Bestemmingsplan

‘Havenstraat 3a en De Lane 5, Strijensas’

Gemeente Hoeksche Waard

 

 

Regels

 

Planstatus: november 2020

 

 

Inhoudsopgave 

 

 

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1    Begrippen

Artikel 2    Wijze van meten

 

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3    Tuin

Artikel 4    Wonen

Artikel 5    Waarde – Archeologie

 

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 6     Anti-dubbeltelregel

Artikel 7     Algemene bouwregels

Artikel 8     Specifieke gebruiksregels

Artikel 9     Algemene afwijkingsregels

Artikel 10   Algemene wijzigingsregels

 

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 11   Overgangsrecht

Artikel 12   Slotregel

 

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

 

 

Artikel 1 Begrippen

 

In deze regels wordt verstaan onder:

 

1.1 plan

Het bestemmingsplan Havenstraat 3a en De Lane 5, Strijensas’ met identificatienummer NL.IMRO.1963.BPLaneHstraat-VG01van de gemeente Hoeksche Waard;

 

1.2 bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels;

 

1.3 aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge dit bestemmingsplan regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

 

1.4 aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

 

1.5 aan- en uitbouw

Een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.

 

1.6 aan-huis-verbonden beroep

Een dienstverlenend beroep, dat in of bij een woning door de bewoner wordt

uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat

een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

 

1.7 antennedrager

Antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.

 

1.8 antenne-installatie

Installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan

niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende

bevestigingsconstructie.

 

1.9 archeologische waarde

De aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende

overblijfselen uit oude tijden.

 

1.10 archeologisch deskundige

Een door burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke deskundige of

commissie van deskundigen inzake archeologie.

 

1.11 bebouwing

Één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

 

1.12 bed & breakfast

een overnachtingsaccommodatie gericht op het bieden van een mogelijkheid voor toeristisch verblijf met  het serveren van ontbijt. Een bed&breakfast is gevestigd in een woonhuis of bijgebouw, wordt gerund  door de eigenaren van de betreffende woning en heeft maximaal 10 gasten.

 

1.13 bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak;

 

1.14 bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

 

1.15 bijbehorend bouwwerk

Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander  bouwwerk, met een dak.

 

1.16 bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

 

1.17 bouwgrens

De op de verbeelding blijkens een daarop voorkomende verklaring als zodanig

aangegeven lijn, welke bij het bouwen naar de wegzijde (voorgevelbouwgrens) of

naar de andere zijde van het bouwvlak (achtergevelbouwgrens) of zijdelings niet

mogen worden overschreden, behoudens overschrijdingen welke krachtens deze

regels zijn of kunnen worden toegestaan;

 

1.18 bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegestaan;

 

1.19 bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten tenzij in de regels anders is bepaald.;

 

1.20 bouwwerk

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

 

1.21 bijgebouw

Een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

 

1.22 detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

 

1.23 dienstverlening

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via

een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus,

kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren, internetwinkels en bankfilialen, zulks met uitzondering van horecabedrijven en seksinrichtingen;

 

1.24 gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

 

1.25 hoofdgebouw

Een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen als het

belangrijkste gebouw valt aan te merken;

 

1.26 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

Het in of bij de woning door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van

activiteiten, waarvoor geen melding- of vergunningplicht op grond van het Besluit omgevingsrecht geldt en waarbij de woning in overwegende mate

zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past.

 

1.27 mantelzorg

Intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond.

 

1.28 peil

a.         voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;

b.         in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.

 

1.29 Voorgevelrooilijn

langs een wegzijde met een regelmatige of nagenoeg regelmatige ligging van de voorgevels van de  bestaande bebouwing:

1.  de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn, welke, zoveel mogelijk aansluitend aan de  ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing, een zoveel mogelijk gelijkmatig beloop  van de rooilijn overeenkomstig de richting van de weg geeft;

 

b.  langs een wegzijde waarlangs geen bebouwing als onder a bedoeld aanwezig is en waarlangs mag  worden gebouwd:

1.  bij een wegbreedte van ten minste 10 meter, de lijn gelegen op 15 meter uit de as van de weg;

2.  bij een wegbreedte geringer dan 10 meter, de lijn gelegen op 10 meter uit de as van de weg.

