wijzigingsplan

OUDE WAAG NAAST 71 - BEESD

 

REGELS

 

 

 

 

Hoofdstuk 1. Inleidende regels

Artikel 1. Begrippen

Artikel 2. Wijze van meten

 

Hoofdstuk 2. Bestemmingsregels

Artikel 3. Agrarisch

Artikel 4. Wonen

Artikel 5. Waarde – Archeologie 4

Artikel 6. Waarde – Nieuwe Hollandse Waterlinie

 

Hoofdstuk 3. Algemene regels

Artikel 7. Anti-dubbeltelregel

Artikel 8. Algemene afwijkingsregels

Artikel 9. Overige regels

 

Hoofdstuk 4. Overgangs- en slotregels

Artikel 10. Overgangsrecht

Artikel 11. Slotregel

 

 

 

 


 

HOOFDSTUK 1 INLEIDENDE REGELS

 

 

Artikel 1 Begrippen

 

1.1            het plan

het wijzigingsplan ‘Oude Waag naast 71 Beesd’ met identificatienummer NL.IMRO.1960.BEEOudeWaagn71-VSG1 van de gemeente West-Betuwe.

 

1.2            bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels

 

1.3             aan huis gebonden beroep

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend;

 

1.4             aan huis verbonden bedrijf

het bedrijfsmatig verlenen van diensten of het vervaardigen van producten, die in een woning (inclusief bijgebouwen) worden uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en die een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

 

1.5             aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

 

1.6             aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

 

1.7             agrarisch bedrijf

bedrijf dat gericht is op het voortbrengen van producten door middel van telen van gewassen of het houden van dieren;

 

1.8             archeologische waarden

cultuurhistorische waarden die bestaan uit de aanwezigheid van een bodemarchief met sporen van vroegere menselijke bewoning en/of grondgebruik daarin, en als zodanig het cultuurhistorisch erfgoed vertegenwoordigd;

 

1.9             bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

 

1.10         bed and breakfast

het verstrekken van toeristisch kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt, aan steeds wisselend publiek; onder bed & breakfast wordt niet verstaan overnachting noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid;

 

1.11         bedrijf

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig produceren, bewerken, installeren, inzamelen, herstellen, verhuren, opslaan en distribueren van goederen, alsmede het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen;

 

1.12         bestaande bebouwing

bebouwing, zoals legaal aanwezig op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, dan wel die mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip verleende vergunning;

 

1.13         bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

 

1.14         bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

 

1.15         bevoegd gezag

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;

 

1.16         bijgebouw

een al dan niet vrijstaand gebouw, behorende bij en qua maatvoering en in functioneel opzicht ondergeschikt aan een op hetzelfde perceel gelegen hoofdgebouw;

 

1.17         bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

 

1.18         bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

 

1.19         bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

 

1.20         bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel;

 

1.21         bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

 

1.22         bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde verbonden is;

 

1.23         detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van goederen aan degene die deze goederen kopen voor eigen gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

 

1.24         gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

 

1.25         gemeentelijke commissie

de welstandscommissie, monumentencommissie, commissie ruimtelijke kwaliteit of een soortgelijke commissie die door het bevoegd gezag is ingesteld om de ruimtelijke kwaliteit van plannen te beoordelen;

 

1.26         hoofdgebouw

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;

 

1.27         huishouden

persoon of groep personen die een huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan; bedrijfsmatig kamerverhuur wordt daaronder niet begrepen;

 

1.28         kampeermiddel

tent, tentwagen, kampeerauto of caravan dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

 

1.29         landschappelijke inpassing

het inpassen van een gebouw of een gebruik in het landschap, waarbij afstemming plaatsvindt op de context van het landschap door middel van de architectuur van het gebouw en de aanplant van gebiedseigen beplanting;

 

1.30         landschappelijke waarde

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het waarneembare deel van het aardoppervlak, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende natuur;

 

1.31         mansardekap

een dakvorm met gebroken, naar buiten geknikte vlakken;

 

1.32         natuurwaarde

de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door geologische, geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in onderlinge samenhang;

 

1.33         normaal onderhoud en beheer

beheer, onderhoud en gebruik die, gelet op de bestemming, regelmatig noodzakelijk zijn voor een goed beheer, een goed onderhoud en een goed gebruik van de gronden en van de gebouwen die tot de betreffende bestemming behoren;

 

1.34         ophogen

grond aanvoeren van buiten om een (gedeelte van een) perceel op te hogen;

 

1.35         peil

a.      voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg of aan een bestaande dijk grenst: de hoogte van die weg of de bestaande dijk ter plaatse van de hoofdtoegang;

b.      in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;

