Bestemmingsplan
‘Margrietstraat 4-6 Heinenoord’
Regels
Planstatus: vastgesteld 28 maart 2023
Inhoudsopgave
Artikel 5 Waarde – Archeologie
Artikel 8 Algemene ontheffingsregels
Artikel 9 Algemene gebruiksregels
Hoofdstuk 4
Overgangs- en slotregels
Bijlage bij de regels:
Bijlage 1: Beeldkwaliteitsplan (Roest Architectuur, 17
mei 2022, gew. maart 2023, nr. 01 47)
Bijlage 2: Staat van
bedrijfsactiviteiten
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan
het bestemmingsplan ‘Margrietstraat 4-6 Heinenoord’ met identificatienummer NL.IMRO.1963.BPMargrstr4HND22-VG01 van de gemeente Hoeksche Waard;
1.2 verbeelding
de analoge en digitale
voorstelling van de in het bestemmingsplan opgenomen digitale ruimtelijke
informatie;
1.3 verbeelding
de analoge en digitale
voorstelling van de in het bestemmingsplan opgenomen digitale ruimtelijk
informatie;
1.4 aanbouw
een gebouw dat als
afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe
verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en
dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.5
aanduiding
een geometrisch
bepaald vlak of figuur waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de
regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen
van deze gronden;
1.6 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding
indien het een vlak betreft;
1.7 aanduidingsvlak
een vlak met eenzelfde
aanduiding, begrensd door een aanduidingsgrens;
1.8 aangebouwde
woning
een woning die deel
uitmaakt van een aaneenbouwde rij van woningen;
1.9 aan huis
verbonden beroep
een beroep of het
beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch,
therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen
gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende
gebouwen, met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend;
1.10 aan huis
verbonden bedrijf
het beroepsmatig
verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid door
middel van handwerk, waarvan de omvang in een woning met bijbehorende gebouwen
past en waarbij de woonfunctie blijft behouden en dat niet krachtens een
milieuwet vergunning- of meldingplichtig is;
1.11 achtererf
gedeelte van het erf
dat aan de achterzijde van het gebouw is gelegen;
1.12ander-werk
een werk, geen
bouwwerk zijnde, of een werkzaamheid;
1.13 archeologische
deskundige
een deskundige met
betrekking tot archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester
en wethouders te stellen kwalificaties;
1.14 archeologische
waarde
de aan een gebied
toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende of te verwachten
archeologische relicten;
1.15 bebouwing
één of meer gebouwen
en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.16
bebouwingspercentage
een in de regels aangegeven
percentage, dat de grootte van het bouwvlak aangeeft, dat maximaal mag worden
bebouwd, tenzij in de regels anders is bepaald;
1.17 bestaand
1.18
bestemmingsgrens
een lijn, die de grens
vormt van een bestemmingsvlak;
1.24
bestemmingsvlak
een geometrisch
bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.19 bijgebouw
een op zichzelf
staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan
worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is
aan het hoofdgebouw;
1.20 bouwen
het plaatsen, het
geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van
een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of
veranderen en het vergroten van een standplaats;
1.21 bouwlaag
een doorlopend
gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte
liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane
grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
1.22 bouwgrens
een lijn, die de grens
vormt van een bouwvlak;
1.23 bouwperceel
een aaneengesloten
stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende
bebouwing is toegelaten;
1.24 bouwperceelsgrens
een grens van een
bouwperceel;
1.25 bouwvlak
een geometrisch
bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels
bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
1.26 bouwwerk
elke constructie van
enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of
indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of
op de grond;
1.27 detailhandel
het bedrijfsmatig te
koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen
en/of leveren van goederen aan personen die, die goederen kopen voor gebruik,
verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of
bedrijfsactiviteit;
1.28 (medische)
dienstverlening
bedrijf of instelling
waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van (medische) diensten aan
derden, waaronder zijn begrepen tandarts-, dokter en fysiotherapie praktijken
en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen;
1.29 erf
al dan niet bebouwd
perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in
feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voorzover dit bestemmingsplan deze inrichting niet
verbiedt;
1.30 erotisch
getinte vermaaksfunctie
een vermaaksfunctie,
welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen
van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en
een seksautomatenhal;
1.31 garage
bouwwerk dat bedoeld
is voor stallingsruimten voor vervoersmiddelen en de berging van niet voor
handel en distributie bestemde goederen;
1.32 gebouw
elk bouwwerk, dat een
voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden
omsloten ruimte vormt;
1.33 gebruiken
gebruiken, het doen gebruiken,
laten gebruiken en in gebruik geven;
1.34 hoofdgebouw
een gebouw dat, gelet
op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden
aangemerkt;
1.35 hoofdverblijf
de plaats waar een persoon
werkelijk verblijft, waar hij zijn zaken behartigt, de post ontvangt en zijn
eigendommen beheert.
