direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Chw bestemmingsplan Braamt, Dorpsplan
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1955.bpsgbrmalgdorpspla-on01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Om het voorzieningenniveau in het dorp Braamt een impuls te geven is door de 'gebouwencommissie Braamt', namens de gemeenschap van Braamt een dorpsplan opgesteld. Dit plan ziet toe op het mogelijk maken van de verbouw van het dorpshuis, de (her)ontwikkeling van de kerk met parochiewoning en het dorpsplein, trapveldje, een nieuwe woning en de realisatie van een tijdelijk zonnepark op de sportvelden van voetbalclub St. Joris.

Voor de locatie gelden de bestemmingsplannen 'Kernen' en 'Buitengebied' (inclusief herzieningen). Op grond van deze bestemmingsplannen is het beoogde plan niet toegestaan. Om de ontwikkeling mogelijk te maken is de vaststelling van een nieuw bestemmingsplan noodzakelijk.

1.2 Plangebied

Het plangebied is opgedeeld in twee deelgebieden. Aan de noordzijde van de kern van Braamt bevindt zich de ontwikkellocatie rondom de kerk en het dorpshuis en aan de zuidoostzijde bevindt zich de locatie voor het tijdelijke zonnepark ter plaatse van de sportvelden.

Het deelgebied 'ontwikkellocatie kern' wordt aan de noordzijde begrensd door het buitengebied van Braamt en twee bedrijfshallen, aan de oostzijde door het kerkhof en basisschool 'De Boomgaard', aan de zuidzijde door een voormalig café en een leegstand winkelpand en aan de westzijde door 'Recreatie Te Boomsgoed'.

Het deelgebied 'sportvelden' wordt aan de noordzijde begrensd door enkele woonpercelen aan de Langestraat, aan de de oostzijde door de Zeddamseweg (N316), aan de zuidzijde door een deel van het trainingsveld en aan de westzijde door enkele woonpercelen aan de Sint Jorisstraat.

Op de navolgende afbeeldingen zijn globaal de ligging en begrenzing van de deelgebieden weergegeven. Voor de exacte begrenzing wordt verwezen naar de verbeelding behorende bij dit bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.bpsgbrmalgdorpspla-on01_0001.jpg"

Globale ligging plangebied

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.bpsgbrmalgdorpspla-on01_0002.jpg"

Globale begrenzing deelgebied ontwikkellocatie kern

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.bpsgbrmalgdorpspla-on01_0003.jpg"

Globale begrenzing deelgebied sportvelden

1.3 Geldende bestemmingsplannen

Het plangebied valt grotendeels onder de werking van het bestemmingsplan 'Kernen' dat is vastgesteld op 30 juni 2016. Voor het noordelijke deel van deelgebied ontwikkellocatie kern geldt het bestemmingsplan 'Buitengebied', dat is vastgesteld op 6 november 2013, en de daarop volgende herzieningen. Op de navolgende afbeelding is een uitsnede van de verbeelding van de geldende bestemmingsplannen weergegeven. Het plangebied is daarop met een blauwe belijning weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.bpsgbrmalgdorpspla-on01_0004.jpg"

Uitsnede geldende bestemmingsplan 'Kernen' en 'Buitengebied'

Deelgebied kern

Op grond van het bestemmingsplan 'Kernen' zijn aan deelgebied ontwikkellocatie kern de bestemmingen 'Gemengd' en 'Verkeer - Verblijfsgebied' toegekend. Volgens de regels, behorende bij de bestemming 'Gemengd', zijn de gronden, onder voorwaarden, bestemd voor verschillende functies, waaronder maatschappelijke voorzieningen zoals religieuze instellingen, cultuur en ontspanning. Ter plaatse van de bestaande bebouwing is een bouwvlak opgenomen. Volgens de regels, behorende bij de bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied', zijn de gronden bestemd voor wegen en daaraan gelieerde functies. Verder is, ter plaatse van een gasdrukregelstation aan de Gildeweg, een gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - barim' opgenomen waarbinnen geen kwetsbare objecten, zoals bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen zijn toegestaan. Op grond van het bestemmingsplan 'Buitengebied' is aan het noordelijke deel van dit deelgebied de bestemming 'Agrarisch' toegekend. Volgens de regels, behorende bij de bestemming 'Agrarisch', zijn deze gronden, onder voorwaarden, bestemd voor aan agrarisch gebruik gerelateerde bedrijfsactiviteiten.

De verbouw van het dorpshuis, de (her)ontwikkeling van de kerk en de parochiewoning, het dorpsplein en de nieuwe woning is op basis van het vigerende bestemmingsplan niet toegestaan.

Deelgebied sportvelden

Op grond van het bestemmingsplan 'Kernen' is aan deelgebied sportvelden grotendeels de bestemming 'Sport' toegekend. Volgens de regels, behorende bij de bestemming, zijn de gronden bestemd voor sportvoorzieningen, bijbehorende parkeervoorzieningen, rijbanen, tuinen, paden, groenvoorzieningen en andere voorzieningen zoals nutsvoorzieningen. Voor het bebouwingspercentage is een maximum van 5% opgenomen. De realisatie van een tijdelijk zonnepark op de sportvelden is op basis van het vigerende bestemmingsplan niet toegestaan. Een klein deel van het plangebied is bestemd als en 'Verkeer - Verblijfsgebied'.

Dubbelbestemmingen

Op grond van het bestemmingsplan 'Kernen' is aan het plangebied tevens de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologische verwachting 2' en 'Waarde - Archeologische verwachting 3' toegekend. Op grond van het bestemmingsplan 'Buitengebied' is voor het noordelijke deel van deelgebied ontwikkellocatie kern de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachting 1' van toepassing.

'Parapluherziening Wonen en Horeca'

Voor de gronden binnen het plangebied geldt tevens het bestemmingsplan 'Parapluherziening Wonen en Horeca', dat door de raad van de gemeente Montferland is vastgesteld op 21 november 2019. Dit bestemmingsplan is opgesteld om de regie te houden op de huisvesting van arbeidsmigranten.

1.4 Chw bestemmingsplan

1.4.1 Crisis- en herstelwet

Het doel van de Crisis- en herstelwet (Chw) is doelgericht werken aan werkgelegenheid en duurzaamheid, door middel van procedurele versnellingen voor bepaalde besluiten en via experimenteerbepalingen. De Crisis- en herstelwet bevat een grondslag voor het aanwijzen van plangebieden waarvoor een zogenaamd bestemmingsplan met verbrede reikwijdte kan worden vastgesteld. De daadwerkelijke aanwijzing van het plangebied gebeurt in het Besluit uitvoering Crisis- en herstelwet.

1.4.2 Artikel 7j

Voor dit bestemmingsplan wordt gebruikt gemaakt van het innovatieve experiment artikel 7j van de Chw. Dit artikel geeft, vooruitlopend op de Omgevingswet, de mogelijkheid om (op onderdelen) af te wijken van de Wet ruimtelijke ordening. Met de mogelijkheden die artike 7j biedt, wil de overheid zonneprojecten faciliteren.

In artikel 7j is opgenomen dat een gemeenteraad gronden kan aanwijzen, waar in afwijking van de bepalingen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit omgevingsrecht (Bor), voor een tijdelijke periode van maximaal vijftien jaar zonnepanelen kunnen worden geplaatst, zonder dat daarvoor een omgevingsvergunning nodig is. De voorwaarde daarbij is dat de bouwhoogte van de bouwwerken niet hoger zijn dan 5 m.

Door zonnepanelen tijdelijk toe te staan, ontstaan geen rechten, die later gebruik van deze gronden belemmeren. Een termijn van vijftien jaar is vaak nodig om de investering in de zonnepanelen rendabel te maken. Daarom wordt tijdelijk gebruik met een periode van vijftien jaar in plaats van tien jaar, toegestaan. Na de periode van vijftien jaar zal opnieuw een bestemmingsplan voor het plangebied moeten worden vastgesteld.

In artikel 7j zijn gemeenten genoemd die aan het experiment mee mogen doen. De gemeente Montferland heeft zich bij het rijk aangemeld om ook deel te nemen aan het experiment.

1.4.3 Dit bestemmingsplan

Voor dit bestemmingsplan geldt dat de gemeenschap van Braamt een dorpsplan heeft opgesteld om het voorzieningenniveau en de leefbaarheid een impuls te geven. Onderdeel van het plan is onder meer het verbouwen van het dorpshuis (multifunctionele accommodatie), herinrichting van het dorpsplein, de herontwikkeling van een leegstaande kerk ten behoeve van woningen en de aanleg van een zonnepark op vrijgekomen voetbalvelden. Uitvoering van het dorpsplan is op basis van het geldende bestemmingsplan niet geheel mogelijk, om die reden moet een nieuw bestemmingsplan worden vastgesteld.

De opbrengsten van de woningen en het zonnepark worden gebruikt voor de verbouw van het dorpshuis en de exploitatie hiervan door de gemeenschap van Braamt. De gemeente is eigenaar van de gronden van het voetbalveld en betaald de kosten voor het aanleggen van het zonnepark. De opbrengsten die het tijdelijke zonnepark in 15 jaar zal genereren, worden door de gemeente, na aftrek van kosten, op voorhand geïnvesteerd als bijdrage in de kosten voor de verbouw van het dorpshuis.

Door een nuttige, tijdelijke invulling te geven aan de vrijkomende voetbalvelden, wordt voorkomen dat de gronden braak komen te liggen en wordt een economische drager gerealiseerd voor de te behouden plaatselijke voorzieningen. Ook op de onderhoudskosten voor het terrein wordt bespaard.

Op de (middel)lange termijn is het vrijkomende voetbalveld wellicht geschikt als woningbouwlocatie. De komende jaren ligt de focus voor woningbouw in Braamt echter op het dorpshart van Braamt. Door in tussentijd een zonnepark te realiseren blijft de optie voor woningbouw open.

Door gebruik te maken van artikel 7j van de Chw wordt leegstand van het vrijkomende voetbalterrein voorkomen en wordt het nuttig en duurzaam gebruikt. De opwekking van zonne-energie levert een bijdrage aan de duurzaamheidsdoelen die de gemeente Montferland heeft gesteld.

1.5 Leeswijzer

Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De toelichting is opgebouwd uit vijf hoofdstukken. Het volgende hoofdstuk (Hoofdstuk 2) beschrijft de bestaande en toekomstige situatie. Hoofdstuk 3 geeft een overzicht van het ruimtelijke beleidskader van de verschillende overheden waaraan het plan moet voldoen en bevat de milieu- en omgevingsaspecten van het plan. De toelichting besluit met hoofdstukken over de opbouw van de planregels (Hoofdstuk 4) en de uitkomsten van de gevolgde procedure (Hoofdstuk 5).

Hoofdstuk 2 Het plan

2.1 Bestaande situatie

2.1.1 Deelgebied ontwikkellocatie kern

Dit deelgebied maakt deel uit van het het centrum van Braamt. Het is aan de oostzijde bebouwd met de 'Onze Lieve Vrouw van Altijddurende Bijstandkerk' met parochiewoning. Aan de westzijde bevindt zich het dorpshuis 'De Braempt'. Het terrein direct rondom de kerk heeft een parkachtige structuur met grindpaden en enkele groenelementen. Het westelijk deel is bijna volledig bebouwd. Ter plaatse van de Gildeweg en de Langestraat en de naastgelegen openbare ruimte is een klinkerverharding aanwezig. Aan de overzijde van de Langestraat zijn enkele centrumfuncties mogelijk zoals een winkel en een café. De aanwezige bebouwing is echter niet meer als dusdanig in gebruik en staat leeg.

De navolgende afbeeldingen geven een impressie van de huidige situatie in het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.bpsgbrmalgdorpspla-on01_0005.jpg"

Impressie huidige situatie dorpshuis 'De Braempt'

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.bpsgbrmalgdorpspla-on01_0006.jpg"

Impressie huidige situatie kerk met buitenruimte, gezien van de Gildeweg

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.bpsgbrmalgdorpspla-on01_0007.jpg"

Impressie huidige situatie kerk met parochiewoning, gezien van de Langestraat

2.1.2 Deelgebied sportvelden

Deelgebied sportvelden betreft het Sportpark Gerrit Dieker. Hier zijn de (oefen)veld en kantine aanwezig van voetbalvereniging St. Joris. De voetbalvereniging maakt sinds enige tijd geen regulier gebruik meer van deze locatie. Alleen het oefenveld wordt nog beperkt gebruikt voor trainingen. Het deelgebied wordt aan de noord- en westzijde begrensd door enkele woonpercelen, aan de oostzijde door een groenstrook, fietspad en de Zeddamseweg (N316) en aan de zuidzijde door akkerland.

