Bestemmingsplan ‘Oud-Cromstrijensedijk OZ 129 Klaaswaal’

 

 

 

Regels

 

 

 

 

Planstatus: vastgesteld 16 februari 2021

 

 

 

Inhoudsopgave 

 

 

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1   Begrippen

Artikel 2   Wijze van meten

 

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3   Agrarisch

Artikel 4   Tuin

Artikel 5   Wonen

Artikel 6   Waterstaat - Waterkering

 

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 7   Anti-dubbeltelregel

Artikel 8   Algemene bouwregels

Artikel 9  Algemene afwijkingsregels

Artikel 10 Algemene gebruiksregels

 

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 11  Overgangsrecht

Artikel 12  Slotregel

 

 

 

 

 

 

 

Bijlage 1

Bijlage als bedoeld in artikel 5.2.3 van de regels

 

 

 

 

 

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

 

 

Artikel 1 Begrippen

 

In deze regels wordt verstaan onder:

 

1.1 plan

het bestemmingsplan ‘Oud Cromstrijensedijk OZ 129  Klaaswaal’ met identificatienummer NL.IMRO.1963.BPOCdijkOZ129KLW20-VG01 van de gemeente Hoeksche Waard;

 

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels;

 

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge dit bestemmingsplan de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

 

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

 

1.5 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarden in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit oude tijden;

 

1.6 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

 

1.7 bed & breakfast

het bieden van recreatief nachtverblijf, kortdurend, in de vorm van logies al dan niet met ontbijt, binnen oorspronkelijk voor een andere functie gebouwd (deel van een) hoofdgebouw, aanbouw en bijgebouw.

 

1.8 bedrijf

een onderneming gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen danwel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, beroepsmatige activiteiten in of bij een woning daaronder niet begrepen;

 

1.9 bedrijfsmatige activiteiten (in of bij een woning)

een dienstverlenend beroep, dat in of bij een woning door de bewoners wordt uitgeoefend, waarbij de woonfunctie als primaire functie blijft gehandhaafd en de activiteiten geen onevenredige afbreuk doen aan het woon- en leefmilieu in de directe omgeving.

 

1.10 beroepsmatige activiteiten (in of bij een woning)

het beroeps- of bedrijfsmatig verlenen van diensten op administratief, medisch, juridisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee naar de aard gelijk te stellen beroep dat door zijn aard en omvang zodanig is dat deze activiteiten in een woning kunnen worden uitgeoefend zodat de woonfunctie als primaire functie gehandhaafd blijft en de activiteiten geen onevenredige afbreuk doet aan het woon- en leefmilieu in de directe omgeving;

 

1.11 bestaand

 

1.12 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

 

1.13 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

 

1.14 bijgebouw

een aangebouwd of op zichzelf staand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

 

1.15 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

 

1.16 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

 

1.17 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

 

1.18 bouwperceelsgrens

de grens van een bouwperceel;

 

1.19 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

 

1.20 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

 

1.21 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen, verhuren en/of leveren aan personen, die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

 

 

1.22 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten aan het publiek, zoals een kapsalon, reisbureau, uitzendbureau, bankfiliaal, wasserette of apotheek, eventueel met  bijbehorend kantoor, magazijn of ambacht, zulks met uitzondering van garagebedrijf, horeca en seksinrichtingen;

 

1.23 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

 

1.24 hoofdgebouw

een gebouw dat, gelet op de functie, constructie en afmetingen, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;

 

1.25 mantelzorg

langdurige, intensieve niet georganiseerde zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt gegeven aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak door één of meer leden uit diens directe dan wel sociale omgeving, waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie;

 

1.26 peil

  1. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
  2. voor woningen die langs de dijk zijn gebouwd: de hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse van de hoofdtoegang van de bijbehorende woningen;
  3. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
  4. voor stacaravans: de bovenzijde beganegrondvloer;

 

1.27 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische/pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, een prostitutiebedrijf of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

 

1.28 uitbouw

een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw, dat door zijn constructie of afmetingen ondergeschikt is aan het hoofdgebouw, dat een vergroting van de bestaande ruimte in dat hoofdgebouw is en direct daarmee in open verbinding staat;

           

1.29 voorerf

het gedeelte van het erf wat is gelegen voor de voorgrens van het hoofdgebouw en wat grenst aan dan wel zich oriënteert op openbaar gebied;

 

1.30 voorgevel

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw, welke als belangrijkste is aan te merken en waarvan de gebouwen in hoofdzaak toegankelijk zijn;

 

1.31 woning

een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden;

 

 

Terug naar inhoudsopgave

 

 

Artikel 2 Wijze van meten

 

Bij de toepassing van de regels wordt als volgt gemeten:

 

2.1 afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst zijn.