 

                     

1.30 waterpeil

De hoogte van het water ten opzichte van NAP (Normaal Amsterdams Peil).

 

1.31 woning

Een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de zelfstandige huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

 

Terug naar inhoudsopgave

 

Artikel 2 Wijze van meten

 

Bij de toepassing van de regels wordt als volgt gemeten:

 

2.1 afstand

De afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst zijn.

 

2.2 bouwhoogte van een antenne-installatie

a. ingeval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het peil en het

hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie;

b. ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie:

tussen de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de

(schotel)antenne-installatie.

 

2.3 bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen

gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals

schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

 

2.4 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk

Tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.

 

2.5 goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot/de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

 

2.6 inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

 

2.7 oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

 

2.8 vloeroppervlakte

De gebruiksvloeroppervlakte volgens NEN 2580.

 

Terug naar inhoudsopgave

 

Hoofdstuk 2               Bestemmingsregels

 

 

Artikel 3  Tuin

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen bij de op de aangrenzende

gronden gelegen hoofdgebouwen.

 

3.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen

zijnde, worden gebouwd;

  1. ter plaatse van de aanduiding ‘bijgebouwen uitgesloten’ zijn geen bijgebouwen -ook geen vergunningsvrije- toegestaan;
  2. de gronden ter plaatse van de aanduiding ‘bijgebouwen uitgesloten’ dienen niet te worden beschouwd als erf in de zin van artikel 1 van bijlage II behorende bij het Besluit omgevingsrecht, zoals dat artikel luidt op het moment van de datum van inwerkingtreding van dit plan;
  3. de maximale bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen bedraagt:

1.      voor de voorevel: 1 m

2.      andere plaatsen: 2 m.

 

 

Terug naar inhoudsopgave

 

Artikel 4 Wonen

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. het wonen al dan niet in combinatie met aan-huis-gebonden beroepen en

kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;

 

  1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen-voormalig bedrijfscomplex': een voormalig bedrijfscomplex;

 

met daaraan ondergeschikt:

 

 

c.          ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voormalig bedrijfscomplex' de volgende niet-agrarische nevenfuncties:

    1. verkoop aan huis van streekeigen producten, voor zover het gebruiksoppervlak ten behoeve van de activiteit niet meer bedraagt dan 200 m²;
    2. wandel-, fiets- of ruiterpaden over het boerenland;
    3. boerengolf voor zover het gebruiksoppervlak van bebouwing ten behoeve van de activiteit niet meer bedraagt dan 200 m² en het gebruik van onbebouwde gronden niet meer bedraagt dan 20.000 m²;
    4. natuur- en milieueducatierondleidingen voor zover het gebruiksoppervlak van bebouwing ten behoeve van de activiteit niet meer bedraagt dan 100 m² en het gebruik van onbebouwde gronden niet meer bedraagt dan het gehele boerenland;

met de daarbij behorende:

 

  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  2. voorzieningen zoals erven, paden, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, tuinen

en water.

 

4.2 Bouwregels

 

4.2.1 Bouwmogelijkheden

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. op deze gronden mogen woningen met aan- en uitbouwen, bijgebouwen en

overkappingen en gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden

gebouwd;

  1. per bouwvlak is 1 woning toegestaan;
  2. de maximum inhoud van een woning bedraagt 650 m3;
  3. de maximale goothoogte van een woning bedraagt 6 m;
  4. de maximale bouwhoogte van een woning bedraagt 10 m;
  5. de minimale afstand van een woning tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt minimaal 2 m;
  6. de maximale oppervlakte van aan-, uit- en bijgebouwen en overkappingen (exclusief ondergrondse bouwlagen) bedraagt 75 m2;
  7. de maximale goothoogte van aan-, uit- en bijgebouwen en overkappingen bedraagt 3 m;
  8. de minimale afstand van een aan-, uit- en bijgebouwen en overkappingen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt minimaal 1 m;

j.          de maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde (met uitzondering

van erf- of  terreinafscheidingen) bedraagt 2 m;

