Bestemmingsplan
‘herziening bestemmingsplan Dorp Klaaswaal 2013 locatie Oud-Cromstrijensedijk
WZ 15 Klaaswaal’
Regels
Planstatus: vastgesteld 22
september 2020
Inhoudsopgave
Hoofdstuk
1 Inleidende regels
Artikel 1
Begrippen
Artikel 2
Wijze van meten
Hoofdstuk
2 Bestemmingsregels
Artikel
3 Tuin
Artikel 4
Wonen
Artikel
5 Waarde -Archeologische verwachtingswaarde middelhoog
Artikel
6 Waterstaat - Waterkering
Hoofdstuk
3 Algemene regels
Artikel 7
Anti-dubbeltelregel
Artikel 8
Algemene bouwregels
Artikel
9 Algemene gebruiksregels
Artikel 10
Algemene afwijkingsregels
Artikel 11
Algemene wijzigingsregels
Hoofdstuk
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 12
Overgangsrecht
Artikel 13
Slotregel
Hoofdstuk
1 Inleidende regels
Artikel
1 Begrippen
1.1 plan
Het
bestemmingsplan ‘herziening bestemmingsplan Dorp Klaaswaal 2013 locatie Oud-Cromstrijensedijk WZ 15 Klaaswaal’ met identificatienummer
NL.IMRO.1963.BPKWOCdijkWZ15-VG01 van de gemeente Hoeksche Waard.
1.2 bestemmingsplan
De
geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels (en eventuele
bijlagen).
1.3 aanduiding
Een
geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid,
waarvoor ingevolge dit bestemmingsplan regels worden gesteld ten aanzien van
het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens
De grens van
een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 aan- en uitbouw
een aan een
hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van
het hoofdgebouw.
1.6 aan-huis-verbonden beroep
Een
dienstverlenend beroep, dat in een woning of de daarbij behorende bijgebouwen
wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie
behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met
de woonfunctie.
1.7 achtererf
De gronden
die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn achter de achtergevel van het
hoofdgebouw of achter een denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan.
1.8 bebouwing
Een of meer
gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.9 bedrijf
Een
onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren of
inzamelen van goederen danwel bedrijfsmatig verlenen van diensten, alsmede
verhuur, opslag en distributie van goederen.
1.10 bed & breakfast
Het bieden
van recreatief nachtverblijf, kortdurend, in de vorm van logies al dan niet met
ontbijt, binnen oorspronkelijk voor een andere functie gebouwd (deel van een)
hoofdgebouw, aanbouw en bijgebouw.
1.11 bestemmingsgrens
De grens van
een bestemmingsvlak.
1.12 bestemmingsvlak
Een geometrisch
bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.13 bevoegd gezag
Bevoegd
gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.14 bouwen
Het
plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het
vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten,
vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.15 bouwgrens
De grens van
een bouwvlak.
1.16 bouwhoogte van een
bouwwerk
Vanaf het
peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw
zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen,
antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
1.17 bouwperceel
Een
aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij
elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.18 bouwperceelgrens
Een grens
van een bouwperceel.
1.19 bouwvlak
Een
geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de
regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.20 bouwwerk
Elke
constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die
hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of
indirect steun vindt in of op de grond.
1.21 bijgebouw
Een
vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan
een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.
1.22 detailhandel
Het
bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop,
het verkopen en/of leveren van goederen aan personen, die die goederen kopen
voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een
beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.23 dienstverlening
Het
bedrijfsmatig verlenen van diensten aan het publiek, zoals een kapsalon,
reisbureau, uitzendbureau, bankfiliaal, wasserette of apotheek, eventueel metbijbehorend kantoor, magazijn of ambacht, zulks met
uitzondering van horecabedrijven en seksinrichtingen.
1.24 gebouw
Elk
bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk
met wanden omsloten ruimte vormt.
1.25 hoofdgebouw
Een gebouw,
dat op een bouwperceel door zijn functie, constructie of afmetingen als het
belangrijkste gebouw valt aan te merken.
1.26 kantoor
Een ruimte
welke door haar indeling en inrichting is bestemd om uitsluitend te worden
gebruikt voor administratieve en daarmee gelijk te stellen werkzaamheden.