 

2.2 bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

 

2.3 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.

 

2.4 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot/de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

 

2.5 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

 

2.6 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

 

 

 

Terug naar inhoudsopgave

 

 

Hoofdstuk 2               Bestemmingsregels

 

 

Artikel 3 Agrarisch

 

3.1.1 Algemeen

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. de volgende grondgebonden agrarische bedrijven:

1. akkerbouwbedrijven;

2. vollegrondstuinbouwbedrijven;

3. grondgebonden veehouderijen;

4. gemengde tuinbouwbedrijven;

5. bestaande bosbouwbedrijven;

6. fruitteeltbedrijven;

7. kleinfruitteeltbedrijven;

b. in afwijking van het bepaalde onder a intensieve veehouderij bij wijze van neventak van de bestaande bedrijfsvoering;

c. bedrijfswoningen;

d. wandel- en fietspaden;

e. water.

 

3.2 Bouwregels

Ten aanzien van de in lid 3.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat:

 

3.2.1 Gebouwen

a. gebouwen uitsluitend mogen worden gebouwd binnen het bouwvlak;

b. nieuwe bebouwing is uitsluitend toegestaan indien deze noodzakelijk en doelmatig is voor de bedrijfsvoering; burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van deze toetsing advies inwinnen bij de agrarisch deskundige; 

c. ter plaatse van de aanduiding 'relatie' de betrokken bouwvlakken dienen te worden beschouwd als één bouwvlak;

d. de gebouwen een goothoogte mogen hebben van maximaal 6 m, tenzij ter plaatse met de aanduiding 'maximale goothoogte' een andere goothoogte is aangegeven;

e. de gebouwen een bouwhoogte mogen hebben van maximaal 10 m, tenzij ter plaatse met de aanduiding 'maximale bouwhoogte' een andere bouwhoogte is aangegeven;

f. de oppervlakte van kassen binnen het bouwvlak niet meer mag bedragen dan 100 m2;

g. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw' zijn kassen en bijbehorende ketel- en stookhuizen toegestaan, waarbij in afwijking van het bepaalde onder a de kassen en bijbehorende ketel- en stookhuizen zowel binnen als buiten het bouwvlak mogen worden gebouwd; 

h. in afwijking van het bepaalde onder f bestaande kassen conform de bestaande maatvoering mogen worden gehandhaafd;

i. in afwijking van het bepaalde onder a de bestaande bebouwing buiten een bouwvlak ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - solitaire schuur' conform de bestaande maatvoering gehandhaafd mag blijven; 

j. in afwijking van het bepaalde onder a ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - opslag met kantinevoorziening' de bestaande bebouwing ten behoeve van opslag met kantinevoorziening conform de bestaande maatvoering gehandhaafd mag blijven;

k. per bouwvlak maximaal één bedrijfswoning is toegestaan;

l. in afwijking van het bepaalde onder k ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' het aantal bedrijfswoningen is toestaan zoals met de aanduiding is aangegeven;

m. in afwijking van het bepaalde onder k ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' geen bedrijfswoning is toegegaan;

n. de afstand van de bedrijfswoning tot de zijerfscheiding ten minste 3 m dient te bedragen tenzij de desbetreffende naastgelegen gronden de bestemming 'Agrarisch' hebben;

o. bij de bedrijfswoning bijgebouwen zijn toegestaan, waarvan de goothoogte maximaal 3 m mag bedragen.

 

 

3.2.2 Kleine gebouwen

ten aanzien van de in lid 3.1 bedoelde gronden de volgende bouwregels voor het bouwen van gebouwen, in de zin van kleine gebouwen, buiten het bouwvlak gelden:

a. de goothoogte van het gebouw mag niet meer bedragen 2,5 m;

b. de bouwhoogte van het gebouw niet meer mag bedragen dan 3,0 m;

c. de grondoppervlakte van het gebouw mag niet meer bedragen dan 50 m2.

