Bestemmingsplan ‘Fazant 5 Maasdam’
Gemeente Hoeksche Waard
Regels
Planstatus:
vastgesteld 23 april 2024
Artikel 6 Waarde – Archeologie 2
Artikel 9 Algemene afwijkingsregels
Artikel 10 Algemene gebruiksregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
(Kraaij Akoestisch Adviesbureau, 7 maart 2023, nr. VL.2183.R01.rev4)
(Urban Synergy, 14 juni 2023)
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan
het bestemmingsplan ‘Fazant 5 Maasdam’ met identificatienummer NL.IMRO.1963.BPFazant5MSD23-VG01 van de gemeente Hoeksche Waard;
1.2 bestemmingsplan
de geometrische bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
1.3 aanbouw
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.4 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.5 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.6 aanduidingsvlak
een vlak met eenzelfde aanduiding, begrensd door een aanduidingsgrens;
1.7 aan huis verbonden bedrijf
een kleinschalig bedrijf dat wordt uitgeoefend door de gebruiker van een woning, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt, dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is en dat geen onevenredige hinder oplevert voor het woon- en leefmilieu, niet zijnde horeca of detailhandel, met uitzondering van beperkte verkoop ten behoeve van het aan huis verbonden bedrijf;
1.8 aan huis verbonden beroep
een dienstverlenend beroep op maatschappelijk, juridisch, administratief, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat wordt uitgeoefend door de gebruiker van een woning, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt, en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is, niet zijnde horeca of detailhandel, met uitzondering van beperkte verkoop ten behoeve van het aan huis verbonden beroep;
1.9 achtererf
gedeelte van het erf dat aan de achterzijde van het gebouw is gelegen;
1.10 afwijken van de bouwregels en/of van de gebruiksregels
een afwijking als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder c van de Wet ruimtelijke ordening;
1.11 archeologisch onderzoek
diverse vormen van onderzoek naar de archeologische waarden binnen een plangebied, uitgevoerd volgens de geldende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse archeologie;
1.12 archeologische verwachting
de aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van archeologische relicten;
1.13 archeologische waarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende archeologische relicten;
1.14 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.15 bed & breakfast
een kleinschalige overnachtingaccommodatie bestaande uit maximaal 2 kamers voor in totaal maximaal 5 gasten, gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en kortdurend verblijf in de bestaande en legale woning in combinatie met het serveren van ontbijt;
1.16 bedrijf
een onderneming die is gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten;
1.17 bestaand
1.18 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
1.19 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.20 bijgebouw
een niet voor bewoning bestemd vrijstaand of aangebouwd gebouw, dat bouwkundig ondergeschikt en functioneel dienstbaar is aan een binnen hetzelfde bestemmingsvlak staande woning;
1.21 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.22 bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
1.23 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.24 bouwperceelsgrens
de grens van een bouwperceel;
1.25 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;
1.26 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.27 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.28 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of ter plaatse leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.29 (medische) dienstverlening
bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van (medische) diensten aan derden, waaronder zijn begrepen tandarts-, dokter en fysiotherapie praktijken en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen;
1.30 eerste bouwlaag
de bouwlaag op de begane grond;
1.40 erf
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover dit bestemmingsplan deze inrichting niet verbiedt;
1.31 erotisch getinte vermaaksfunctie
een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;
1.23 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.24 gebruiken
gebruiken, het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven;
1.25 grondwaterpeil
bovenste niveau van het water dat zich in de bodem bevindt;
1.26 hoofdgebouw
een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen, dan wel gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;
1.27 horeca
een bedrijf waar hoofdzakelijk dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin logies wordt verstrekt, zoals bijvoorbeeld een café, restaurant, hotel, pension, en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen bedrijven, een en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;
1.28 maatvoeringsgrens
de grens van een maatvoeringsvlak;
1.29 maatvoeringsvlak
een geometrisch bepaald vlak waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels voor bepaalde bouwwerken eenzelfde maatvoering geldt;
1.30 normaal onderhoud, gebruik en beheer