1.27 kleinschalige
bedrijfsmatige activiteiten
Activiteiten
die in een woning door een bewoner op bedrijfsmatige wijze worden uitgeoefend,
voor zover sprake is van een inrichting type A, zoals bedoeld in het Besluit
algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit) waarbij de
woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke
uitstraling die daarbij past.
1.28 ondergeschikte
detailhandel
Een
detailhandelsfunctie met een maximum van 20% van de bedrijfsoppervlakte.
1.29 overkapping
Een bouwwerk, geen gebouw
zijnde, voorzien van een gesloten dak.
1.30 Peil
a.
voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg
grenzen: de hoogte van die weg;
- in
andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde
hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld, of als er sprake is van
een bestaand gebouw, de hoogte ter plaatse van de hoofdtoegang.
1.31
seksinrichting
De voor het publiek
toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij
bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van
erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in
elk geval verstaan een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een
parenclub, een prostitutiebedrijf of een erotische massagesalon, al dan niet in
combinatie met elkaar.
1.32 voorgevel
De gevel van
het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als
belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.
1.33 voorgevellijn
De naar de
dichtstbijzijnde weg gekeerde grens van het bouwvlak.
1.34 woning
Een complex
van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk
huishouden.
1.35 zijerf
De gronden die behoren bij het
hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van dat hoofdgebouw tussen de
denkbeeldige lijnen in het verlengde van de voor- en achtergevel.
Terug naar inhoudsopgave
Artikel
2 Wijze van meten
Bij de toepassing van de regels wordt als volgt gemeten:
2.1 afstand
De afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand
van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het
kleinst zijn.
2.2 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk
Tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels
en het hart van de scheidsmuren.
2.3 goothoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot/de
druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.4 inhoud van een bouwwerk
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de
buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de
buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.5 oppervlakte van een bouwwerk
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de
scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het
afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
Terug naar inhoudsopgave
Hoofdstuk
2
Bestemmingsregels
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor
'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- tuinen
bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
3.2 Bouwregels
Op deze
gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
3.2.1
Gebouwen
- het
gezamenlijk grondoppervlak van gebouwen bedraagt ten hoogste 50 m² per
perceel;
- de
bebouwing en de mogelijkheden daartoe op gronden met een andere
bestemming, behorende tot hetzelfde perceel, blijven buiten beschouwing
voor het bepaalde onder a;
- de
goothoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste 3 m;
3.2.2
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
- de
bouwhoogte van erfafscheidingen op gronden voor de naar de weg gekeerde
gevel bedraagt ten hoogste 1 m;
- de
bouwhoogte van erfafscheidingen elders bedraagt ten hoogste 2 m;
- de
bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten
hoogste 5 m;
- de
oppervlakte van paardenbakken bedraagt ten hoogste 800 m².
3.3 Afwijkingsbevoegdheid
Het bevoegd
gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 3.1 om paardenbakken en stapmolens toe te
staan, met dien verstande dat:
- gesitueerd
achter het hoofdgebouw, waarbij de volgende afstanden in acht worden
genomen:
- ten
minste 20 m uit de rand van een weg;
- ten
minste 1,5 m uit de rand van een sloot;
- ten
minste 25 m tot de woningen van derden;
- de
omvang van een paardenbak bedraagt ten hoogste 20 m bij 40 m;
- de
doorsnede van een stapmolen bedraagt ten hoogste 20 m;
- de hoogte van een hek rondom een paardenbak bedraagt ten
hoogste 1,5 m.
Terug naar inhoudsopgave
Artikel 4 Wonen
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor
'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- het
wonen daaronder begrepen aan-huis-verbonden beroep;
- bij
deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, nutsvoorzieningen,
parkeervoorzieningen, tuinen en water.
