Bestemmingsplan ‘Hoekseweg 14 Strijen´

gemeente Hoeksche Waard

 

Regels

 

 

 

Inhoudsopgave 

 

 

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1         Begrippen                                                                                            

Artikel 2         Wijze van meten                                                                                          

 

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3         Tuin

Artikel 4         Wonen

Artikel 5         Waarde - Archeologie                                                          

 

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 6         Anti-dubbeltelregel                                                                          

Artikel 7         Algemene bouwregels                                                                                 

Artikel 8         Algemene gebruiksregels                                                                 

Artikel 9         Algemene afwijkingsregels                                                              

Artikel 10       Algemene wijzigingsregels

 

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 11       Overgangsrecht                                                                                                        

Artikel 12       Slotregel                                                                                           

 

 

 

 

Bijlage:

-Beeldkwaliteitsplan (Wissing, februari 2020, nr. 609-bkp-Reinestyn Strijen )

 

 

 

Vastgesteld: 13 juli 2021

 

 

 

HOOFDSTUK 1 Inleidende regels

 

Artikel 1 Begrippen

 

In deze regels wordt verstaan onder:


1.1 plan

het bestemmingsplan ´Hoekseweg 14 Strijen´ met identificatienummer NL.IMRO.1963. BPHoekseweg14STR21-VG01 van de gemeente Hoeksche Waard;

 

1.2 bestemmingsplan

de geometrische bepaalde met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

 

1.3 aan- en uitbouw

een aan een hoofdgebouw aangebouwd gebouw of deel van een gebouw dat door zijn verschijningsvorm een ondergeschikte bouwmassa vormt;

 

1.4 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

 

1.5 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

 

1.6 aan huis gebonden beroep

een dienstverlenend beroep, dat in of bij een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

 

1.7 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden;

 

1.8 archeologisch deskundige

een door burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen inzake archeologie;

 

1.9 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

 

1.10 bed & breakfast

een overnachtingsaccommodatie gericht op het bieden van een mogelijkheid voor toeristisch verblijf met  het serveren van ontbijt. Een bed&breakfast is gevestigd in een woonhuis of bijgebouw, wordt gerund  door de eigenaren van de betreffende woning en heeft maximaal 10 gasten;

 

1.11 bedrijf

een onderneming die is gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan-huis-gebonden beroepen daaronder niet begrepen;

 

1.12 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen

afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet;

 

1.13 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

 

1.14 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

 

1.15 bijgebouw

een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw;

 

1.16 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

 

1.17 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

 

1.18 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

 

1.19 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

 

1.20 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

 

1.21 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of ter plaatse leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

 

1.22 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren, internetwinkels en bankfilialen;

 

1.23 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

 

1.24 geluidsgevoelige objecten

woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen, zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder (Wgh);

 

1.25 gevoelige functies ten opzichte van landbouwbedrijven

objecten categorie I:

objecten categorie II:

 

objecten categorie III:

objecten categorie IV:

objecten categorie V:

 

1.26 hoofdgebouw

een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen, dan wel gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;

 

1.27 inwoning

inwoning is het verblijven in een huishouden waarbij sprake is van gemeenschappelijke voorzieningen en een gezamenlijke toegang;

 

1.28 kampeermiddelen

niet als een bouwwerk aan te merken vouwwagens, kampeerauto's, caravans of hiermee gelijk te stellen onderkomens, die bestemd zijn voor recreatief verblijf en waarbij de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben;

 

1.29 kinderboerderij

een voorziening waarop ter wille van kinderen dieren worden gehouden.

 

1.30 kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

het in of bij de woning door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarvoor geen melding- of vergunningplicht op grond van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer geldt en waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past;

 

1.31 mantelzorg

het bieden van zorg aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;

 

1.32 NEN

door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan;

 

1.33 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak;

 

1.34 paardenpension/paardenhouderij

een bedrijf, waarvan de activiteiten uitsluitend of in hoofdzaak bestaan uit het houden van paarden van derden; hieronder wordt verstaan de verhuur van stalling met accommodatie en/of weiland en het verzorgen van paarden.

