Bestemmingsplan ‘Bommelskoussedijk 56 Klaaswaal’
Gemeente Hoeksche Waard
Regels
Vastgesteld 15 april 2025
Artikel 5 Waarde – Archeologische verwachting middelhoog
Artikel 8 Algemene afwijkingsregels
Artikel 9 Algemene gebruiksregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
- Beeldkwaliteitsplan Bommelskoussedijk 56 Klaaswaal, 17 december 2024
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan
het bestemmingsplan ‘Bommelskoussedijk 56 Klaaswaal’ met identificatienummer van de ‘NL.IMRO.1963.BPBommkd56KLW22-VG01’ gemeente Hoeksche Waard;
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels;
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge dit bestemmingsplan de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5 archeologische waarde
de aan een gebied toegekende waarden in verband met de kennis en de studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteit uit oude tijden;
1.6 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
1.7 bed & breakfast
het bieden van recreatief nachtverblijf, kortdurend, in de vorm van logies al dan niet met ontbijt, binnen oorspronkelijk voor een andere functie gebouwd (deel van een) hoofdgebouw, aanbouw en bijgebouw.
1.8 bedrijf
een onderneming gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen danwel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, beroepsmatige activiteiten in of bij een woning daaronder niet begrepen;
1.9 bedrijfsmatige activiteiten (in of bij een woning)
een dienstverlenend beroep, dat in of bij een woning door de bewoners wordt uitgeoefend, waarbij de woonfunctie als primaire functie blijft gehandhaafd en de activiteiten geen onevenredige afbreuk doen aan het woon- en leefmilieu in de directe omgeving.
1.10 beroepsmatige activiteiten (in of bij een woning)
het beroeps- of bedrijfsmatig verlenen van diensten op administratief, medisch, juridisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee naar de aard gelijk te stellen beroep dat door zijn aard en omvang zodanig is dat deze activiteiten in een woning kunnen worden uitgeoefend zodat de woonfunctie als primaire functie gehandhaafd blijft en de activiteiten geen onevenredige afbreuk doet aan het woon- en leefmilieu in de directe omgeving;
1.11 bestaand
a. ten aanzien van bebouwing: bebouwing, zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan of mag worden gebouwd;
b. ten aanzien van gebruik: het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;
1.12 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
1.13 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.14 bijgebouw
een aangebouwd of op zichzelf staand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
1.15 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.16 bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
1.17 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.18 bouwperceelsgrens
de grens van een bouwperceel;
1.19 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
1.20 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.21 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen, verhuren en/of leveren aan personen, die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.22 dove gevel
een bouwkundige constructie die een ruimte in een gebouw scheidt van de buitenlucht, waarin geen te openen delen aanwezig zijn en met een karakteristieke geluidswering - conform NEN 5077 - die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidsbelasting van die constructie en 33 dB (ingeval van wegverkeerslawaai) en 35 dB(A) (ingeval van industrielawaai), alsmede een bouwkundige constructie waarin alleen bij wijze van uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits die delen niet direct grenzen aan een geluidgevoelige ruimte, zoals omschreven in artikel 1 van de Wet geluidhinder;
1.23 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.24 hoofdgebouw
een gebouw dat, gelet op de functie, constructie en afmetingen, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;
1.25 mantelzorg
langdurige, intensieve niet georganiseerde zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt gegeven aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak door één of meer leden uit diens directe dan wel sociale omgeving, waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie;
1.26 peil
1.27 seksinrichting
de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische/pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, een prostitutiebedrijf of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.28 uitbouw
een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw, dat door zijn constructie of afmetingen ondergeschikt is aan het hoofdgebouw, dat een vergroting van de bestaande ruimte in dat hoofdgebouw is en direct daarmee in open verbinding staat;
1.29 voorerf
het gedeelte van het erf wat is gelegen voor de voorgrens van het hoofdgebouw en wat grenst aan dan wel zich oriënteert op openbaar gebied;
1.30 voorgevel
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw, welke als belangrijkste is aan te merken en waarvan de gebouwen in hoofdzaak toegankelijk zijn;
1.31 woning
een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden;
Bij de toepassing van de regels wordt als volgt gemeten:
2.1 afstand
de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst zijn.