een gebruik gericht op het in zodanige conditie houden of brengen van objecten dat het voortbestaan van deze objecten op ten minste het bestaande kwaliteitsniveau wordt bereikt;
1.31 omgevingsvergunning
een vergunning als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
1.32 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
een vergunning als bedoeld in artikel 3.3 onder a van de Wet ruimtelijke ordening;
1.33 omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
een vergunning als bedoeld in artikel 3.3. onder b van de Wet ruimtelijke ordening;
1.34 prostitutiebedrijf
een gebouw, voer- of vaartuig, dan wel enig gedeelte daarvan, geheel of gedeeltelijk bestemd, dan wel in gebruik voor het daar uitoefenen van prostitutie; prostitutie is het tegen betaling hebben van seksuele omgang met anderen op een naar buiten toe kenbare wijze;
1.35 seks- en/of pornobedrijf
een inrichting bestemd voor het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van erotische aard en/of pornografische aard, waaronder mede wordt begrepen:
1.36 staat van bedrijfsactiviteiten
de als bijlage 1. bij deze regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst van bedrijven en instellingen;
1.37 (straat)peil
1.38 uitbouw
een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm kan worden onderscheiden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.39 uitvoeren
uitvoeren, het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven;
1.40 voorerf
gedeelte van een erf dat aan de voorkant (voor de voorgevel) van het gebouw is gelegen;
1.41 voorgevel
de naar de weg gekeerde gevel(s) van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan kennelijk als zodanig diende te worden aangemerkt, dan wel de gevel naar die weg die volgens het straatnamenregister bepalend is voor de adressering;
1.42 wijziging
een wijziging als bedoeld in artikel 3.6 eerste lid onder a van de Wet ruimtelijke ordening;
1.43 woning
een (gedeelte) van een gebouw dat dient voor de huisvesting van één huishouden;
Bij de toepassing van de regels wordt als volgt gemeten:
2.1 algemeen
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
de afstand tot een grens
tussen de grens een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;
de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals
schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
de hoogte van een windturbine
vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine;
de horizontale diepte van een gebouw
de diepte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de gevel waaraan wordt gebouwd;
de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
de oppervlakte van een overkapping
tussen de buitenzijde van de afdekking van de overkapping, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de overkapping.
verticale diepte van een ondergronds bouwwerk
van het peil tot aan de bovenzijde van de afgewerkte vloer van het ondergrondse (deel van het) bouwwerk.
2.2 inhoud van (bedrijfs)woningen
Bij de bepaling van de inhoud van (bedrijfs)woningen worden ondergrondse bouwwerken niet meegerekend.
2.3 ondergeschikte bouwonderdelen
Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.
2.4 dakkapellen
Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van bouwen wordt de goothoogte van een dakkapel buiten beschouwing gelaten mits de dakkapel voldoet aan de volgende eisen:
2.5 meten
Bij toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van een lijn en op de schaal waarin het plan is vastgesteld.
3.1 bestemmingsomschrijving
De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wegen en verhardingen, parkeervoorzieningen en met inachtneming van de Keur van het Waterschap.
3.2 bouwregels
3.2.1
Gebouwen mogen niet worden gebouwd.
3.2.2
Ondergrondse bouwwerken mogen uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van nutsvoorzieningen waarbij de verticale bouwdiepte van een (ondergronds) bouwwerk maximaal 3 m mag bedragen.
3.2.3
Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal:
4.1 bestemmingsomschrijving
De voor Verkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2 bouwregels
4.2.1
Gebouwen mogen niet worden gebouwd.
4.2.2
Ondergrondse bouwwerken mogen uitsluitend worden gebouwd ten behoeve van nutsvoorzieningen waarbij de verticale bouwdiepte van een (ondergronds) bouwwerk maximaal 3 m mag bedragen.
4.2.3
Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, maximaal:
5.1 bestemmingsomschrijving
5.1.1
De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tuinen en erven.
5.1.2
Onder de uitoefening van aan huis verbonden beroepen/bedrijven in samenhang met het wonen wordt verstaan het gebruik van gedeelten van woningen ten behoeve van een aan huis verbonden beroepen/bedrijven voorzover:
5.2 bouwregels
5.2.1
Hoofdgebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:
5.2.2
Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen binnen het bouwvlak worden gebouwd en voldoen aan de volgende kenmerken:
5.2.3
Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde maximaal:
5.2.4
De opzet en situering van de woningen en de inrichting van het erf moet in overeenstemming zijn met het Beeldkwaliteitsplan van Urban Synergy d.d. 14 juni 2023, zoals dat als bijlage 3 bij deze regels is gevoegd.
