Bestemmingsplan ‘Dr. Bossersstraat 11 en Strijensedijk 22 ‘s-Gravendeel´
gemeente Hoeksche Waard
Regels
Artikel
5 Waarde – Archeologie 1
Artikel
6 Waarde – Archeologie 3
Artikel
7 Waterstaat – Waterkering
Artikel
10 Algemene gebruiksregels
Artikel
11 Algemene afwijkingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs-
en slotregels
-Staat van
Bedrijfsactiviteiten
-Beeldkwaliteitsplan
Strijensedijk - Dr. Bossersstraat ’s-Gravendeel
(RoosRos Architecten, 9 november 2023)
Vaststelling: september 2024
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan
het bestemmingsplan ´Dr.
Bossersstraat 11 en Strijensedijk 22 ‘s-Gravendeel´ met identificatienummer
NL.IMRO.1963.BPBosser11SGD23-VG01 van de gemeente Hoeksche Waard;
1.2 bestemmingsplan
de geometrische bepaalde
planobjecten met bijbehorende regels;
1.3verbeelding
de analoge en digitale voorstelling van de in
het bestemmingsplan opgenomen digitale ruimtelijk informatie;
1.4 aanbouw
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is
gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk
gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch
opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.5 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur waarmee
gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten
aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.6 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak
betreft;
1.7 aanduidingsvlak
een vlak met eenzelfde aanduiding, begrensd
door een aanduidingsgrens;
1.8 aaneengebouwde
woning
een woning die deel uitmaakt van een aaneenbouwde rij van woningen;
1.9 aan huis verbonden beroep
een beroep of het beroepsmatig verlenen van
diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig,
ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte
omvang in een woning en daarbij behorende gebouwen, met behoud van de
woonfunctie kan worden uitgeoefend;
1.10 aan huis verbonden bedrijf
het beroepsmatig verlenen van diensten c.q. het
uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid door middel van handwerk, waarvan de
omvang in een woning met bijbehorende gebouwen past en waarbij de woonfunctie
blijft behouden en dat niet krachtens milieuwetgeving vergunning- of meldingplichtig is;
1.11 achtererf
gedeelte van het erf dat aan de achterzijde van
het gebouw is gelegen;
1.12 afwijken van de bouwregels en/of van de
gebruiksregels
een afwijking als bedoeld in artikel 3.6,
eerste lid, onder c van de Wet ruimtelijke ordening;
1.13 archeologische deskundige
een deskundige met betrekking tot
archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders
te stellen kwalificaties;
1.14 archeologische waarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband
met de in dat gebied voorkomende of te verwachten archeologische relicten;
1.15 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen
gebouwen zijnde;
1.16 bebouwingspercentage
een in de regels aangegeven percentage, dat de
grootte van het bouwvlak aangeeft, dat maximaal mag worden bebouwd, tenzij in
de regels anders is bepaald;
1.17 bestaand
1.18 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
1.19 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde
bestemming;
1.20 bijgebouw
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand
gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in
architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.21 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk
oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het
geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een
standplaats;
1.22 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door
op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is
begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van
onderbouw en zolder;
1.23 bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
1.24 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge
de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.25 bouwperceelsgrens
de grens van een bouwperceel;
1.26 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden
zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
1.27 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout,
steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de
grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.28 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder
begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of ter plaatse leveren van
goederen aan personen die, die goederen kopen voor gebruik, verbruik of
aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of
bedrijfsactiviteit;
1.29 (medische) dienstverlening
bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden
bestaan uit het verlenen van (medische) diensten aan derden, waaronder zijn
begrepen tandarts-, dokter en fysiotherapie praktijken en naar de aard daarmee
gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen;
1.30 eerste bouwlaag
de bouwlaag op de begane grond;
1.31 erf
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte
daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht
ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover dit bestemmingsplan
deze inrichting niet verbiedt;
1.32 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen
toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte
vormt;
1.33 gebruiken
gebruiken, het doen gebruiken, laten gebruiken
en in gebruik geven;
1.34 gestapelde woning
een woning die geheel of gedeeltelijk
boven/onder een andere woning is gelegen;
1.35 grondwaterpeil
Bovenste niveau van het water dat zich in de
bodem bevindt;
1.36 hoofdgebouw
een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het
belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;
1.37 kantoor