 

3.2.3 Paardenbakken

ten aanzien van de lid 3.1bedoelde gronden de volgende bouwregels voor paardenbakken of stapmolens binnen het bouwvlak gelden:

a. maximaal 1 paardenbak of stapmolen ten behoeve van hobbymatige paardenhouderij bij een woning mag worden gerealiseerd, waarbij de paardenbak of stapmolen als volgt wordt gesitueerd:

1. achter hoofdgebouwen;

2. tenminste 20 m uit de rand van de weg;

3. tenminste 1,5 m uit de slootranden;

4. maximaal 50 m achter de bestaande, legale bebouwing binnen het bouwvlak;

5. op een afstand van minimaal 25 m van woningen van derden;

b. de omvang van de paardenbak niet meer bedraagt dan 20 m bij 40 m en de doorsnede van een stapmolen niet meer bedraagt dan 20 m;

c. de hoogte van een hek rondom een paardenbak of een stapmolen niet meer bedraagt dan 1,50 m.

 

3.3 Afwijken van de bouwregels

 

3.3.1 Paardenbakken buiten het bouwvlak

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2.3 ten behoeve van het bouwen van andere bouwwerken, voor wat betreft paardenbakken en/of stapmolens buiten het bouwvlak, onder de voorwaarde dat:

a. maximaal 1 paardenbak en/of stapmolen per bedrijfswoning of burgerwoning wordt gerealiseerd;

b. de paardenbakken en/of stapmolens binnen een afstand van 50 m van de bestaande legale bebouwing binnen het bouwvlak of woonperceel worden gerealiseerd; 

c. de paardenbakken en/of stapmolens op een afstand van minimaal 25 m van woningen van derden worden gerealiseerd; 

d. voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

1. indien de paardenbak of de stapmolen vanaf de weg zichtbaar is, afschermende beplanting wordt aangebracht;

2. de paardenbak of de stapmolen wordt voorzien van waterdoorlatend bodemmateriaal;

3. verlichting bij een paardenbak (of stapmolen) uitsluitend is toegestaan indien deze niet onevenredig storend is voor/in de omgeving en geen onevenredige hinder voor omwonenden veroorzaakt. Ten behoeve hiervan kunnen burgemeester en wethouders voorwaarden verbinden aan de verlichting;

4. geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende en overige nabij gelegen gronden en de zich daarop bevindende bouwwerken plaatsvindt.

 

 

Terug naar inhoudsopgave

 

 

Artikel 4 Tuin

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Tuin’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. bij woningen behorende tuinen,

b. onbebouwde erven,

c. toegangspaden en andere verhardingen;

d. parkeervoorzieningen;

e. water.

 

4.2 Bouwregels

Ten aanzien van de in lid 4.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat:

 

4.2.1 Gebouwen

a. gebouwen zijn niet toegestaan;

 

4.2.2 Andere bouwwerken

a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1,5 m;

b. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3 m.

 

4.3 Afwijken van de bouwregels

4.3.1 Hobbykassen en dierenverblijven

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2 ten behoeve van de bouw van hobbykassen en dierenverblijven, mits de bouwhoogte niet meer dan 3 m bedraagt en de oppervlakte van de gebouwen per tuin niet meer dan 10 m2 bedraagt.

 

4.3.2 Paardenbakken

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2 ten behoeve van het realiseren van (een deel van) paardenbakken of stapmolens, onder de voorwaarde dat:

a. maximaal 1 paardenbak of stapmolen ten behoeve van hobbymatige paardenhouderij bij een (bedrijfs)woning mag worden gerealiseerd, waarbij de paardenbak of stapmolen als volgt wordt gesitueerd:

b. de omvang van de paardenbak niet meer bedraagt dan 20 m bij 40 m en de doorsnede van een stapmolen niet meer bedraagt dan 20 m;

c. de hoogte van een hek rondom een paardenbak of een stapmolen niet meer bedraagt dan 1,50 m.

 

 

 

Terug naar inhoudsopgave

 

 

 

 

 

Artikel 5 Wonen

 

 

5.1 Bestemmingsomschrijving

5.1.1 Algemeen

De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. wonen:

b. beroepsmatige activiteiten;

c. aan de functie onder a en b gebonden parkeervoorzieningen.

