Vastgesteld: 17
september 2024
Artikel 4 Wonen – Linten en bebouwingsconcentraties
Artikel 5 Waarde – archeologische verwachting middelhoog 1
Artikel 8 Algemene gebruiksregels
Artikel 9 Algemene aanduidingsregels
Artikel 10 Algemene afwijkingsregels
-Stedenbouwkundig
visie (Wissing, 11 mei 2022)
1.1
plan
het bestemmingsplan ´Molendijk 14, Puttershoek´ met identificatienummer NL.IMRO.1963.BPPTHMolen14-VG01 van de gemeente Hoeksche Waard;
de geometrische bepaalde planobjecten met bijbehorende regels;
de analoge en digitale voorstelling van de in het bestemmingsplan opgenomen digitale ruimtelijke informatie;
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
een geometrisch bepaald vlak of figuur waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
een vlak met eenzelfde aanduiding, begrensd door een aanduidingsgrens;
een kleinschalig bedrijf dat wordt uitgeoefend door de gebruiker van een woning, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt, dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is en dat geen onevenredige hinder oplevert voor het woon- en leefmilieu, niet zijnde horeca of detailhandel, met uitzondering van beperkte verkoop ten behoeve van het aan huis verbonden bedrijf;
een dienstverlenend beroep op maatschappelijk, juridisch, administratief, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat wordt uitgeoefend door de gebruiker van een woning, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt, en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is, niet zijnde horeca of detailhandel, met uitzondering van beperkte verkoop ten behoeve van het aan huis verbonden beroep;
gedeelte van het erf dat aan de achterzijde van het gebouw is gelegen;
een afwijking als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder c van de Wet ruimtelijke ordening;
diverse vormen van onderzoek naar de archeologische waarden binnen een plangebied, uitgevoerd volgens de geldende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse archeologie;
de aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van archeologische relicten;
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende archeologische relicten;
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
een logiesaccommodatie op basis van het Besluit omgevingsrecht met maximaal 10 personen en bestaande uit maximaal 7 kamers;
een onderneming die is gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten;
a.
bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van
terinzagelegging van het ontwerp van
het plan:
1.
bestaat, of;
2. wordt gebouwd, of;
3.
nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning
voor het bouwen, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van terinzagelegging is ingediend;
mits het bouwwerk in overeenstemming is met het voorheen geldend planologische regime;
b.
bij gebruik: het gebruik dat op het moment van
terinzagelegging van het ontwerp van het
plan bestaat, tenzij in de regels anders is bepaald;
de grens van een bestemmingsvlak;
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
een niet voor bewoning bestemd vrijstaand of aangebouwd gebouw, dat bouwkundig ondergeschikt en functioneel dienstbaar is aan een binnen hetzelfde bestemmingsvlak staande woning;
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
de grens van een bouwvlak;
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
de grens van een bouwperceel;
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
recreatie zonder nachtverblijf, zoals wandelen, paardrijden, fietsen, varen, zwemmen en vissen;
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of ter plaatse leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van (medische) diensten aan derden, waaronder zijn begrepen tandarts-, dokter en fysiotherapie praktijken en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen;
de bouwlaag op de begane grond;
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover dit bestemmingsplan deze inrichting niet verbiedt;
een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;
bouwwerk dat bedoeld is voor stallingsruimten voor vervoersmiddelen en de berging van niet voor handel en distributie bestemde goederen;
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
gebruiken, het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven;
bovenste niveau van het water dat zich in de bodem bevindt;
een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen, dan wel gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;
een bedrijf waar hoofdzakelijk dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin logies wordt verstrekt, zoals bijvoorbeeld een café, restaurant, hotel, pension, en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen bedrijven, een en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;
de grens van een maatvoeringsvlak;
een geometrisch bepaald vlak waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels voor bepaalde bouwwerken eenzelfde maatvoering geldt;
het bieden van zorg in een woning aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6 eerste lid onder d van de Wet ruimtelijke ordening;
een activiteit ondergeschikt aan de hoofdactiviteit in zowel omvang (m2), omzet (€) als de effecten op het woon- en leefklimaat;
een gebruik gericht op het in zodanige conditie houden of brengen van objecten dat het voortbestaan van deze objecten op ten minste het bestaande kwaliteitsniveau wordt bereikt;
een vergunning als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
een vergunning als bedoeld in artikel 3.3 onder a van de Wet ruimtelijke ordening;
een vergunning als bedoeld in artikel 3.3. onder b van de Wet ruimtelijke ordening;
het gebruik van een recreatiewoning of kampeermiddel door eenzelfde persoon of groep van personen als feitelijk hoofdverblijf, in die zin dat deze persoon of groep van personen binnen een aaneengesloten periode van een jaar meer dan 240 overnachtingen in de recreatiewoning maakt;
een gebouw, voer- of vaartuig, dan wel enig gedeelte daarvan, geheel of gedeeltelijk bestemd, dan wel in gebruik voor het daar uitoefenen van prostitutie; prostitutie is het tegen betaling hebben van seksuele omgang met anderen op een naar buiten toe kenbare wijze;
een gebouw, niet zijnde een stacaravan, dat dient voor periodiek recreatief nachtverblijf door personen die hun hoofdverblijf elders hebben;
een inrichting bestemd voor het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van erotische aard en/of pornografische aard, waaronder mede wordt begrepen:
a. seksbioscoop:
een inrichting, bestemd voor het doen plaatsvinden van film- en/of videovoorstellingen van erotische en/of pornografische aard;
b.