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van
administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen
functioneren van (semi)overheidsinstel-lingen, het
bankwezen en naar de aard daarmee gelijk te stellen instellingen;
1.38 maatschappelijke voorzieningen
educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele
en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van openbare
dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van
deze voorzieningen;
1.39 omgevingsvergunning
een vergunning als bedoeld in artikel 1.1,
eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
1.40 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van
een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
een vergunning als bedoeld in artikel 3.3 onder
a van de Wet ruimtelijke ordening;
1.41 onderbouw
een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt
door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,20 m boven het peil is
gelegen;
1.42 oorspronkelijk gevel
een gevel zoals deze is weergegeven in de
omgevingsvergunning voor het bouwen voor de oprichting van het hoofdgebouw;
1.43 overkapping
een bouwwerk op het erf van een gebouw of
standplaats, dat strekt tot vergroting van het woongenot/gebruiksgenot van het
gebouw of de standplaats en dat, voor zover gebouwd vóór (het verlengde van) de
voorgevel van een gebouw, geen tot de constructie zelf behorende wanden heeft
en, voor zover gebouwd achter (het verlengde van) de voorgevel van een gebouw,
maximaal drie wanden heeft waarvan maximaal twee tot de constructie behoren;
1.44 (straat)peil
1.45 prostitutie
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten
van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
1.46 seksinrichting
een voor het publiek toegankelijke besloten
ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was,
seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van
erotische/pornografische aard plaatsvinden, waaronder in ieder geval worden
verstaan een prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop,
een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in
combinatie met elkaar;
1.47 Staat van bedrijfsactiviteiten
een als bijlage bij deze regels behorende en
daarvan onderdeel uitmakende lijst van bedrijven en instellingen;
1.48 uitbouw
een gebouw dat als vergroting van een bestaande
ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm kan worden
onderscheiden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht
ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.49 uitvoeren
uitvoeren, het doen uitvoeren, laten uitvoeren
en in uitvoering geven;
1.50 voorerf
gedeelte van een erf dat aan de voorkant (voor
de voorgevel) van het gebouw is gelegen;
1.51 voorgevel
de naar de weg gekeerde gevel(s) van een gebouw
of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel,
de gevel die op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan
kennelijk als zodanig diende te worden aangemerkt, dan wel de gevel naar die
weg die volgens het straatnamenregister bepalend is voor de adressering;
1.52 wijziging
een wijziging als bedoeld in artikel 3.6
lid 1 sub a van de Wet ruimtelijke ordening;
1.53 woning
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld
voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
1.54 zijerf
gedeelte van het erf dat aan de zijkant van het
gebouw is gelegen;
1.55 zijdelingse bouwperceelsgrens
een evenwijdig aan de zijgevel van een
hoofdgebouw liggende grens van het perceel.
2.1
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt
gemeten:
de afstand tot de zijdelingse bouwperceelsgrens
tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel
en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;
de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een
gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van
ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard
daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het
horizontale vlak;
de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot
c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen
constructiedeel;
de horizontale diepte van een gebouw
de diepte van een gebouw, gemeten loodrecht
vanaf de gevel waaraan wordt gebouwd;
de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer,
de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de
buitenzijde van daken en dakkapellen;
de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse
gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op
het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het
bouwwerk;
de oppervlakte van een overkapping
tussen de buitenzijde van de afdekking van de
overkapping, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het
afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de overkapping;
verticale diepte van een ondergronds bouwwerk
van het peil tot aan de bovenzijde van de
afgewerkte vloer van het ondergrondse (deel van het) bouwwerk.
2.2
Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van
het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen, als plinten, pilasters,
kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten,
gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten
beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwgrenzen niet meer dan
1 m bedraagt.
2.3
Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van
bouwen wordt de goothoogte van een dakkapel buiten beschouwing gelaten mits de
dakkapel voldoet aan de volgende eisen:
2.4
Bij toepassing van deze regels wordt gemeten
tot of vanuit het hart van een lijn en op de schaal waarin het plan is
vastgesteld.
3.1 bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn
bestemd voor:
met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen
zijnde.