De navolgende afbeelding geeft een impressie van de huidige situatie in het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.bpsgbrmalgdorpspla-on01_0008.jpg"

Impressie sportpark Gerrit Dieker

2.2 Toekomstige situatie

2.2.1 Deelgebied ontwikkellocatie kern

Het dorpshuis wordt verbouwd tot multifunctionele accommodatie (MFA) en komt met de gevel meer richting de Langestraat. De twee bedrijfshallen ten noorden van het dorpshuis blijven behouden en vallen buiten het plangebied. De wens bestaat om het representatieve programma, zoals een servicepunt, zoveel mogelijke aan het dorpsplein te situeren. De hoofdentree is ook nadrukkelijk op het dorpsplein georiënteerd. De multifunctionele sportzaal komt wat meer aan de achterzijde te liggen. Circa 1/3 van het programma bevindt zich op de verdieping. Door de eerste bouwlaag onder een royale kap te situeren krijgt het dorpshuis de gewenste landelijke dorpse uitstraling.

De kerk wordt herontwikkeld tot woongebouw ten behoeve van zeven woningen met elk een eigen tuin. De parochiewoning wordt herontwikkeld tot reguliere woning, waarbij de verbinding met de kerk komt te vervallen. Aan de zijde van het dorpsplein wordt een nieuwe vrijstaande woning, op de hoek Langestraat - Dorpsplein, mogelijk gemaakt. Deze woning zorgt, samen met de kerk, voor een inkadering van het plein.

De parkeerplaatsen ten behoeve van de woningen in de kerk zijn gesitueerd in een parkeerhof achter de kerk en de parochiewoning. Het parkeerhof wordt ontsloten op de Langestraat.

Het dorpsplein wordt samen met een deel van de buitenruimte van de kern heringericht tot nieuw dorpsplein. Aan de noordzijde van het kerkhof wordt een nieuw sportveldje aangelegd. Het veldje wordt landschappelijk ingepast om een goede overgang te creëren naar het landelijk gebied. Op het plein is tevens ruimte om auto's te parkeren. De bestaande karakteristieke bomen binnen het deelgebied worden ingepast. Ook de op het huidige plein aanwezige klokkenstoel kan een nieuwe plek krijgen binnen het dorpsplein.

De MFA zal in de toekomstige situatie ruimte bieden aan onder andere de volgende functies:

  • Servicepunt met ontmoetingsplek/koffiehoek (dorpscentrum);
  • Gezamenlijk koken/eten;
  • Biljart;
  • Kinderdisco;
  • Jeugdhonk om te ontmoeten/spellen te doen/discotheek (onderbouw middelbare school);
  • Sportschool;
  • Vorm van kinderopvang;
  • Medisch spreekuur;
  • Dorpsevenementen;
  • Kantoorfunctie;
  • Ouderenopvang (dagopvang);
  • ZZP-werkmogelijkheden, zoals contactberoepen.

Op de navolgende afbeelding is het schetsontwerp voor het plangebied weergegeven, die de globale invulling van het plangebied laat zien.

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.bpsgbrmalgdorpspla-on01_0009.jpg"

Stedenbouwkundig plan

Met de herontwikkeling wordt een impuls gegeven aan het voorzieningenniveau in het dorp Braamt. Door de transformatie van de kerk wordt een nieuwe invulling gegeven aan een in onbruik geraakte kerk. Daarnaast geldt dat met de realisatie van de woningen wordt voorzien in een actuele behoefte aan woningen in Braamt.

2.2.2 Deelgebied sportvelden

De sportvelden in dit deelgebied zullen worden ingericht als tijdelijk zonnepark. De bebouwing in het plangebied blijft in eerste instantie behouden. Deze kan worden gebruikt als (tijdelijke) ruimte voor de maatschappelijke activiteiten in Braamt tijdens de verbouw van het dorpshuis. Ook het trainingsveld aan de zuidzijde van het deelgebied zal voorlopig worden gebruikt als trainingsveld. Het wedstrijdveld wordt ingericht als zonnepark met bijbehorende voorzieningen.

Door een nuttige, tijdelijke invulling te geven aan de vrijkomende voetbalvelden, wordt voorkomen dat de gronden braak komen te liggen en wordt een economische drager gerealiseerd voor de te behouden plaatselijke voorzieningen.

Op de (middel)lange termijn is het vrijkomende voetbalveld wellicht geschikt als woningbouwlocatie. De komende jaren ligt de focus voor woningbouw in Braamt echter op het dorpshart van Braamt. Door in tussentijd een zonnepark te realiseren blijft de optie voor woningbouw open.

Hoofdstuk 3 Haalbaarheid

3.1 Inleiding

Ten behoeve van de bestemmingsplanherziening moet de uitvoerbaarheid van het plan worden aangetoond. Het al dan niet voldoen aan verschillende randvoorwaarden en uitgangspunten is bepalend voor de vraag of een nieuwe ontwikkeling ook daadwerkelijk uitvoerbaar is. Hierbij moet worden gedacht aan onder meer het ruimtelijke beleid van de hogere overheden en de gemeente zelf, milieuaspecten als geluid, bodem en hinder van bedrijven, water, externe veiligheid, archeologie en economische haalbaarheid. De beoogde ontwikkeling is op deze aspecten getoetst. In dit hoofdstuk is aangegeven wat hiervan de resultaten zijn.

3.2 Beleid

3.2.1 Algemeen

In deze paragraaf wordt een analyse gegeven van het relevante beleidskader. De beleidsnota's die direct of indirect doorwerken in voorliggend bestemmingsplan, worden in deze paragraaf behandeld. Gezien de aard en de schaal van de ontwikkeling binnen bestaand stedelijk gebied is het relevante beleid op Europees niveau buiten beschouwing gelaten en op Rijksniveau beperkt gehouden. Per bestuurslaag is een korte samenvatting gegeven van de meest relevante aspecten uit de verschillende beleidsnota's, alsmede de consequenties voor het voorliggende plan.

3.2.2 Rijksbeleid


Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) en Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) bepaalt welke kaderstellende uitspraken van het kabinet bedoeld zijn om beperkingen te stellen aan de ruimtelijke besluitvormingsmogelijkheden op lokaal niveau. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) bevestigt in juridische zin die kaderstellende uitspraken. Het gaat onder meer om nationale belangen als Rijksvaarwegen, Defensie, Ecologische hoofdstructuur, Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, Hoofdwegen en hoofdspoorwegen, Elektriciteitsvoorziening, Buisleidingen van nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen en Primaire waterkeringen.

Door de nationale belangen vooraf in bestemmingsplannen te borgen, wordt met het Barro bijgedragen aan versnelling van de besluitvorming bij ruimtelijke ontwikkelingen en vermindering van de bestuurlijke drukte.


Toetsing

Het voorgenomen plan raakt geen van de nationale belangen en is niet in strijd met het rijksbeleid.


Ladder voor duurzame verstedelijking (Bro 3.1.6 tweede lid)

Op 1 juli 2017 is het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) gewijzigd, waarbij een nieuwe Laddersystematiek is opgenomen. In artikel 3.1.6, lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is de nieuwe ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen. Het doel van de Ladder is zorgvuldig en duurzaam ruimtegebruik, met oog voor de toekomstige ruimtebehoefte en ontwikkelingen in de omgeving. De Ladder geeft daarmee invulling aan het nationaal ruimtelijk belang gericht op een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij ruimtelijke besluiten. Dit belang staat beschreven in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte binnen een breder kader van een goed systeem van ruimtelijke ordening. Met de ladder worden eisen gesteld aan de motivering van onder meer bestemmingsplannen en ruimtelijke onderbouwingen die nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk maken. De toelichting bij een bestemmingsplan of ruimtelijke onderbouwing voor een nieuwe stedelijke ontwikkeling bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien die ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.


Toetsing

Wat onder stedelijke ontwikkeling wordt verstaan is in het Bro opgenomen. Een stedelijke ontwikkeling is volgens het besluit 'een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen'. Voorliggend initiatief zou kunnen worden aangemerkt als een woningbouwlocatie. Deze term is echter niet gedefinieerd in het Bro. Uit jurisprudentie (zie bijvoorbeeld uitspraak ABRvS201501297/1/R4) blijkt dat woningbouwplannen met elf woningen niet hoeven te worden aangemerkt als woningbouwlocatie, maar grotere woningbouwplannen wel.

Voorliggend plan voorziet in het mogelijk maken van een tijdelijk zonnepark, één vrijstaande woning, de transformatie van een kerk en parochiewoning naar acht woningen, een beperkte uitbreiding van een dorpshuis en de herinrichting van de openbare ruimte binnen bestaand stedelijk gebied. Het initiatief wordt gezien de beperkte schaal niet aangemerkt als een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Om die reden is de ladder voor duurzame verstedelijking niet van toepassing. Wel dient de behoefte naar de woningen onderbouwd te worden in het kader van de haalbaarheid van het bestemmingsplan. Hierop wordt nader ingegaan in paragraaf 3.2.4.

3.2.3 Provinciaal beleid

Omgevingsvisie

Op 19 december 2018 is de omgevingsvisie 'Gaaf Gelderland' vastgesteld. In deze visie beschrijft de provincie welke richting de provincie op wil op het gebied van energie, klimaat, water, voedsel en ook hoe de provincie de omgeving wil inrichten.

Om samen een Gaaf Gelderland te bereiken, legt de provincie bij het uitvoeren van haar taken de focus op een duurzaam, verbonden en economisch krachtig Gelderland. Met behulp van zeven ambities geeft de provincie hier richting aan:

  • energietransitie;
  • klimaatadaptatie;
  • circulaire economie;
  • biodiversiteit;
  • bereikbaarheid;
  • economisch vestigingsklimaat;
  • woon- en leefklimaat.

Voor dit bestemmingsplan is de ambitie voor het woon- en leefklimaat van toepassing. De provincie streeft naar een duurzaam en divers woon- en leefklimaat, dat steeds weet te anticiperen op ontwikkelingen. Zo worden de economische kracht en kwaliteit van leven in Gelderland versterkt, nu en in de toekomst.

Om Gelderland voor mensen en bedrijven aantrekkelijk te houden, is de kwaliteit van de leefomgeving van groot belang. Bovendien draagt een goede kwaliteit van de leefomgeving bij aan gezondheid. Goed bereikbare voorzieningen, aansprekende evenementen, unieke cultuurhistorie, inspirerende culturele voorzieningen, een mooie natuur; het is allemaal van belang. Ook goed wonen hoort daarbij. Gelderland heeft op woongebied een bijzondere positie met uiteenlopende woonkwaliteiten, zowel stedelijke als landelijke. De Gelderse streken hebben ieder hun eigen aard, waar mensen zich thuis en verbonden met elkaar voelen. In onze groeiende Gelderse steden komen veel activiteiten samen. Tegelijkertijd wordt geïnvesteerd in een vitaal platteland, juist als daar krimp plaatsvindt. Om het landschap open, groen en het voorzieningenniveau op peil te houden en leegstand te voorkomen, is bouwen binnen bestaand stedelijk gebied het vertrekpunt. De provincie geeft de voorkeur aan het benutten van bestaande gebouwen en gaat voor concentraties van bebouwing. Pas als er geen andere goede mogelijkheden zijn, kan worden uitgebreid aan de randen van de steden of dorpen.

Omgevingsverordening

De provincie beschikt over verschillende instrumenten waarmee zij haar ambities realiseert. De verordening wordt ingezet voor die onderwerpen waarvoor de provincie eraan hecht dat de doorwerking van het beleid van de Omgevingsvisie juridisch gewaarborgd is. De verordening voorziet ten opzichte van de Omgevingsvisie niet in nieuw beleid en is daarmee dus beleidsneutraal. De inzet van de verordening als juridisch instrument om de doorwerking van het provinciaal beleid af te dwingen is beperkt tot die onderdelen van het beleid waarvoor de inzet van algemene regels noodzakelijk is om provinciale belangen veilig te stellen of om uitvoering te geven aan wettelijke verplichtingen.

De Omgevingsverordening richt zich net zo breed als de Omgevingsvisie op de fysieke leefomgeving in de Provincie Gelderland. Dit betekent dat vrijwel alle regels die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving opgenomen zijn in de Omgevingsverordening. Het gaat hierbij om regels op het gebied van ruimtelijke ordening, milieu, water, mobiliteit en bodem. De verwachting is dat de Omgevingsverordening op termijn alle regels zal gaan bevatten die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving.