 

1.35 peil

a.       voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;

b.      in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;

1.36 stacaravan

een gebouw dat in zijn geheel kan worden verplaatst en is bestemd voor recreatief verblijf, waarbij de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben;

 

1.37 voorgevelrooilijn

a.       langs een wegzijde met een regelmatige of nagenoeg regelmatige ligging van de voorgevels van de  bestaande bebouwing:

1.      de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn, welke, zoveel mogelijk aansluitend aan de  ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing, een zoveel mogelijk gelijkmatig beloop  van de rooilijn overeenkomstig de richting van de weg geeft;

 

b.      langs een wegzijde waarlangs geen bebouwing als onder a bedoeld aanwezig is en waarlangs mag  worden gebouwd:

1.      bij een wegbreedte van ten minste 10 meter, de lijn gelegen op 15 meter uit de as van de weg;

2.      bij een wegbreedte geringer dan 10 meter, de lijn gelegen op 10 meter uit de as van de weg.

 

1.38 voorgevel

de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel  kan worden aangemerkt;

 

 

1.39 voormalig agrarisch bedrijfscomplex

een concentratie van bebouwing dat niet meer in gebruik is voor de uitoefening van een volwaardig agrarische bedrijf en waar geen mogelijkheden meer zijn in de toekomst een agrarisch bedrijf op te starten;

 

1.40 waterpeil

de hoogte van het water ten opzichte van NAP (Normaal Amsterdams Peil);

 

1.41 woning

een complex van ruimten dat dient voor de zelfstandige huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

 

1.42 zorgboerderij

de opvang van kinderen, volwassenen of gehandicapten, hetzij als niet-agrarische neventak, hetzij als vervolgfunctie op een agrarisch bouwperceel, waarbij het meewerken in het agrarisch bedrijf of bij het kleinschalig en/of hobbymatig uitoefenen van agrarische activiteiten een wezenlijk onderdeel is van resocialisatie of therapie.

 

Terug naar inhoudsopgave

 

 

Artikel 2 Wijze van meten

 

Bij de toepassing van deze planregels wordt als volgt gemeten:

 

2.1 afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst zijn.

 

2.2 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

 

2.3 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.

 

2.4 dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

 

2.5 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot/de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

 

2.6 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

 

2.7 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

 

2.8 vloeroppervlakte

de gebruiksvloeroppervlakte volgens NEN 2580.

 

 

Terug naar inhoudsopgave

 

 

 

HOOFDSTUK 2 Bestemmingsregels

 

Artikel 3 Tuin

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen.

 

3.2 Bouwregels deze komen niet overeen met het paraplubestemmingsplan

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

a.        op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, worden gebouwd;

b.       de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt voor de voorgevelrooilijn ten hoogste 1 m;

c.        de bouwhoogte van erfafscheidingen elders bedraagt ten hoogste 2 m;

d.       de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.

 

 

Terug naar inhoudsopgave

 

Artikel 4 Wonen

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

 

  1. het wonen al dan niet in combinatie met aan-huis-gebonden beroepen en

kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;

  1. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen – yogaschool’: tevens een yogaschool;
  2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen-voormalig bedrijfscomplex': een voormalig bedrijfscomplex;

met daaraan ondergeschikt:

  1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voormalig bedrijfscomplex' de volgende niet-agrarische nevenfuncties:
    1. verkoop aan huis van streekeigen producten, voor zover het gebruiksoppervlak ten behoeve van de activiteit niet meer bedraagt dan 200 m²;
    2. wandel-, fiets- of ruiterpaden over het boerenland;
    3. boerengolf voor zover het gebruiksoppervlak van bebouwing ten behoeve van de activiteit niet meer bedraagt dan 200 m² en het gebruik van onbebouwde gronden niet meer bedraagt dan 20.000 m²;
    4. natuur- en milieueducatierondleidingen voor zover het gebruiksoppervlak van bebouwing ten behoeve van de activiteit niet meer bedraagt dan 100 m² en het gebruik van onbebouwde gronden niet meer bedraagt dan het gehele boerenland;

met dien verstande dat:

  1. boerengolf niet is toegestaan op gronden grenzend aan percelen met de bestemming AW-NLW, gelegen in Polder het Oudeland;

 

met de daarbij behorende:

 

  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  2. voorzieningen zoals erven, paden, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, tuinen

en water.