5.3 gebruiksregels
De woningen mogen alleen worden bewoond, nadat de geluidsmaatregelen zijn toegepast, die nodig zijn om sportzaal ‘Duyvesteyn’, Fazant 3 te Maasdam, te kunnen laten voldoen aan het Activiteitenbesluit. Het betreft de geluidsmaatregelen die zijn beschreven in paragraaf 9.6 van het akoestisch onderzoek (Kraaij Akoestisch Adviesbureau, 7 maart 2023, nr. VL.2183.R01.rev4), welk onderzoek als bijlage 2 bij deze regels is gevoegd.
Artikel 6 Waarde – Archeologie 2
6.1 bestemmingsomschrijving
De als Waarde - Archeologie 2 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en de veiligstelling van de te verwachten archeologische waarden.
6.2 bouwregels
6.2.1
Op deze gronden mogen ten behoeve van de in artikel 6.1 bedoelde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn.
6.2.2
Ten behoeve van andere, voor de gronden als bepaald in artikel 6.1, geldende bestemming(en) mag, met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels, uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op:
6.3 afwijken van de bouwregels
6.3.1
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 6.2.2, met inachtneming van de voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels.
6.3.2
Omgevingsvergunning, zoals bedoeld in artikel 6.3.1, wordt in ieder geval verleend, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen aan de hand van nader archeologisch onderzoek heeft aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische resten aanwezig zijn.
6.3.3
Omgevingsvergunning, zoals bepaald in artikel 6.3.1, wordt voorts verleend, indien:
6.4 omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
6.4.1 omgevingsvergunning te verwachten archeologische waarden
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Waarde - Archeologie 2 als bepaald in artikel 6.1 zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
6.4.2 weigering
Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 6.4.1 mag alleen en moet worden geweigerd indien door de graafwerkzaamheden of grondbewerkingen, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de in de grond aanwezige archeologische waarden en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.
6.4.3 advies
Alvorens te besluiten over de aanvraag van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 6.4.1 wint het bevoegd gezag advies in van de provinciaal archeoloog.
6.4.4 uitzonderingen
Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 6.4.1 is niet vereist voor:
6.4.5
De verboden, zoals in artikel 6.4.1 bedoeld, zijn niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:
6.4.6 verlening
Omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 6.4.1 wordt in ieder geval verleend, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning aan de hand van nader archeologisch onderzoek heeft aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische resten aanwezig zijn.
6.4.7
Omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 6.4.1 wordt voorts verleend, indien:
6.5 wijzigingsbevoegdheden
6.5.1
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door een of meer bestemmingsvlakken met de medebestemming Waarde - Archeologie geheel of gedeeltelijke te verwijderen, indien uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn.
6.5.2
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de medebestemming Waarde - Archeologie 2 te wijzigingen in de dubbelbestemming Waarde - Archeologische vindplaats, indien uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, waarvan nadere bescherming en veiligstelling door middel van dit bestemmingsplan noodzakelijk of gewenst is.
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
8.1
In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand zijn gekomen meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.
8.2
In die gevallen dat de bestaande afstand tot enige op de verbeelding aangegeven lijn van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand zijn gekomen minder bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt die afstand in afwijking daarvan als minimaal toegestaan.
8.3
In die gevallen dat een bestaand bebouwingspercentage, dat in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand is gekomen, meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt dat bebouwingspercentage in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.
8.4
De regels zoals opgenomen in de artikelen 8.1 tot en met 8.3 hebben betrekking op:
met dien verstande dat deze regels uitsluitend betrekking hebben op bouwwerken binnen het bouwperceel waarin de bouwwerken met van de regels afwijkende maatvoering, zijn gesitueerd.
Artikel 9 Algemene afwijkingsregels
9.1
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
9.2
Omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 9.1 kan slechts worden verleend, mits:
Artikel 10 Algemene gebruiksregels
10.1
Onder gebruik in strijd met alle bestemmingen wordt in elk geval verstaan:
10.2 Voldoende parkeergelegenheid
Een omgevingsvergunning voor het (ver)bouwen, uitbreiden en/of wijzigen van de functie van een gebouw of perceel wordt slechts verleend wanneer aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
11.1 Overgangsrecht bouwwerken
11.2 Overgangsrecht gebruik
a. Het gebruik van grond en bouwwerken, dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerst lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan ‘Fazant 5, Maasdam’.