2.2 bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.3 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.
2.4 goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot/de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.5 inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.6 oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.7 dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Tuin’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. bij woningen behorende tuinen,
b. onbebouwde erven,
c. toegangspaden en andere verhardingen;
d. parkeervoorzieningen;
e. water.
3.2 Bouwregels
Ten aanzien van de in lid 3.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat:
3.2.1 Gebouwen
a. gebouwen zijn niet toegestaan;
3.2.2 Andere bouwwerken
a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1,5 m;
b. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3 m.
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Hobbykassen en dierenverblijven
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2 ten behoeve van de bouw van hobbykassen en dierenverblijven, mits de bouwhoogte niet meer dan 3 m bedraagt en de oppervlakte van de gebouwen per tuin niet meer dan 10 m2 bedraagt.
3.3.2 Paardenbakken
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2 ten behoeve van het realiseren van (een deel van) paardenbakken of stapmolens, onder de voorwaarde dat:
a. maximaal 1 paardenbak of stapmolen ten behoeve van hobbymatige paardenhouderij bij een (bedrijfs)woning mag worden gerealiseerd, waarbij de paardenbak of stapmolen als volgt wordt gesitueerd:
1. achter het verlengde van de voorgevel;
2. tenminste 1,5 m uit de slootranden;
3. op een afstand van minimaal 25 m van woningen van derden;
b. de omvang van de paardenbak niet meer bedraagt dan 20 m bij 40 m en de doorsnede van een stapmolen niet meer bedraagt dan 20 m;
c. de hoogte van een hek rondom een paardenbak of een stapmolen niet meer bedraagt dan 1,50 m
d. bij de paardenbak mag geen buitenverlichting hoger dan 1 m worden aangebracht.
4.1 Bestemmingsomschrijving
4.1.1 Algemeen
De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. wonen:
b. beroepsmatige activiteiten;
c. aan de functie onder a en b gebonden parkeervoorzieningen.
4.2 Bouwregels
Ten aanzien van de in lid 4.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat:
4.2.1 Gebouwen
1. 60% van het perceel onbebouwd blijft bij vrijstaande hoofdgebouwen;
2. de goothoogte van bijgebouwen niet meer bedraagt dan 3 m;
3. de bouwhoogte van bijgebouwen niet meer bedraagt dan 6 m;
4.2.2 Andere bouwwerken
ten aanzien van de lid 4.1 bedoelde gronden de volgende bouwregels voor andere bouwwerken gelden:
a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 1,5 m;
b. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3 m.
4.2.3 Voorwaardelijke verplichting
voor het bouwen
uitsluitend wordt verleend nadat is aangetoond dat voldaan wordt aan
de beeldkwaliteitseisen
in het beeldkwaliteitsplan Bommelskoussedijk 56 Klaaswaal, 17 december 2024
(pagina 1 t/m 14 en 18 t/m 21) zoals opgenomen in de bijlage bij de
regels van het
bestemmingsplan.
beeldkwaliteitsplan
Bommelskoussedijk 56 Klaaswaal, 17 december 2024’ (pagina 1 t/m 14 en 18 t/m
21) zoals opgenomen in de
bijlage bij de regels van dit bestemmingsplan en als zodanig in stand wordt
gelaten.