3.2 bouwregels
3.2.1
Ondergrondse bouwwerken mogen uitsluitend
worden gebouwd ten behoeve van nutsvoorzieningen waarbij de verticale
bouwdiepte van een (ondergronds) bouwwerk maximaal 3 m mag bedragen.
3.2.2
Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen
zijnde, maximaal:
Artikel 4 Wonen
4.1 bestemmingsomschrijving
4.1.1
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd
voor:
met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen
gebouwen zijnde, tuinen en erven.
4.1.2
Onder de uitoefening van aan huis verbonden
beroepen/bedrijven in samenhang met het wonen wordt verstaan het gebruik van
gedeelten van woningen ten behoeve van een aan huis verbonden
beroepen/bedrijven voor zover:
4.2 bouwregels
4.2.1
Hoofdgebouwen voldoen aan de volgende
kenmerken:
4.2.2
Bouwhoogte van overige bouwwerken, geen
gebouwen zijnde maximaal:
4.3 Voorwaardelijke
verplichting
De op te richten gebouwen moeten in overeenstemming
zijn met het Beeldkwaliteitsplan Strijensedijk - Dr. Bossersstraat
’s-Gravendeel (RoosRos Architecten, 9 november 2023), dat als bijlage bij deze
regels is gevoegd.
Artikel
5 Waarde – Archeologie 1
5.1 bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen
gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede
bestemd voor de bescherming en de veiligstelling van de te verwachten
archeologische waarden.
5.2 bouwregels
5.2.1
Op deze gronden mogen ten behoeve van de in artikel
5.1 bedoelde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden
gebouwd die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn.
5.2.2
Ten behoeve van andere, voor de gronden als
bepaald in artikel 5.1, geldende bestemming(en) mag, met inachtneming van de
voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels, uitsluitend worden gebouwd,
indien het bouwplan betrekking heeft op:
5.3 afwijken van de bouwregels
5.3.1
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken
van het bepaalde in artikel 5.2.2, met inachtneming van de voor de betrokken
bestemming geldende (bouw)regels.
5.3.2
Een omgevingsvergunning, zoals bedoeld in
artikel 5.3.1, wordt in ieder geval verleend, indien de aanvrager van de
omgevingsvergunning voor het bouwen aan de hand van nader archeologisch
onderzoek heeft aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische
resten aanwezig zijn.
5.3.3
Een omgevingsvergunning, zoals bepaald in
artikel 5.3.1, wordt voorts verleend, indien:
5.4 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van
een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.4.1 omgevingsvergunning te verwachten
archeologische waarden
Het is verboden op of in de gronden met de
bestemming 'Waarde - Archeologie 1' als bepaald in artikel 5.1 zonder of in
afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken
zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
5.4.2 weigering
Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel
5.4.1 mag alleen en moet worden geweigerd indien door de graafwerkzaamheden of
grondbewerkingen, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te
verwachten gevolgen blijvend onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de in de
grond aanwezige archeologische waarden en hieraan door het stellen van
voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.
5.4.3 advies
Alvorens te besluiten over de aanvraag van een
omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 5.4.1 wint het bevoegd gezag advies
in van een archeologisch deskundige.
5.4.4 uitzonderingen
Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel
5.4.1 is niet vereist voor:
5.4.5
De verboden, zoals in artikel 5.4.1 bedoeld,
zijn niet van toepassing, indien de werken, geen bouwwerken zijnde, en
werkzaamheden:
5.4.6 verlening
Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel
5.4.1 wordt in ieder geval verleend, indien de aanvrager van de
omgevingsvergunning aan de hand van nader archeologisch onderzoek heeft
aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische resten aanwezig
zijn.
5.4.7
Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel
5.4.1 wordt voorts verleend, indien:
5.4.8 adviesprocedure
Alvorens omtrent het verlenen van
omgevingsvergunning te beslissen, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in
bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door de voorgenomen
bouwwerken, werken of werkzaamheden de archeologische belangen niet onevenredig
worden geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.
5.5 wijzigingsbevoegdheid
5.5.1
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het
bestemmingsplan te wijzigen door een of meer bestemmingsvlakken met de
medebestemming 'Waarde - Archeologie 1' geheel of gedeeltelijk te verwijderen,
indien uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen
archeologische waarden aanwezig zijn.
