Bestemmingsplan ‘Uitbreiding bedrijventerrein Klaaswaal’

gemeente Hoeksche Waard

 

Regels

 

 

Inhoudsopgave

 

 

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1    Begrippen

Artikel 2    Wijze van meten

 

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3     Bedrijf

Artikel 4     Groen

Artikel 5     Verkeer

Artikel 6     Water

 

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 7     Anti-dubbeltelregel

Artikel 8     Algemene bouwregels

Artikel 9     Algemene aanduidingsregels

Artikel 10   Algemene afwijkingsregels

Artikel 11   Algemene gebruiksregels

Artikel 12   Algemene wijzigingsregels

Artikel 13   Overige regels

 

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 14    Overgangsrecht

Artikel 15    Slotregel

 

 

Bijlagen:

Bijlage 1: Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'

Bijlage 2: Landschappelijke inpassingstekening (Ars Virens, d.d. 13 september 2021)

 

 

HOOFDSTUK 1 Inleidende regels

 

Artikel 1 Begrippen

 

In deze regels wordt verstaan onder:

 

1.1 plan

het bestemmingsplan ´uitbreiding bedrijventerrein Klaaswaal ´ met identificatienummer NL.IMRO.1963.BPIndustrieKLW21-VG01 van de gemeente Hoeksche Waard;

 

1.2 bestemmingsplan

de geometrische bepaalde planobjecten met bijbehorende regels;

 

1.3 Aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

 

1.4 Aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

 

1.5 Aanduidingsvlak:

een aangegeven vlak waarop een aanduiding betrekking heeft.

 

1.6 Aan huis gebonden beroep:

een dienstverlenend beroep, dat in een woning of de daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie.

 

1.7 Ambachtelijk bedrijf aan huis:

het bedrijfsmatig geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen en het installeren van goederen, alsook het verkopen en/of leveren als ondergeschikte activiteit van goederen die verband houden met het ambacht.

 

1.8 Bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

 

1.9 Bedrijf:

een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen, alsmede verhuur, opslag en distributie van goederen.

 

1.10 Bedrijfs- of dienstwoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein.

 

1.11 Bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.

 

1.12 Bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

 

1.13 Bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

 

1.14 Bevi-inrichtingen:

bedrijven zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

 

1.15 Bevoegd gezag:

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning.

 

1.16 Bijgebouw:

een aangebouwd of vrijstaand gebouw, dat ruimtelijk (qua hoogte en omvang) ondergeschikt is aan een op hetzelfde perceel staand hoofdgebouw.

 

1.17 Bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

 

1.18 Bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

 

1.19 Bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat is begrensd door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen en dat zodanige afmetingen en vormen heeft dat dit gedeelte zonder ingrijpende voorzieningen voor woonfuncties geschikt of geschikt te maken is.

 

1.20 Bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

 

1.21 Bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel.

 

1.22 Bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

 

1.23 Bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond bedoeld om ter plaatse te functioneren.

 

1.24 Consumentenvuurwerk:

vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik.

 

1.25 Detailhandel:

het bedrijfsmatig aan particulieren te koop of te huur aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van goederen aan personen, die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; horecadoeleinden worden hier niet onder begrepen.

 

1.26 Detailhandel in volumineuze goederen:

detailhandel waarbij het hoofdassortiment bestaat uit omvangrijke goederen waarvoor een grote uitstallingsruimte nodig is, zoals auto’s, boten en caravans.

 

1.27 Gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

 

1.28 Geluidsgevoelige objecten:

woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen, zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder.

 

1.29 Hoofdfunctie:

de belangrijkste functie waarvoor het hoofdgebouw en/of de gronden mogen worden gebruikt.

 

1.30 Hoofdgebouw:

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

 

1.31 Kantoor:

voorzieningen gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.

 

1.32 Keur:

wettelijke regels, opgesteld door het waterschap, waarin regels zijn opgenomen voor het bouwen en het gebruik van de gronden die aan een waterloop of (binnen een) waterkering zijn gelegen.

 

1.33 Maatvoeringsvlak:

het op de verbeelding aangegeven vlak, dat goothoogtes en woningtypes scheidt.

 

1.34 NEN:

door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan.

1.35 Nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

 

1.36 Overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.

 

1.37 Peil:

  1. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg; 
  2. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld. 

 

1.38 Perifere detailhandelsvestiging:

vestiging van detailhandel die vanwege de omvang en aard van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig hebben voor de uitstalling. Zoals bouwmarkten en tuincentra's alsmede detailhandel in volumineuze goederen zoals auto's, motoren, boten, caravans.