seksclub:
een inrichting, bestemd voor het doen plaatsvinden van vertoningen van erotische aard en/of pornografische aard;
c.
seksautomaat:
een inrichting, bestemd voor het door middel van automaten doen plaatsvinden van film- en/of videovoorstellingen van erotische en/of pornografische aard;
d.
sekswinkel:
een ruimte, bestemd voor het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van seksartikelen aan de uiteindelijke verbruiker of gebruiker;
een kampeermiddel in de vorm van een caravan of soortgelijk onderkomen op wielen dat, mede gelet op de afmeting, kennelijk niet bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen ook over grotere afstanden als een aanhangsel van een auto te worden voortbewogen;
a.
voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan
de weg grenst of ten hoogste 5 m uit
de weggrens is gelegen: de hoogte van de kruin van die weg ter plaatse van de
hoofdtoegang;
b.
in alle andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het
afgewerkte maaiveld maar niet hoger
dan de kruin van de weg het meest nabij het bouwwerk gelegen;
c.
indien in of op het water wordt gebouwd: de hoogte van
het terrein ter plaatse van het meest nabij gelegen punt waar het water, in het
peilbesluit vastgestelde peil, grenst aan
het vaste land;
een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm kan worden onderscheiden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
uitvoeren, het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven;
gedeelte van een erf dat aan de voorkant (voor de voorgevel) van het gebouw is gelegen;
de naar de weg gekeerde gevel(s) van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan kennelijk als zodanig diende te worden aangemerkt, dan wel de gevel naar die weg die volgens het straatnamenregister bepalend is voor de adressering;
een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 eerste lid onder a van de Wet ruimtelijke ordening;
een (gedeelte) van een gebouw dat dient voor de huisvesting van één huishouden;
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
tussen de grens een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals
schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine;
de diepte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de gevel waaraan wordt gebouwd;
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
tussen de
buitenzijde van de afdekking van de overkapping, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte
bouwterrein ter plaatse van de overkapping. verticale diepte van een
ondergronds bouwwerk
van het peil tot aan de bovenzijde van de afgewerkte vloer van het ondergrondse (deel van het) bouwwerk.
Bij de bepaling van de inhoud van (bedrijfs)woningen worden ondergrondse bouwwerken niet meegerekend.
Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.
Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van bouwen wordt de goothoogte van een dakkapel buiten beschouwing gelaten mits de dakkapel voldoet aan de volgende eisen:
a.
zijwanden ondoorzichtig;
b. hoogte, gemeten vanaf de
voet van de dakkapel, minder dan 1,5 m;
c. onderzijde meer dan 0,5 m en
minder dan 1 m boven de dakvoet;
d. bovenzijde meer dan 0,5
onder de daknok;
e. zijkanten meer dan 0,5 m van
de zijkanten van het dakvlak, en
f.
niet gebouwd op een woning of woongebouw gebouwd met
een tijdelijke vergunning als bedoeld in artikel 2.23, eerste lid van de Wet
algemene bepalingen omgevingsrecht, op een woonwagen of op een woning of
woongebouw die niet voor permanente bewoning
is bestemd.