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Paardenbakken
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2 ten behoeve van het realiseren van (een deel van) paardenbakken of stapmolens, onder de voorwaarde dat:
a. maximaal 1 paardenbak of stapmolen ten behoeve van hobbymatige paardenhouderij bij een woning mag worden gerealiseerd, waarbij de paardenbak of stapmolen als volgt wordt gesitueerd:
1. achter het verlengde van de voorgevel;
2. tenminste 1,5 m uit de slootranden;
3. op een afstand van minimaal 25 m van woningen van derden;
b. de omvang van de paardenbak niet meer bedraagt dan 20 m bij 40 m en de doorsnede van een stapmolen niet meer bedraagt dan 20 m;
c. de hoogte van een hek rondom een paardenbak of een stapmolen niet meer bedraagt dan 1,50 m.
4.4 Specifieke gebruiksregels
Het gebruik van hoofdgebouwen en/of aangebouwde bijgebouwen als praktijkruimte voor beroepsmatige activiteiten is toegestaan, mits:
a. de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft, waarbij geldt dat de grondoppervlakte niet meer mag bedragen dan 35% van de woning met een maximum van 50 m2;
b. geen afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefmilieu in de omgeving;
c. in de omgeving geen onevenredige toename van verkeersbelasting optreedt;
d. er wordt voorzien in voldoende parkeerruimte op eigen terrein;
e. de beroepsmatige activiteiten geschieden door degene die op het perceel woonachtig is;
f. er, behoudens een beperkte kleinschalige verkoop in direct verband met de beroepsmatige activiteiten, geen detailhandelsactiviteiten plaatsvinden.
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.5.1 Bedrijfsmatige activiteiten
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.4 voor het medegebruik van hoofdgebouwen en/of aangebouwde bijgebouwen ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten, mits:
a. de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft, waarbij geldt dat de grondoppervlakte niet meer mag bedragen dan 35% van de woning met een maximum van 50 m2;
b. geen afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefmilieu in de omgeving;
c. in de omgeving geen onevenredige toename van verkeersbelasting optreedt;
d. er wordt voorzien in voldoende parkeerruimte op eigen terrein;
e. de beroepsmatige activiteiten geschieden door degene die op het perceel woonachtig is;
f. er geen detailhandelsactiviteiten plaatsvinden;
g. er geen vergunningplichtige activiteiten op grond van de Wet milieubeheer mogen plaatsvinden.
4.5.2 Bed & breakfast
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.1 ten behoeve van bed & breakfast, onder de voorwaarde dat:
a. de hoofdfunctie wonen gehandhaafd blijft;
b. ten hoogste 4 kamers zijn toegestaan tot een oppervlakte van in totaal 100 m2, waar maximaal 10 gasten mogen verblijven;
c. de voorzieningen ten behoeve van de bed & breakfast binnen de bestaande bebouwing wordt gerealiseerd;
d. geen onevenredige nadelige gevolgen voor het woon- en leefklimaat van omwonenden en de bedrijfsvoering van omliggende bedrijven ontstaan;
e. geen sprake is van permanente bewoning.
4.5.3 Mantelzorg
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.1 ten behoeve van mantelzorg in bestaande aan-, uitbouwen of bijgebouwen bij een woning dan wel het toestaan van extra aan- of uitbouwen of vrijstaande bijgebouwen ten behoeve van mantelzorg, met in achtneming van de volgende voorwaarden:
a. de noodzaak van mantelzorg dient te worden aangetoond;
b. de oppervlakte aan extra gebouwen is maximaal 75 m², mits het perceel dat tot de woning behoort voor 50% onbebouwd blijft en de bouwhoogte maximaal 3.5 meter;
c. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van aanwezige functies en waarden in de omgeving, alsmede van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende erven.
Artikel 5 Waarde – Archeologische verwachting middelhoog
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologische verwachting middelhoog’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor behoud van de aan de gronden eigen zijnde archeologische waarden.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Rapport archeologisch deskundige
In het belang van de archeologische monumentenzorg dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen uiterlijk ten tijde van het indienen van de aanvraag omgevingsvergunning een rapport aan het bevoegd gezag te overleggen van een archeologisch deskundige waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld. Deze bepaling heeft uitsluitend betrekking op aanvragen om een omgevingsvergunning voor het bouwen van bouwwerken (waaronder begrepen het heien van heipalen en het slaan van damwanden) die groter zijn dan de oppervlakte- en dieptematen welke genoemd zijn in 5.3.1.