 

1.36         schuilgelegenheid voor dieren

een overdekte ruimte die maximaal aan 3 zijden is omsloten door wanden, waarvan het/de betreffende dier(en) in geval van weidegang uit oogpunt van dierwelzijn gebruik moet(en) kunnen maken door vrij in en uit lopen, met als doel bescherming tegen extreme weersomstandigheden in zowel zomer als winter;

 

1.37         seksinrichting

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof hij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in elk geval verstaan: seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, parenclub en (raam) prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

 

1.38         slopen

geheel of gedeeltelijk afbreken;

 

1.39         stacaravan

een kampeermiddel in de vorm van een caravan of soortgelijk onderkomen op wielen met een maximale oppervlakte van 55 m², dat mede gelet op de afmetingen, kennelijk niet bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen ook over grotere afstand als een aanhangsel van een auto te worden voortbewogen;

 

1.40         teeltondersteuning

maatregelen ter bescherming, vervroeging of verlenging van de oogst van vollegrondsteeltproducten, alsmede in voorkomende gevallen tot bescherming van de omgeving tegen milieubelastende stoffen. Hieronder wordt begrepen het plaatsen of geplaatst houden van teeltondersteunende voorzieningen, niet zijnde kassen, zoals wandelkappen, lage kappen en aardbeienkappen, regenkappen, hagelnetten, schaduwhallen, vogelnetten en luisvrije tunnels en hallen, binnen de periode april tot en met oktober.

 

1.41         verblijfsrecreatie

recreatie in ruimten welke zijn bestemd of opgericht voor recreatief nachtverblijf, zoals een recreatiewoning, groepsaccommodatie/logeergebouw, pension, bed & breakfast, kampeermiddel of trekkershut door personen die hun hoofdwoonverblijf elders hebben;

 

1.42         vloeroppervlak(te)

de totale bebouwde oppervlakte, gemeten op vloerniveau, die voor een functie wordt gebruikt;

 

1.43         waterhuishoudkundige voorzieningen

voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede waterkering, wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, waterinfiltratie en waterkwaliteit, zoals infiltratiekratten, wadi's, infiltratiegreppels, doorlatende bestrating en infiltratie- en transportriolen, dijken, dammen, grondwallen, duikers, stuwen, gemalen en inlaten;

 

1.44         werk

een constructie, geen gebouw of bouwwerk zijnde;

 

1.45         wooneenheid

een complex van intern met elkaar in verbinding staande ruimten, in een (gedeelte van een) gebouw, uitsluitend geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden;

 

1.46         woongebouw

hoofdgebouw dat twee of meer wooneenheden bevat;

 

 

 

 

 

 


 

Artikel 2 Wijze van meten

 

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

 

2.1.       bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot het hoogste punt van het bouwwerk; voor wat betreft gebouwen worden antennes, schoorstenen en andere ondergeschikte dakopbouwen hierbij niet meegerekend;

 

2.2.       goothoogte van een gebouw:

vanaf het peil tot de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

 

2.3.       inhoud van een gebouw:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken (en/of de harten van gemeenschappelijke scheidsmuren) en de dakvlakken, zulks met inbegrip van erkers en dakkapellen, en boven peil;

 

2.4.       lengte, breedte en diepte van een gebouw:

tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van gemeenschappelijke scheidsmuren);

 

2.5.       oppervlakte van een gebouw:

tussen (de buitenste verticale projecties van) de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van gemeenschappelijke scheidsmuren);

 

 

 

 


 

HOOFDSTUK 2 BESTEMMINGSREGELS

 

 

 

Artikel 3 Agrarisch

 

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.      hobbymatig agrarisch gebruik;

b.      het behoud, de bescherming, de ontwikkeling en/of het herstel van de landschappelijke en natuurwaarden;

c.      water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

d.      groenvoorzieningen en onverharde paden.

 

 

3.2 Bouwregels

 

3.2.1 Algemeen

Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:

a.      bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

a.      De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan:

·        voor erfscheidingen: 2 meter;

·        voor palen en masten: 6 meter;

·        voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 meter.

 

 

3.3 Afwijken van de bouwregels

 

3.3.1 Schuilgelegenheid voor dieren

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.1 voor het bouwen van een schuilgelegenheid voor dieren met dien verstande dat:

a.      De inhoud van de schuilgelegenheid maximaal 100 kubieke meter bedraagt;

b.      De bouwhoogte van de schuilgelegenheid maximaal 3 meter bedraagt;

c.      De situering van de schuilgelegenheid op het perceel geen afbreuk doet aan de landschappelijke waarde;

d.      De schuilgelegenheid visueel opgaat in op het perceel aanwezige beplanting;

e.      De schuilgelegenheid niet gebruikt mag worden voor de opslag van voer, materiaal of materieel.

