Bestemmingsplan ‘Schaweg 8 Mookhoek’

Gemeente Hoeksche Waard

 

 

Regels

 

Planstatus: Vastgesteld 23 mei 2023

 

Inhoudsopgave 

 

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1   Begrippen

Artikel 2   Wijze van meten

 

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3   Agrarisch met waarden – Landschapswaarden

Artikel 4   Wonen

Artikel 5   Waarde - Archeologie

 

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 6   Anti-dubbeltelregel

Artikel 7    Algemene bouwregels

Artikel 8  Specifieke gebruiksregels

Artikel 9  Algemene afwijkingsregels

Artikel 10  Algemene wijzigingsregels

 

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 11   Overgangsrecht

Artikel 12   Slotregel

 

 

Hoofdstuk 1  Inleidende regels

 

Artikel 1 Begrippen

 

In deze regels wordt verstaan onder:

 

1.1 plan

het bestemmingsplan ‘Schaweg 9 Mookhoek’ met identificatienummer NL.IMRO.1963. BPSchaw8STR22-VG01 van de gemeente Hoeksche Waard;

 

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels;

 

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge dit bestemmingsplan regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

 

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

 

1.5 aan- en uitbouw

een aan een hoofdgebouw aangebouwd gebouw of deel van een gebouw dat door zijn verschijningsvorm een ondergeschikte bouwmassa vormt.

 

1.6 aan-huis-gebonden beroep

een dienstverlenend beroep, dat in of bij een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

 

1.7 agrarisch bedrijf

een bedrijf, gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, nader te onderscheiden in:

  1. akker- en vollegrondstuinbouw: de teelt van gewassen op open grond, daaronder niet begrepen boomkwekerij, fruit- en bollenteelt;
  2. grondgebonden veehouderij: het houden van melk- en ander vee (nagenoeg) geheel op open grond;
  3. intensieve veehouderij: het fokken van slacht-, fok-, leg- of pelsdieren in gebouwen en (nagenoeg) zonder weidegang, waarbij het fokken niet afhankelijk is van de agrarische grond als productiemiddel;
  4. intensieve kwekerij: de teelt van gewassen of dieren (anders dan bij wijze van intensieve veehouderij) (nagenoeg) zonder gebruik te maken van daglicht;
  5. gemengde tuinbouw: de teelt van gewassen zoals groente, fruit, bloemen en heesters in kassen en in open grond;
  6. glastuinbouw: de teelt van gewassen (nagenoeg) geheel met behulp van kassen;
  7. fruitteelt: de teelt van fruit op open grond;
  8. bomenteelt: een bedrijf gericht op het telen van bomen en siergewassen al dan niet gecombineerd met de verhandeling daarvan;
  9. bosbouw: de teelt van bomen ten behoeve van de houtproductie.

 

1.8 bebouwing

een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

1.9 Bed & breakfast

een overnachtingsaccommodatie gericht op het bieden van een mogelijkheid voor toeristisch verblijf met het serveren van ontbijt. Een bed&breakfast is gevestigd in een woonhuis of bijgebouw, wordt gerund door de eigenaren van de betreffende woning en heeft maximaal 10 gasten.

 

1.10 bedrijf

een onderneming gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan-huis-gebonden beroepen daaronder niet begrepen.

 

1.11 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen

afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet.

 

1.12 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

 

1.13 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

 

1.14 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander  bouwwerk, met een dak.

 

1.15 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

 

1.16 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

 

1.17 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

 

1.18 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

 

1.19 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.20 bijgebouw

een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

 

1.21 cultuurhistorische waarde

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde in verband met ouderdom en/of historische gaafheid.

 

1.22 cultuurhistorisch waardevolle bebouwing

rijks- en gemeentelijke monumenten.

 

1.23 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

 

1.24 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren, internetwinkels en bankfilialen.