5.2.2 Mogelijke voorwaarden te verbinden aan omgevingsvergunning voor het bouwen
Het bevoegd gezag kan in het belang van de archeologische monumentenzorg aan een omgevingsvergunning voor het bouwen de volgende regels verbinden:
a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
b. de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek;
c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.
5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.3.1 Verbod
In het belang van de archeologische monumentenzorg is het verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden van het bevoegd gezag de hierna onder 5.3.2 genoemde werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te doen c.q. te laten uitvoeren die dieper reiken dan 0.5 m beneden maaiveld en die tevens een oppervlakte groter dan 500 m² beslaan.
5.3.2 Het vergunningsvereiste betreft de volgende werken c.q. werkzaamheden
a. grondbewerkingen (van welke aard dan ook);
b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
c. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
d. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, afgraven;
e. het ingraven van ondergrondse kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies e.d.;
f. het aanleggen van waterlopen of het vergraven van bestaande waterlopen.
5.3.3 Uitgezonderde werkzaamheden
Het vergunningvereiste geldt niet voor werken (geen bouwwerken zijnde) of voor werkzaamheden gericht op het normale onderhoud en beheer van de betreffende gronden, niet voor bedoelde activiteiten welke in uitvoering waren ten tijde van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan en evenmin voor bestaande weg- en leidingcunetten.
5.3.4 Vergunning
Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van de werkzaamheden wordt verleend nadat de aanvrager een rapport aan het bevoegd gezag heeft overlegd van een archeologisch deskundige waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
5.3.5 Mogelijke voorwaarden te verbinden aan vergunning
Aan een omgevingsvergunning kunnen de volgende regels worden verbonden:
a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
b. de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek;
c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt te laten begeleiden door een archeologisch deskundige
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
7.1 Overschrijding bouwgrenzen
7.1.1 Toepassing
De bouwgrenzen mogen in afwijking van de op de verbeelding en hoofdstuk 2 uitsluitend worden overschreden door:
a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, luifels, trappen, funderingen, balkons, erkers, galerijen, hellingbanen en entreeportalen, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 m bedraagt;
b. andere onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer dan 0,5 m bedraagt.
7.1.2 Afwijken
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.1.1 onder a tot ten hoogste 3 m.
7.2 Ondergronds bouwen
Ondergronds bouwen dient onder het hoofdgebouw plaats te vinden tot een diepte van ten hoogste 3 m.
7.3 Bestaande maten en bestaande andere maten
7.3.1
In die gevallen dat de afstanden van gebouwen en andere bouwwerken tot gronden met de bestemming Verkeer of de afstanden van gebouwen tot erfscheidingen, op de dag van terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder bedragen dan overeenkomstig het bepaalde in hoofdstuk 2 als minimum is voorgeschreven, mogen deze bestaande afstanden in afwijking van het bepaalde in hoofdstuk 2 als minimaal toelaatbaar worden aangehouden.
7.3.2
In die gevallen dat de inhoud van een woning of de oppervlakten van gebouwen op de dag van terinzagelegging van het ontwerp van het plan c.q. het moment van het van kracht worden van een wijzigingsbesluit meer bedragen dan overeenkomstig het bepaalde in hoofdstuk 2 als maximum is voorgeschreven, mogen deze bestaande maten in afwijking van het bepaalde in hoofdstuk 2 als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.
