Een
omgevingsvergunning voor het afwijken mag slechts worden verleend, indien
hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de
gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
9.3
Een
omgevingsvergunning voor het afwijken mag niet worden verleend, indien hierdoor
waarden van de gronden met de bestemming onevenredig worden of kunnen worden
aangetast, dan wel de mogelijkheden voor herstel van die waarden onevenredig
worden of kunnen worden verkleind.
9.4
Alvorens omtrent het
verlenen van een omgevingsvergunning voor het afwijken als bedoeld in 9.3 te
beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de
adviseur inzake natuur en landschap.
Artikel 10 Algemene gebruiksregels
10.1
Het is verboden
gronden en bouwwerken te gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de
aan de grond gegeven bestemming.
10.2
Onder strijdig gebruik
wordt in ieder geval verstaan:
a. onbebouwde gronden te gebruik of te laten
gebruiken als:
1. opslagplaats voor vaten, kisten al dan niet
voor gebruik geschikte werktuigen, voer- en vaartuigen en machines of
onderdelen daarvan, oude en nieuwe (bouw)materialen, afval, puin, grind en
brandstoffen;
2. uitstalling-, opslag-, stand- of ligplaats voor
kamper- en/of verblijfsmiddelen;
b. zomerhuizen en stacaravans te gebruiken of
laten gebruiken voor permanente bewoning;
c. gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te
gebruiken of te laten gebruiken als seksinrichting met uitzondering van de
gronden die blijkens de bestemming, de bestemmingsomschrijving en/of overige
regels uitdrukkelijk zijn aangewezen voor een seksinrichting.
10.3
Onder strijdig gebruik
wordt niet verstaan:
a. vormen van gebruik als bedoeld in lid 10.2, die
verenigbaar zijn met het doel waarvoor de grond ingevolge de bestemming en deze
regels mag worden gebruikt;
b. het opslaan van bouwmaterialen, puin en specie
in verband met normaal onderhoud, dan wel ter verwezenlijking van de
bestemming;
c. het uitoefenen van detailhandel, voor zover dit
een normaal en ondergeschikt bestanddeel uitmaakt van de totale
bedrijfsuitoefening, zoals ingevolge de bestemming en/of deze regels
toegestaan, en de verkoop van goederen, gelet op de aard daarvan, geschiedt in
rechtstreeks verband met de uitoefening van het bedrijf;
d. voor de stalling van ten hoogste een
toercaravan binnen de gronden met de bestemming Tuin.
10.4
Burgemeester en
wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid
10.1 en lid 10.2, indien strikte toepassing van die bepalingen leidt tot
een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen
wordt gerechtvaardigd.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
11.1 Overgangsrecht bouwwerken
a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van
inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel
gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag,
mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
2. na het teniet gaan ten gevolge van een
calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de
omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk
is teniet gegaan.
b. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in
afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het
vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%.
c. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op
bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het
plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor
geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
11.2 Overgangsrecht gebruik
a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond
op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in
strijd is, mag worden voortgezet.
b. Het is verboden het met het bestemmingsplan
strijdige gebruik, bedoeld onder a. te veranderen of te laten veranderen in een
ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking
naar aard en omvang wordt verkleind.
c. Indien het gebruik, bedoeld onder a., na het
tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar
wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten
hervatten.
d. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op
het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan,
daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Deze regels worden
aangehaald als:
Regels van het
bestemmingsplan ‘Volgerlandseweg
14 Numansdorp’. |