Ten aanzien van voorliggend bestemmingsplan zijn de regels ten aanzien van het onderwerp 'wonen' en 'molenbiotoop' relevant.

Wonen

In de verordening wordt aangegeven dat nieuwe woonlocaties en de daar te bouwen woningen slechts zijn toegestaan wanneer dit past in het vigerende door Gedeputeerde Staten vastgestelde Kwalitatief Woonprogramma, successievelijk de door Gedeputeerde Staten vastgestelde kwantitatieve opgave wonen voor de betreffende regio.

Molenbiotoop

In de verordening zijn regels opgenomen ten behoeve van het behoud en bescherming van molenbiotopen van windmolens met een monumentenstatus. De bescherming van molenbiotopen betreft vooral behoud van het functioneren door middel van een vrije windvang. Voor windtoevoer geldt dat binnen een straal van 400 meter gerekend vanaf het middelpunt van de molen, beperkingen moeten worden gesteld aan het oprichten van bebouwing en beplanting. In bestemmingsplannen die betrekking hebben op gronden gelegen binnen deze straal wordt geen nieuwe bebouwing dan wel beplanting toegestaan, tenzij in de toelichting bij het bestemmingsplan wordt aangetoond dat het functioneren van de molen door middel van windvang niet wordt beperkt.

Toetsing provinciaal beleid

Met de herontwikkeling wordt een impuls gegeven aan het voorzieningenniveau in het dorp Braamt. Met de realisatie van de woningen binnen het bestaand stedelijk gebied van Braamt wordt tevens voorzien in een actuele behoefte aan woningen in de gemeente Montferland. Met de realisatie van het tijdelijke zonnepark wordt deels invulling gegeven aan de ambitie van de gemeente Montferland om in 2030 energieneutraal te zijn. Het plan wordt zorgvuldig ingepast in de omgeving van het plangebied. De voorgenomen ontwikkeling is opgenomen in het woningbouwprogramma van de gemeente Montferland dat regionaal is afgestemd met de regio 'De Liemers' (zie paragraaf 3.2.4). Deelgebied sportvelden is gelegen in de molenbiotoop van de nabijgelegen molen 'Braamtse molen'. Uit paragraaf 3.5 blijkt dat de ontwikkeling van het zonnepark geen negatief effect heeft op de de molenbiotoop van deze molen.

3.2.4 Regionaal beleid

Liemerse Woonagenda 2017-2027

Op 26 september 2017 is de Liemerse Woonagenda 2017 – 2027 vastgesteld door het college van B&W van Montferland. Op 14 november 2017 heeft Gedeputeerde Staten (GS) de woonagenda Liemers 2017 – 2027 vastgesteld, waarmee de agenda nu ook onderdeel is geworden van het provinciaal beleid.

De regionale woningbouwafspraken zijn tot stand gekomen op basis van recent uitgevoerd onderzoek naar de toekomstige woonbehoeftes in de Liemers en doorvertaald naar de verschillende gemeenten. Daarbij is gewerkt met twee varianten; een basisvariant en een plusvariant. De basisvariant gaat voor de gemeente Montferland uit van een woningbehoefte van 880 nieuwbouw woningen in de periode 2017 – 2027. In de plusvariant wordt een woningbehoefte voor de gemeente Montferland verondersteld in de periode 2017 – 2027 van 1.235 woningen. De toevoeging van woningen (en uitbreiding van de woningvoorraad) is noodzakelijk om de woningvraag als gevolg van de toename van het aantal huishoudens te kunnen faciliteren.

Zolang de behoefte in de periode 2017 - 2027 lager is dan de voorraad harde plancapaciteit hebben gemeenten op grond van de Liemerse woonagenda de vrijheid om naar eigen inzicht, maar met de uitgangspunten uit het kwalitatieve deel, plannen te ontwikkelen. Uitgaande van een harde plancapaciteit van circa 350 woningen op 1 januari 2017 in de gemeente Montferland, betekent dit dat er ruimte is om tot 530 woningen aan nieuwe plannen toe te voegen in de periode tot 2027.

Toetsing

Voorliggend plan voorziet in het mogelijk maken van een tijdelijk zonnepark, één vrijstaande woning, de transformatie van een kerk en parochiewoning naar acht woningen, een beperkte uitbreiding van een dorpshuis en de herinrichting van de openbare ruimte. Er is daarmee sprake van inbreiding binnen bestaand stedelijk gebied. De toevoeging van negen woningen is noodzakelijk om gedeeltelijk te voorzien in de vraag naar woningen in de gemeente Montferland. De ontwikkeling past binnen de afgesproken provinciale en regionale kaders.

3.2.5 Gemeentelijk beleid

Beleidskader welzijnsvoorzieningen 2018 - 2019

Op 17 september 2018 heeft de raad van de gemeente Montferland het 'Beleidskader welzijnsvoorzieningen 2018 - 2023' vastgesteld. In dit beleidskader is in hoofdlijnen de verantwoordelijkheid vastgelegd van de gemeente versus die van de gemeenschap voor de instandhouding van welzijnsvoorzieningen. In de notitie wordt aangegeven langs welke lijnen de gemeente de komende jaren wil werken aan de instandhouding van een voorzieningenniveau dat aansluit bij de behoeften van de bevolking en waar de verantwoordelijkheid van de gemeente ook in meerjarig kader financieel is ingevuld. Daarnaast heeft de gemeenteraad met het oog op de uitvoering van een, nog op te stellen, voorzieningenplan een geldbedrag in het vooruitzicht gesteld voor enkele kernen, waaronder Braamt. Om te voldoen aan het beleidskader en om in aanmerking te komen voor een investeringsbijdrage dient een plan te voldoen aan de volgende criteria:

  • a. Het plan voorziet in een duurzame oplossing voor het huisvesten van -in hoofdzaak- kerngebonden welzijnsactiviteiten.
  • b. De uitvoering van het plan kan rekenen op voldoende draagvlak onder de inwoners van de kern. Dit wordt onderbouwd met intentieverklaringen, af te geven door de toekomstige gebruikers van de in het plan opgenomen voorzieningen.
  • c. De financiering van het plan is mogelijk zonder gemeentegarantie of gemeentelijke borgstelling voor de betaling van rente en aflossing van door initiatiefnemers aan te trekken geldleningen.
  • d. De exploitatiebegroting van de voorzieningen die onderdeel uitmaken van het plan is realistisch. Dit zal worden getoetst door een door de gemeente aan te wijzen instantie.
  • e. Het plan is planologisch inpasbaar.
  • f. Het plan bevat geen aspecten die moeten worden geduid als strijdig met de wet of het algemeen belang. Hieronder vallen in ieder geval voorgenomen activiteiten die leiden tot oneerlijke concurrentie met andere marktpartijen.
  • g. Een horecavoorziening maakt geen zelfstandig onderdeel uit van voorzieningen die met subsidie zijn gerealiseerd. In ieder geval worden er geen festiviteiten van persoonlijke aard gehouden.

Toetsing

Onderstaand vindt een toetsing plaats aan de beleidskaders:

  • a. Een duurzame oplossing voor de huisvesting van in hoofdzaak kern-gebonden welzijnsactiviteiten;
    Het plan voorziet in de huisvesting van vrijwel alle verenigingen in Braamt.
  • b. Draagvlak onder de inwoners.
    De gebouwencommissie, die het plan namens het dorp heeft ingediend, is samengesteld uit vertegenwoordigers van het plaatselijke verenigingsleven. In iedere planfase heeft een consultatie van de bevolking plaatsgevonden.
  • c. Financiering van het plan zonder gemeentegarantie.
    Voor het plan is een investeringsbegroting opgesteld. De investeringsbegroting is zowel door de gemeente als door de provincie Gelderland getoetst. De uitgaven worden als realistisch geduid.
  • d. Realistische exploitatiebegroting
    Voor het plan is een sluitende begroting gepresenteerd.
  • e. Planologisch inpasbaar
    Met het initiatief is sprake van een goede ruimtelijke ordening. Het plan is daarmee planologisch uitvoerbaar.
  • f. Strijd met de wet of het algemeen belang.
    Met het initiatief worden geen activiteiten ondernomen die in strijd met de wet of het algemeen belang worden geacht.
  • g. Oneerlijke concurrentie
    De horeca-activiteiten in het dorpshuis staan volledig ten dienste van de welzijnsactiviteiten in het gebouw zodat er een para commerciële vergunning kan worden verleend.

Het initiatief voldoet aan alle hierboven vermelde uitgangspunten waardoor er voor het uitvoeren een investeringsbijdrage kan worden verleend.

Structuurvisie Montferland 2009

Op 23 april 2009 is de Structuurvisie Montferland "Ideeën voor een plek" vastgesteld. De structuurvisie geldt voor het gehele gemeentelijke grondgebied, met uitzondering van de bebouwde kommen. Het doel van de structuurvisie is tweeledig:

  • Het samenbrengen en actualiseren van bestaande visies en andere beleidsdocumenten in een nieuwe visie. Het gaat dus niet om het formuleren van nieuw beleid, maar om het samenbrengen in een visie van reeds bestaand beleid.
  • Het bestendigen van het gevestigde voorkeursrecht voor enkele uitbreidingslocaties; in het Regionaal Plan van de Stadsregio Arnhem/Nijmegen zijn een aantal uitbreidingsrichtingen van woonkernen opgenomen. In de structuurvisie worden deze zoekrichtingen vertaald en begrensd in concrete locaties. Daarnaast kan via de structuurvisie het gevestigde voorkeursrecht voor enkele uitbreidingslocaties worden bestendigd.


Deze structuurvisie blijft een visie op hoofdlijnen. De structuurvisie is in beeld gebracht op de kaart Structuurvisie Montferland. Op de kaart is het plangebied aangeduid als 'contour bebouwd gebied'. Hierbinnen is woningbouw mogelijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.bpsgbrmalgdorpspla-on01_0010.jpg"

Uitsnede kaart Structuurvisie Montferland

Toetsing

Onderhavig plangebied ligt binnen de contour bebouwd gebied. In de structuurvisie is geen specifiek beleid opgenomen voor bijvoorbeeld zonnecollectoren of (maatschappelijke) voorzieningen. Woningbouw is mogelijk binnen de contour bebouwd gebied. Op basis hiervan kan worden gesteld dat onderhavige ontwikkeling past binnen de Structuurvisie van de gemeente Montferland.

Woonvisie Montferland 2016-2020

In de Woonvisie Montferland 2016-2020 legt de gemeente haar ambities, doelstellingen en maatregelen vast over het wonen in de gemeente voor de komende jaren. De gemeente hanteert daarbij de volgende visie op het wonen:

De gemeente Montferland is een groene gemeente, die haar inwoners de kans geeft binnen deze gemeente de wooncarrière te doorlopen. Bijzondere aandacht krijgen de jonge, vaak startende huishoudens en de groeiende groep ouderen. Bestaande woongebieden, woningen en vastgoed worden optimaal benut en ontbrekende woningen en woonruimten voegen we toe. De gemeente Montferland wil haar bewoners een prettige woon- en leefsituatie op kernenniveau blijven bieden. De gemeente heeft vooral een regierol bij het realiseren van haar doelen.


Bij deze visie behoren de volgende ambities:

  • Inwoners moeten binnen de gemeente een wooncarrière kunnen doorlopen. Dat houdt in dat de gemeente jonge en startende woningzoekenden de kans wil geven binnen de gemeente de gewenste woning te vinden, waar mogelijk op kernenniveau.
  • Huishoudensgroei neemt af en bevolking verandert van samenstelling, o.a. vergrijzing. De gemeente wil deze groeiende groep ouderen en mensen met een zorgvraag ondersteunen om zo lang mogelijk zelfstandig te kunnen blijven wonen.
  • De gemeente wil een huurwoningvoorraad die wat betreft omvang en betaalbaarheid past bij de woningvraag van de huidige en toekomstige inwoners. Daarnaast streeft de gemeente naar een meer duurzame en energiezuinige woningvoorraad.
  • Er zijn nog ruim 1.000 woningen nodig in de periode 2015-2025; met de provincie zijn afspraken gemaakt voor het realiseren van 419 woningen in de periode 2015-2019.
  • Huisvesten van vergunninghouders om bijdrage te leveren aan het actuele vraagstuk.
  • Leefbaarheid in de kernen en wijken bevorderen door woningbouw, door verbetering van bestaande woningen en de woonomgeving.