 

4.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

a.       op deze gronden mogen ten hoogste 2 vrijstaande woningen met aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen en gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;

b.      bij een combinatie van nevenfuncties het bebouwingsoppervlakte van de activiteiten niet meer mag bedragen dan 500 m2;

  1. verder geldt het volgende:

 

 

max. aantal per bouwvlak  

max. inhoud/
oppervlakte
  

max.
goot- hoogte
  

max. bouw hoogte  

min. afstand  

woningen exclusief aan-, uit- en bijgebouwen zonder specifieke bouwaanduiding  

één, tenzij middels een maatvoeringaanduiding  anders is aangegeven  

650 m³  

6 m  

 

tot zijdelingse perceelsgrens: 2 m  

ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen-1' 

één 

330 m3

3 m

 

tot zijdelingse perceelsgrens: 2 m

aan-, uit- en bijgebouwen en overkappingen (exclusief ondergrondse bouwlagen) zonder specifieke bouwaanduiding  

 

75 m²

3 m  

 

tot zijdelingse perceelsgrens: 1 m  

Bouwwerken geen gebouw zijnde (met uitzondering van erf- of terreinafscheidingen)

 

 

 

 

2 m

 

Erf- of terreinafscheidingen

-voor de voorgevel

-buiten het bouwvlak

-overige plaatsen

 

 

 

 

1 m

1 m

2 m

 

 

met dien verstande dat:

  1. ter plaatse van de bouwaanduiding 'vrijstaand': woningen vrijstaand dienen te zijn;
  2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen-voormalig bedrijfscomplex' het volgende geldt:

1.      het uitbreiden van bestaande bebouwing is in geen geval toegestaan;

2.      nieuwbouw is in geen geval toegestaan;

3.      de bouw van nieuwe woningen is in geen geval toegestaan;

4.      het gebruik van kassen is in geen geval toegestaan;

5.      van het bepaalde onder 2 kan worden afgeweken indien voormalige agrarische bedrijfsbebouwing wordt gesaneerd, met dien verstande dat het oppervlakte van de nieuw op te richten bebouwing maximaal 50% mag bedragen van de oppervlakte van de bebouwing die wordt afgebroken met een maximum van 200 m².

 

4.3 Afwijken van de bouwregels

4.3.1

Ter plaatse van de aanduiding ’specifieke vorm van wonen – wonen 1’ kan van de maximaal toegestane woninginhoud worden afgeweken, alsmede van het bepaalde in artikel 4.2, lid e onder 2, voor het éénmalig uitbreiden van die woning met ten hoogste 60 m2, dit onder de voorwaarde dat er vooraf 60 m2 van de aanwezige bijgebouwen wordt gesloopt;

 

4.3.2

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van het bepaalde in lid 4.2 sub c teneinde de maximale inhoudsmaat van woningen te vergroten, met inachtneming van het volgende:

 

  1. afwijking is uitsluitend van toepassing op gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van wonen-voormalig bedrijfscomplex':
  2. het vergroten van de inhoudsmaat is uitsluitend toegestaan indien de overschrijding het gevolg is van het bij de woning betrekken van een nog niet voor bewoning gebruikt gedeelte van een voormalige boerderij waarvan de huidige woning deel uitmaakt;
  3. het vergroten van de inhoudsmaat dient bij te dragen aan het behoud van typerende boerderijen.

 

4.4 Voorwaardelijke verplichting

Voordat de yogaschool in gebruik wordt genomen moet het gehele perceel zijn ingericht conform de eisen zoals opgenomen in het als bijlage bij deze regels opgenomen Beeldkwaliteitsplan d.d. februari 2020, nr. 609-bkp-Reinestyn Strijen, bureau Wissing en als zodanig in stand worden gehouden.