 

5.2 Bouwregels

Ten aanzien van de in lid 5.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat:

 

5.2.1 Gebouwen

  1. per bestemmingsvlak mag ten hoogste één vrijstaande woning worden gebouwd;
  2. de afstand van een hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens dient tenminste 1 m te bedragen, tenzij de bestaande situatie reeds kleiner is, dan geldt deze kleinere afstand als de minimale afstand;
  3. de inhoud van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 750 m3;
  4. de goothoogte van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan 5 m, tenzij ter plaatste met de aanduiding 'maximale goothoogte' een afwijkende goothoogte is aangegeven;
  5. de bouwhoogte van hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan 8 m, tenzij ter plaatste met de aanduiding 'maximale bouwhoogte' een afwijkende bouwhoogte is aangegeven;
  6. per woonperceel zijn tot een gezamenlijke oppervlakte van 50 m2 bijgebouwen toegestaan, mits

1. 40% van het perceel onbebouwd blijft bij aaneengesloten hoofdgebouwen en 60% onbebouwd blijft bij vrijstaande hoofdgebouwen;

2. de goothoogte van bijgebouwen niet meer bedraagt dan 3 m;

3. de bouwhoogte van bijgebouwen niet meer bedraagt dan 6 m;

  1. in afwijking van het bepaalde in lid 4.2.1 onder f mag indien het woonperceel groter is dan 400 m2 tot 15% van de grotere oppervlakte extra aan bijgebouwen worden gebouwd tot een maximum van 100 m2.

 

 

5.2.2 Andere bouwwerken

ten aanzien van de lid 5.1 bedoelde gronden de volgende bouwregels voor andere bouwwerken gelden:

a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1,5 m;

b. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3 m.

 

5.2.3 Voorwaardelijke verplichting

Gebruik van gronden en gebouwen conform de bestemmingsomschrijving is enkel toegestaan indien de gebouwen zoals aangegeven in bijlage 1 van deze regels uiterlijk 6 maanden na onherroepelijk worden van dit bestemmingsplan zijn afgebroken en verwijderd blijven.

 

5.3 Afwijken van de bouwregels

5.3.1 Paardenbakken

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2 ten behoeve van het realiseren van (een deel van) paardenbakken of stapmolens, onder de voorwaarde dat:

a. maximaal 1 paardenbak of stapmolen ten behoeve van hobbymatige paardenhouderij bij een woning mag worden gerealiseerd, waarbij de paardenbak of stapmolen als volgt wordt gesitueerd:

1. achter het verlengde van de voorgevel;

2. tenminste 1,5 m uit de slootranden;

3. op een afstand van minimaal 25 m van woningen van derden;

b. de omvang van de paardenbak niet meer bedraagt dan 20 m bij 40 m en de doorsnede van een stapmolen niet meer bedraagt dan 20 m;

c. de hoogte van een hek rondom een paardenbak of een stapmolen niet meer bedraagt dan 1,50 m.

 

5.4 Specifieke gebruiksregels

Het gebruik van hoofdgebouwen en/of aangebouwde bijgebouwen als praktijkruimte voor beroepsmatige activiteiten is toegestaan, mits:

a. de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft, waarbij geldt dat de grondoppervlakte niet meer mag bedragen dan 35% van de woning met een maximum van 50 m2;

b. geen afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefmilieu in de omgeving;

c. in de omgeving geen onevenredige toename van verkeersbelasting optreedt;

d. er wordt voorzien in voldoende parkeerruimte op eigen terrein;

e. de beroepsmatige activiteiten geschieden door degene die op het perceel woonachtig is;

f. er, behoudens een beperkte kleinschalige verkoop in direct verband met de beroepsmatige activiteiten, geen detailhandelsactiviteiten plaatsvinden.

 

5.5 Afwijken van de gebruiksregels

5.5.1 Bedrijfsmatige activiteiten

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.4 voor het medegebruik van hoofdgebouwen en/of aangebouwde bijgebouwen ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten, mits:

a. de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft, waarbij geldt dat de grondoppervlakte niet meer mag bedragen dan 35% van de woning met een maximum van 50 m2;

b. geen afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefmilieu in de omgeving;

c. in de omgeving geen onevenredige toename van verkeersbelasting optreedt;

d. er wordt voorzien in voldoende parkeerruimte op eigen terrein;

e. de beroepsmatige activiteiten geschieden door degene die op het perceel woonachtig is;

f. er geen detailhandelsactiviteiten plaatsvinden;

g. er geen vergunningplichtige activiteiten op grond van de Wet milieubeheer mogen plaatsvinden.