Bij toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van een lijn en op de schaal waarin het plan is vastgesteld.
3.1 bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen, alsmede voor paden.
Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en overkappingen worden gebouwd.
Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde maximaal:
a.
erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de voorgevel van
het gebouw 1 m;
b.
erf- en terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevel
van het gebouw 2 m;
c.
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 1 m.
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 3.1
bedoelde gronden oppervlakteverhardingen aan te
brengen wegen > 100 m2
Artikel 4
Wonen – Linten en bebouwinsgconcentraties
De voor 'Wonen – Linten en bebouwingsconcentraties' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. woningen;
b.
mantelzorg in de woning;
c.
aan huis verbonden beroepen, uitsluitend in de
bestaande gebouwen met een vloeroppervlakte van maximaal 30% van het
vloeroppervlak van de woning en
bijgebouwen tot maximaal 50 m2 per woning;
d.
aan huis verbonden bedrijven, uitsluitend in de
bestaande gebouwen met een vloeroppervlakte van maximaal 30% van het
vloeroppervlak van de woning en
bijgebouwen tot maximaal 50 m2 per woning;
e.
bed & breakfast in de woningen;
een en ander met bijhorende bouwwerken en voorzieningen.
4.2.1 Toegestane bouwwerken
Uitsluitend de volgende bouwwerken zijn toegestaan:
a.
Uitsluitend ter plaatse van het op de verbeelding
aangeduide bouwvlak zijn overeenkomstig de aanduiding ‘maximum aantal
wooneenheden’ ten hoogste vier woningen toegestaan, met dien verstande dat:
1.
de inhoud van een woning met bijgebouwen gezamenlijk
maximaal 650
m3 bedraagt;
2.
de goothoogte van woningen, onverminderd het bepaalde in artikel
9.2, maximaal 6 m bedraagt;
3.
de bouwhoogte van woningen, onverminderd het bepaalde in artikel
9.2, maximaal 9 m bedraagt;
4.
aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen binnen
en buiten het bouwvlak zijn toegestaan;
5.
bijgebouwen niet voor de voorgevelrooilijn van
woningen mogen worden gebouwd;
6.
de goothoogte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en
overkappingen maximaal 3 m bedraagt;
7.
de bouwhoogte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en
overkappingen maximaal 6 m bedraagt;
8.
het gezamenlijke oppervlak van aan- en uitbouwen,
bijgebouwen en overkappingen per vrijstaande woning maximaal:
a. 40 m2
bedraagt op een zij- en achtererf kleiner dan 400 m2;
b. 50 m2
bedraagt op een zij- en achtererf groter dan 400 m2 en kleiner dan 500 m2;
c. 70 m2
bedraagt op een zij- en achtererf groter dan 500 m2 en kleiner dan 700 m2;
d. 80 m2
bedraagt op een zij- en achtererf groter dan 700 m2;
9.
het zij- en achtererf voor niet meer dan 50% mag
worden bebouwd, met dien verstande dat bij vrijstaande woningen het zij- en
achtererf voor niet meer dan:
a. 40% mag
worden bebouwd bij een zij- en achtererf kleiner dan 400 m2;
b. 35% mag
worden bebouwd bij een zij- en achtererf groter dan 400 m2;
10.
het overblijvende onbebouwde en onoverdekte gedeelte
op het achtererf niet minder mag bedragen dan 25 m2 aaneengesloten oppervlak;
11.
de afstand van aan- en uitbouwen, aangebouwde
bijgebouwen en overkappingen tot de zijdelingse bouwperceelsgrens dan wel de
achterbouwperceelsgrens 0 m dan wel minimaal 1 m dient te bedragen;
a. Voordat ter plaatse van de bestemming ‘Wonen – Linten en bebouwingsconcentraties’ mag worden gebouwd moet alle bedrijfsbebouwing op het perceel Molendijk 14 te Puttershoek zijn verwijderd;
b. de situering van de woningen en de kaprichting moet overeenstemmen met de stedenbouwkundige visie, die als bijlage bij deze regels is gevoegd.
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering van gebouwen in verband met de ruimtelijke kwaliteit.