  1. de maximale bouwhoogte van erf- of terreinafscheidingen bedraagt:

voor de voorgevel: 1 m

andere plaatsen: 2 m;

 

met dien verstande dat:

l. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen-voormalig bedrijfscomplex' het volgende geldt:

    1. het uitbreiden van bestaande bebouwing is in geen geval toegestaan;
    2. nieuwbouw is in geen geval toegestaan;
    3. de bouw van nieuwe woningen is in geen geval toegestaan;
    4. het gebruik van kassen is in geen geval toegestaan;
    5. van het bepaalde onder 2 kan worden afgeweken indien voormalige agrarische bedrijfsbebouwing wordt gesaneerd, met dien verstande dat het oppervlakte van de nieuw op te richten bebouwing maximaal 50% mag bedragen van de oppervlakte van de bebouwing die wordt afgebroken met een maximum van 200 m².

 

 

4.3 Afwijking van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen via het verlenen van omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2.1 sub c teneinde de maximale inhoudsmaat van woningen te vergroten, met inachtneming van het volgende:

a.    afwijken is uitsluitend van toepassing op gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van wonen-voormalig bedrijfscomplex':

b.    het vergroten van de inhoudsmaat is uitsluitend toegestaan indien de overschrijding het gevolg is van het bij de woning betrekken van een nog niet voor bewoning gebruikt gedeelte van een voormalige boerderij waarvan de huidige woning deel uitmaakt;

c.    het vergroten van de inhoudsmaat dient bij te dragen aan het behoud van typerende boerd4erijen.

 

4.4 Specifieke gebruiksregels

4.4.1 Voorwaardelijke verplichting

Het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken met de bestemming 'Wonen' op het perceel Havenstraat 3a is slechts toegestaan indien de woning en het bijbehorende erf worden gebouwd c.q. ingericht:

a. overeenkomstig het beeldkwaliteitsplan en het beplantingsplan (Wissing, februari 2020, nr. 0609) zoals deze als bijlage bij deze regels zijn gevoegd;

b. de landschappelijke inpassing duurzaam in stand wordt gehouden.

 

4.4.2 Aan huis gebonden beroepen en bedrijven

het vloeroppervlak ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten bedraagt ten hoogste 30% van het vloeroppervlak van de

betrokken woning met een maximum van 80 m² met inachtneming van het volgende:

1.    er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan het woon- en leefmilieu in de

omgeving;

2.    ten behoeve van de gewijzigde functie geen extra parkeergelegenheden

     noodzakelijk zijn;

3.    het gebruik heeft geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het

verkeer;

4.    er mag geen horeca of detailhandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte

verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van de bedrijfsmatige activiteiten;

5.    degene die de activiteiten verricht dient tevens de gebruiker van de eigenlijke

woning te zijn;

 

4.4.3        Overige gebruiksregels

 

  1. inwoning ten behoeve van mantelzorg is toegestaan;
  2. prostitutiebedrijven zijn niet toegestaan.
  3. opslag van goederen ten behoeve van neven en vervolgfuncties met een totale

stapelhoogte van meer dan 4 m is op onbebouwde gronden niet toegestaan;

  1. paardenbakken buiten het bouwvlak zijn niet toegestaan.