1.36 (straat)peil
1.37 prostitutie
het zich beschikbaar
stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
1.38 seksinrichting
een voor het publiek
toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij
bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van
erotische/pornografische aard plaatsvinden, waaronder in ieder geval worden
verstaan een prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop,
een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in
combinatie met elkaar;
1.39 Staat van
bedrijfsactiviteiten
een als bijlage bij deze regels behorende en daarvan onderdeel
uitmakende lijst van bedrijven en instellingen;
1.40 uitbouw
een gebouw dat als
vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw
door de vorm kan worden onderscheiden van het hoofdgebouw en dat in
architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.41 uitvoeren
uitvoeren, het doen
uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven;
1.42 voorerf
gedeelte van een erf
dat aan de voorkant (voor de voorgevel) van het gebouw is gelegen;
1.43 voorgevel
de naar de weg
gekeerde gevel(s) van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan
één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die op het moment van terinzagelegging
van het ontwerp van het plan kennelijk als zodanig diende te worden aangemerkt,
dan wel de gevel naar die weg die volgens het straatnamenregister bepalend is
voor de adressering;
1.44 wijziging
een wijziging als
bedoeld in artikel 3.6 lid 1 sub a van de Wet ruimtelijke ordening;
1.45 woning
een complex van
ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk
huishouden;
1.46 zijerf
gedeelte van het erf
dat aan de zijkant van het gebouw is gelegen;
1.47 zijdelingse
perceelsgrens
een evenwijdig aan de
zijgevel van een hoofdgebouw liggende grens van het perceel.
2.1
Bij toepassing van
deze regels wordt als volgt gemeten:
de afstand tot de
zijdelingse bouwperceelsgrens
tussen de zijdelingse
grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die
afstand het kortst is;
de bouwhoogte van
een bouwwerk
vanaf het peil tot aan
het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met
uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en
naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
de dakhelling
langs het dakvlak ten
opzichte van het horizontale vlak;
de goothoogte van
een bouwwerk
vanaf het peil tot aan
de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk
te stellen constructiedeel;
de horizontale
diepte van een gebouw
de diepte van een
gebouw, gemeten loodrecht vanaf de gevel waaraan wordt gebouwd;
de inhoud van een
bouwwerk
tussen de onderzijde
van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de
scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
de oppervlakte van
een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de
scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het
afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
de oppervlakte van
een overkapping
tussen de buitenzijde
van de afdekking van de overkapping, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde
niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de overkapping;
verticale diepte
van een ondergronds bouwwerk
van het peil tot aan de
bovenzijde van de afgewerkte vloer van het ondergrondse (deel van het)
bouwwerk.
2.2
Bij toepassing van het
bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen, als
plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen,
schoorstenen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en
overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van
bouwgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.
2.3
Bij toepassing van deze
regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van een lijn en op de schaal waarin
het plan is vastgesteld.
3.1 bestemmingsomschrijving
De voor Tuin
aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen behorende bij de op de aangrenzende
gronden gelegen hoofdgebouwen, alsmede voor paden.
3.2 bouwregels
3.2.1
Op deze gronden mogen
ten behoeve van de bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en
overkappingen zijnde, worden gebouwd.
3.2.2
In afwijking van het
bepaalde in artikel 3.2.1 zijn gebouwen in de vorm van erkers bij de
hoofdgebouwen van de op de aangrenzende gronden gelegen woningen toegestaan,
mits:
3.2.3
Bouwhoogte van
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal
4.1 bestemmingsomschrijving
4.1.1
De voor Wonen aangewezen gronden zijn
bestemd voor:
met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, tuinen en erven.
4.1.2
Onder de uitoefening van aan huis verbonden
beroepen/bedrijven in samenhang met het wonen wordt verstaan het gebruik van
gedeelten van woningen ten behoeve van een aan huis verbonden
beroepen/bedrijven voorzover:
4.2 bouwregels
4.2.1
Hoofdgebouwen voldoen aan de volgende
kenmerken:
4.2.2
Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen
mogen binnen en buiten het bouwvlak worden gebouwd en voldoen aan de volgende
kenmerken:
4.2.3
Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen
zijnde maximaal:
4.2.4 Voorwaardelijke verplichting
met betrekking tot de beeldkwaliteit en duurzaamheid
dient voldaan te worden aan de het beeldkwaliteitsplan, dat als bijlage 1 bij deze regels is opgenomen.
4.3 Afwijking van de gebruiksregels
4.3.1
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd
omgevingsvergunning te verlenen om af te wijken van het bestemmingsplan voor
het vestigen van aan huis verbonden bedrijven in de categorie 2 van de bij dit
bestemmingsplan behorende Staat van bedrijfsactiviteiten;
4.3.2
Omgevingsvergunning als bedoeld in
artikel 4.3.1 kan slechts worden verleend, mits:
Artikel
5 Waarde - Archeologie
5.1 bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen
gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede
bestemd voor de bescherming en de veiligstelling van de te verwachten
archeologische waarden.