4.4.1 Vergroten woning
Bij
omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.2 , sub
a, onder 1 voor een vergroting van de gezamenlijke inhoud van een woning en
bijgebouwen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
a.
de inhoud mag na vergroting niet meer bedragen dan 775
m3;
b.
er dient sprake te zijn van een goede streekeigen
landschappelijke inpassing;
c.
er vindt geen onevenredige aantasting plaats van in de
omgeving aanwezige functies en waarden;
d.
er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de
belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden.
4.5.1 Mantelzorg
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.1 voor het toestaan van mantelzorg in bestaande bijgebouwen bij een woning dan wel het toestaan van extra aan- of uitbouwen of vrijstaande bijgebouwen ten behoeve van mantelzorg, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
a.
de noodzaak van de mantelzorg dient te worden aangetoond met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of
andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur;
b.
de oppervlakte aan extra gebouwen bedraagt maximaal 75
m2 en de
bouwhoogte maximaal 3,5 m;
c.
er vindt geen onevenredige aantasting plaats van in de
omgeving aanwezige functies en
waarden;
d.
er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de
belangen van eigenaren en gebruikers
van omliggende gronden.
De voor 'Waarde - Archeologische verwachting middelhoog 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.
In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag alleen worden gebouwd ten behoeve van aanvullend of definitief archeologisch onderzoek.
5.3.1 Afwijking
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 5.2 ten behoeve van gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemmingen, mits is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;
Afwijking als bedoeld in artikel 5.3.1 is niet vereist, indien:
a.
op basis van aanvullend en/of definitief archeologisch
onderzoek is aangetoond dat op de
betrokken locatie geen behoudenswaardige archeologische relicten aanwezig zijn;
b.
het bouwplan betrekking heeft op wijziging of
vervanging van bestaande bebouwing,
waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en de bestaande fundering wordt benut;
c.
het nieuw te bebouwen oppervlak kleiner is dan 500 m2.
5.4.1
Omgevingsvergunningplichtige werken
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel
5.1
bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken
zijnde, of werkzaamheden uit te
voeren:
a.
het ophogen, egaliseren en ontginnen van gronden;
b. het bodemverlagen of
afgraven van gronden;
c. het uitvoeren van
grondbewerkingen dieper dan 0,5 m vanaf maaiveld;
d. het aanbrengen van
diepwortelende beplantingen;
e.
het aanleggen of verharden van wegen, rijwielpaden,
banen of parkeergelegenheden en het
aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
f.
het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse
transport- energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies.
Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 5.4.1 wordt slechts verleend, indien door de werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden, dan wel door de daarvan (direct of indirect) te verwachten gevolgen de archeologische waarden niet onevenredig (kunnen) worden geschaad.
Het in artikel 5.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing, indien:
a.
het gaat om onderhouds- en vervangingswerkzaamheden
van bestaande bestratingen en
beplantingen en werkzaamheden binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;
b.
er sprake is van bodemingrepen kleiner dan 500 m2 en niet dieper dan 0,5 m vanaf het
maaiveld;
c.
op basis van bureauonderzoek, inventariserend of
aanvullend archeologisch vooronderzoek is aangetoond dat op de betrokken
locatie geen behoudenswaardige
archeologische relicten aanwezig zijn;
d.
de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
1. reeds in uitvoering zijn op
het tijdstip van het van kracht worden van het
plan;
2.
mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende
omgevingsvergunning of een ontgrondingvergunning;
e.
de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden op
aanvullend of definitief
archeologisch onderzoek zijn gericht.
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor het verwijderen van de bestemming Waarde - Archeologische verwachting middelhoog 1, indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat dit mogelijk is
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand zijn gekomen meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.
In die gevallen dat de bestaande afstand van een bouwwerk tot enige op de verbeelding of in de regels aangegeven lijn dan wel tot een ander bouwwerk, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand is gekomen minder bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt die afstand in afwijking daarvan als minimaal toegestaan.
In die gevallen dat een bestaand bebouwingspercentage, dat in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand is gekomen, meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt dat bebouwingspercentage in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.