 

 

3.4 Specifieke gebruiksregels

 

3.4.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend:

a.      het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;

b.      het gebruik van gronden ten behoeve van het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen voor dag- en/of verblijfsrecreatieve doeleinden.

 

Artikel 4 Wonen

 

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.      het wonen in een woongebouw;

b.      aan huis gebonden beroepen;

c.      groenvoorzieningen;

d.      tuinen en erven;

e.      water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

 

 

4.2 Bouwregels

 

4.2.1 Algemeen

Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:

b.      woongebouw;

c.      bijgebouwen;

d.      bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

4.2.2 Woongebouw (hoofdgebouw)

Voor het bouwen van het woongebouw gelden de volgende regels:

a.      Het woongebouw mag uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.

b.      Het aantal wooneenheden in het woongebouw mag niet meer of minder bedragen dan 2.

c.      De inhoud van het woongebouw bedraagt maximaal 750 m³.

d.      De inhoud van een in het woongebouw opgenomen wooneenheid mag niet minder bedragen dan 300 m³.

e.      De bouwhoogte van het woongebouw mag niet meer dan 8,5 meter bedragen.

f.       Het woongebouw wordt voorzien van een mansardekap.

g.      De afstand van het woongebouw tot een niet aaneen gebouwde bijgebouw op hetzelfde bouwperceel mag niet minder bedragen dan 3 meter en niet meer bedragen dan 20 meter.

 

4.2.3 Bijgebouwen

Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende regels:

a.      Bijgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak of binnen de aanduiding ‘bijgebouwen’ worden gebouwd.

b.      De gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen mag maximaal 80 m² bedragen.

c.      De goothoogte van bijgebouwen bedraagt niet meer dan 3 meter.

d.      De bouwhoogte van bijgebouwen bedraagt niet meer dan 6 meter.

 

4.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

b.      De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan:

·        voor palen en masten: 6 meter;

·        voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 2 meter.

 

 

4.3 Specifieke gebruiksregels

 

4.3.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend:

a.      het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;

b.      het gebruik van gronden ten behoeve van het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen voor dag- en/of verblijfsrecreatieve doeleinden;

c.      het gebruik van (een gedeelte van) woningen voor detailhandel;

d.      aan huis gebonden bedrijf;

e.      bed and breakfast / kamerverhuur.

 

4.3.2 Aan huis gebonden beroepen

De uitoefening van een aan huis gebonden beroep is toegestaan mits:

a.        geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd in ondergeschikte vorm een beperkte verkoop in verband met een beroepsmatige activiteit in of bij een woning;

b.        maximaal 40% van het vloeroppervlak van de woning en de daarbij behorende bijgebouwen ten behoeve van beroepsmatige activiteiten in gebruik is, zulks met een maximum van 45 m².

 

 

4.4 Afwijken van de gebruiksregels

 

4.4.1 Aan huis verbonden bedrijf

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.3.1 onder d voor een aan huis verbonden bedrijf mits:

a.      de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft;

b.      de bedrijfsactiviteiten niet leiden tot een toename van de bebouwing;

c.      er geen bedrijfsactiviteiten, waaronder tevens begrepen opslagactiviteiten, buiten de gebouwen plaatsvinden;

d.      de bedrijfsactiviteit geen onevenredige hinder voor de omliggende belangen en waarden oplevert;

e.      vaststaat dat de bedrijfsactiviteit een kleinschalig karakter heeft en zal behouden;

f.       diegene die de bedrijfsactiviteit in de woning of een bijgebouw in hoofdzaak uitvoert tevens gebruiker van de woning is;

g.      het niet betreft activiteiten welke een zodanige verkeersaantrekking hebben, dat deze leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimten;

h.      geen detailhandel plaatsvindt, uitgezonderd in ondergeschikte vorm een beperkte verkoop in verband met een beroepsmatige activiteit in of bij een woning;

i.       het totale vloeroppervlak van de bedrijfsactiviteit niet meer bedraagt dan 75 m² waarbij gebruik dient te worden gemaakt van bestaande gebouwen.

 

De omgevingsvergunning wordt niet verleend indien sprake is van onevenredige aantasting van:

a.      de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;

b.      het bebouwings- en landschapsbeeld;

c.      de verkeersveiligheid.