 

1.25 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

 

1.26 hobbymatig agrarisch gebruik

het niet bedrijfsmatig gebruiken van gronden voor het hobbymatig houden van vee en/of telen van agrarische producten.

 

1.27 hobbykas

een gebouw, dat geheel of vrijwel geheel bestaat uit glas of ander doorzichtig materiaal en dat dient voor het hobbymatig telen van planten.

 

1.28 hoofdgebouw

een gebouw, dat op een perceel door zijn aard, functie, constructie of afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

 

1.29 inwoning

inwoning is het verblijven in een huishouden waarbij sprake is van gemeenschappelijke voorzieningen en een gezamenlijke toegang.

 

1.30 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

het in of bij de woning door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarvoor geen melding- of vergunningplicht op grond van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer geldt en waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past.

 

1.31 mantelzorg

het bieden van zorg aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband.

 

1.32 NEN

door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan.

 

1.33 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

 

1.34 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.

 

1.35 peil

  1. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
  2. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.

 

1.36 Staat van Bedrijfsactiviteiten

de Staat van Bedrijfsactiviteiten die van deze regels deel uitmaakt.

 

1.37 stacaravan

een gebouw dat in zijn geheel kan worden verplaatst en is bestemd voor recreatief verblijf, waarbij de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.

 

1.38 verblijfsmiddelen

voor verblijf geschikte – al dan niet aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken – voer- en vaartuigen, arken, caravans, tenten en andere soortgelijke constructies, voor zover geen bouwwerken en geen kampeermiddelen zijnde.

 

1.39 voorgevel

de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

 

1.40 voorgevelrooilijn

  1. langs een wegzijde met een regelmatige of nagenoeg regelmatige ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing:
    1. de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn, welke, zoveel mogelijk aansluitend aan de ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing, een zoveel mogelijk gelijkmatig beloop van de rooilijn overeenkomstig de richting van de weg geeft;
  2. langs een wegzijde waarlangs geen bebouwing als onder a bedoeld aanwezig is en waarlangs mag worden gebouwd:
    1. bij een wegbreedte van ten minste 10 meter, de lijn gelegen op 15 meter uit de as van de weg;
    2. bij een wegbreedte geringer dan 10 meter, de lijn gelegen op 10 meter uit de as van de weg.

           

1.41 voormalig agrarisch bedrijfscomplex

een concentratie van bebouwing dat niet meer in gebruik is voor de uitoefening van een volwaardig agrarische bedrijf en waar geen mogelijkheden meer zijn in de toekomst een agrarisch bedrijf op te starten.

 

1.42 woning

een complex van ruimten dat dient voor de zelfstandige huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

 

1.43 zijerf

de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van dat hoofdgebouw tussen de denkbeeldige lijnen in het verlengde van de voor- en achtergevel.

 

 

Artikel 2 Wijze van meten

 

Bij de toepassing van de regels wordt als volgt gemeten:

 

2.1 afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst zijn.

 

2.2 bouwhoogte van een antenne-installatie

  1. ingeval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie;
  2. ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie: tussen de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie.

 

2.3 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

 

2.4 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.

 

2.5 dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

 

2.6 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot/de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

 

2.7 hoogte van een windturbine

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

 

2.8 hoogte van een woonschip

vanaf het waterpeil tot aan het hoogste punt van het woonschip, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antenne-installaties en naar de aard daarmee gelijk te stellen onderdelen.

 

2.9 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

 

2.10 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

 

2.11 vloeroppervlakte

de gebruiksvloeroppervlakte volgens NEN 2580.