 

1.39 Staat van Bedrijfsactiviteiten:

de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein' die van deze regels onderdeel uitmaakt.

 

1.40 Seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

 

1.41 Voorgevel:

de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

 

1.42 Watergang:

een werk al of niet overdekt, dienend om in het openbaar belang water te ontvangen, te bergen, af te voeren en toe te voeren, de boven water gelegen taluds, bermen en onderhoudspaden daaronder mede verstaan.

 

1.43 Waterkering:

een voorziening om water tegen te houden, zoals een dijk en een dam.

 

1.44 Weg:

alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de wegen liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen.

 

1.45 Wgh-inrichtingen:

bedrijven, zoals bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken.

 

1.46 Windturbine:

een bouwwerk ter opwekking van energie door benutting van windkracht, met uitzondering van bemalingsinstallaties ten behoeve van de waterhuishouding.

 

1.47 Woning:

een gebouw of een gedeelte van een gebouw dat blijkens aard, inrichting en indeling geschikt en bestemd is voor de huisvesting van één huishouden.

 

Terug naar inhoudsopgave

 

Artikel 2 Wijze van meten

 

2.1 Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1.1 afstand:

de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst zijn.

 

2.1.2 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk:

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.

 

2.1.3 dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

 

2.1.4 goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

 

2.1.5 inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels ( en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

 

2.1.6 (bouw)hoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen zoals schoorstenen, antennes en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

 

2.1.7 oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

 

2.1.8 vloeroppervlakte:

de gebruiksvloeroppervlakte volgens NEN 2580.

 

Terug naar inhoudsopgave

 

HOOFDSTUK 2 Bestemmingsregels

 

Artikel 3 – Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor: 

  1. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf ten hoogste categorie 3.1': bedrijven uit ten hoogste categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'; 
  2. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding:

 ‘specifieke vorm van detailhandel: uitsluitend handel in banden’': perifere detailhandelsvestigingen uitsluitend voor handel in banden, met een oppervlakte van ten hoogste 1.000 m2;

  1. kantoren behorende bij een bedrijf met een maximum van 50% bvo én een maximaal oppervlak van 2.000 m²;
  2. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en laad- en losvoorzieningen. 

 

3.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

 

3.2.1 Gebouwen

  1. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd; 
  2. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximale bouwhoogte' aangegeven bouwhoogte; 
  3. de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 90 % van het aangegeven bouwvlak per bouwperceel; 
  4. indien gebouwen niet in de zij- en achterperceelsgrens worden gebouwd, dient de afstand van de van gebouwen tot de zij- en achterperceelsgrens dient ten minste 1 m te bedragen; 
  5. indien gebouwen op een bouwperceel niet aaneen worden gebouwd, geldt een onderlinge afstand van ten minste 3 m; 
  6. hoofdgebouwen dienen, voor zover aan de openbare weg gelegen, in de naar de openbare weg toegekeerde bouwgrenzen te worden gesitueerd.

 

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

  1. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m; 
  2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 10 m; 
  3. solitaire bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten behoeve van reclame-uitingen zijn niet toegestaan.

 

3.2.3 Parkeren

Bij het oprichten van gebouwen of het veranderen in gebruik dient de inrichting van elk perceel zodanig te zijn dat voldoende ruimte aanwezig is om zowel het parkeren als het eventueel laden en lossen op eigen terrein te kunnen afwikkelen. Op eigen terrein dient voorzien te zijn in voldoende parkeeraccommodatie, waarbij voldaan moet worden aan de CROW parkeerkencijfers (publicatie 381 'Toekomstbestendig parkeren');. 

 

3.2.4 Voorwaardelijke verplichting

Voordat de bedrijfsbebouwing in gebruik wordt genomen moet het plangebied ten behoeve van een goede landschappelijke inpassing zijn ingericht en als zodanig in stand worden gehouden conform de opzet zoals opgenomen in de landschappelijke inpassingstekening d.d. 13 september 2021 van Ars Virens, die als bijlage 2. bij deze regels is opgenomen.

 

3.3 Afwijken van de bouwregels

3.3.1 Afwijken van de maximale bouwhoogte

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 3.2.1 onder b, voor het verhogen van de maximale bouwhoogte met 4 m waarbij deze afwijking niet meer bedraagt dan maximaal 20% van het bouwvlak per bouwperceel. 

 

3.3.2 Afwijken van bebouwingspercentage

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 3.2.1 onder c, voor een bebouwingspercentage van 100% van het bouwvlak per bouwperceel. Toepassing van deze afwijkingsbevoegdheid is uitsluitend toegestaan mits wordt voldaan aan de eisen ten aanzien van parkeren en laden en lossen op eigen terrein zoals gesteld in artikel 3.2.3.