 

4.5 Specifieke gebruiksregels

4.5.1 aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

  1. het vloeroppervlak ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten bedraagt ten hoogste 30% van het vloeroppervlak van de

betrokken woning met een maximum van 80 m² met inachtneming van het volgende:

1.    er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan het woon- en leefmilieu in de

omgeving;

2.    ten behoeve van de gewijzigde functie geen extra parkeergelegenheden

noodzakelijk zijn;

3.    het gebruik heeft geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het

verkeer;

4.    er mag geen horeca of detailhandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte

verkoop ondergeschikt aan de uitoefening van de bedrijfsmatige activiteiten;

5.    degene die de activiteiten verricht dient tevens de gebruiker van de eigenlijke

woning te zijn;

 

  1. inwoning ten behoeve van mantelzorg is toegestaan;
  2. prostitutiebedrijven zijn niet toegestaan.
  3. opslag van goederen ten behoeve van neven en vervolgfuncties met een totale

stapelhoogte van meer dan 4 m is op onbebouwde gronden niet toegestaan;

  1. paardenbakken buiten het bouwvlak zijn niet toegestaan.

 

4.6 Afwijken van de gebruiksregels

 

4.6.1 Ten behoeve van nevenfuncties

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van het bepaalde in lid 4.1 ten behoeve van een of meer van de nevenfuncties ter plaatse gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van wonen-voormalig bedrijfscomplex', met inachtneming van het volgende:

  1. er kan worden afgeweken voor de volgende nevenfuncties:
    1. paardenstalling (inclusief exploitatie paardenkoets)/paardenpension (inclusief paardenbak), voor zover het gebruiksoppervlak ten behoeve van de activiteit niet meer bedraagt dan 200 m² en het gebruik van onbebouwde gronden niet meer bedraagt dan 800 m²;
    2. kano- (roei of elektrisch), boot- of fietsenverhuur, voor zover het gebruiksoppervlak ten behoeve van de activiteit niet meer bedraagt dan 100 m² en het gebruik van onbebouwde gronden niet meer bedraagt dan 100 m²;
    3. kleinschalige horecagelegenheid voor zover het gebruiksoppervlak ten behoeve van de activiteit niet meer bedraagt dan 100 m² en het gebruik van onbebouwde gronden niet meer bedraagt dan 100 m²;
    4. theetuin, voor zover het gebruiksoppervlak ten behoeve van de activiteit niet meer bedraagt dan 50 m² en het gebruik van onbebouwde gronden niet meer bedraagt dan 100 m²;
    5. sociale functie (zorgboerderij, kinderopvang, resocialisatie), voor zover het gebruiksoppervlak ten behoeve van de activiteit (afhankelijk van al dan niet nachtverblijf) niet meer bedraagt dan 50-200 m²;
    6. windenergie, windturbines tot 15 m totale hoogte (inclusief wieken)  ), maximaal 1 per voormalig bedrijfscomplex;
    7. kinderboerderij, voor zover het gebruiksoppervlak ten behoeve van de activiteit niet meer bedraagt dan 100 m² en het gebruik van onbebouwde gronden niet meer bedraagt dan 1.500 m²;
    8. kampeerboerderij, voor zover het gebruiksoppervlak ten behoeve van de activiteit niet meer bedraagt dan 200 m²
    9. kleinschalig kamperen, voor zover het gebruiksoppervlak ten behoeve van de activiteit niet meer bedraagt dan 100 m², het aantal kampeereenheden niet meer bedraagt dan 25 en maximaal 0,5 ha van de onbebouwde gronden in gebruik is;
    10. survivalactiviteiten, excursiebedrijf; voor zover het gebruiksoppervlak ten behoeve van de activiteit niet meer bedraagt dan 100 m²;
    11. museum/tentoonstellingsruimte, voor zover het gebruiksoppervlak ten behoeve van de activiteit niet meer bedraagt dan 200 m²;
    12. dierenpension, hondenfokkerij, voor zover het gebruiksoppervlak ten behoeve van de activiteit niet meer bedraagt dan 200 m²;
    13. niet-agrarisch verwante detailhandel voor zover het gebruiksoppervlak ten behoeve van de activiteit niet meer bedraagt dan 200 m²;
  2. de activiteiten genoemd onder sub a punt 6 t/m 13 zijn niet toegestaan op gronden grenzend aan percelen met de bestemming AW-NLW, gelegen in Polder het Oudeland;
  3. de activiteiten dienen binnen het bouwvlak en binnen de bestaande bebouwing plaats te vinden;
  4. in aanvulling op het bepaalde in sub a en c geldt de nevenfuncties: survivalactiviteiten, excursiebedrijf en sociale functie (zorgboerderij, kinderopvang, resocialisatie) dat het gehele boerenland in gebruik mag worden genomen met dien verstande dat mogelijkheden op het boerenland ten behoeve van survivalactiviteiten en excursiebedrijf dienen beoordeeld te worden op de aspecten ecologie (verstoring), landschap en milieubeschermingsgebieden;
  5. kleinschalig kamperen is alleen toegestaan in de periode 15 maart tot 1 november;
  6. bij een combinatie van nevenfuncties mag het bebouwingsgebruiksoppervlak ten behoeve van de activiteiten niet meer bedragen dan 500 m²;
  7. nevenfuncties dienen milieuhygiënisch inpasbaar te zijn;
  8. bestaande landschappelijke, cultuurhistorische- en natuurwaarden in de directe omgeving dienen niet onevenredig te worden aangetast;
  9. door het verlenen van de ontheffing mogen de omliggende agrarische bedrijven niet onevenredig in hun bedrijfsvoering worden beperkt;
  10. de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking van nevenfuncties dient in verhouding te staan tot de capaciteit van de betrokken wegen;
  11. bij het inpassen van een niet-agrarische nevenfunctie dient, voor zover relevant, zorg te worden gedragen voor een goede landschappelijke inpassing;
  12. parkeren dient binnen het bouwvlak plaats te vinden;
  13. een verzoek om ontheffing ten behoeve van de nevenfunctie 'windenergie/windturbines' wordt ter toetsing voorgelegd aan een landschaps- en natuurdeskundige omtrent de vraag of aan het gestelde onder h wordt voldaan.