 

 

Hoofdstuk 2               Bestemmingsregels

 

 

Artikel 3  Agrarisch met waarden - Landschapswaarden

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden – Landschapswaarden' aangewezen gronden zijn

bestemd voor:

 

  1. het uitoefenen van een volwaardig agrarisch bedrijf, zoals bedoeld in lid 1.7 sub a en

b;

  1. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van:

1.      de in het gebied voorkomende landschapswaarden in de vorm van het contrast

tussen open agrarisch gebied en de meer verdichte dijken, de herkenbaarheid

van het landschap door de bochtige dijken met bebouwing/beplanting en de

rationele, rechte verkaveling hierbinnen;

2.      de in dit gebied voorkomende cultuurhistorische waarden in de vorm van de

historische bebouwing en het ontginningspatroon;

 

met de daarbij behorende:

  1. voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en

laad- en losvoorzieningen.

 

3.2 Bouwregels

 

3.2.1 Toegestane bouwwerken

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen niet worden gebouwd met uitzondering van terreinafscheidingen;
  2. de maximale bouwhoogte van terreinafscheidingen is 2 m.

 

3.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. de teelt van ruwvoeder anders dan gras is toegestaan, voor zover deze teelt

overwegend voorziet in de behoefte van het eigen grondgebonden

veehouderijbedrijf;

  1. paardenbakken zijn niet toegestaan;
  2. opslag van goederen ten behoeve van neven- en vervolgfuncties met een totale

stapelhoogte van meer dan 4 m is op onbebouwde gronden niet toegestaan

  1. prostitutiebedrijven zijn niet toegestaan.

 

 

Artikel 4 Wonen

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. het wonen al dan niet in combinatie met aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen-voormalig bedrijfscomplex': een voormalig bedrijfscomplex;

 

met daaraan ondergeschikt:

  1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voormalig bedrijfscomplex' de volgende niet-agrarische nevenfuncties:
    1. verkoop aan huis van streekeigen producten, voor zover het gebruiksoppervlak ten behoeve van de activiteit niet meer bedraagt dan 200 m²;
    2. wandel-, fiets- of ruiterpaden over het boerenland.

 

met de daarbij behorende:

  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  2. voorzieningen zoals erven, paden, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, tuinen en water.

 

4.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. het is niet toegestaan aan- en uitbouwen op te richten tussen de bebouwing en de openbare weg;
  2. op deze gronden mogen woningen met aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen en gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  3. bij een combinatie van nevenfuncties het bebouwingsoppervlak ten behoeve van de activiteiten niet meer mag bedragen dan 500 m²;
  4. verder geldt het volgende:

 

 

 

max. aan-

tal per bouwvlak  

max. 
inhoud/

oppervlakte  

max.
goot- hoogte 

max. bouw-

hoogte 

min. afstand  

woningen inclusief aan-, uit- en bijgebouwen

één

775 m³  

4 m  

 9

tot zijdelingse perceelsgrens: 2 m  

bouwwerken, geen gebouwen zijnde (met uitzondering van erf- of terreinafscheidingen)  

 

 

 

2 m  

 

Erf- of terreinafscheidingen:

-voor de voorgevel

-buiten het bouwvlak

-overige plaatsen 

 

 

 

 

 

 

1 m

 

1 m

 

2 m  

 

 

met dien verstande dat:

  1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen-voormalig bedrijfscomplex' het volgende geldt:
    1. het uitbreiden van bestaande bebouwing is in geen geval toegestaan;
    2. nieuwbouw is in geen geval toegestaan;
    3. de bouw van nieuwe woningen is in geen geval toegestaan;
    4. het gebruik van kassen is in geen geval toegestaan;
    5. van het bepaalde onder 2 kan worden afgeweken indien voormalige agrarische bedrijfsbebouwing wordt gesaneerd, met dien verstande dat het oppervlakte van de nieuw op te richten bebouwing maximaal 50% mag bedragen van de oppervlakte van de bebouwing die wordt afgebroken met een maximum van 200 m².

 

4.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 4.2 sub d teneinde de maximale inhoudsmaat van woningen te vergroten, met inachtneming van het volgende:

  1. het afwijken is uitsluitend van toepassing op gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van wonen-voormalig bedrijfscomplex': 
  2. het vergroten van de inhoudsmaat is uitsluitend toegestaan indien de overschrijding het gevolg is van het bij de woning betrekken van een nog niet voor bewoning gebruikt gedeelte van een voormalige boerderij waarvan de huidige woning deel uitmaakt;
  3. het vergroten van de inhoudsmaat dient bij te dragen aan het behoud van typerende boerderijen.