5.2 bouwregels
5.2.1
Op deze gronden mogen ten behoeve van de in
artikel 5.1 bedoelde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde,
worden gebouwd die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn.
5.2.2
Er mag uitsluitend worden gebouwd, indien
het bouwplan betrekking heeft op:
5.3 afwijken van de bouwregels
5.3.1
Bij omgevingsvergunning kan worden
afgeweken van het bepaalde in artikel 5.2.2, met inachtneming van de voor de
betrokken bestemming geldende (bouw)regels.
5.3.2
Een omgevingsvergunning, zoals bedoeld in
artikel 5.3.1, wordt in ieder geval verleend, indien de aanvrager van de
omgevingsvergunning voor het bouwen aan de hand van nader archeologisch
onderzoek heeft aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische
resten aanwezig zijn.
5.3.3
Een omgevingsvergunning, zoals bepaald in
artikel 5.3.1, wordt voorts verleend, indien:
5.4 omgevingsvergunning voor het
uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.4.1 Omgevingsvergunning te verwachten
archeologische waarden
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming
'Waarde - Archeologie' als bepaald in artikel 5.1 zonder of in afwijking van
een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of
werkzaamheden uit te voeren:
5.4.2 Weigering
Een omgevingsvergunning als bedoeld in
artikel 5.4.1 mag alleen en moet worden geweigerd indien door de
graafwerkzaamheden of grondbewerkingen, dan wel door de daarvan hetzij direct,
hetzij indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredig afbreuk wordt
gedaan aan de in de grond aanwezige archeologische waarden en hieraan door het
stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.
5.4.3 Advies
Alvorens te besluiten over de aanvraag van
een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel
5.4.1 wint het bevoegd gezag advies in van
de archeologisch deskundige.
5.4.4 Uitzonderingen
Een omgevingsvergunning als bedoeld in
artikel 5.4.1 is niet vereist voor:
5.4.5
De verboden, zoals in artikel 5.4.1
bedoeld, zijn niet van toepassing, indien de werken, geen bouwwerken zijnde, en
werkzaamheden:
5.4.6 Verlening
Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel
5.4.1 wordt in ieder geval verleend, indien de aanvrager van de
omgevingsvergunning aan de hand van nader archeologisch onderzoek heeft
aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische resten aanwezig
zijn.
5.4.7
Een omgevingsvergunning als bedoeld in
artikel 5.4.1 wordt voorts verleend, indien:
Grond die eenmaal in
aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is
gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere
bouwplannen buiten beschouwing.
7.1
In die gevallen dat de
bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud van bouwwerken, die
in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand zijn gekomen meer
bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is
toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud in
afwijking daarvan als maximaal toegestaan.
7.2
In die gevallen dat de
bestaande afstand tot enige op de verbeelding aangegeven lijn van bouwwerken,
die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand zijn gekomen
minder bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is
voorgeschreven, geldt die afstand in afwijking daarvan als minimaal toegestaan.
7.3
In die gevallen dat
een bestaand bebouwingspercentage, dat in overeenstemming met het bepaalde in
de Woningwet tot stand is gekomen, meer bedraagt dan in de bouwregels in
hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt dat bebouwingspercentage
in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.
Artikel 8 Algemene afwijkingregels
8.1
Burgemeester en wethouders kunnen omgevingsvergunning verlenen om af te
wijken van de regels ten aanzien van:
8.2
Omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 8.1 kan slechts worden
verleend, mits:
Artikel 9 Algemene gebruiksregels
9.1
Het is verboden de in
het plan begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken op
een wijze of tot een doel strijdig met de in het plan aan de grond gegeven
bestemming(en).
9.2
Onder verboden gebruik
als bedoeld in artikel 9.1 wordt in elk geval verstaan:
9.3 Parkeernormen
Het bevoegd gezag kan
pas een omgevingsvergunning verlenen voor nieuwbouw, uitbreiding of
functiewijziging van gebouwen en/of voorzieningen met inachtneming van het
volgende:
9.4
Burgemeester en
wethouders verlenen ontheffing van het in artikel 9.1 gestelde verbod,
indien strikte toepassing ervan zou leiden tot een beperking van het meest
doelmatige gebruik, dat niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Artikel
10 Overgangsrecht
10.1 Overgangsrecht
voor bouwwerken
10.2 Overgangsrecht
voor gebruik
Artikel 11
Slotregel
Deze regels worden
aangehaald als:
Regels van het
bestemmingsplan ‘Margrietstraat 4-6
Heinenoord’.