 

4.6.2 Ten behoeve van mantelzorg

Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van het bepaalde in lid 4.1 en 8.1 ten behoeve van het creëren een zelfstandige woonvorm in een bijgebouw of een niet via het hoofdgebouw toegankelijke aanbouw ten behoeve van mantelzorg, met inachtneming van het volgende:

  1. er dient aantoonbaar sprake te zijn van een zorgbehoefte, welke van tijdelijke aard is;
  2. per perceel blijft er sprake van 1 huishouding;
  3. indien de noodzaak van mantelzorg vervalt, dient het gebruik van het bijgebouw of

de niet via het hoofdgebouw toegankelijke aanbouw als afhankelijke woonruimte te

worden beëindigd;

  1. nieuwbouw ten behoeve van mantelzorg is toegestaan, mits het oppervlak aan

bijgebouwen binnen de bebouwingsregeling blijft zoals opgenomen in lid 4.2;

  1. het bijgebouw of de niet via het hoofdgebouw toegankelijke aanbouw in gebruik

voor mantelzorg mag geen extra of nieuwe zelfstandige woning vormen;

  1. het gebruik van een bijgebouw of de niet via het hoofdgebouw toegankelijke

aanbouw mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de omgeving;

  1. het bijgebouw of de niet via het hoofdgebouw toegankelijke aanbouw dient

milieuhygiënisch inpasbaar te zijn.

 

Terug naar inhoudsopgave

 

 

Artikel 5 Waarde - Archeologie

 

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde – Archeologie' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar geldende bestemming(en) - tevens bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

 

5.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

a.       op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 5.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;

b.      ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:

1.      de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;

2.      de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de bouwvergunning regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;

c.       het bepaalde in dit lid onder b1 en b2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:

1.      vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;

2.      een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 100 m²;

3.      een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.