 

4.4 Voorwaardelijke verplichting

 

a.         Voordat ter plaatse van de bestemming ‘Wonen’, ter plaatse van het bestemmingsvlak zonder verdere functieaanduiding, mag worden gebouwd moet het gedeelte van de agrarische bedrijfsbebouwing op het perceel Schaweg 8 te Mookhoek, zoals aangegeven in het ‘Landschappelijke studie en inpassingsplan (Ars Virens, 13 oktober 2021)’ zijn verwijderd;

b.             Voordat de woning, die wordt gerealiseerd in het bouwvlak zonder verdere functieaanduiding,  in gebruik wordt genomen moeten de beide in het bestemmingsplan opgenomen percelen ten behoeve van een goede landschappelijke inpassing zijn ingericht en als zodanig in stand worden gehouden conform de eisen zoals opgenomen in het ‘Landschappelijke studie en inpassingsplan (Ars Virens, 13 oktober 2021) en het ‘Landschappelijke kader (Ars Virens, 30 augustus 2022) ’ die als bijlagen bij deze regels zijn opgenomen;

c.              De woning in het bouwvlak zonder verdere functieaanduiding moet worden gesitueerd en worden uitgevoerd met in achtneming van de randvoorwaarden zoals opgenomen in  het ‘Landschappelijke studie en inpassingsplan (Ars Virens, 13 oktober 2021) en het ‘Landschappelijke kader (Ars Virens, 30 augustus 2022).

 

4.5 Specifieke gebruiksregels

  1. het vloeroppervlak ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten bedraagt ten hoogste 30% van het vloeroppervlak van de betrokken woning met een maximum van 80 m² met inachtneming van het volgende:
    1. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan het woon- en leefmilieu in de omgeving;
    2. ten behoeve van de gewijzigde functie geen extra parkeergelegenheden noodzakelijk zijn;
    3. het gebruik heeft geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer;
    4. er mag geen horeca of detailhandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van de bedrijfsmatige activiteiten;
    5. degene die de activiteiten verricht dient tevens de gebruiker van de eigenlijke woning te zijn;
  2. inwoning ten behoeve van mantelzorg is toegestaan;
  3. prostitutiebedrijven zijn niet toegestaan.
  4. opslag van goederen ten behoeve van neven en vervolgfuncties met een totale stapelhoogte van meer dan 4 m is op onbebouwde gronden niet toegestaan;
  5. paardenbakken buiten het bouwvlak zijn niet toegestaan.

 

4.6 Afwijking van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 4.1 ten behoeve van het creëren een zelfstandige woonvorm in een bijgebouw of een niet via het hoofdgebouw toegankelijke aanbouw ten behoeve van mantelzorg, met inachtneming van het volgende:

  1. er dient aantoonbaar sprake te zijn van een zorgbehoefte, welke van tijdelijke aard is;
  2. per perceel blijft er sprake van 1 huishouding;
  3. indien de noodzaak van mantelzorg vervalt, dient het gebruik van het bijgebouw of de niet via het hoofdgebouw toegankelijke aanbouw als afhankelijke woonruimte te worden beëindigd;
  4. nieuwbouw ten behoeve van mantelzorg is toegestaan, mits het oppervlak aan bijgebouwen binnen de bebouwingsregeling blijft zoals opgenomen in lid 4.2;
  5. het bijgebouw of de niet via het hoofdgebouw toegankelijke aanbouw in gebruik voor mantelzorg mag geen extra of nieuwe zelfstandige woning vormen;
  6. het gebruik van een bijgebouw of de niet via het hoofdgebouw toegankelijke aanbouw mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de omgeving;
  7. het bijgebouw of de niet via het hoofdgebouw toegankelijke aanbouw dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn.