 

3.3.3 Afwijken van bouwgrens gebouwen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 3.2.1 onder f, voor het realiseren van onder andere laad- en losdokken voor de voorgevel van gebouwen met dien verstande dat de voorgevel van gebouwen op maximaal 15 meter afstand van de bouwgrens worden gesitueerd. Toepassing van deze afwijkingsbevoegdheid is uitsluitend toegestaan mits wordt voldaan aan de eisen ten aanzien van parkeren en laden en lossen op eigen terrein zoals gesteld in artikel 3.2.3.

 

3.4 Specifieke gebruiksregels

3.4.1 Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  1. Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  2. detailhandelsbedrijven zijn niet toegestaan; 
  3. perifere detailhandelsbedrijven zijn niet toegestaan, met uitzondering ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van detailhandel: uitsluitend handel in banden’ maar dan uitsluitend voor de handel in banden;
  4. zelfstandige kantoorvestigingen zijn niet toegestaan;
  5. bedrijfswoningen zijn niet toegestaan;
  6. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
  7. Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan; 
  8. activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen, zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage; 
  9. opslag van goederen met een totale stapelhoogte van meer dan 10 m is op onbebouwde gronden niet toegestaan. 

 

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

3.5.1 Afwijking van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1:

  1. om bedrijven toe te laten uit ten hoogste één categorie hoger dan in lid 3.1 onder a is toegestaan , voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 3.1 genoemd; 
  2. om bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein' zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 3.1 onder a genoemd;
  3. om detailhandel in volumineuze goederen toe te staan.

 

3.5.2 Bij toepassing van de afwijking als bedoeld onder 3.5.1. onder a t/m c gelden de volgende regels:

  1. risicovolle inrichtingen zijn niet toegestaan;
  2. de omgevingsvergunning mag slechts verleend worden, indien voldoende parkeergelegenheid en ruimte voor laden en lossen conform artikel 3 is verzekerd;
  3. bij toepassing van artikel 3.5.1 onder c dient uit een distributie planologisch onderzoek te blijken dat de vestiging van een detailhandelsbedrijf in volumineuze goederen niet leidt tot ontwrichting van de regionale verzorgingsstructuur.

 

3.6 Wijzigingsbevoegdheid

3.6.1 Wijzigingsbevoegdheid voor consumentenvuurwerk

Het college van burgemeester en wethouders kan het plan ter plaatse van de gronden met de bestemming 'Bedrijf' zodanig wijzigen dat de opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is toegestaan. De afstand tussen een vuurwerkopslagplaats en (geprojecteerde) kwetsbare objecten, zoals in het Vuurwerkbesluit bedoeld, bedraagt ten minste de veiligheidsafstand die in het Vuurwerkbesluit is voorgeschreven.

 

Terug naar inhoudsopgave

 

Artikel 4 Groen

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. groenvoorzieningen;
  2. bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals nutsvoorzieningen, voet- en fietspaden, straatmeubilair, reclameborden, abri's, kunstwerken, reclameborden en parkeer- en speelvoorzieningen.

 

4.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd ten behoeve van de in lid 4.1 genoemde bestemming en gelden de volgende regels:

  1. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  2. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling, de verkeers- of wegaanduiding of de verlichting bedraagt ten hoogste 3 m.

 

4.3 Specifieke gebruiksregels

Gronden met de bestemming ‘Groen’ mogen worden gebruikt als verbindingspad tussen aanliggende percelen, waarbij geldt dat er per perceel één verbindingspad is toegestaan met een breedte van ten hoogste 12 meter.

 

Terug naar inhoudsopgave

 

Artikel 5 – Verkeer

 

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wegen met ten hoogste 2 x 1 doorgaande rijstrook, alsmede opstelstroken, voet- en fietspaden; 
  2. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - vrachtwagen parkeerplaats': een vrachtwagenparkeerterrein;
  3. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals geluidswerende voorzieningen, groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, reclame-uitingen en water. 

 

5.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

 

5.2.1 Gebouwen

  1. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd; 
  2. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de met de aanduiding 'maximale bouwhoogte' aangegeven bouwhoogte.

 

5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

  1. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd; 
  2. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling, de verkeers- of wegaanduiding of de verlichting bedraagt ten hoogste 3 m.

 

Terug naar inhoudsopgave

 

Artikel 6 Water

 

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor de wateraanvoer en -afvoer, alsmede voor de waterberging.