Toetsing

Met het vaststellen van de Liemerse Woonagenda 2017-2027 (zie paragraaf 3.2.4) is de kwantitatieve woningbouwopgave uit gemeentelijke woonvisie komen te vervallen. Voor de komende jaren bestaat er een woningbouwopgave van 880 woningen in de gemeente Montferland. Voorliggend initiatief betreft een gevarieerd programma. Zo bestaan de zeven wooneenheden in de kerk uit 4 verschillende typen en prijsklassen, waarvoor al veel interesse getoond door zowel jongeren als ouderen. De geprognosticeerde woningbehoefte voor Braamt bedraagt tot 2030 circa 25 woningen op basis van de recent vastgestelde 'Notitie woningbouwbehoefte 2019 – 2030'. De voornoemde acht woningen uit het dorpsplan passen daarbinnen. Met de voorgenomen ontwikkeling wordt voorzien in de actuele woningbehoefte in de gemeente Montferland in het algemeen en Braamt in het bijzonder.

Groenstructuurplan

Op 27 januari 2011 is het Groenstructuurplan voor de gemeente Montferland vastgesteld. Het groen is kenmerkend voor de ruimtelijke kwaliteit en aantrekkelijkheid van het landschap, met name ook van de kernen. Velen hebben belang bij aantrekkelijke kernen die, naast mogelijkheden voor een vitale economie, rust en ruimte bieden.

Voor iedere kern is een werkboek opgesteld dat handreikingen biedt voor het ontwikkelen en begeleiden van projecten. Drie motto's staan in het Groenstructuurplan centraal:

  • 1. sluit aan bij het landschap;
  • 2. versterk de karakteristiek van de kern;
  • 3. draagvlak in projecten.

De visie benoemt op de groenstructuurkaart de volgende uitgangspunten tot het jaar 2030:

  • lanen herstellen met nieuwe linden;
  • pleksgewijs solitaire eiken en linden in historische linten;
  • laanbeplanting met allure als zuidelijke entree;
  • groene poorten bij rotondes randweg versterken;
  • parken nieuw leven inblazen;
  • brinken op knooppunten historische linten creëren;
  • iedere wijk eigen variatie op grote lijn;
  • groenstructuur in het centrum behouden en versterken;
  • twee groene corridors in hoofdgroenstructuur versterken;
  • water beleefbaar maken in de Blauwe Graaf;
  • beplanting om dorp langs randweg versterken;
  • belangrijke zichtlijnen koesteren;
  • doorzichten vanuit dorp naar landschap behouden.

Braamt

Als onderdeel van het Groenstructuurplan, heeft de gemeente voor elke kern een werkboek gemaakt. Het werkboek vormt als het ware een brug tussen de groenstructuurvisie en de uitwerking ervan in projecten. In vergelijking met de andere kleine kernen is Braamt bijzonder door zijn plekken met oude bomen, zoals rond de school en bij de Graaf Hendrikstraat. Ook de transparante groene dorpsranden naar de hellingen en de open dorpsrand bij het Plein zijn karakteristiek voor Braamt.

Volgens de kaart met aandachtsgebieden en projecten in het werkboek "Groen in de kern Braamt!" is het plangebied en de directe omgeving aangeduid als 'Het plein', 'De poort aan de Gildeweg' en 'De groene zoom om kerk en school'.

Toetsing

Om meer samenhang tussen de begroeiing, het plein en de entree van het dorp aan de Gildeweg te creëren worden enkele bomen langs de Langestraat en de Gildeweg aangeplant. De waardevolle bomen achter de school en om de kerk worden ingepast in het plan. Het initiatief is daarmee in overeenstemming met de uitgangspunten uit het groenstructuurplan.

Montferland, op weg naar energieneutraal 2030

In 2013 is het Akkoord van Groenlo door de acht Achterhoekse gemeenten (o.a. Montferland) gesloten. In dit akkoord is afgesproken dat de Achterhoek in 2030 energieneutraal zal zijn. De rol van de gemeente hierbij is vooral die van verbinder, facilitator en aanjager. Daarbij wordt de samenwerking gezocht met bedrijven, burgers en organisaties. De gemeente Montferland heeft in dat kader met de 'Notitie Montferland, op weg naar energieneutraal 2030' onderbouwd hoe men hun ambities waar wil maken. In de notitie zijn opties beschreven zoals het besparen op energie (gas en elektriciteit) en het opwekken van duurzame energie. Eén van de mogelijkheden is het realiseren/mogelijk maken van 44 ha aan zonneparken.

Toetsing

Voorliggend plan voorziet onder meer in het mogelijk maken van een tijdelijk zonnepark. De realisatie en het gebruik van het zonnepark draagt bij aan de ambities van de gemeente Montferland om in 2030 energieneutraal te zijn. Het initiatief is daarmee in overeenstemming met het beleid van de gemeente ten aanzien van duurzaamheid.

3.3 Milieu

3.3.1 Bodem

Algemeen

In het kader van een bestemmingsplanprocedure moet zijn aangetoond dat de bodem en het grondwater geschikt zijn voor het beoogde gebruik. Hiertoe is het uitvoeren van een verkennend bodemonderzoek noodzakelijk. Dit onderzoek moet uitwijzen of de locatie mag worden aangewend voor de gewenste ontwikkeling.

Toetsing

Deelgebied ontwikkellocatie kern

Voor dit deelgebied zijn twee recente bodemonderzoeken uitgevoerd. Het eerste onderzoek betreft een verkennend bodemonderzoek op het terrein van de kerk en het tweede onderzoek een verkennend bodemonderzoek en verkennend onderzoek asbest in bodem ter plaatse van het dorpshuis en een deel van de openbare ruimte ten zuiden van het terrein van de kerk.

Verkennend bodemonderzoek terrein kerk

Dit onderzoek is in oktober 2019 door Econsultancy uitgevoerd1. Het onderzoek is als Bijlage 1 bijgevoegd.

Uit het onderzoek komt naar voren dat de bovengrond plaatselijk zwak baksteen- en/of aardewerkhoudend. De zintuiglijk verontreinigde bovengrond is licht verontreinigd met minerale olie en PAK. In de zintuiglijk schone, alsmede in de zintuiglijk schone ondergrond, zijn analytisch geen verontreinigingen aangetroffen. Het grondwater is licht verontreinigd met cadmium.

In het onderzoeksgebied waren in het verleden ook twee ondergrondse brandstoftanks aanwezig. Deze zijn reeds gesaneerd. De bodem is nabij deze tanks indicatief onderzocht. Zintuiglijk zijn in het opgeboorde materiaal ter plaatse van deze locatie geen verontreinigingen met minerale olie en/of vluchtige aromaten waargenomen (geur, kleur of olie-waterreactie). In de ondergrond zijn analytisch eveneens geen verontreinigingen met minerale olie aangetroffen.

Achter de parochiewoning is een garage aanwezig, welke is voorzien van een asbesthoudende dakbedekking. Om die reden is indicatief een verkennend onderzoek asbest in bodem in de toplaag ter plaatse van de druppelzones uitgevoerd middels twee asbestinspectiesleuven (0,1 x 0,3 x 1,0 m). Het samengestelde grondmengmonster van beide sleuven bevat analytisch (fractie < 20 mm) asbest in een gehalte van 2,0 mg/kgd.s. Dit gehalte bevindt zich echter ruim onder interventiewaarde van asbest (100 mg/kg d.s.). Ter plaatse bestaat dan geen aanleiding voor verder onderzoek en/of sanering.

De tijdens het onderzoek vastgestelde milieuhygiënische chemische bodemkwaliteit vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

Verkennend bodemonderzoek en verkennend onderzoek asbest in bodem dorpsphuis

Door Buro Ontwerp & Omgeving is in het kader van voorgenomen initiatief in december 2019 een verkennend bodemonderzoek en verkennend onderzoek asbest in bodem uitgevoerd2. Het onderzoek is als Bijlage 2 bijgevoegd. De conclusies uit het onderzoek worden hierna kort behandeld.

Zowel op het maaiveld als in de bodem en het fundatiemateriaal is zintuiglijk geen asbest waargenomen. Lokaal is in de (boven)grond een bijmenging met sporen baksteen en/of resten glas waargenomen.

Analytisch is ten hoogste een lichte verontreiniging met PAK aangetoond. Voor het overige zijn geen verontreinigingen aangetoond. Ook is er analytisch geen asbest aangetoond. Het grondwater is licht verontreinigd met barium.

Ten aanzien van de onderzoekslocatie dient de hypothese 'onverdachte locatie' op basis van de resultaten van het verkennend bodemonderzoek verworpen.

De tijdens het onderzoek vastgestelde milieuhygiënische chemische bodemkwaliteit vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

Verkennend bodemonderzoek trapveldje

Door Buro Ontwerp & Omgeving is in juni 2020 een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd ter plaatse van het beoogde trapveldje3. Het onderzoek is als Bijlage 3 bijgevoegd. De conclusies uit het onderzoek worden hierna kort behandeld.

Zintuiglijk zijn geen waarnemingen gedaan die duiden op een mogelijke verontreiniging van de bodem. Op het maaiveld en in de opgeboorde grond zijn eveneens geen asbestverdachte materialen aangetroffen.

Analytisch zijn zowel in de bovengrond als in de ondergrond geen verhoogde gehalten van de onderzochte parameters gemeten.

Op basis van het onderzoek zijn er geen belemmeringen voor het voorgenomen gebruik van het trapveldje.

Deelgebied sportvelden

In de huidige situatie zijn de gronden in dit deelgebied in gebruik als sportvelden. De sportvelden zullen in de toekomst in gebruik worden genomen als zonnepark. Deze functie wordt niet als gevoeliger aangemerkt dan de bestaande functie. Aangenomen kan worden dat de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem voldoende geschikt is voor de nieuwe functie. Om die reden kan een verkennend milieukundig grond- en grondwateronderzoek achterwege blijven.

Conclusie

Het aspect bodem vormt geen belemmering voor de uitvoering van het plan.

3.3.2 Geluid

Algemeen

De mate waarin het geluid onder andere het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder (Wgh). In het bestemmingsplan moet volgens de Wgh worden aangetoond dat gevoelige functies, zoals woningen, een aanvaardbare geluidsbelasting hebben als gevolg van omliggende (spoor)wegen en industrieterreinen. Indien nieuwe geluidsgevoelige functies binnen de geluidszone van (spoor)wegen en/of industrieterreinen worden toegestaan, stelt de Wgh de verplichting akoestisch onderzoek te verrichten naar de geluidsbelasting.

Toetsing

Deelgebied ontwikkellocatie kern

In dit deelgebied worden geluidgevoelige objecten mogelijk gemaakt, namelijk woningen. Het gaat daarbij om de nieuwe woningen in het kerkgebouw, de om te zetten parochiewoning en de nieuw te realiseren vrijstaande woning. In de omgeving van het plangebied zijn geen spoorwegen en/of gezoneerde industrieterreinen aanwezig. Er is daarom geen sprake van geluidhinder als gevolg van industrielawaai en/of spoorwegen. Het deelgebied is gelegen aan de Gildeweg en de Langestraat. Die delen van deze wegen die zijn gelegen binnen de bebouwde kom hebben een 30 km/uur regime. Formeel geldt volgens de Wgh voor 30 km/uur wegen geen onderzoeksplicht. De verkeersintensiteit op de Gildeweg en de Langestraat zijn echter dusdanig dat een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde van 48 dB niet kan worden uitgesloten. Daarom is, in het kader van een goede ruimtelijke ordening, toch akoestisch onderzoek nodig naar deze 30 km/uur wegen. Daarnaast is ten noorden van het plangebied de Gildeweg gelegen buiten de bebouwde kom waar een 60 km/uur regime geldt. Het plangebied ligt dan ook in de wettelijke onderzoekszone daarvan.

Om de haalbaarheid van het plan te beoordelen is in december 2019 door Buro Ontwerp & Omgeving een akoestisch onderzoek uitgevoerd4. Het onderzoek is als Bijlage 4 opgenomen.

Gildestraat, buiten de bebouwde kom

De hoogste geluidsbelasting afkomstig van de Gildestraat (buiten bebouwde kom) bedraagt 29 dB, inclusief aftrek op grond van artikel 110g Wgh van 2 dB. Bij de beoogde woningen wordt daarmee voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB uit de Wgh.

Omliggende 30 km wegen

De hoogste geluidsbelasting afkomstig van de omliggende 30 km wegen bedraagt 51 dB, inclusief aftrek op grond van artikel 110g Wgh van 2 dB. Deze geluidsbelasting wordt gevonden bij de nieuwe vrijstaande woning. Bij de nieuwe vrijstaande woning wordt daarmee niet voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB uit de Wgh, maar wel aan de hoogste toelaatbare geluidsbelasting van 63 dB. De geluidsbelasting van de overige woningen ligt beneden de 48 dB.