 

 

Artikel 5 Waarde - Archeologie

 

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde – Archeologie' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar geldende bestemming(en) - tevens bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

 

5.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

a.                  op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 5.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;

b.                  ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:

1.      de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;

2.      de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de bouwvergunning regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;

c.       het bepaalde in dit lid onder b1 en b2 is niet van toepassing, indien het bouwplan

          betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:

1.      vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid of gesloopt en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;

2.      een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 500 m²;

3.      een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.

 

5.3 Omgevingsvergunning aanleg werken

5.3.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie' zonder of in afwijking van een schriftelijke omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

a.              het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte of hoogte dan 30 cm, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;

b.              het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;

c.              het verlagen of verhogen van het waterpeil;

d.              het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;

e.              het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;

f.               grondroeringen tgv ondergrondse sloop van verharding en bebouwing op een grotere diepte dan 30 cm

 

5.3.2 Uitzondering op het aanlegverbod

Het verbod van 5.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

a.       noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 5.2 in acht is genomen;

b.      een oppervlakte beslaan van ten hoogste 500 m²;

c.       reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;

d.      ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.

 

 

Hoofdstuk 3 Algemene regels

 

 

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

 

Artikel 7 Algemene bouwregels

7.1 Toegelaten bouwwerken met afwijkende maten

  1. Voor een bouwwerk, dat krachtens een bouwvergunning op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de maatvoeringbepalingen in de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat: 
    1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
    2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden.
  2. Ingeval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
  3. Op een bouwwerk zoals bedoeld in sub a, is het Overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van toepassing. 
  4. Het bepaalde onder a is niet van toepassing indien gebruik wordt gemaakt van de saneringsregeling zoals opgenomen in artikel 4, lid 2 sub e onder 5.

 

7.2 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door:

  1. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 m bedraagt;
  2. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding ten hoogste 2 m bedraagt;
  3. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt.

 

7.3 Ondergronds bouwen

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, de volgende regels:

  1. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen de buitenwerkse gevelvlakken van een bovengronds hoofdgebouw;
  2. de ondergrondse bouwdiepte bedraagt maximaal 3,5 m onder peil.

 

7.4 Voldoende parkeergelegenheid

Met betrekking tot het parkeren dient voldaan te worden aan de parkeernormen zoals opgenomen in de ‘Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hoeksche Waard houdende regels omtrent de parkeernormen’ d.d. 6 juli 2021, dan wel een nadien vastgestelde beleidsregel.

 

 

Artikel 8 Specifieke gebruiksregels

 

8.1 Zelfstandige woonruimte

Het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige of afhankelijke woonruimte is niet

toegestaan.

 

8.2 Bed&breakfast

Bed&breakfast in en bij woningen is toegestaan onder de volgende voorwaarden:

 

 

 

Artikel 9 Algemene afwijkingsregels

 

Burgemeester en wethouders kunnen – tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds kan worden afgeweken – bij omgevingsvergunning afwijken van de planregels voor:

a.    afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;

  1. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor

zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de

overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met

ten hoogste 10% worden vergroot.

 

Omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende

gronden en bouwwerken.

 

 

Artikel 10 Algemene wijzigingsregels

 

10.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

 

 

Hoofdstuk 4  Overgangs- en slotregels

 

 

Artikel 11 Overgangsrecht

Artikel 11.1 Overgangsrecht bouwen

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  2. burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het bepaalde in dit lid onder a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk zoals bedoeld in dit lid onder a, met maximaal 10%;
  3. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

11.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  1. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

11.3 Hardheidsclausule

Indien toepassing van het overgangsrecht voor bouwwerken of gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer natuurlijke personen kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen dat overgangsrecht buiten toepassing laten.

 

 

Artikel 12 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan ‘Schaweg 8 Strijen’.