4.2 Bouwregels
Op deze
gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
4.2.1
Hoofdgebouwen
- gebouwen
worden binnen het bouwvlak gebouwd;
- het
aantal woningen per bestemmingsvlak mag niet meer bedragen dan het aantal
dat bij de maatvoeringsaanduiding ‘maximaal
aantal wooneenheden’ aangegeven;
- de
afstand van hoofdgebouwen tot de voorste perceelsgrens bedraagt minimaal 3
m en maximaal 5 m, waarbij geldt dat het bouwen op een grotere afstand is
toegestaan als de voorste bestemminggrens Wonen
op een grotere afstand van de voorste perceelsgrens is gelegen, het
hoofdgebouw dient dan wel in de voorste bestemminggrens
gebouwd te worden;
- de
afstand van hoofdgebouwen tot de achterste perceelsgrens bedraagt minimaal
8 m;
- de
diepte van hoofdgebouwen bedraagt ten hoogste 15 m;
- de
afstand van hoofdgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt:
- voor
aaneen gebouwde woningen: 1 m;
- voor
vrijstaande woningen: 3 m;
- van
aaneengebouwde hoofdgebouwen mag de voorgevel niet naar voren liggen ten
opzichte van de voorgevel van het aangrenzende hoofdgebouw;
- van
aaneengebouwde hoofdgebouwen mag de achtergevel niet meer dan 2,5 m naar
achteren liggen ten opzichte van de achtergevel van aangrenzende
hoofdgebouwen;
- indien
geen goothoogte is aangegeven dan bedraagt de goothoogte ten hoogste 6 m;
4.2.2
Aan- en uitbouwen en bijgebouwen
- aan-
en uitbouwen en bijgebouwen mogen alleen aan achterzijde of zijkant van
het hoofdgebouw gebouwd worden;
- aan-
en uitbouwen en bijgebouwen worden ten minste 2,5 m achter de voorgevel
van het hoofdgebouw gebouwd;
- het
gezamenlijk oppervlak aan- en uitbouwen en bijgebouwen bedraagt ten
hoogste 50% van het zij- en achtererf met een maximum van 75 m²;
- de
bouwhoogte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen, carports en andere
overkappingen bedraagt ten hoogste 3 m;
- indien
aan- en uitbouwen en bijgebouwen niet in de zijdelingse perceelsgrens
en/of op twee aangrenzende percelen niet aaneen gebouwd worden, bedraagt
de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens ten minste 1 m;
- de
diepte van aan- en uitbouwen, gemeten vanuit de gevel van het hoofdgebouw
waaraan de aan- of uitbouw wordt gebouwd, bedraagt ten hoogste 4 m;
4.2.3
Bouwwerken geen gebouwen zijnde
- de
bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m;
- de
bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten
hoogste 3 m.
4.3 Specifieke gebruiksregel
4.3.1
Strijdig gebruik
Tot een
gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- het
gebruik van bijgebouwen voor bewoning;
- het
gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
- het
storten of het lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare
afvalstoffen;
- het
opslaan van gerede of ongerede goederen, zoals vaten, kisten,
bouwmaterialen, voer- en vaartuigen, werktuigen, machines of onderdelen
hiervan;
- het
plaatsen of geplaatst houden van onderkomens.
4.3.2
Aan-huis-verbonden beroep
Het gebruik
van de woning voor aan-huis-verbonden beroep is toegestaan, onder de voorwaarde
dat:
- de
woonfunctie in overwegende mate blijft gehandhaafd, waarbij geldt dat de
grondoppervlakte niet meer mag bedragen dan 35% van de woning met een
maximum van 50 m²;
- geen
afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefmilieu in de omgeving;
- in
de omgeving geen onevenredige toename van de verkeersbelasting optreedt;
- er
wordt voorzien in voldoende parkeerruimte op eigen terrein;
- de
beroepsmatige activiteiten geschieden door degene die op het perceel
woonachtig is;
- er,
behoudens een beperkte kleinschalige verkoop in direct verband met de
beroepsmatige activiteiten, geen detailhandelsactiviteiten plaatsvinden;
- het
gebruik geen bedrijvigheid is die op grond van de Wet milieubeheer
vergunning- of meldingsplichtig is, tenzij het
gebruik de woonfunctie op zichzelf en in relatie tot de omgeving niet
aantast.