Gevelgeluidwering

Op grond van het Bouwbesluit 2012 dient een akoestische binnenwaarde van 33 dB bij woningen ten gevolge van wegverkeerslawaai gegarandeerd te worden. Bij het bepalen van de vereiste gevelgeluidwering wordt rekening gehouden met de cumulatieve geluidbelasting op de gevels van de woning. De hoogste cumulatieve geluidsbelasting bedraagt 56 dB. Om de binnenwaarde bij de woningen te halen, moet een minimale geluidsisolatie van (56-33=) 23 dB worden bereikt. Bij de bouw van woningen wordt vanwege de minimale eisen aan geluidswering uit het Bouwbesluit 2012 al een gevelwering van 20 dB gehaald. Echter door de hogere eisen voor de thermische isolatie voor nieuwe woningen is ook de geluidsisolatie van nieuwe woningen verbeterd. Bij nieuwe woningen is een gevelisolatie van 24 dB zonder extra geluidsisolatie goed mogelijk, wanneer er is gekozen voor goed geluidsgeïsoleerde ventilatievoorzieningen. Naar verwachting wordt de binnenwaarde van 33 dB in de woningen daarmee gehaald zonder dat er aanvullende geluidsisolerende maatregelen worden getroffen.

Deelgebied sportvelden

In dit deelgebied wordt een zonnepark gerealiseerd. Een zonnepark is geen geluidgevoelig object.

Conclusie

Geconcludeerd wordt dat er vanuit het aspect geluid geen belemmeringen bestaan ten aanzien van de voorgenomen ontwikkeling in het plangebied.

3.3.3 Bedrijven en milieuzonering

Algemeen

Indien door middel van een plan nieuwe, gevoelige functies mogelijk worden gemaakt, moet worden aangetoond dat een goed leefmilieu mogelijk kan worden gemaakt. Hierbij moet rekening worden gehouden met omliggende functies met een milieuzone. Anderzijds mogen omliggende bedrijven niet in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden aangetast door de realisatie van een nieuwe gevoelige functie.

Wat betreft de aanbevolen afstanden tussen bedrijvigheid en gevoelige functies, zoals wonen, is de brochure 'Bedrijven en milieuzonering' (2009) van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten geraadpleegd. Hierin worden richtafstanden voor het omgevingstype 'gemengd gebied' als 'rustige woonwijk' en 'rustig buitengebied' aanbevolen.

Gemengde gebieden betreffen gebieden die langs hoofdinfrastructuur liggen en/of gebieden met matige tot sterke functiemenging. In een rustige woonwijk en het buitengebied komen vrijwel geen andere functies voor. De richtafstanden gelden voor een gemiddeld nieuw bedrijf en gaan uit van het gebiedstype 'rustig woongebied'. Voor gemengde gebieden kunnen de richtafstanden worden verminderd.

Toetsing

Deelgebied ontwikkellocatie kern

Dit deelgebied ligt in een gebied dat zich kenmerkt door de woonfunctie. Daarnaast komen er voorzieningen voor die aan de woonfunctie gekoppeld zijn. Het gaat hierbij om een basisschool, een café, begraafplaats en culturele voorzieningen. Ten noorden van het dorpshuis is een opslag aanwezig voor een kozijnenleverancier, timmerbedrijf en stratenmaker. Het deelgebied kan worden aangemerkt als een gemengd gebied. De grootste richtafstand voor de genoemde functies gelden voor de basisschool en de opslag, namelijk 30 m voor een rustig woongebied. Omdat sprake is van een gemengd gebied, kan de richtafstand met één stap worden verminderd tot 10 m. Binnen 10 m van de genoemde functies worden geen hindergevoelige functies mogelijk gemaakt.

Het dorpshuis kan worden aangemerkt als een hinderveroorzakende functie. Het dorpshuis is in de huidige situatie reeds aanwezig. Deze functie wordt beperkt uitgebreid richting de Langestraat. De richtafstand van deze functie is 10 m (op basis van gemengd gebied). De afstand tussen het uit te breiden dorpshuis en de omliggende woningen is voldoende groot.

Deelgebied sportvelden

De realisatie van het zonnepark voorziet niet in een hinderveroorzakende functie en vormt ook geen belemmering voor eventueel in de omgeving aanwezige hinderveroorzakende functies.

Conclusie

Geconcludeerd kan worden dat vanuit het aspect bedrijven en milieuzonering geen belemmeringen bestaan ten aanzien van de gewenste ontwikkelingen in het plangebied.

3.3.4 Geur

Algemeen

De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) vormt in eerste instantie het wettelijk kader bij de beoordeling van een aanvraag om een milieuvergunning voor dierenverblijven van veehouderijen. De Wet geurhinder en veehouderij geeft hiervoor geurbelastings- en afstandsnormen in relatie met geurgevoelige objecten in de nabijheid van de (geprojecteerde) veehouderij. De Wgv heeft betrekking op twee aspecten. Ten eerste speelt de geurbelasting een rol bij de beoordeling of er in het kader van een goede ruimtelijke ordening een goed woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd. Ten tweede moet bij de belangenafweging ten behoeve van een zorgvuldige besluitvorming worden nagegaan of een in de omgeving gelegen veehouderij niet onevenredig in haar belangen wordt geschaad.

Toetsing

Deelgebied ontwikkellocatie kern

In dit deelgebied worden geurgevoelige objecten gerealiseerd in de vorm van woningen. In de directe omgeving van het deelgebied zijn geen veehouderijen aanwezig. De dichtstbijzijnde veehouderij betreft een melkrundveebedrijf aan de Braamweg 2 in Braamt. Deze bevindt zich op een afstand van circa 340 meter van het plangebied. Voor melkrundveebedrijven is in het kader van de Wgv geen geuremissie vastgesteld. Voor bedrijven met rundvee gelden dan ook vaste afstandsnormen. De Wgv maakt voor de afstandsnormen onderscheid tussen een geurgevoelig object binnen de bebouwde kom (100 meter tot emissiepunt) en buiten de bebouwde kom (50 meter tot emissiepunt). Het gaat hierbij niet om de verkeerskundige bebouwde kom, maar om de ruimtelijke situatie.

Het deelgebied ligt binnen de bebouwde kom en daarom moet de afstand van de nieuwe geurgevoelige objecten (woningen) tot het emissiepunt (stal) minimaal 100 meter bedragen. De afstand van de geprojecteerde woningen in het plangebied tot het bedrijf aan de Braamweg 2 bedraagt circa 340 meter. Daarmee wordt voldaan aan de afstandsnormen uit de Wgv. Aangenomen kan worden dat ter plaatse van het plangebied sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat voor wat betreft het aspect geur.

Gezien het feit dat er op kortere afstand van de omliggende veehouderijen reeds andere geurgevoelige objecten zijn gelegen, worden de veehouderijen door de realisatie van onderhavig plan bovendien niet (verder) in hun ontwikkelingsmogelijkheden belemmerd.

Deelgebied sportvelden

In dit deelgebied wordt een zonnepark gerealiseerd. Een zonnepark is geen geurgevoelig object.

Conclusie
Geconcludeerd kan worden dat vanuit het aspect geur geen belemmeringen bestaan ten aanzien van de gewenste ontwikkelingen in het plangebied.

3.3.5 Luchtkwaliteit

Algemeen

De Wet luchtkwaliteit (verankerd in de Wet milieubeheer, hoofdstuk 5, titel 5.2) is een implementatie van diverse Europese richtlijnen omtrent luchtkwaliteit, waarin onder andere grenswaarden voor vervuilende stoffen in de buitenlucht zijn vastgesteld ter bescherming van mens en milieu. In Nederland zijn stikstofdioxide (NO2) en zwevende deeltjes als PM10 (fijn stof) de maatgevende stoffen waar de concentratieniveaus het dichtst bij de grenswaarden liggen. Overschrijdingen van de grenswaarden komen, uitzonderlijke situaties daargelaten, bij andere stoffen niet voor. Vanaf 1 januari 2015 dient het bevoegd gezag de luchtkwaliteit ook te toetsen aan de grenswaarde voor PM2,5. Op basis van onderzoek door het Planbureau voor de Leefomgeving kan worden gesteld dat als aan de grenswaarden voor PM10  wordt voldaan, ook aan de grenswaarde voor PM2,5 wordt voldaan.


Hoewel de luchtkwaliteit de afgelopen jaren flink is verbeterd, kan Nederland niet voldoen aan de luchtkwaliteitseisen die in 2010 van kracht zijn geworden. De EU heeft Nederland derogatie (uitstel) verleend op grond van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Dit betreft een gemeenschappelijke aanpak van het Rijk en diverse regio's om samen te werken aan een schonere lucht, waarbij ruimte wordt geboden aan noodzakelijke ruimtelijke ontwikkelingen. Plannen die in betekenende mate bijdragen aan luchtverontreiniging worden opgenomen in een gebiedsgericht programma van het NSL. Het maatregelenpakket in het NSL is hiermee in evenwicht en zodanig dat op termijn de luchtkwaliteit in heel Nederland onder de grenswaarden ligt. Plannen die 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan luchtverontreiniging hoeven niet langer individueel getoetst te worden aan de Europese grenswaarden aangezien deze niet leiden tot een significante verslechtering van de luchtkwaliteit. Deze grens is in de AMvB NIBM gelegd bij 3% van de grenswaarde van een stof: Voor NO2 en PM10 betekent dit dat aannemelijk moet worden gemaakt dat het project tot maximaal 1,2 µg/m³ verslechtering leidt. Voor een aantal functies (o.a. woningen, kantoren, tuin- en akkerbouw) is dit gekwantificeerd in de ministeriële regeling NIBM.

Uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening wordt afgewogen of het aanvaardbaar is het project op deze plaats te realiseren. Hierbij kan de blootstelling aan luchtverontreiniging een rol spelen, ook als het project 'niet in betekenende mate' bijdraagt aan de luchtverontreiniging. Er is sprake van een significante blootstellingsduur als de verblijfsduur die gemiddeld bij de functie te verwachten is een aanzienlijk deel van de dag betreft. Volgens de toelichting op de Regeling Beoordeling luchtkwaliteit is dit onder andere het geval bij een woning, school of sportterrein.

Gevoelige bestemmingen als scholen, kinderdagverblijven, bejaarden- en zorgtehuizen genieten op grond van de gelijknamige AMvB extra bescherming. Substantiële uitbreiding of nieuwvestiging binnen 50 meter van een provinciale weg of 300 meter van een Rijksweg is alleen toegestaan als de concentraties luchtvervuilende stoffen zich onder de grenswaarden bevinden, waardoor geen onacceptabele gezondheidsrisico's optreden.


Toetsing

Deelgebied ontwikkellocatie kern
Voorliggend plan voorziet in het mogelijk maken van een tijdelijk zonnepark, één vrijstaande woning, de transformatie van een kerk en parochiewoning naar acht woningen, een beperkte uitbreiding van een dorpshuis en de herinrichting van de openbare ruimte. Voorliggend initiatief maakt daarmee de realisatie van negen nieuwe woningen mogelijk. Volgens de ministeriële regeling NIBM draagt een bouwplan van deze omvang (minder dan 1.500 woningen) niet in betekenende mate bij aan de luchtverontreiniging. Toetsing aan de grenswaarden is derhalve niet noodzakelijk.

De uitbreiding van het dorpshuis zorgt naar verwachting niet voor een toename van het aantal verkeersbewegingen in en in de omgeving van het deelgebied.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is de lokale luchtkwaliteit onderzocht, zodat onacceptabele gezondheidsrisico's kunnen worden uitgesloten. Hiertoe is de monitoringstool5 uit het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) van de rijksoverheid geraadpleegd. De monitoringstool geeft inzicht in de concentraties stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) in het plangebied tussen 2018 en 2030. De monitoringstool kent scenario's zonder en met lokale maatregelen die er voor moeten zorgen dat op termijn overal aan de grenswaarden wordt voldaan. Beide typen scenario's laten in de toekomst een afname van de concentraties zien. Dit komt doordat bedrijven en het verkeer steeds schoner worden door technologische verbeteringen. De monitoringstool maakt duidelijk dat de concentraties luchtvervuilende stoffen in de peiljaren 2018, 2020 en 2030 in het plangebied onder de grenswaarden liggen die op Europees niveau zijn vastgesteld ter bescherming van mens en milieu tegen schadelijke gevolgen van luchtverontreiniging. De blootstelling aan luchtverontreiniging is hierdoor beperkt en leidt niet tot onaanvaardbare gezondheidsrisico's.