 

5.5.2 Bed & breakfast

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.1 ten behoeve van bed & breakfast, onder de voorwaarde dat:

a. de hoofdfunctie wonen gehandhaafd blijft;

b. ten hoogste 4 kamers zijn toegestaan tot een oppervlakte van in totaal 100 m2, waar maximaal 10 gasten mogen verblijven;

c. de voorzieningen ten behoeve van de bed & breakfast binnen de bestaande bebouwing wordt gerealiseerd;

d. geen onevenredige nadelige gevolgen voor het woon- en leefklimaat van omwonenden en de bedrijfsvoering van omliggende bedrijven ontstaan;

e. geen sprake is van permanente bewoning.

 

5.5.3 Mantelzorg

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.1 ten behoeve van mantelzorg in bestaande aan-, uitbouwen of bijgebouwen bij een woning dan wel het toestaan van extra aan- of uitbouwen of vrijstaande bijgebouwen ten behoeve van mantelzorg, met in achtneming van de volgende voorwaarden:

a. de noodzaak van mantelzorg dient te worden aangetoond;

b. de oppervlakte aan extra gebouwen is maximaal 75 m², mits het perceel dat tot de woning behoort voor 50% onbebouwd blijft en de bouwhoogte maximaal 3.5 meter;

c. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van aanwezige functies en waarden in de omgeving, alsmede van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende erven.

 

 

Terug naar inhoudsopgave

 

 

 

 

 

Artikel 6 Waterstaat - Waterkering

 

6.1 Bestemmingsomschrijving

 

 

6.1.1

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor dijken en kaden met een waterkerende functie en de hierbij behorende voorzieningen en inrichtingsaspecten.

 

 

6.1.2

De belangen van de in lid 28.1.1 bedoelde dubbelbestemming zijn primair ten opzichte van de belangen van de andere daar voorkomende bestemmingen.

 

 

6.2 Bouwregels

 

6.2.1

Ten aanzien van de in lid 6.1 bedoelde dubbelbestemming gelden de volgende bouwregels:

a. gebouwen zijn niet toegestaan;

b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 5 m.

 

6.2.2

Ten aanzien van de in lid 6.1 bedoelde andere daar voorkomende bestemmingen gelden de volgende bouwregels:

a. bouwwerken zijn niet toegestaan.

 

6.3 Afwijken van de bouwregels

 

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2.2 voor het toestaan dat de in de andere daar voorkomende bestemming genoemde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, mogen worden gebouw conform de bestemmingsregels, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de waterkering. In het kader van het verzoek om afwijking zal door burgemeester en wethouders advies worden gevraagd aan de beheerder van de waterkering.

 

Terug naar inhoudsopgave

 

 

Hoofdstuk 3 Algemene regels

 

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

 

 

Artikel 8 Algemene bouwregels

 

8.1 Overschrijding bouwgrenzen

 

8.1.1 Toepassing

De bouwgrenzen mogen in afwijking van de op de verbeelding en hoofdstuk 2 uitsluitend worden overschreden door:

 

8.1.2 Afwijken

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.1.1 onder a tot ten hoogste 3 m.

 

8.2 Ondergronds bouwen

Ondergronds bouwen dient onder het hoofdgebouw plaats te vinden tot een diepte van ten hoogste 3 m.

 

8.3 Bestaande maten en bestaande andere maten

8.3.1

In die gevallen dat de afstanden van gebouwen en andere bouwwerken tot gronden met de bestemming Verkeer of de afstanden van gebouwen tot erfscheidingen, op de dag van terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder bedragen dan overeenkomstig het bepaalde in hoofdstuk 2 als minimum is voorgeschreven, mogen deze bestaande afstanden in afwijking van het bepaalde in hoofdstuk 2 als minimaal toelaatbaar worden aangehouden.

 

8.3.2

In die gevallen dat de inhoud van een woning of de oppervlakten van gebouwen op de dag van terinzagelegging van het ontwerp van het plan c.q. het moment van het van kracht worden van een wijzigingsbesluit meer bedragen dan overeenkomstig het bepaalde in hoofdstuk 2 als maximum is voorgeschreven, mogen deze bestaande maten in afwijking van het bepaalde in hoofdstuk 2 als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.