 

4.5 Afwijken van de gebruiksregels

 

4.5.1 Ten behoeve van nevenfuncties

 

Burgemeester en wethouders kunnen via het verlenen van omgevingsvergunning afwijken verlenen van het bepaalde in lid 4.1 ten behoeve van een of meer van de nevenfuncties ter plaatse gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van wonen-voormalig bedrijfscomplex', met inachtneming van het volgende:

a. afwijken kan voor de volgende nevenfuncties:

    1. paardenstalling (inclusief exploitatie paardenkoets)/paardenpension (inclusief paardenbak), voor zover het gebruiksoppervlak ten behoeve van de activiteit niet meer bedraagt dan 200 m² en het gebruik van onbebouwde gronden niet meer bedraagt dan 800 m²;
    2. kano- (roei of elektrisch), boot- of fietsenverhuur, voor zover het gebruiksoppervlak ten behoeve van de activiteit niet meer bedraagt dan 100 m² en het gebruik van onbebouwde gronden niet meer bedraagt dan 100 m²;
    3. theetuin, voor zover het gebruiksoppervlak ten behoeve van de activiteit niet meer bedraagt dan 50 m² en het gebruik van onbebouwde gronden niet meer bedraagt dan 100 m²;
    4. sociale functie (zorgboerderij, kinderopvang, resocialisatie), voor zover het gebruiksoppervlak ten behoeve van de activiteit (afhankelijk van al dan niet nachtverblijf) niet meer bedraagt dan 50-200 m²;
    5. windenergie, windturbines tot 15 m totale hoogte (inclusief wieken)  ), maximaal 1 per voormalig bedrijfscomplex;
    6. kinderboerderij, voor zover het gebruiksoppervlak ten behoeve van de activiteit niet meer bedraagt dan 100 m² en het gebruik van onbebouwde gronden niet meer bedraagt dan 1.500 m²;
    7. kampeerboerderij, voor zover het gebruiksoppervlak ten behoeve van de activiteit niet meer bedraagt dan 200 m²
    8. kleinschalig kamperen, voor zover het gebruiksoppervlak ten behoeve van de activiteit niet meer bedraagt dan 100 m², het aantal kampeereenheden niet meer bedraagt dan 25 en maximaal 0,5 ha van de onbebouwde gronden in gebruik is;
    9. survivalactiviteiten, excursiebedrijf; voor zover het gebruiksoppervlak ten behoeve van de activiteit niet meer bedraagt dan 100 m²;
    10. museum/tentoonstellingsruimte, voor zover het gebruiksoppervlak ten behoeve van de activiteit niet meer bedraagt dan 200 m²;
    11. dierenpension, hondenfokkerij, voor zover het gebruiksoppervlak ten behoeve van de activiteit niet meer bedraagt dan 200 m²;
    12. niet-agrarisch verwante detailhandel voor zover het gebruiksoppervlak ten behoeve van de activiteit niet meer bedraagt dan 200 m²;

 

b. de activiteiten dienen binnen het bouwvlak en binnen de bestaande bebouwing plaats te  vinden;

c. in aanvulling op het bepaalde in sub a en b geldt de nevenfuncties: survivalactiviteiten, excursiebedrijf en sociale functie (zorgboerderij, kinderopvang, resocialisatie) dat het gehele boerenland in gebruik mag worden genomen met dien verstande dat mogelijkheden op het boerenland ten behoeve van survivalactiviteiten en excursiebedrijf dienen beoordeeld te worden op de aspecten ecologie (verstoring), landschap en milieubeschermingsgebieden;

e. kleinschalig kamperen is alleen toegestaan in de periode 15 maart tot 1 november;

f. bij een combinatie van nevenfuncties mag het bebouwingsgebruiksoppervlak ten behoeve van de activiteiten niet meer bedragen dan 500 m²;

g. nevenfuncties dienen milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;

h. bestaande landschappelijke, cultuurhistorische- en natuurwaarden in de directe omgeving dienen niet onevenredig te worden aangetast;

i. door het verlenen van de omgevingsvergunning mogen de omliggende agrarische bedrijven niet onevenredig in hun bedrijfsvoering worden beperkt;

j. de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking van nevenfuncties dient in verhouding te staan tot de capaciteit van de betrokken wegen;

k. bij het inpassen van een niet-agrarische nevenfunctie dient, voor zover relevant, zorg te worden gedragen voor een goede landschappelijke inpassing;

l. parkeren dient binnen het bouwvlak plaats te vinden;

m. een verzoek om ontheffing ten behoeve van de nevenfunctie 'windenergie/windturbines' wordt ter toetsing voorgelegd aan een landschaps- en natuurdeskundige omtrent de vraag of aan het gestelde onder h wordt voldaan.