 

5.3 Omgevingsvergunning uitvoeren werken, geen bouwwerken zijnde

5.3.1 Uitvoeren werken, geen bouwwerken zijnde

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie' zonder of in afwijking van een schriftelijke omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

a.       het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte of hoogte dan 30 cm, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;

b.      het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;

c.       het verlagen of verhogen van het waterpeil;

d.      het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;

e.       het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

5.3.2 Uitzondering op het aanlegverbod

Het verbod van 5.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

a.       noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 5.2 in acht is genomen;

b.      een oppervlakte beslaan van ten hoogste 100 m²;

c.       reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;

d.      ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.

 

5.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 5.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien:

a.       de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;

b.      de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de aanlegvergunning regels te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige.

 

5.3.4 Strafbaar feit

Overtreding van het verbod van lid 5.3.1 is een strafbaar feit, zoals bedoeld in artikel 1a van de Wet op de economische delicten.

 

Terug naar inhoudsopgave

 

 

HOOFDSTUK 3 Algemene regels

 

 

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

 

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

 

Terug naar inhoudsopgave

 

Artikel 7 Algemene bouwregels

 

7.1 Toegelaten bouwwerken met afwijkende maten

a.       Voor een bouwwerk, dat krachtens een omgevingsvergunning op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de maatvoeringbepalingen in de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:

1.      bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;

2.      bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden.

b.      Ingeval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.

c.       Op een bouwwerk zoals bedoeld in sub a, is het Overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van toepassing.

d.      Het bepaalde onder a is niet van toepassing indien gebruik wordt gemaakt van de saneringsregeling zoals opgenomen in artikel 4 lid 4.2 sub e onder 5.

 

7.2  Afstanden van woningen tot wegen

  1. Ingeval van nieuwe woningen ingevolge planwijziging of planafwijking of herbouw van een woning elders op een bouwvlak, mag de afstand van de woning (inclusief aanbouwen) tot de as van de Hoekseweg - ter beperking van geluidshinder - in geen geval minder bedragen dan 73 m (4,5 m maatgevende hoogte en met aftrek volgens artikel 110 Wgh).
  2. Nieuwe woningen ingevolge planwijziging of afwijking mogen op een kleinere afstand worden gebouwd dan in sub a is aangegeven, indien:
    1. uit geluidsberekeningen blijkt dat op die afstand aan de voorkeursgrenswaarde uit de Wet geluidhinder wordt voldaan;
    2. de 10-6-contour voor het plaatsgebonden risico vanwege wegen niet wordt overschreden.
  3. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in lid a  teneinde herbouw van woningen toe te staan op een kleinere afstand, indien:
    1. uit geluidsberekeningen blijkt dat op die afstand aan de voorkeursgrenswaarde uit de Wet geluidhinder wordt voldaan;
    2. de 10-6-contour voor het plaatsgebonden risico vanwege wegen niet wordt overschreden.

 

7.3 Afstanden gevoelige objecten ten opzichte van landbouwbedrijven

Onverminderd hetgeen in hoofdstuk 2 is bepaald, dient ten minste de volgende afstand in acht genomen te worden tussen landbouwbedrijven en gevoelige objecten:

 

 

inrichting waar landbouwhuisdieren worden gehouden

inrichting waar geen landbouwhuisdieren worden gehouden 

 

minimumafstand tot objecten categorie I en II 

100 m

50 m

minimumafstand tot objecten categorie III, IV en V

50 m

25 m

 

7.4 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door:

a.       tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 m bedraagt;

b.      tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding ten hoogste 2 m bedraagt;

c.       andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt.

 

7.5 Ondergronds bouwen

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, de volgende regels:

a.       ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen de buitenwerkse gevelvlakken van een bovengronds hoofdgebouw;

b.      de ondergrondse bouwdiepte bedraagt maximaal 3,5 m onder peil.

 

 

Terug naar inhoudsopgave

 

Artikel 8 Specifieke gebruiksregels

 

8.1  gebruik bijgebouwen

 

Het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige of afhankelijke woonruimte is niet toegestaan.