 

8.4 Voldoende parkeergelegenheid

  1. Een bouwwerk, waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, kan niet worden gebouwd wanneer op het bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt gehouden.
  2. Bij een omgevingsvergunning wordt aan de hand van op dat moment van toepassing zijnde beleidsregels bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid.
  3. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie.

 

 

Terug naar inhoudsopgave

 

 

 

Artikel 9 Algemene afwijkingsregels

 

9.1

Indien niet op grond van hoofdstuk 2 reeds bij omgevingsvergunning is afgeweken kunnen burgemeester en wethouders bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor:

a.         de bouw van niet voor bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut, zoals wachthuisjes, telefooncellen en naar aard en omvang daarmee gelijk te stellen bouwwerken, met uitzondering van verkooppunten voor motorbrandstoffen, mits deze bouwwerken geen grotere bouwhoogte dan 2,5 m en geen grotere oppervlakte dan 20 m3 hebben;

b.         de bouw van transformatorhuisjes, mits deze bouwwerken geen grotere bouwhoogte dan 3,5 m en geen grotere inhoud dan 50 m3 hebben;

c.         de bouw van straatmeubilair en andere bouwwerken, die om waterstaatkundige of verkeersredenen noodzakelijk zijn, zoals duikers of keermuren, mits de bouwhoogte niet meer dan 2,5 m bedraagt;

d.         de bouw van lantaarnpalen, vlaggenmasten en antennemasten, mits deze voorzieningen van gering horizontale afmetingen zijn en mits de bouwhoogte niet meer dan 15 m bedraagt;

e.         afwijkingen van bouwgrenzen en voorgeschreven maten (daaronder begrepen bebouwingspercentages) met ten hoogste 1,5 m respectievelijk 10%;

f.         afwijkingen van bouwgrenzen, voorzover zulks van belang is voor een ruimtelijk of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of voorzover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein, mits de afwijkingen niet meer bedragen dan 3 m.

 

9.2

Een omgevingsvergunning voor het afwijken mag slechts worden verleend, indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

 

9.3

Een omgevingsvergunning voor het afwijken mag niet worden verleend, indien hierdoor waarden van de gronden met de bestemming onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor herstel van die waarden onevenredig worden of kunnen worden verkleind.

 

9.4

Alvorens omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning voor het afwijken als bedoeld in 9.3 te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de adviseur inzake natuur en landschap.

 

 

Terug naar inhoudsopgave

 

 

 

Artikel 10 Algemene gebruiksregels

 

10.1

Het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming.

 

10.2

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:

a. onbebouwde gronden te gebruik of te laten gebruiken als:

b. zomerhuizen en stacaravans te gebruiken of laten gebruiken voor permanente bewoning;

c. gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken als seksinrichting met uitzondering van de gronden die blijkens de bestemming, de bestemmingsomschrijving en/of overige regels uitdrukkelijk zijn aangewezen voor een seksinrichting.

10.3

Onder strijdig gebruik wordt niet verstaan:

a. vormen van gebruik als bedoeld in lid 10.2, die verenigbaar zijn met het doel waarvoor de grond ingevolge de bestemming en deze regels mag worden gebruikt;

b. het opslaan van bouwmaterialen, puin en specie in verband met normaal onderhoud, dan wel ter verwezenlijking van de bestemming;

c. het uitoefenen van detailhandel, voor zover dit een normaal en ondergeschikt bestanddeel uitmaakt van de totale bedrijfsuitoefening, zoals ingevolge de bestemming en/of deze regels toegestaan, en de verkoop van goederen, gelet op de aard daarvan, geschiedt in rechtstreeks verband met de uitoefening van het bedrijf;

d. voor de stalling van ten hoogste een toercaravan binnen de gronden met de bestemming Tuin.

 

10.4

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.1 en lid 10.2, indien strikte toepassing van die bepalingen leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.

 

 

 

Terug naar inhoudsopgave

 

 

Hoofdstuk 4  Overgangs- en slotregels

 

Artikel 11 Overgangsrecht

11.1 Overgangsrecht bouwwerken

a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

b. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%.

c. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

11.2 Overgangsrecht gebruik

a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a. te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

c. Indien het gebruik, bedoeld onder a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

d. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

 

 

 

Artikel 12 Slotregel

 

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan ‘Oud-Cromstrijensedijk OZ 129 Klaaswaal’.

 

Terug naar inhoudsopgave

 

 

 

Bijlage 1

 

Bijlage als bedoeld in artikel 5.2.3 van de regels