 

4.5.2 Ten behoeve van mantelzorg

Burgemeester en wethouders kunnen omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van het bepaalde in lid 4.1 ten behoeve van het creëren een zelfstandige woonvorm in een bijgebouw

of een niet via het hoofdgebouw toegankelijke aanbouw ten behoeve van mantelzorg,

met inachtneming van het volgende:

  1. er dient aantoonbaar sprake te zijn van een zorgbehoefte, welke van tijdelijke aard is;

per perceel blijft er sprake van 1 huishouding;

  1. indien de noodzaak van mantelzorg vervalt, dient het gebruik van het bijgebouw of

de niet via het hoofdgebouw toegankelijke aanbouw als afhankelijke woonruimte te

worden beëindigd;

  1. nieuwbouw ten behoeve van mantelzorg is toegestaan, mits het oppervlak aan

bijgebouwen binnen de bebouwingsregeling blijft zoals opgenomen in lid 4.2;

  1. het bijgebouw of de niet via het hoofdgebouw toegankelijke aanbouw in gebruik

voor mantelzorg mag geen extra of nieuwe zelfstandige woning vormen;

  1. het gebruik van een bijgebouw of de niet via het hoofdgebouw toegankelijke

aanbouw mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de omgeving;

  1. het bijgebouw of de niet via het hoofdgebouw toegankelijke aanbouw dient

milieuhygiënisch inpasbaar te zijn.

 

Terug naar inhoudsopgave

 

Artikel 5 Waarde – Archeologie 

 

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde – Archeologie' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere

aldaar geldende bestemming(en) - tevens bestemd voor de bescherming en veiligstelling

van archeologische waarden.

 

5.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  1. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 5.1 genoemde bestemming

uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een

bouwhoogte van ten hoogste 3 m;

  1. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag

     -met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende

(bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:

1.      de aanvrager van de bouwvergunning een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van

burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;

2.      de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de

bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden

voorkomen door aan de bouwvergunning regels te verbinden, gericht op het

behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen

dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische

deskundige;

  1. het bepaalde in dit lid onder b1 en b2 is niet van toepassing, indien het bouwplan

betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:

1.      vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en

waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;

2.      een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 500 m²;

3.      een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm en zonder

heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.

 

5.3 Aanlegvergunning

5.3.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie' zonder

of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders

de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden

uit te voeren:

  1. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte of hoogte dan 30 cm, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren,

ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;

  1. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van

voorwerpen;

  1. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  2. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  3. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van

daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

 

 

5.3.2 Uitzondering op het aanlegverbod

Het verbod van 5.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  1. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 5.2 in acht is genomen;
  2. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 500 m²;
  3. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  4. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.

 

5.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 5.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar,

indien de aanvrager van de omgevingsvergunning aan de hand van nader archeologisch

onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden

aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien:

  1. de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overlegd waarin de

archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van burgemeester

en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;

  1. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet

worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de

aanlegvergunning regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische

resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de

bouwactiviteiten door een archeologische deskundige.

 

5.3.4 Strafbaar feit

Overtreding van het verbod van lid 5.3.1 is een strafbaar feit, zoals bedoeld in artikel

1a van de Wet op de economische delicten.

 

Terug naar inhoudsopgave

 

Hoofdstuk 3 Algemene regels

 

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

Artikel 7 Algemene bouwregels

 

7.1  Toegelaten bouwwerken met afwijkende maten

  1. Voor een bouwwerk, dat krachtens een bouwvergunning op het tijdstip van

inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel

gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten,

maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen

afwijken van de maatvoeringbepalingen in de bouwregels van de betreffende

bestemming, geldt dat:

                                                              i.     bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;

                                                            ii.     bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden.

b.        Ingeval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de

herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.

c.         Op een bouwwerk zoals bedoeld in sub a, is het Overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van toepassing.