7.4 Voldoende parkeergelegenheid
Artikel 8 Algemene afwijkingsregels
8.1
a. Indien niet op grond van hoofdstuk 2 reeds bij omgevingsvergunning is afgeweken kunnen burgemeester en wethouders bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor:
b. de bouw van niet voor bewoning bestemde bouwwerken van openbaar nut, zoals wachthuisjes, telefooncellen en naar aard en omvang daarmee gelijk te stellen bouwwerken, met uitzondering van verkooppunten voor motorbrandstoffen, mits deze bouwwerken geen grotere bouwhoogte dan 2,5 m en geen grotere oppervlakte dan 20 m3 hebben;
c. de bouw van transformatorhuisjes, mits deze bouwwerken geen grotere bouwhoogte dan 3,5 m en geen grotere inhoud dan 50 m3 hebben;
d. de bouw van straatmeubilair en andere bouwwerken, die om waterstaatkundige of verkeersredenen noodzakelijk zijn, zoals duikers of keermuren, mits de bouwhoogte niet meer dan 2,5 m bedraagt;
e. de bouw van lantaarnpalen, vlaggenmasten en antennemasten, mits deze voorzieningen van gering horizontale afmetingen zijn en mits de bouwhoogte niet meer dan 15 m bedraagt;
f. afwijkingen van bouwgrenzen en voorgeschreven maten (daaronder begrepen bebouwingspercentages) met ten hoogste 1,5 m respectievelijk 10%;
g. afwijkingen van bouwgrenzen, voorzover zulks van belang is voor een ruimtelijk of technisch beter verantwoorde plaatsing van bouwwerken of voorzover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein, mits de afwijkingen niet meer bedragen dan 3 m.
8.2
Een omgevingsvergunning voor het afwijken mag slechts worden verleend, indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
8.3
Een omgevingsvergunning voor het afwijken mag niet worden verleend, indien hierdoor waarden van de gronden met de bestemming onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor herstel van die waarden onevenredig worden of kunnen worden verkleind.
8.4
Alvorens omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning voor het afwijken als bedoeld in 8.3 te beslissen, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de adviseur inzake natuur en landschap.
Artikel 9 Algemene gebruiksregels
9.1
Het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming.
9.2
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:
a. onbebouwde gronden te gebruik of te laten gebruiken als:
1. opslagplaats voor vaten, kisten al dan niet voor gebruik geschikte werktuigen, voer- en vaartuigen en machines of onderdelen daarvan, oude en nieuwe (bouw)materialen, afval, puin, grind en brandstoffen;
2. uitstalling-, opslag-, stand- of ligplaats voor kamper- en/of verblijfsmiddelen;
b. zomerhuizen en stacaravans te gebruiken of laten gebruiken voor permanente bewoning;
c. gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken als seksinrichting met uitzondering van de gronden die blijkens de bestemming, de bestemmingsomschrijving en/of overige regels uitdrukkelijk zijn aangewezen voor een seksinrichting.
9.3
Onder strijdig gebruik wordt niet verstaan:
a. vormen van gebruik als bedoeld in lid 9.2, die verenigbaar zijn met het doel waarvoor de grond ingevolge de bestemming en deze regels mag worden gebruikt;
b. het opslaan van bouwmaterialen, puin en specie in verband met normaal onderhoud, dan wel ter verwezenlijking van de bestemming;
c. het uitoefenen van detailhandel, voor zover dit een normaal en ondergeschikt bestanddeel uitmaakt van de totale bedrijfsuitoefening, zoals ingevolge de bestemming en/of deze regels toegestaan, en de verkoop van goederen, gelet op de aard daarvan, geschiedt in rechtstreeks verband met de uitoefening van het bedrijf;
d. voor de stalling van ten hoogste een toercaravan binnen de gronden met de bestemming Tuin.
9.4
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.1 en lid 9.2, indien strikte toepassing van die bepalingen leidt tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, die niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
10.1 Overgangsrecht bouwwerken
a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
b. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a. met maximaal 10%.
c. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
10.2 Overgangsrecht gebruik
a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a. te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
c. Indien het gebruik, bedoeld onder a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
d. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan ‘Bommelskoussedijk 56 Klaaswaal’.