In het dorpshuis bestaat de mogelijkheid tot kinderopvang. Kinderopvang betreft een gevoelige functie zoals bedoeld in het 'Besluit gevoelige bestemmingen'. Het deelgebied ligt echter op ruim 250 m afstand van de dichtstbijzijnde provinciale weg N316. De dichtstbijzijnde Rijksweg bevindt zich op circa 2 km (A18). Zoals eerder aangegeven vindt er overigens geen overschrijding van de grenswaarden plaats.

Deelgebied sportvelden

In dit deelgebied wordt een zonnepark gerealiseerd. Ten opzichte van de huidige functie van het deelgebied zal het aantal verkeersbewegingen afnemen. Daarmee zal er naar verwachting geen significante verslechtering van de luchtkwaliteit optreden.

In het deelgebied is geen sprake van een significante blootstellingsduur. Het zonnepark betreft eveneens geen gevoelige bestemming (functie) in het kader van het 'Besluit gevoelige bestemmingen'.


Conclusie
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de uitvoering van het plan.

3.3.6 Externe veiligheid

Algemeen

Het aspect externe veiligheid betreft het risico op een ongeval waarbij een gevaarlijke stof aanwezig is. Deze gevaarlijke stoffen kennen twee verschillende bronnen. Dit zijn de stationaire bronnen (chemische fabriek, lpg-vulpunt) en de mobiele bronnen (route gevaarlijke stoffen). Er wordt onderscheid gemaakt tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijk slachtoffers. Er wordt bij externe veiligheid onderscheid gemaakt in plaatsgebonden risico en groepsrisico. Het plaatsgebonden risico biedt burgers in hun woonomgeving een minimum beschermingsniveau tegen gevaarlijke stoffen. Het groepsrisico heeft een oriënterende waarde en voor het plaatsgebonden risico geldt een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten.

Plaatsgebonden risico  

Het plaatsgebonden risico mag in principe nergens groter zijn dan 1 op 1 miljoen (ofwel 10-6). Dit is de kans dat een denkbeeldig persoon, die zich een jaar lang permanent op de betreffende plek bevindt (de plek waarvoor het risico is uitgerekend), dodelijk verongelukt door een ongeval. Deze kans mag niet groter zijn dan eens in de miljoen jaar. Elke ruimtelijke ontwikkeling wordt getoetst aan het plaatsgebonden risico van 10-6 als grenswaarde.

Groepsrisico  

Het groepsrisico geeft de kans aan dat in één keer een groep mensen die zich in de omgeving van een risicosituatie bevindt, dodelijk door een ongeval wordt getroffen. Groepsrisico legt een relatie tussen de kans op een ramp en het aantal mogelijke slachtoffers. Bij groepsrisico is het dan ook niet een contour die bepalend is, maar het aantal mensen dat zich gedurende een bepaalde periode binnen de effectafstand van een risicovolle activiteit ophoudt. Welke kans nog acceptabel geacht wordt, is afhankelijk van de omvang van de ramp. Een ongeval met 100 doden leidt tot meer ontwrichting, leed en emoties, dan een ongeval met 10 dodelijke slachtoffers. Aan de kans op een ramp met 100 doden wordt dan ook een grens gesteld, die een factor honderd lager ligt dan voor een ramp met 10 doden. In het Bevi (stb. 250, 2004) wordt verder een verantwoordingsplicht (door de overheid) voor het groepsrisico rond inrichtingen wettelijk geregeld (art. 13). De verantwoording houdt in dat wordt aangegeven of risico's acceptabel zijn en welke maatregelen worden genomen om de risico's te verkleinen.

Toetsing

Om te bepalen waar er zich stationaire en mobiele bronnen in de omgeving van het plangebied bevinden, is de risicokaart Nederland geraadpleegd. De navolgende afbeelding bevat een uitsnede van de risicokaart. De globale ligging van de deelgebieden is aangeduid met een blauw kader.

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.bpsgbrmalgdorpspla-on01_0011.jpg"

Uitsnede risicokaart Nederland

Deelgebied ontwikkellocatie kern

Het initiatief voorziet in de realisatie van nieuwe kwetsbare objecten, namelijk woningen.

Stationaire bronnen

Volgens de Risicokaart zijn er in de directe omgeving van het deelgebied geen stationaire bronnen aanwezig.

Mobiele bronnen

De meest nabij gelegen aardgasleiding ligt op een afstand van 700 m ten noordoosten van het deelgebied. De afstand tot het plangebied is daarmee voldoende groot. Daarnaast vindt er geen overschrijding van het groepsrisico plaats.

Ten noorden van het deelgebied ligt de rijksweg A18. De rijksweg A18 is een doorgaande transportroute voor gevaarlijke stoffen die hiervoor is aangewezen in de Regeling Basisnet. Conform bijlage 1 van deze Regeling heeft de rijksweg geen 10-6 contour of een plasbrandaandachtsgebied en bedraagt het invloedsgebied 355 meter. Uit de meest recente tellingen (digitale tellingen 2013, bron Rijkswaterstaat.nl) blijkt dat een gering aantal transporten met giftige vloeistoffen plaatsvindt over de A18. De planlocatie ligt op circa 2.000 meter van de A18 en is daarmee ruim gelegen buiten het invloedsgebied van de rijksweg. De locatie van de planontwikkeling is verder ruim gelegen buiten het invloedsgebied van de Betuweroute (= 4.000 meter) en de A12 (= 4.000 meter). Een nadere onderbouwing in verband met deze wegen kan daarom achterwege blijven.

Deelgebied sportvelden

De realisatie van het zonnepark voorziet niet in objecten of bebouwing waar langdurig personen verblijven. Hierdoor voorziet het initiatief niet in de ontwikkeling kwetsbaar en/of beperkt kwetsbare objecten. Doordat er geen (beperkt) kwetsbare objecten mogelijk worden gemaakt hoeft in dat kader niet getoetst te worden aan externe veiligheid. Verder wordt een zonnepark ook niet gezien als een risicobron.

Conclusie

Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de uitvoering van het plan.

3.4 Water

3.4.1 Algemeen

In bestemmingsplannen moet worden aangetoond dat de waterhuishouding ter plaatse niet negatief wordt beïnvloed door de beoogde ruimtelijke ontwikkelingen. Door Buro Ontwerp & Omgeving is in het kader van voorgenomen initiatief in juni 2020 een quickscan water uitgevoerd6. De quickscan is als Bijlage 5 bijgevoegd.

Voor het zonnepark is het uitgangspunt dat er geen extra verharding wordt aangelegd. Hierdoor is de impact van een dergelijk park op de waterhuishouding vrijwel nihil. Uitgangspunt is dat er enkel niet uitlogende materialen worden toegepast. De quickscan focust zich dan ook op deelgebied ontwikkellocatie kern.

3.4.2 Huidige situatie

In de huidige situatie is het deelgebied deels verhard met de bebouwing van de kerk met parochiewoning en het dorpshuis. De openbare ruimte is verhard ter plaatse van de Gildeweg, de Langestraat en het plein ten noorden van de Langestraat. In de huidige situatie is er sprake van een totaal verhard oppervlak van circa 2.850 m² en circa 6.900 m² onverhard terrein.

3.4.3 Toekomstige situatie

In de toekomstige situatie zal het deel tussen de parkeerplaats van de kerk en de Langestraat worden verhard en in gebruik worden genomen als plein. Verder worden ten oosten van de kerk parkeerplaatsen en een ontsluitingsweg gerealiseerd. In de toekomstige situatie is er sprake van een totaal verhard oppervlak van circa 3.900 m² en circa 5.850 m² onverhard terrein. Ten opzichte van de huidige situatie zal het verhard oppervlak in de nieuwe situatie met circa 1.050 m2 toenemen.

3.4.4 Gebiedskenmerken

Braamt ligt aan de voet van de Montferlandse stuwwal. De maaiveldhoogte varieert tussen de 13,8 en 14,4 +NAP. Rond de kerk bevindt het maaiveld zich op een hoogte van 14,6 m +NAP. De ten noorden van het gebied gelegen akkers/weilanden zijn lager gelegen. De bodem bestaat uit matig fijn tot matig grof, zwak siltig zand. Ter plaatse van de kerk (gemiddelde maaiveldhoogte +14,3 m NAP) is de GHG naar verwachting circa 1,2 m -mv. In het plangebied is de doorlatendheid van de bodem ter plaatse niet gemeten. Op basis van de boorprofielen uit het bodemonderzoek is de doorlatendheid geschat op meer dan 1,0 m/dag. Infiltreren van hemelwater is naar verwachting goed mogelijk. Het plangebied ligt niet in een grond- of oppervlaktewaterbeschermingsgebied ten behoeve van de drinkwatervoorziening. De meest nabij het plangebied aanwezige watergang is, volgens de legger van het waterschap, gelegen op circa 300 meter ten noorden van het plangebied. De riolering ter plaatse van de Langestraat en Gildeweg betreft een gemengd stelsel.

3.4.5 Beleidsuitgangspunten

Het waterbeleid van Rijk en provincie is gericht op een veilig en goed bewoonbaar land met gezonde, duurzame watersystemen. Het plangebied ligt in het beheersgebied van het Waterschap Rijn en IJssel. In het Waterbeheerplan 2016-2021 van Waterschap Rijn en IJssel laat het waterschap zien welke ontwikkelingen voor het waterbeheer van belang zijn en welke accenten zij in de samenwerking met haar partners willen leggen. Vanuit die omgevingsverkenning is vervolgens het beleid voor de planperiode 2016-2021 beschreven voor primaire taakgebieden van het waterschap:

  • Bescherming tegen overstromingen en werken aan veiligheid: Veilig water.
  • Zorgen voor de juiste hoeveelheid water en passende waterpeilen: Voldoende water.
  • Zorgen voor een goede waterkwaliteit die nodig is voor mens, plant en dier: Schoon water.
  • Verwerken van afvalwater en het benutten van energie en grondstoffen daaruit: Afvalwater.
  • Zorgen voor goede randvoorwaarden voor beroepsvaart op de Oude IJssel: Vaarwegbeheer.

Sinds 2016 is het gemeentelijk waterbeleid geregeld in het 'gemeentelijk rioleringsplan Montferland 2016-2020' (GRP). Het betreft een verbreed GRP waarin beschreven staat hoe de gemeente Montferland, invulling geeft aan het beheer van het afvalwaterketen en het oppervlaktewater in stedelijk gebied. Het beschrijft het beleid van de gemeente aan de hand van vijf thema's: hemelwater, grondwater, afvalwater, zuivering en stedelijk water. De focus voor de omgang met hemelwater hierin ligt op:

  • a. kwantitatief: vasthouden, bergen en afvoeren;
  • b. kwalitatief: schoonhouden, scheiden en schoonmaken.

Op basis van de Waterwet heeft de gemeente de zorgplicht voor het in de openbare ruimte van bebouwd gebied treffen van maatregelen om structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken. De zorgplicht voor het inzamelen en afvoeren van afvalwater ligt bij de gemeente.

3.4.6 Waterhuishoudkundige consequenties en uitgangspunten

Waterschap Rijn en IJssel heeft een watertoetstabel ontwikkeld waarmee met een aantal vragen in beeld te brengen is welke wateraspecten relevant zijn en met welke intensiteit het watertoetsproces doorlopen dient te worden. De vragen zijn gericht op de locatie van de ruimtelijke ontwikkeling en welke veranderingen er mogelijk worden gemaakt.

De intensiteit van het watertoetsproces is afhankelijk van de antwoorden op de vragen. Als er op een categorie 2 vraag een 'ja' is geantwoord, is een uitgebreide watertoets noodzakelijk. Is er op geen van de categorie 2 vragen een 'ja' geantwoord, dan kan een verkorte watertoets doorlopen worden. Als er alleen met 'nee' is geantwoord, dan is het RO-plan waterhuishoudkundig niet van belang en hoeft er geen wateradvies bij het waterschap gevraagd te worden.

Navolgend is de watertoetstabel opgenomen. De relevante waterthema's voor de ontwikkeling worden door middel van de watertoetstabel geselecteerd en vervolgens beschreven (wanneer de toetsvraag met 'ja' is beantwoord).


Thema  
Toetsvraag   Relevant   Intensiteit  
Veiligheid   1. Ligt in of binnen 20 meter vanaf het plangebied een waterkering? (primaire waterkering, regionale waterkering of kade)
2. Ligt het plangebied in een waterbergingsgebied of winterbed van een rivier?  