 

 

4.4.2 Bed and Breakfast

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.3.1 onder e voor het uitbaten van bed and breakfast of het verhuren van kamers voor verblijfsrecreatieve doeleinden, mits:

a.      de activiteiten (bed and breakfast en kamerverhuur) in het hoofdgebouw of het bijgebouw plaatsvinden;

b.      de vloeroppervlakte voor de activiteiten (bed and breakfast en kamerverhuur) maximaal 50 m² bedraagt;

c.      de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft;

d.      geen onevenredige hinder optreedt voor de omliggende belangen en waarden.

 

 

 

 

 

 

 


 

Artikel 5 Waarde - Archeologie 4

 

 

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor bescherming van archeologische waarden.

 

 

5.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen geen bouwwerken worden opgericht, tenzij:

a.      het bouwen gepaard gaat met bodemingrepen van niet meer dan 30 centimeter onder het bestaande maaiveld;

b.      op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn;

c.      het nieuw te bouwen oppervlak, in aanvulling op het bepaalde onder c, niet groter is dan 1.000 vierkante meter.

 

 

5.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.2 indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad. Aan de omgevingsvergunning kunnen in ieder geval de volgende voorwaarden worden verbonden:

a.      de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) monumenten in de bodem worden behouden, zoals alternatieven voor heiwerk, het al dan niet bouwen van kelders, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;

b.      de verplichting tot het doen van opgravingen, of:

c.      de verplichting de activiteit die tot een bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door Burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.

Alvorens het bevoegd gezag beslist over het verlenen van de omgevingsvergunning wint zij schriftelijk advies in bij een archeologische deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden en of en zo ja welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

 

 

5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

5.4.1 Omgevingsvergunningvereiste

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

a.      het aanleggen, verbreden en verharden van wegen en andere oppervlakteverhardingen;

b.      het aanleggen of verwijderen van ondergrondse leidingen;

c.      het zoeken naar delfstoffen in de vorm van seismisch onderzoek of exploratieonderzoek;

d.      het bewerken van en graven, boren of roeren in de bodem;

e.      het aanleggen van nieuwe boomgaarden.

 

 

5.4.2 Uitzonderingen

De in lid 5.4.1 bedoelde vergunning is niet vereist indien het werken en/of werkzaamheden betreft, die:

a.      bodemingrepen van niet meer dan 30 centimeter diep betreffen;

b.      betrekking hebben op gronden waarvan op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat er zich geen archeologische waarden (meer) bevinden;

c.      bodemingrepen betreffen met een oppervlakte van niet meer dan 1.000 vierkante meter;

d.      het normale onderhoud tot doel hebben, met inbegrip van:

·        onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen;

·        de aanleg van nieuwe en de vervanging van bestaande kabels en leidingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen;

·        ploegen;

·        vervanging van bestaande boomgaarden door nieuwe boomgaarden ter plaatse;

e.      reeds uitgevoerd of in uitvoering zijn op het tijdstip van het van inwerkingtreden van dit plan;

f.       ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.

 

5.4.3 Voorwaarden

a.      Bij de beoordeling van de omgevingsvergunning zal vooraf, op basis van een door aanvrager in te dienen archeologisch onderzoek, advies worden ingewonnen bij een archeologisch deskundige omtrent de vraag of door het verlenen van de omgevingsvergunning geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de archeologische waarden en welke voorwaarden dienen te worden gesteld.

b.      De in lid 5.4.1 bedoelde vergunning wordt niet verleend indien ten aanzien van het werk of de werkzaamheid sprake is van onevenredige afbreuk aan de waarden en/of functies welke het plan beoogt te beschermen, dan wel hieraan door het stellen van voorwaarden niet voldoende tegemoet kan worden gekomen.

 

 

 

 

 

 

 


 

Artikel 6 Waarde - Nieuwe Hollandse Waterlinie

 

 

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Waarde – Nieuwe Hollandse Waterlinie’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de instandhouding, het herstel en de ontwikkeling van het erfgoed van uitzonderlijke universele waarde van de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Deze universele waarden zijn benoemd in Bijlage 1 Kernkwaliteiten Nationaal Landschap en Inundatiekom Culemborgerwaard en bestaan in ieder geval uit de volgende waarden:

a.      het unieke, in samenhang met het landschap ontworpen negentiende en twintigste-eeuwse hydrologische en militair verdedigingssysteem, bestaande uit:

·        inundatiegebieden;

·        zone met verdedigingswerken als forten, batterijen, lunetten, betonnen mitrailleurkazematten en groeps- schuilplaatsen in hun samenhang met de omgeving;

·        voormalige schootsvelden (visueel open) en Verboden Kringen (merendeels onbebouwd gebied) rondom de forten;

·        waterwerken als waterlichamen, sluizen, inlaten, duikers en dijken functionerend in samenhang met verdedigingswerken en inundatiegebieden;

·        overige elementen als beschutte wegen, (resten van) loopgraven en tankgrachten;

·        de landschappelijke inpassing en camouflage van de voormalige militaire objecten;

·        de historische vestingstructuur van de vestingsteden Gorinchem en Woudrichem;

b.      grote openheid;

c.      groen en overwegend rustig karakter.