5.5.2
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de
medebestemming 'Waarde - Archeologie 1' te wijzigen in de dubbelbestemming
'Waarde - Archeologische vindplaats', indien uit nader archeologisch onderzoek
is gebleken dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, waarvan
nadere bescherming en veiligstelling door middel van dit bestemmingsplan
noodzakelijk of gewenst is.
Artikel
6 Waarde – Archeologie 3
6.1 bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen
gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede
bestemd voor de bescherming en de veiligstelling van de te verwachten
archeologische waarden.
6.2 bouwregels
6.2.1
Op deze gronden mogen ten behoeve van de in
artikel 6.1 bedoelde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde,
worden gebouwd die voor archeologisch onderzoek noodzakelijk zijn.
6.2.2
Ten behoeve van andere, voor de gronden als
bepaald in artikel 6.1, geldende bestemming(en) mag, met inachtneming van de
voor de betrokken bestemming geldende (bouw)regels, uitsluitend worden gebouwd,
indien het bouwplan betrekking heeft op:
6.3 afwijken van de bouwregels
6.3.1
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken
van het bepaalde in artikel 6.2.2, met inachtneming van de voor de betrokken
bestemming geldende (bouw)regels.
6.3.2
Een omgevingsvergunning, zoals bedoeld in
artikel 6.3.1, wordt in ieder geval verleend, indien de aanvrager van de
omgevingsvergunning voor het bouwen aan de hand van nader archeologisch
onderzoek heeft aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische
resten aanwezig zijn.
6.3.3
Een omgevingsvergunning, zoals bepaald in
artikel 6.3.1, wordt voorts verleend, indien:
6.4 omgevingsvergunning voor het uitvoeren van
een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.4.1 omgevingsvergunning te verwachten
archeologische waarden
Het is verboden op of in de gronden met de
bestemming 'Waarde - Archeologie 3' als bepaald in artikel 21.1 zonder of in
afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken
zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
6.4.2 weigering
Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel
6.4.1 mag alleen en moet worden geweigerd indien door de graafwerkzaamheden of
grondbewerkingen, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te
verwachten gevolgen blijvend onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de in de
grond aanwezige archeologische waarden en hieraan door het stellen van
voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.
6.4.3 advies
Alvorens te besluiten over de aanvraag van een
omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 6.4.1 wint het bevoegd gezag advies
in van een archeologisch deskundige.
6.4.4 uitzonderingen
Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel
6.4.1 is niet vereist voor:
6.4.5
De verboden, zoals in artikel 6.4.1 bedoeld,
zijn niet van toepassing, indien de werken, geen bouwwerken zijnde, en
werkzaamheden:
6.4.6 verlening
Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel
6.4.1 wordt in ieder geval verleend, indien de aanvrager van de
omgevingsvergunning aan de hand van nader archeologisch onderzoek heeft
aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische resten aanwezig
zijn.
6.4.7
Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel
6.4.1 wordt voorts verleend, indien:
6.4.8 adviesprocedure
Alvorens omtrent het verlenen van
omgevingsvergunning te beslissen, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in
bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door de voorgenomen
bouwwerken, werken of werkzaamheden de archeologische belangen niet onevenredig
worden geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.
6.5 wijzigingsbevoegdheid
6.5.1
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het
bestemmingsplan te wijzigen door een of meer bestemmingsvlakken met de
medebestemming 'Waarde - Archeologie 3' geheel of gedeeltelijk te verwijderen,
indien uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen
archeologische waarden aanwezig zijn.
6.5.2
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de
medebestemming 'Waarde - Archeologie 3' te wijzigen in de dubbelbestemming
'Waarde - Archeologische vindplaats', indien uit nader archeologisch onderzoek
is gebleken dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, waarvan
nadere bescherming en veiligstelling door middel van dit bestemmingsplan
noodzakelijk of gewenst is.
Artikel
7 Waterstaat –
Waterkering
7.1
bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat -
Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende
bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming, het onderhoud en de
verbetering van zowel de primaire als de secundaire waterkering, met
bijbehorende bouwwerken geen gebouwen zijnde zoals duikers, keerwanden en
merktekens.
7.2 bouwregels
7.2.1
In afwijking van het
bepaalde bij de andere bestemmingen mag alleen ten behoeve van deze bestemming
worden gebouwd.
7.2.2
Gebouwen mogen niet
worden gebouwd.