 
8.2 Parkeren

a.       met betrekking tot het parkeren dient voldaan te worden aan de parkeernormen zoals opgenomen in de CROW-publicatie 381 ‘Toekomstbestendig parkeren – van parkeercijfers naar parkeernormen’;

b.      in afwijking van het bepaalde onder a dient, indien na het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan een actuelere versie van de CROW-publicatie 381 ‘Toekomstbestendig parkeren – van parkeercijfers naar parkeernormen’ is vastgesteld, de actuelere versie van de CROW-publicatie 381 ‘Toekomstbestendig parkeren – van parkeercijfers naar parkeernormen’ aangehouden te worden.

 

8.3 Bed&breakfast

Bed&breakfast in en bij woningen is toegestaan onder de volgende voorwaarden:

a.       bed&breakfast is een nevenfunctie bij het wonen, een agrarisch bedrijf of daarmee gelijk te stellen functie;

b.      de hoofdfunctie wonen blijft gehandhaafd;

c.       bed&breakfast is voor wat betreft activiteit, omvang en schaalgrootte niet te vergelijken met een pension of hotel;

d.      het betreft een logiesaccommodatie voor maximaal 10 personen en bestaande uit maximaal 7 kamers;

e.       de voorziening wordt in de bestaande bebouwing gerealiseerd;

f.        de accommodatie mag niet functioneren als zelfstandige wooneenheid.

 

Terug naar inhoudsopgave

 

Artikel 9 Algemene afwijkingsregels

 

9.1 Ten behoeve van afwijkende maten/overschrijding bouwgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen – tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds is afgeweken – bij omgevingsvergunning afwijken van de planregels voor:

a.       afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;

b.      overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

 

Een omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

 

9.2 Ten behoeve van tijdelijk kamperen

Burgemeester en wethouders kunnen omgevingsvergunning verlenen ten behoeve van tijdelijke kampeerterreinen met inachtneming van het volgende:

a.       tijdelijk kamperen dient plaats te vinden ten behoeve van een evenement of er dient sprake te zijn van kamperen in groepsverband met een gemeenschappelijk doel;

b.      tijdelijk kamperen is alleen toegestaan in de periode van 15 maart tot 1 november;

c.       op het tijdelijke kampeerterrein is het plaatsen van vaste kampeermiddelen zoals stacaravans en chalets niet toegestaan;

d.      tijdelijk kamperen is niet toegestaan op gronden met de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur en landschapswaarden'.

 

9.3 Kleinschalige horeca

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in hoofdstuk 2 ten behoeve van kleinschalige horeca, onder de volgende voorwaarden:

1.      horeca is uitsluitend toegestaan bij wijze van nevenfunctie;

2.      horeca is uitsluitend toegestaan in ten hoogste categorie 1b van de Staat van Horeca-activiteiten (bijlage 1);

3.      de bedrijfsvloeroppervlakte van de horecafunctie (inclusief een terras) bedraagt ten hoogste 250 m²;

4.      horeca, met uitzondering van een terras, is uitsluitend toegestaan in bestaande gebouwen. Nieuwbouw of uitbreiding van bestaande gebouwen ten behoeve van horeca is niet toegestaan;

5.      er is een planschaderisico gesloten tussen initiatiefnemer en gemeente;

6.      er is geen sprake van milieuhygiënische belemmeringen.

 

 

Artikel 10 Algemene wijzigingsregels

 

10.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

 

Terug naar inhoudsopgave

 

HOOFDSTUK 4 Overgangs- en slotregels

 

 

Artikel 11 Overgangsrecht

 

11.1  Overgangsrecht bouwwerken

  1. Een bouwwerk, dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking  van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

11.2 Overgangsrecht gebruik

1.      Het gebruik van grond en bouwwerken, dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

2.      Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerst lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

3.      Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

4.      Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

 

Artikel 12 Slotregel

 

Deze regels worden aangehaald als Regels van het ‘Bestemmingsplan Hoekseweg 14 te Strijen´.

 

 

Terug naar inhoudsopgave