 

 

7.2 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van

aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door:

  1. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen,

hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de

overschrijding ten hoogste 2,5 m bedraagt;

  1. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding ten hoogste 2 m

bedraagt;

  1. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten

hoogste 1,5 m bedraagt.

 

7.3 Ondergronds bouwen

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze regels

opgenomen afwijkingen, de volgende regels:

  1. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen de buitenwerkse

gevelvlakken van een bovengronds hoofdgebouw;

  1. de ondergrondse bouwdiepte bedraagt maximaal 3,5 m onder peil.

 

 

7.4 Voldoende parkeergelegenheid

  1. Een bouwwerk, waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, kan niet worden gebouwd wanneer op het bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt gehouden.
  2. Bij een omgevingsvergunning wordt aan de hand van de parkeernormen zoals opgenomen in de CROW publicatie 317 ‘kencijfers parkeren en verkeersgeneratie oktober 2012’ bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid. 
  3. in afwijking van het bepaalde onder b dient, indien na het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan een actuelere versie van de CROW-publicatie 317 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie' (oktober 2012) is vastgesteld, de actuelere versie van de CROW-publicatie 317 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie' (oktober 2012) aangehouden te worden.
  4. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie.

 

 

Terug naar inhoudsopgave

 

Artikel 8 Specifieke gebruiksregels

 

a.         Het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige of afhankelijke woonruimte is niet

toegestaan.

 

b.        Bed&breakfast in en bij woningen is toegestaan onder de volgende voorwaarden:

bed&breakfast is een nevenfunctie bij het wonen, een agrarisch bedrijf of daarmee gelijk te stellen  functie;

• de hoofdfunctie wonen blijft gehandhaafd;

bed&breakfast is voor wat betreft activiteit, omvang en schaalgrootte niet te vergelijken met een  pension of hotel;

• het betreft een logiesaccommodatie voor maximaal 10 personen en bestaande uit maximaal 7  kamers;

• de voorziening wordt in de bestaande bebouwing gerealiseerd;

• de accommodatie mag niet functioneren als zelfstandige wooneenheid.

 

Terug naar inhoudsopgave

 

Artikel 9 Algemene afwijkingsregels

 

1.             Burgemeester en wethouders kunnen – tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds kan worden afgeweken – bij omgevingsvergunning afwijken van de planregels voor:

a.    afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;

b.    overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

 

Omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende

gronden en bouwwerken.

 

2.                  Kleinschalige horeca  

 

  1. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in hoofdstuk 2 ten behoeve van  kleinschalige horeca, onder de volgende voorwaarden:
  2. horeca is uitsluitend toegestaan bij wijze van nevenfunctie;
  3. horeca is uitsluitend toegestaan in ten hoogste categorie 1b van de Staat van Horeca-activiteiten  (bijlage 1);
  4. de bedrijfsvloeroppervlakte van de horecafunctie (inclusief een terras) bedraagt ten hoogste 250  m²; 
  5. horeca, met uitzondering van een terras, is uitsluitend toegestaan in bestaande gebouwen.  Nieuwbouw of uitbreiding van bestaande gebouwen ten behoeve van horeca is niet toegestaan;
  6. er is een planschaderisico gesloten tussen initiatiefnemer en gemeente;
  7. er is geen sprake van milieuhygiënische belemmeringen.

 

Terug naar inhoudsopgave

 

Artikel 10 Algemene wijzigingsregels

 

10.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders zijn overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, eerste lid onderdeel a van de Wet ruimtelijke ordening bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

 

 

Terug naar inhoudsopgave

 

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

 

Artikel 11 Overgangsrecht

11.1 Overgangsrecht bouwwerken

a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of  

    veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen

    twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

b. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%.

c. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

11.2 Overgangsrecht gebruik

a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a. te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

c. Indien het gebruik, bedoeld onder a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

d. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

 

Artikel 12 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan “Havenstraat 3a en De Lane 5, Strijensas” .

 

Terug naar inhoudsopgave