 

6.2 Bouwregels

6.2.1 Op deze gronden mag worden gebouwd ten behoeve van de in lid 6.1 genoemde bestemming en gelden de volgende regels:

  1. duikers, waterovergangen, keermuren voor de waterbeheersing, oeverbeschoeiingen en andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde mogen worden gebouwd; 
  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen worden gebouwd indien en voor zover deze noodzakelijk zijn voor oeververbindingen, of voor een doelmatig kwaliteit- en kwantiteitsbeheer van het oppervlaktewater; 
  3. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m. 

 

6.2.2 Het bevoegd gezag wint alvorens een omgevingsvergunning te verlenen advies in bij de waterbeheerder c.q. de waterkeringbeheerder.

 

Terug naar inhoudsopgave

 

HOOFDSTUK 3 Algemene regels

 

 

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

Terug naar inhoudsopgave

 

Artikel 8 Algemene bouwregels

 

8.1 Overschrijding bouwgrenzen.

  1. De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van het aangeduide en hoofdstuk 2 uitsluitend worden overschreden door tot hoofdgebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding niet meer dan 2 m bedraagt, met uitzondering van balkons waarvan de overschrijding niet meer dan 2,5 m mag bedragen.
  2. De bouwhoogte van gebouwen mag worden overschreden door schoorstenen, liftschachten, antennemasten, installaties voor de benutting van zonne-energie en andere ondergeschikte bouwdelen mits de overschrijding niet meer dan 1 m bedraagt.

 

Terug naar inhoudsopgave

 

Artikel 9 algemene aanduidingsregels

 

9.1 Vrijwaringszone - straalpad

Ten aanzien van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - straalpad' geldt dat de hoogte van een bouwwerk niet meer mag bedragen dan 20 m.

 

Terug naar inhoudsopgave

 

Artikel 10 Algemene afwijkingsregels

 

10.1 Het bevoegd gezag kan –‘tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds bij een omgevingsvergunning een afwijking kan worden verleend’- bij omgevingsvergunning afwijken van:
  1. maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%; 
  2. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot;
  3. het bouwen van kleine, niet voor bewoning bestemde gebouwtjes en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienst van doeleinden van openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes, reduceerstations en naar aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes, met uitzondering van verkooppunten voor motorbrandstoffen, voor zover deze bouwwerken geen grotere goothoogte dan 3,5 m en geen groter oppervlak dan 10 m² hebben;
  4. het bouwen van voorzieningen ten dienste van het ontvangen en zenden van radio- en televisiesignalen, voorzover deze voorzieningen van geringe horizontale afmetingen zijn en mits de hoogte niet meer bedraagt dan maximaal 15 m.
10.2 Een omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

 

Terug naar inhoudsopgave

 

Artikel 11 Algemene gebruiksregels

 

11.1 Strijdig gebruik

Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo wordt in ieder geval verstaan:

  1. het gebruik van de gronden en/of gebouwen als seksinrichting;
  2. gebouwen te gebruiken als zelfstandige bewoning, met uitzondering van de gebouwen die zijn aangeduid dan wel bestemd als (bedrijfs)woning;
  3. uitstallings- of opslagplaats voor al dan niet voor gebruik geschikte voer- of vaartuigen of onderdelen daarvan;
  4. uitstallings- of opslagplaats, dan wel als stand- of ligplaats voor kampeerwagens, woonwagens, woonboten, tenten en andere onderkomens.

 

Terug naar inhoudsopgave

 

Artikel 12 Algemene wijzigingsregels

 

12.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen 

Het bevoegd gezag kan de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

 

 

Artikel 13 Overige regels

 

13.1 Werking wettelijke regelingen 

De wettelijke regelingen, waarnaar in de regels van dit plan wordt verwezen, gelden zoals deze luidden op het moment van vaststelling van het plan.

 

Terug naar inhoudsopgave

 

HOOFDSTUK 4 Overgangs- en slotregels

 

 

Artikel 14 Overgangsrecht

 

14.1 Overgangsrecht bouwwerken

14.1.1 Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

 

14.1.2 Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van lid 14.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

 

14.1.3 Lid 14.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

14.2 Overgangsrecht gebruik

14.2.1 Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

 

14.2.2 Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 14.2.1 te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

 

14.2.3 Indien het gebruik, bedoeld in 14.2.1 na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

 

14.2.4 Lid 14.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

Terug naar inhoudsopgave

 

Artikel 15 Slotregel

 

Deze regels worden aangehaald als Regels van het ‘Bestemmingsplan uitbreiding industrieterrein Klaaswaal´.

 

Terug naar inhoudsopgave