Nee

Nee  


2

2  
Riolering en Afvalwaterketen   1. Is de toename van het afvalwater (DWA) groter dan 1 m3/uur?
2. Ligt in het plangebied een persleiding van WRIJ?
3. Ligt in of nabij het plangebied een RWZI of rioolgemaal van het waterschap?  

Nee
Ja
Nee  

2
1

1  
Wateroverlast (oppervlaktewater)
 
1. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak met meer dan 2.500 m2?
2. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak met meer dan 500 m2?
3. Zijn er kansen voor het afkoppelen van bestaand verhard oppervlak?
4. In of nabij het plangebied bevinden zich natte en laag gelegen gebieden, beekdalen, overstromingsvlaktes?  

Nee

Ja

Ja


Nee  

2

1

1


1  
Oppervlaktewater- kwaliteit   1. Wordt vanuit het plangebied (hemel)water op oppervlaktewater geloosd?  
Nee  

1  
Grondwateroverlast   1. Is in het plangebied sprake van slecht doorlatende lagen in de ondergrond?
2. Is in het plangebied sprake van kwel?
3. Beoogt het plan dempen van perceelsloten of andere wateren?
4. Beoogt het plan aanleg van drainage?  

Nee
Nee

Nee
Nee  

1
1

1
1  
Grondwaterkwaliteit   1. Ligt het plangebied in de beschermingszone van een drinkwateronttrekking?  
Nee  

1  
Inrichting en beheer   1. Bevinden zich in of nabij het plangebied wateren die in eigendom of beheer zijn bij het waterschap?
2. Heeft het plan herinrichting van watergangen tot doel?  

Nee

Nee  

1

2  
Volksgezondheid
 
1. In of nabij het plangebied bevinden zich overstorten uit het gemengde stelsel?
2. Bevinden zich, of komen er functies, in of nabij het plangebied die milieuhygiënische of verdrinkingsrisico's met zich meebrengen (zwemmen, spelen, tuinen aan water)?  

Nee



Nee  

1



1  
Natte natuur   1. Bevindt het plangebied zich in of nabij een natte EVZ?
2. Ligt in of nabij het plangebied een HEN of SED water?
3. Bevindt het plangebied zich in beschermingszones voor natte natuur?
4. Bevindt het plangebied zich in een Natura 2000-gebied?  

Nee

Nee

Nee

Nee  

2

2

1

1  
Verdroging   1. Bevindt het plangebied zich in een TOP-gebied?   Nee   1  
Recreatie   1. Bevinden zich in het plangebied watergangen en/of gronden in beheer van het waterschap waar actief recreatief medegebruik mogelijk wordt?  

Nee  


2  
Cultuurhistorie   1. Zijn er cultuurhistorische waterobjecten in het plangebied aanwezig?  
Nee  

1  

Rioolpersleiding

In het plangebied ligt een rioolpersleiding van het waterschap. Ter plaatse van deze rioolpersleiding zijn slechts beperkt ingrepen voorzien in de vorm van de aanleg van groenvoorzieningen en een trapveldje. De bodemingrepen zullen niet dieper dan 50 cm -mv reiken. Voor de rioolpersleiding is een beschermende regeling in het bestemmingsplan opgenomen door deze inclusief beschermingszone met een dubbelbestemming (Leiding - Rioolpersleiding) te bestemmen.

Wateroverlast en omgang met hemelwater

Ten opzichte van de huidige situatie zal het verhard oppervlak naar verwachting toenemen met circa 1.050 m2. Regen- en afvalwater moeten zoveel mogelijk gescheiden worden ingezameld. Verontreiniging van regenwater moet zoveel mogelijk voorkomen worden. Omdat er een toename zal zijn van het verhard oppervlak moet regenwater zoveel mogelijk op de locatie worden geborgen geïnfiltreerd. Daarbij wordt het uitgangspunt gehanteerd dat minimaal een bui T=100 +10% (80 mm) geborgen moet kunnen worden. De toename van het verhard oppervlak bedraagt circa 1.050 m2. Dit betekent dat in of in de nabije omgeving van het plangebied circa (1.050 * 0,08) = 84 m3 aan ruimte voor waterberging moet worden gereserveerd. Er is voldoende ruimte om deze benodigde waterberging binnen het plangebied op te lossen. Op basis van de locatie-eigenschappen van het plangebied is waterberging door middel van infiltratie naar verwachting goed mogelijk.

In de verdere uitwerking dient rekening gehouden te worden met de juiste aanlegniveaus zoals een verhoogd vloerpeil ten opzichte van de weg om wateroverlast tegen te gaan.

3.4.7 Overleg Waterschap Rijn en IJssel

Er is volgens de watertoetstabel een verkorte watertoetsprocedure nodig vanwege de toename van het verhard oppervlak en kansen voor het afkoppelen van bestaand oppervlak. Het bestemmingsplan is in het kader van het vooroverleg aan het waterschap voorgelegd. Naar aanleiding van de opmerkingen van het waterschap is in voorgaande paragraaf nader gespecificeerd wat de omvang van de infiltratievoorziening wordt. Tevens is aangegeven dat in het plangebied een rioolpersleiding van het waterschap loopt. Voor de rioolpersleiding is een beschermende regeling in het bestemmingsplan opgenomen door deze inclusief beschermingszone met een dubbelbestemming (Leiding - Rioolpersleiding) te bestemmen.

3.4.8 Conclusie

Met de voorgenomen ontwikkelingen binnen het plangebied zijn geen negatieve gevolgen te verwachten voor de waterhuishouding ter plaatse. Het aspect water vormt daarmee geen belemmering voor de uitvoerbaarheid van de voorgenomen ontwikkeling.

3.5 Molenbiotoop

3.5.1 Algemeen

In de Omgevingsvisie en -verordening van de provincie Gelderland wordt gestreefd naar het in stand houden van de molens in Gelderland. De molens zijn namelijk een identiteitsbepalend onderdeel van Gelderland. De provincie heeft dan ook als ambitie dat de omgeving van de molens zodanig wordt ingericht dat de molens kunnen blijven draaien. Daartoe beschermt de provincie de ruimte rond de molens tegen ongewenste ingrepen. In de Omgevingsverordening is daarom geregeld dat op gronden die zijn aangewezen als Molenbiotoop geen nieuwe bebouwing en/of beplanting is toegestaan, tenzij is aangetoond dat het functioneren van de molen door middel van windvang niet wordt beperkt.

3.5.2 Toetsing

Ten zuidoosten van deelgebied sportvelden staat de Braamtse molen. De Braamtse molen is een ronde stenen grondzeiler uit 1856. Deze molen heeft een vlucht van 24,3 m. De afstand van de molen tot het deelgebied bedraagt 115 meter. De askophoogte van deze molen is ½ vlucht (12,15 m).

Formule molenbiotoop

Op basis van de molenverordening van de provincie Gelderland, die is vervangen door de verordening, gold een formule, op basis waarvan beoordeeld kon worden of de windvang van de molen al dan niet verslechterde. Hoewel deze formule formeel niet meer geldt in Gelderland, wordt het beschouwd als een goed hulpmiddel om te beoordelen of de windvang van een molen verslechtert door de komst van een ruimtelijke ontwikkeling. De formule is om die reden toegepast in het onderhavige geval.


De formule luidt als volgt:

Hx=X/n + (c*z)


waarin:

Hx = de toelaatbare hoogte van een gebouw in meters op een afstand x meter uit de molen. De toelaatbare hoogte wordt gemeten vanaf het waterpasniveau van de begane grond of het maaiveld van de molen;

X = de afstand in meters vanaf het gebouw tot de wieken van de molen;

n = de ruwheidcoefficient volgens de ruwheidsklassentabel van Wieringa: 140 voor open gebied, 75 voor ruw gebied en 50 voor gesloten gebied;

c = constante 0,2 (in verband met een windreductie van 5%);

z = askophoogte van de molen.


Wanneer de formule wordt toegepast ten behoeve van voorliggend plan, ontstaat het volgende beeld:

H(x) = 115/140 + 0,2 * 12,15 = 3,25 m.

De zonnepanelen met bijbehorende voorzieningen in het deelgebied mogen een maximale bouwhoogte van 2,5 m hebben. Het plan zorgt daarmee niet voor een verslechtering van de molenbiotoop van de Braamtse molen.

3.5.3 Conclusie

Geconcludeerd wordt dat er vanuit het aspect molenbiotoop geen belemmeringen bestaan ten aanzien van de voorgenomen ontwikkeling in het plangebied.

3.6 Archeologie en cultuurhistorie

3.6.1 Archeologie

Algemeen

Op basis van artikel 3.1.6, vijfde lid, onderdeel a, van het Bro moet in een toelichting van een bestemmingsplan bij ruimtelijke ontwikkelingen worden getoetst, hoe er wordt omgegaan met de aspecten archeologie en cultuurhistorie. De bescherming van archeologische waarden is verankerd in de Erfgoedwet. Het belangrijkste doel van deze wet is de bescherming van de aanwezige en de te verwachten archeologische waarden door het reguleren van bodemverstorende activiteiten.

Toetsing

Zoals op navolgende uitsnede van de archeologische beleidskaart is te zien, gelden voor het plangebied de volgende archeologische aanduidingen met bijbehorende uitgangspunten en onderzoeksverplichting.

  • Gele cirkels: AWG categorie 3 (bekende archeologische vindplaats met rondom attentiezone van 50 m); Bij bodemingrepen dieper dan 30 cm -mv of dieper dan de bekende bodemverstoring en bij plangebieden groter dan 100 m² vroegtijdig inventariserend archeologisch onderzoek, conform KNA en Norm Archeologisch Vooronderzoek gemeenten Regio Achterhoek (vigerende versies).
  • Donker bruine vlakken: AWV categorie 5 (hoog+afgedekt); Bij bodemingrepen dieper dan 40 cm -mv of dieper dan de bekende bodemverstoring en bij plangebieden groter dan 250 m² vroegtijdig inventariserend archeologisch onderzoek, conform KNA en Norm Archeologisch Vooronderzoek gemeenten Regio Achterhoek (vigerende versies).
  • Licht bruine vlakken: AWV categorie 6 (hoog); Bij bodemingrepen dieper dan 30 cm -mv of dieper dan de bekende bodemverstoring en bij plangebieden groter dan 250 m² vroegtijdig inventariserend archeologisch onderzoek,conform KNA en Norm Archeologisch Vooronderzoek gemeenten Regio Achterhoek (vigerende versies).

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.bpsgbrmalgdorpspla-on01_0012.jpg"

Archeologische beleidskaart

In het huidige bestemmingsplan 'Kernen' gelden voor deelgebied kern de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 2' en 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 3' en voor deelgebied sportvelden 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 2'. Hiervoor geldt het volgende:

  • Archeologische verwachtingswaarde 2. Bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het oprichten van een bouwwerk groter dan 250 m² en waarbij de grondwerkzaamheden dieper dan 0,4 m onder het maaiveld plaatsvinden, dient de aanvrager een rapport te overleggen;
  • Archeologische verwachtingswaarde 3. bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het oprichten van een bouwwerk groter dan 250 m2 en waarbij de grondwerkzaamheden dieper dan 0,3 m onder het maaiveld plaatsvinden dient de aanvrager een rapport (archeologisch bureauonderzoek - BO) te overleggen.

In het huidige bestemmingsplan 'Buitengebied' geldt voor deelgebied kern de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 1'. Hiervoor geldt het volgende:

  • Archeologische verwachtingswaarde 1. Bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het oprichten van een bouwwerk groter dan 250 m² en waarbij de grondwerkzaamheden dieper dan 0,3 m onder het maaiveld plaatsvinden, dient de aanvrager een rapport te overleggen;

Voorliggend plan voorziet in het mogelijk maken van een tijdelijk zonnepark, één vrijstaande woning, de transformatie van een kerk en parochiewoning naar acht woningen, een beperkte uitbreiding van een dorpshuis en de herinrichting van de openbare ruimte. Ter plaatse van deelgebied ontwikkellocatie kern vinden de nodige bodemingrepen plaats. Om die reden wordt op de locaties waar bodemingrepen plaatsvinden, archeologisch onderzoek uitgevoerd.

PM archeologisch onderzoek deelgebied ontwikkellocatie kern

Ter bescherming van de mogelijk aanwezige archeologische waarden in het plangebied is het gemeentelijk archeologiebeleid in dit bestemmingsplan verwerkt. Op de verbeelding en in de regels zijn, bij de verwachtingswaarden passende, dubbelbestemmingen voor archeologie opgenomen ('Waarde - Archeologische verwachting 2' en 'Waarde - Archeologische verwachting 3'). Op deze manier worden mogelijke archeologische waarden in de bodem beschermd tegen bodemingrepen in de toekomst.