 

 

6.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd ten dienste van de andere daar voorkomende bestemmingen en de daarin opgenomen afwijkingsmogelijkheden, met dien verstande dat er wordt voldaan aan de ontwerprichtlijnen Nieuwe Hollandse Waterlinie en de ontwerprichtlijnen Inundatiekom Culemborgerwaard, zoals benoemd in Bijlage 1 Kernkwaliteiten Nationaal Landschap en Inundatiekom Culemborgerwaard, waarover de gemeentelijke commissie adviseert.

 

 

6.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

6.3.1 Omgevingsvergunningvereiste

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Waarde - Nieuwe Hollandse Waterlinie' zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

a.      het ophogen van gronden;

b.      het afgraven, verleggen of ophogen van historische polderkades en/of natuurlijke reliëfranden;

c.      het aanplanten van permanente hoogopgaande beplanting, waaronder mede begrepen boomteelt en/of fruitteelt, met een (gezamenlijke) oppervlakte van meer dan 500 m²;

d.      het verleggen of dempen van watergangen en/of waterpartijen;

e.      het aanleggen van bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur.

 

 

6.3.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in lid 6.3.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

a.      betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer, waaronder mede wordt verstaan het vervangen of herbeplanten van bestaande fruitteelt of bestaande boomteelt in het kader van de agrarische bedrijfsvoering, alsmede het egaliseren van gronden;

b.      binnen een agrarisch bouwvlak of binnen een niet-agrarisch bestemmingsvlak waarin gebouwd mag worden plaatsvinden;

c.      reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan;

d.      mogen worden uitgevoerd krachtens een op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan reeds verleende vergunning.

 

6.3.3 Voorwaarden

a.      Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 6.3.1 mag alleen worden verleend indien door de uitvoering van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden en/of functies die het plan beoogt te beschermen, tenzij hieraan door het stellen van voorwaarden voldoende tegemoet kan worden gekomen;

b.      Voor het aantonen of er geen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de te beschermen waarden en/of functies wordt advies ingewonnen bij de gemeentelijke commissie, die in hun beoordeling de kernkwaliteiten en ontwerprichtlijnen, zoals benoemd in Bijlage 1 Kernkwaliteiten Nationaal Landschap en Inundatiekom Culemborgerwaard betrekken.

 

 

 

 

 

 


 

HOOFDSTUK 3 ALGEMENE REGELS

 

 

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

 

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

 

 

Artikel 8 Algemene afwijkingsregels

 

8.1 Bouwhoogte

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in hoofdstuk 2 voor het vergroten van de goot- en bouwhoogte van het woongebouw tot een bouwhoogte van maximaal 10 meter, mits:

a.      de afwijking past binnen de ruimtelijke en stedenbouwkundige kwaliteiten van de omgeving;

b.      geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

 

8.2 Bestemmings- en bouwgrenzen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor de overschrijding van bestemmings- en bouwgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken, ruimtelijke en stedenbouwkundige kwaliteiten, dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen ten hoogste 3 meter bedragen.

 

De omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

 

8.3 Antennes

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor het bouwen van antennes, waarvan de bouwhoogte ten hoogste 15 meter mag bedragen.

 

 

Artikel 9 Overige regels

 

 

9.1 Bestaande regels van toepassing

 

De regels die deel uitmaken van het Paraplubestemmingsplan Parkeren 2019, zoals vervat in de bestandenset met planidentificatie NL.IMRO.1960.BPparkeren-VSG1 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen) zijn onverkort van toepassing op het wijzigingsplan ‘Oude Waag naast 71 Beesd' van de gemeente West-Betuwe.

 

 

 

 

 


 

HOOFDSTUK 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS

 

 

Artikel 10 Overgangsrecht

 

10.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

a.      een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

1.      gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

2.      na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag  waarop het bouwwerk is tenietgegaan;

b.      het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;

c.      dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

10.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

a.      het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;

b.      het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;

c.      indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;

d.      dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

 

Artikel 11 Slotregel

 

Deze regels worden aangehaald onder de naam 'Regels van het Wijzigingsplan Oude Waag naast 71 Beesd’.