4.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd
gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
- lid 4.2.1 onder c om een kleinere afstand
dan 3 m toe te staan;
- lid 4.2.1 onder c indien het gewenst is om
de ligging van de voorgevel af te stemmen op de ligging van voorgevels op
aangrenzende percelen, waarbij de afstand van de voorgevel tot de voorste
bestemmingsgrens ten hoogste 10 m bedraagt;
- in
lid 4.2.1 onder g en h om de realisering
van een bouwplan voor aaneengebouwde woningen, die als één blok met
verspringende voor- en/of achtergevels gerealiseerd worden, mogelijk te maken;
- in
lid 4.2.2 onder a en b om aan- en
uitbouwen, bijgebouwen en carports aan de voorzijde van woningen mogelijk
te maken, waarbij geldt dat:
- de
gezamenlijk breedte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en carports
bedraagt ten hoogste 60% van de voorgevelbreedte van de woning;
- er
dient op eigen erf voldoende opstelruimte te zijn voor ten minste één
auto voor de ingang van garages;
- lid 4.2.2 onder b om een aan- of uitbouw of
bijgebouw op een kortere afstand dan 2,5 m dan wel op één lijn ten
opzichte van de voorgevel van het hoofdgebouw mogelijk te maken;
- lid 4.2.2 d en e voor een hogere bouwhoogte
van aan- en uitbouwen en bijgebouwen tot 6 m, mits wordt aangetoond dat er
geen onevenredige hinder wordt veroorzaakt voor omwonenden (schaduwwerking
en/of privacyaantasting);
- lid 4.2.2 onder f om aan- en uitbouwen en
bijgebouwen op te richten op een afstand van minder dan 1 m uit de
zijdelingse perceelsgrens;
4.5 Afwijken van de
gebruiksregels
4.5.1
Kleinschalig bedrijfsmatige activiteiten
Het bevoegd
gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.1 voor
het toestaan van kleinschalig bedrijfsmatige activiteiten, onder de voorwaarde
dat:
- de
woonfunctie in overwegende mate blijft gehandhaafd, waarbij geldt dat de
grondoppervlakte niet meer mag bedragen dan 35% van de woning met een
maximum van 50 m²;
- geen
afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefmilieu in de omgeving;
- in
de omgeving geen onevenredige toename van de verkeersbelasting optreedt;
- er
wordt voorzien in voldoende parkeerruimte op eigen terrein;
- de
bedrijfsmatige activiteiten geschieden door degene die op het perceel
woonachtig is;
- er
geen detailhandelsactiviteiten plaatsvinden.
4.5.2
Mantelzorg
Het bevoegd
gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.1 voor
het toestaan van mantelzorg in bestaande aan- / uitbouwen of bijgebouwen bij
een woning dan wel het toestaan van extra aan- of uitbouwen of vrijstaande
bijgebouwen ten behoeve van mantelzorg, met in achtneming van de volgende
voorwaarden:
- de
noodzaak van mantelzorg dient te worden aangetoond;
- de
oppervlakte aan extra gebouwen bedraagt ten hoogste 75 m², mits het
perceel dat tot de woning behoort voor 40% onbebouwd blijft en met een
bouwhoogte van ten hoogste 3,5 m;
- geen
onevenredige aantasting plaatsvindt van aanwezige functies en waarden in
de omgeving, alsmede van de belangen van eigenaren en gebruikers van
omliggende erven.
4.5.3
Bed & breakfast
Het bevoegd
gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.1 ten
behoeve van bed & breakfast in bestaande bebouwing, onder de voorwaarde
dat:
- de
hoofdfunctie wonen gehandhaafd blijft;
- ten
hoogste 4 kamers zijn toegestaan met een maximum totaaloppervlak van 100
m², waar maximaal 10 gasten mogen verblijven;
- de
voorzieningen ten behoeve van de bed & breakfast binnen de bestaande
bebouwing wordt gerealiseerd;
- geen
onevenredige nadelige gevolgen voor het woon- en leefklimaat van
omwonenden en de bedrijfsvoering van omliggende bedrijven ontstaan;
- geen
sprake is van permanente bewoning.
Terug naar inhoudsopgave
Artikel 5 Waarde –
Archeologische verwachting middelhoog
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde -
Archeologische verwachting middelhoog’ aangewezen gronden zijn,
behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor behoud van
de aan de gronden eigen zijnde archeologische waarden.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Rapport archeologisch deskundige
In het belang van de archeologische monumentenzorg dient
de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen uiterlijk ten tijde
van het indienen van de aanvraag omgevingsvergunning een rapport aan het
bevoegd gezag te overleggen van een archeologisch deskundige waarin de
archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden
verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is
vastgesteld. Deze bepaling heeft uitsluitend betrekking op aanvragen om een
omgevingsvergunning voor het bouwen van bouwwerken (waaronder begrepen het
heien van heipalen en het slaan van damwanden) die groter zijn dan de
oppervlakte- en dieptematen welke genoemd zijn in 5.3.1.