Onder gebruik in strijd met alle bestemmingen wordt in ieder geval verstaan:
a.
een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats
van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het
normale op de bestemming gerichte gebruik
en onderhoud;
b.
een gebruik van gronden als stallings- en/of
opslagplaats van één of meer aan het gebruik
onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een
zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
c.
een gebruik van gronden voor opslag van mest in
mestzakken of in andere opslagmiddelen, niet zijnde een bouwwerk, anders dan
als opslag voor normaal gebruik
binnen het agrarisch bouwvlak
d.
een gebruik van gronden en bouwwerken voor
(detail)handel, anders dan de regels van de
bestemmingen toestaan;
e.
een gebruik van gronden en bouwwerken voor een
seksinrichting dan wel ten behoeve
van prostitutie;
f.
een gebruik van gronden en bouwwerken voor
verblijfsrecreatie, anders dan de regels van
de bestemmingen toestaan;
g.
het gebruik van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten
behoeve van reclame-uitingen, anders
dan voor de eigen bedrijfsvoering of de verkoop van eigen producten;
h.
een gebruik van recreatiewoningen en stacaravans ten behoeve van
permanente bewoning.
De gronden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van de functie van de molen als werktuig en zijn waarde als landschapsbepalend element.
In afwijking van het bepaalde bij andere bestemmingen mogen:
a. binnen een afstand van 100 m
van de molen, bouwwerken niet worden gebouwd voor
zover de bouwhoogte hoger is dan de hoogte van het onderste punt van de
verticaal staande molenwiek;
b. binnen een afstand van 100 m
tot 400 m van de molen, bouwwerken niet worden gebouwd voor zover de bouwhoogte
hoger is dan de hoogte van het onderste punt van de verticaal staande molenwiek vermeerderd met 1/100 van de
afstand tussen het nieuw op te
richten bouwwerk en de molen.
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 9.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
a.
het ophogen van gronden hoger dan de hoogte die op grond van het
bepaalde in artikel
9.2 is toegestaan voor bouwwerken;
b. het aanleggen van bovengrondse
constructies, installaties en apparatuur met een hoogte die hoger is dan op
grond van het bepaalde in artikel 8.2 is toegestaan voor bouwwerken;
c. het aanplanten van bomen en/of
houtgewas en het aanbrengen van beplanting met een hoogte die hoger is dan op grond van het bepaalde in artikel
8.2 is toegestaan voor bouwwerken.
a.
een omgevingsvergunning wordt verleend
indien:
1. er sprake is van een
situatie waarin vrije windvang en het zicht op de molen al beperkt zijn door
bebouwing, zolang de vrije windvang en het zicht op de molen niet verder worden beperkt, óf:
2. zeker is gesteld dat de
belemmering van de windvang en het zicht op de molen door maatregelen elders in
de molenbeschermingszone worden gecompenseerd;
b. Een omgevingsvergunning als
bedoeld in artikel 9.4 wordt niet eerder verleend dan nadat advies is verkregen van de beheerder van de molen.
Geen omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 9.4 is nodig voor:
a. werken, geen bouwwerken
zijnde, of werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
b. werken, geen bouwwerken
zijnde, of werkzaamheden die op het moment van het van kracht worden van het
plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde
dan wel verleende omgevingsvergunning.
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
a.
in het plan genoemde goothoogten, bouwhoogten,
oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen, waarbij een
overschrijding is toegestaan tot maximaal 10%
van de goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en
afstandseisen;
b.
de regels en worden toegestaan dat bouwgrenzen worden
overschreden, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 2,5 m, en
deze noodzakelijk is in verband met
de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de
gronden en/of de bebouwing.
Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 10.1 onder a kan niet worden verleend ten behoeve van het vergroten van de inhoud van (bedrijfs)woningen;
Afwijking als bedoeld in artikel 10.1 is slechts toegestaan, mits:
a.
de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van
betrokken en nabijgelegen gronden
niet onevenredig worden geschaad;
b.
het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen
niet onevenredig worden geschaad.
1.
Een bouwwerk, dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het
bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden
krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze
afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
a.
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
b.
na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden
vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt
gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
2.
Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het eerste
lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een
bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
3.
Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar
bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd
zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder
begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
1.
Het gebruik van grond en bouwwerken, dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan
en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
2.
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld
in het eerst lid, te veranderen of
te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door
deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
3.
Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na de inwerkingtreding
van het plan voor een periode langer
dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten
of te laten hervatten.
4.
Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in
strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de
overgangsbepalingen van dat plan.
Deze regels worden aangehaald als Regels van het ‘Bestemmingsplan Molendijk 14, Puttershoek´.