7.2.3
Bouwhoogte van
bouwwerken geen gebouwen zijnde maximaal 3 m.
7.3 afwijken van de
bouwregels
Bij omgevingsvergunning
kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 7.2 voor het bouwen
overeenkomstig de andere bestemmingen, mits advies is verkregen van de
beheerder van de waterkering.
7.4
omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of
van werkzaamheden
7.4.1 omgevingsvergunningplichtige werken
Het is verboden zonder
of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 7.1 bedoelde
gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te
voeren:
7.4.2 verlening
Een
omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 7.4.1 wordt niet eerder verleend dan
nadat advies is verkregen van de beheerder van de waterkering.
7.4.3
uitzonderingen
Geen
omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 7.4.1 is nodig voor:
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij
het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan
worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten
beschouwing.
9.1
In die gevallen dat
de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud van bouwwerken,
die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet en de Wet algemene
bepalingen omgevingsrecht tot stand zijn gekomen meer bedraagt dan in de
bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is toegestaan, geldt die
goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud in afwijking daarvan als
maximaal toegestaan.
9.2
In die gevallen dat
de bestaande afstand tot enige op de verbeelding aangegeven lijn van
bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet en de Wet
algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand zijn gekomen minder bedraagt dan
in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt
die afstand in afwijking daarvan als minimaal toegestaan.
9.3
In die gevallen dat
een bestaand bebouwingspercentage, dat in overeenstemming met het bepaalde in de
Woningwet en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand is gekomen,
meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is
voorgeschreven, geldt dat bebouwingspercentage in afwijking daarvan als
maximaal toegestaan.
9.4
De regels zoals
opgenomen in de artikelen 9.1 tot en met 9.3 hebben betrekking op:
met dien verstande
dat deze regels uitsluitend betrekking hebben op bouwwerken binnen het
bouwperceel waarin de bouwwerken met van de regels afwijkende maatvoering, zijn
gesitueerd.
9.5
algemene regels met
betrekking tot ondergronds bouwen
Ondergrondse ruimten
zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van bovengrondse bebouwing, tenzij in
de bouwregels van de betreffende bestemming anders is bepaald. Op het bouwen
van ondergrondse bouwwerken zijn de aanduidingen op de verbeelding en de bouwregels
van het plan op overeenkomstige wijze van toepassing, met dien verstande dat:
9.6
Artikel
10 Algemene gebruiksregels
10.1
Het is verboden de in het plan
begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken op een wijze
of tot een doel strijdig met de in het plan aan de grond gegeven
bestemming(en).
10.2
Onder verboden gebruik als bedoeld
in artikel 10.1 wordt in elk geval verstaan:
10.3
Bij omgevingsvergunning kan worden
afgeweken van het in artikel 10.1 gestelde verbod, indien strikte
toepassing ervan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik,
dat niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
Artikel
11 Algemene afwijkingsregels
11.1
Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken
van:
11.2
Een omgevingsvergunning als bedoeld in
artikel 11.1 kan slechts worden verleend, mits:
HOOFDSTUK
4 Overgangs- en slotregels
12.1 overgangsrecht bouwwerken
12.1.1
Een bouwwerk dat op het tijdstip van
inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel
gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en
afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt
vergroot,
12.1.2
Bij omgevingsvergunning kan eenmalig worden
afgeweken van het bepaalde in artikel 12.1.1 voor het vergroten van de inhoud
van een bouwwerk als bedoeld in artikel 12.1.1 met maximaal 10%.
12.1.3
Artikel 12.1.1 is niet van toepassing op
bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het
plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor
geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
12.2 overgangsrecht gebruik
12.2.1
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond
op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in
strijd is, mag worden voortgezet.
12.2.2
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige
gebruik, bedoeld in artikel 12.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een
ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking
naar aard en omvang wordt verkleind.
12.2.3
Indien het gebruik, bedoeld in artikel 12.2.1,
na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan
een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of
te laten hervatten.
12.2.4
Artikel 12.2.1 is niet van toepassing op het
gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan,
daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Deze regels worden aangehaald als Regels van
het bestemmingsplan ‘Dr. Bossersstraat 11 en Strijensedijk 22 ‘s-Gravendeel ´
gemeente Hoeksche Waard.