5.2.2 Mogelijke voorwaarden te verbinden aan
omgevingsvergunning voor het bouwen
Het bevoegd gezag kan in het belang van de archeologische
monumentenzorg aan een omgevingsvergunning voor het bouwen de volgende regels
verbinden:
a. de verplichting
tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten
in de bodem kunnen worden behouden;
b. de verplichting
tot het doen van archeologisch onderzoek;
c. de verplichting
de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een
archeologisch deskundige.
5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk,
geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.3.1 Verbod
In het belang van de archeologische monumentenzorg is het
verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke omgevingsvergunning voor
het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden van het
bevoegd gezag de hierna onder 5.3.2 genoemde werken, geen bouwwerken zijnde, of
werkzaamheden uit te voeren of te doen c.q. te laten uitvoeren die dieper
reiken dan 0.3 m beneden maaiveld en die tevens een oppervlakte groter dan 500
m² beslaan.
5.3.2
Het vergunningsvereiste betreft de volgende
werken c.q. werkzaamheden
a. grondbewerkingen
(van welke aard dan ook);
b. het aanbrengen
van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
c. het indrijven van
voorwerpen in de bodem;
d. het wijzigen van
het maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, afgraven;
e. het ingraven van
ondergrondse kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies e.d.;
f. het
aanleggen van waterlopen of het vergraven van bestaande waterlopen.
5.3.3 Uitgezonderde werkzaamheden
Het vergunningvereiste geldt niet voor werken (geen
bouwwerken zijnde) of voor werkzaamheden gericht op het normale onderhoud en
beheer van de betreffende gronden, niet voor bedoelde activiteiten welke in
uitvoering waren ten tijde van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan en
evenmin voor bestaande weg- en leidingcunetten.
5.3.4 Vergunning
Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van de werkzaamheden
wordt verleend nadat de aanvrager een rapport aan het bevoegd gezag heeft
overlegd van een archeologisch deskundige waarin de archeologische waarde van
het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van
burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
5.3.5 Mogelijke voorwaarden te verbinden aan vergunning
Aan een omgevingsvergunning kunnen de volgende regels
worden verbonden:
a. de verplichting
tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische
monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
b. k. de verplichting tot het doen van
archeologisch onderzoek;
c. l. de verplichting de activiteit die
tot bodemverstoring leidt te laten begeleiden door een archeologisch
deskundige.
Terug naar inhoudsopgave
Artikel 6 Waterstaat –
Waterkering
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn
- behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) - mede
bestemd voor de waterkering.
6.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende
regels:
- a. op de
gronden mogen ten behoeve van de in lid 6.1 genoemde bestemming
uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een
bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
- b. ten behoeve
van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met
inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende
(bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan
betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande
bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil,
niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- c. voor alle
handelingen binnen de bestemming Waterstaat - Waterkering dient vooraf
advies te worden ingewonnen bij de waterkeringbeheerder.
6.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken
van lid 6.2 onder b, indien de bij de betrokken bestemming behorende
bouwregels in acht worden genomen en het waterkeringsbelang door de
bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.
6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk,
geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.4.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming
Waterstaat - Waterkering zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de
volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te
voeren:
- a. het ophogen
van de grond;
- b. het
aanleggen van taluds en dammen.
6.4.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod
Het verbod van lid 6.4.1 is niet van toepassing op
werken of werkzaamheden die:
- a. noodzakelijk
zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning
is verleend, zoals in lid 6.3 bedoeld;
- b. normaal
onderhoud en beheer betreffen;
- c. reeds in
uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.
6.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning
De werken en werkzaamheden, zoals in lid 6.4.1
bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien het leidingbelang daardoor niet
onevenredig wordt geschaad. Voor alle handelingen binnen de bestemming
Waterstaat - Waterkering dient vooraf advies te worden ingewonnen bij de waterkeringbeheerder.
Terug naar inhoudsopgave
Hoofdstuk
3 Algemene regels
Grond die
eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan
uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling
van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Terug naar inhoudsopgave
8.1 Overschrijding bouwgrenzen
De
bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van
aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door:
- tot
gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen,
hellingbanen, funderingen, balkons, erkers, serres, entreeportalen,
veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m
bedraagt;
- andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de
overschrijding ten hoogste 1 m bedraagt.
8.2 Voldoende parkeergelegenheid
- Een bouwwerk, waarvan
een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, kan niet worden
gebouwd wanneer op het bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in
voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt gehouden.
- Bij een
omgevingsvergunning wordt aan de hand van op dat moment van toepassing
zijnde beleidsregels bepaald of er sprake is van voldoende
parkeergelegenheid.
- Bij een omgevingsvergunning
kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en worden toegestaan dat in
minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen
onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie.
Terug naar inhoudsopgave
Artikel 9 Algemene
gebruiksregels
- Het
is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op
een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming,
de doeleindenomschrijving en de overige voorschriften.
- Onder
strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan, behoudens de in lid 3
genoemde uitzonderingen, onbebouwde gronden te gebruiken of te laten
gebruiken:
- voor
de uitoefening van detailhandels- en andere bedrijven op gronden die
daarvoor niet mede zijn bestemd;
- als
opslagplaats voor vaten, kisten, al dan niet voor gebruik geschikte
werktuigen en machines of onderdelen daarvan, oude en nieuwe
(bouw)materialen, afval, puin, grind of brandstoffen;
- als
uitstallings-, opslag-, stand- of ligplaats voor kampeer- en
verblijfsmiddelen.
- Tot
strijdig gebruik van de in dit plan begrepen gronden en de daarop
voorkomende bouwwerken wordt in ieder geval gerekend het gebruik als
seksinrichting.
- Onder
strijdig gebruik wordt niet verstaan:
- vormen
van gebruik als bedoeld in lid 2, die verenigbaar zijn met het doel
waarvoor de grond ingevolge de (sub)bestemming, de doeleindenomschrijving
en/of de overige voorschriften mag worden gebruikt;
- het
opslaan van bouwmaterialen, puin en specie in verband met normaal onderhoud,
dan wel ter verwezenlijking van de bestemming;
- de
stalling van ten hoogste één toercaravan of boot op de bij een woning
behorende grond, mits geplaatst op ten minste 5.00 m uit de voorste
perceelsgrens.
- Burgemeester en wethouders verlenen vrijstelling van het
bepaalde in lid 1, indien strikte toepassing van het verbod leidt tot
beperkingen in het meest doelmatige gebruik die niet door dringende
redenen worden gerechtvaardigd.
Terug naar inhoudsopgave
Artikel 10 Algemene afwijkingsregels
Het bevoegd
gezag kan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds kan worden
afgeweken - bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor:
- afwijkingen
van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 15%;
- overschrijding
van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van
belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel
voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van
het terrein; de overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m
bedragen en het bouwvlak mag niet worden vergroot;
- de
bouw van transformatorhuisjes, mits deze bouwwerken geen grotere
goothoogte dan 3,5 m een een inhoud van ten
hoogste 50 m² hebben;
- de
bouw van lantarenpalen en vlaggenmasten mits deze voorzieningen van
geringe horizontale afmetingen zijn en een hoogte van maximaal 15 m
hebben.
De
omgevingsvergunning voor het afwijken wordt niet verleend, indien daardoor
onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven
gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
Terug naar inhoudsopgave
Artikel 11 Algemene wijzigingsregels
11.1 Overschrijding
bestemmingsgrenzen
Burgemeester
en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve
van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor
een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor
zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het
terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het
bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.
Terug naar inhoudsopgave
Hoofdstuk
4 Overgangs- en slotregels
12.1 Overgangsrecht bouwwerken
Voor
bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:
- een
bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan
aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een
bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar
aard en omvang niet wordt vergroot,
- gedeeltelijk
worden vernieuwd of veranderd;
- na
het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of
veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen
twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
- burgemeester
en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het bepaalde onder
lid a voor het vergroten van de horizontale afmetingen als bedoeld in het
eerste lid met maximaal 15%;
- het
onder lid a bepaalde is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar
bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn
gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan,
daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
12.2 Overgangsrecht gebruik
Voor gebruik
luidt het overgangsrecht als volgt:
- het
gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van
inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag
worden voortgezet;
- het
is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit
lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met
dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar
aard en omvang wordt verkleind;
- indien
het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na de inwerkingtreding van
het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het
verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
- dit
lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd
was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de
overgangsregeling van dat plan.
Terug naar inhoudsopgave
Deze regels
worden aangehaald onder de naam 'Regels van het bestemmingsplan ‘herziening
bestemmingsplan Dorp Klaaswaal 2013 locatie Oud-Cromstrijensedijk
WZ 15 Klaaswaal’ '.
Terug naar inhoudsopgave