Conclusie

PM archeologisch onderzoek deelgebied ontwikkellocatie kern

3.6.2 Cultuurhistorie

Algemeen

Door de wijziging van artikel 3.1.6, vijfde lid, onderdeel a van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) moeten naast de in de grond aanwezige of te verwachten monumenten ook cultuurhistorische waarden worden meegewogen bij het vaststellen van bestemmingsplannen of verlenen van omgevingsvergunningen.


Toetsing

Historische analyse

Rond 1900 is Braamt nog een klein buurtschap bestaande uit enkele boerderijen geconcentreerd tussen een drietal wegen, waaronder de Langestraat. Omstreeks 1950 kreeg Braamt zijn eigen kerk, de Onze Lieve Vrouw van Altijddurende Bijstandkerk. In de navolgende periode groeit Braamt mede vanwege zijn gunstige ligging tussen Doetinchem en 's-Heerenberg. Het dorpshuis 'de Braempt' wordt ook in de jaren '80 gebouwd.

Volgens de 'Cultuurhistorische waarderingskaart' van de gemeente Montferland is de locatie ter plaatse van deelgebied ontwikkellocatie kern niet gewaardeerd. Voor deelgebied sportvelden geldt een hoge cultuurlandschappelijke waardering.

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.bpsgbrmalgdorpspla-on01_0013.jpg"

Uitsnede 'Cultuurhistorische waarderingskaart' (plangebied in rode ovaal).

Op de 'Cultuurhistorische kenmerkenkaart' van de gemeente Montferland is de locatie ter plaatse van deelgebied ontwikkellocatie kern gelegen binnen de zone verspreide 'historische dorpskern'. De parochiewoning is vanuit historische stedenbouw aangemerkt als 'boerderij of woonhuis'. Voor deelgebied sportvelden geldt een aanduiding droge kampontginningen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.bpsgbrmalgdorpspla-on01_0014.jpg"

Uitsnede cultuurhistorische kenmerkenkaart (plangebied in blauwe ovaal).

In het plangebied bevinden zich geen rijks- of gemeentelijke monumenten.

Voorliggend plan voorziet in het mogelijk maken van een tijdelijk zonnepark, één vrijstaande woning, de transformatie van een kerk en parochiewoning naar acht woningen, een beperkte uitbreiding van een dorpshuis en de herinrichting van de openbare ruimte. Hierbij worden de kerk en de parochiewoning inpandig verbouwd en in gebruik genomen als reguliere woningen. De verbinding tussen de kerk en de parochiewoning wordt daarbij verwijderd waardoor zowel de kerk als de parochiewoning beter tot hun recht komen.

Met de voorgenomen ontwikkeling vindt vanwege het behoud van cultuurhistorische bebouwing en de tijdelijke aard van het zonnepark geen aantasting aan cultuurhistorisch waardevolle lijnen of elementen plaats. Het initiatief heeft geen negatieve gevolgen voor het aspect cultuurhistorie.

Conclusie

Geconcludeerd kan worden dat vanuit het aspect cultuurhistorie geen belemmeringen bestaan ten aanzien van de gewenste ontwikkelingen in het plangebied.

3.7 Flora en fauna

3.7.1 Algemeen

Bij elke ruimtelijke ontwikkeling moet, in het kader van de Wet natuurbescherming, in beeld worden gebracht of er sprake is van invloeden op natuurwaarden en beschermde soorten.

3.7.2 Toetsing

Deelgebied ontwikkellocatie kern

Voor dit deelgebied is door Foreest Groen Consult in januari 2020 een quickscan natuuronderzoek uitgevoerd7. Dit onderzoek is als Bijlage 6 bijgevoegd.

Quickscan natuuronderzoek

Gebiedsbescherming

Het deelgebied ligt buiten de Natura 2000 gebieden en op enige afstand tot deze gebieden. Om de toename van stikstofdepositie als gevolg van onderhavig initiatief op stikstofgevoelige habitattypen of leefgebieden te berekenen is in maart 2020 door Buro Ontwerp & Omgeving een effectenbeoordeling stikstofdepositie uitgevoerd8. Het onderzoek is opgenomen als Bijlage 7 bij deze toelichting. Uit de berekeningen blijkt dat zowel tijdens de realisatiefase als de gebruiksfase geen stikstofdepositie groter dan 0,00 mol/ha/jr plaatsvindt als gevolg van voorgenomen initiatief.

Het plangebied ligt buiten de zones van het Gelders Natuurnetwerk (GNN) en de Gelderse Groene Ontwikkelingszone (GO). De kernkwaliteiten worden met de ontwikkeling niet aangetast.

Soortenbescherming

Flora

Tijdens de veldinspectie zijn geen beschermde plantsoorten aangetroffen. Eventuele in (de buurt van) het plangebied voorkomende beschermde plantsoorten zijn niet te verwachten. De Wet natuurbescherming wordt voor deze soortgroep niet overtreden. Nader onderzoek is niet noodzakelijk.

Zoogdieren

Tijdens de veldinspectie zijn geen (sporen van) beschermde zoogdieren aangetroffen. Verder is het plangebied niet geschikt voor in (de buurt van) het plangebied voorkomende beschermde zoogdieren. De Wet natuurbescherming wordt voor de soortgroep zoogdieren niet overtreden. Nader onderzoek is niet noodzakelijk.

Amfibieën

Voortplantingswater voor amfibieën ontbreekt. De Wet natuurbescherming wordt voor de soortgroep amfibieën niet overtreden. Nader onderzoek is niet noodzakelijk.

Reptielen

Het plangebied is voor reptielen van geen belang. De Wet natuurbescherming wordt voor de soortgroep reptielen niet overtreden. Nader onderzoek is niet noodzakelijk.

Ongewerkvelden

Binnen het plangebied zijn geen waardplanten, open water en beschermde ongewervelden aangetroffen. De Wet natuurbescherming wordt voor de soortgroep overige ongewervelden niet overtreden. Nader onderzoek is niet noodzakelijk.

Broedvogels

Met de sloop- en de her- en verbouwperiode moet rekening worden gehouden met een in de buurt aanwezig roekencolonie en in het plangebeid aanwezige holbroedende soorten. De kerk en de parochiewoning zijn mogelijk van belang voor de huismus en gierzwaluw. De Wet natuurbescherming wordt voor de soortgroep broedvogels mogelijk overtreden. Nader onderzoek naar huismus en gierzwaluw is bij de renovatie van de daken noodzakelijk.

PM nader onderzoek huismus en gierzwaluw

Vissen

De soortgroep is niet aanwezig.

Vleermuizen

Het dorpshuis is van geen belang als vaste rust- of verblijfplaats voor vleermuizen. De kerk wel en de parochiewoning, afhankelijk van de ingreep, ook. Verder wordt mogelijk één op de locatie aanwezige (te behouden) boom gebruikt als vaste rust- of verblijfplaats. Naar alle waarschijnlijkheid wordt het plangebied gebruikt als foerageergebied en vliegroute. De Wet natuurbescherming wordt voor wat betreft vaste rust- en verblijfplaatsen, foerageergebied en vliegroutes van vleermuizen mogelijk overtreden. Nader onderzoek is daarom noodzakelijk.

PM nader onderzoek vleermuis

Nader onderzoek

PM nader onderzoek huismus, gierzwaluw en vleermuis

Deelgebied sportvelden

Gezien het intensieve gebruik van de gronden en de afwezigheid van opgaande begroeiing en sloten, is de kans op beschermde planten of diersoorten erg klein. Negatieve effecten op flora en fauna zijn daarom niet te verwachten. Om de toename van stikstofdepositie als gevolg van onderhavig initiatief op stikstofgevoelige habitattypen of leefgebieden te berekenen is in maart 2020 door Buro Ontwerp & Omgeving een effectenbeoordeling stikstofdepositie uitgevoerd9. Het onderzoek is opgenomen als Bijlage 7 bij deze toelichting. Uit de berekeningen blijkt dat zowel tijdens de realisatiefase als de gebruiksfase geen stikstofdepositie groter dan 0,00 mol/ha/jr plaatsvindt als gevolg van voorgenomen initiatief.

3.7.3 Conclusie

PM nader onderzoek huismus, gierzwaluw en vleermuis

3.8 Verkeer en parkeren

3.8.1 Verkeer

Deelgebied ontwikkellocatie kern

Als gevolg van de realisatie van één vrijstaande woning en de transformatie van de kerk naar zeven wooneenheden, zal het aantal verkeersbewegingen in dit deelgebied naar verwachting toenemen.

Voor wat betreft het te verwachten aantal verkeersbewegingen per woning is uitgegaan van de kengetallen van het CROW10. Hierbij is uitgegaan van de verstedelijkingsgraad 'weinig stedelijk', rest bebouwde kom. Voor de vrijstaande woning ('koop-vrijstaand') geeft dit een verkeersaantrekkende werking van 8,2. Voor de wooneenheden in de kerk ('koop, etage, midden') geeft dit een verkeersaantrekkende werking van 42 (7 x 6). De totale extra verkeersaantrekkende werking als gevolg van de ontwikkeling bedraagt daarmee 50,2 verkeersbewegingen per dag.

De realisatie van het initiatief zal niet leiden tot een onevenredige toename van het aantal verkeersbewegingen in de omgeving van het plangebied. De ontsluitingswegen Gildeweg en Langestraat hebben voldoende capaciteit om het aantal verkeersbewegingen te kunnen verwerken.

Voor de woningen in de kerk wordt een parkeerhof gerealiseerd achter de kerk en de parochiewoning. Dit parkeerhof wordt ontsloten op de Langestraat. Ook de nieuw te realiseren vrijstaande woning wordt op de Langestraat ontsloten.

Deelgebied sportvelden

Voor de ontwikkeling van het zonnepark in deelgebied sportvelden geldt dat deze functie niet zorgt voor een verkeersaantrekkende werking. Vanwege het vertrek van de voetbalvereniging zal het aantal verkeersbewegingen rondom dit deelgebied afnemen.

3.8.2 Parkeren

Deelgebied ontwikkellocatie kern

Het aantal benodigde parkeerplaatsen wordt bepaald door de aard en omvang van de activiteit waarin het plan voorziet. De toekomstige parkeerbehoefte is bepaald aan de hand van de eerder genoemde kengetallen van het CROW. Hierbij is uitgegaan van de verstedelijkingsgraad 'weinig stedelijk', rest bebouwde kom. Voor de vrijstaande woning ('koop-vrijstaand') geeft dit een parkeerbehoefte van 2,3. Voor de appartementen ('koop, etage, midden') geeft dit een parkeerbehoefte van 13,3 (7 x 1,9). De totale parkeerbehoefte bedraagt daarmee 15,6.

Op navolgende afbeelding is de toekomstige parkeersituatie in deelgebied ontwikkellocatie kern weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1955.bpsgbrmalgdorpspla-on01_0015.jpg"

Parkeersituatie deelgebied ontwikkellocatie kern

Ten oosten van de kerk wordt een parkeerhof gerealiseerd voor veertien auto's. Ter plaatse van de nieuwe vrijstaande woning is sprake van een dubbele parkeerplaats. De dubbele parkeerplaats telt conform de CROW maar mee als 1,8 parkeerplaatsen. In totaal worden er voor de nieuwe woningen 15,8 parkeerplaatsen gerealiseerd. Hiermee geldt dat er in het deelgebied voldoende parkeerplaatsen worden gerealiseerd voor de nieuwe woningen. Voor de parochiewoning geldt dat deze in de bestaande situatie ook reeds als woning wordt gebruikt. De parkeersituatie veranderd daarmee niet voor deze woning.

Voor wat betreft de MFA is er geen passende parkeernorm en is er gezocht naar maatwerk. In de huidige situatie zijn er parkeerplaatsen aanwezig bij het dorpshuis (Gildeweg), op de oprijlaan naar de kerk en naast het café. De parkeerplaatsen behorende bij het café komen in de toekomst echter te vervallen. Op basis van informatie afkomstig uit een stedenbouwkundige verkenning uit december 2018 blijkt dat er een parkeerbehoefte is aan circa 22 parkeerplaatsen. In het schetsontwerp is op het nieuwe dorpsplein voorzien in circa 20 parkeerplaatsen. Aan de Gildeweg en de Langestraat is voldoende ruimte om het (incidentele) tekort aan circa twee parkeerplaatsen op te vangen. Er is daarmee aangetoond dat er in en aansluitend aan het deelgebied voldoende ruimte is om te voorzien in de parkeerbehoefte.

Deelgebied sportvelden

Het zonnepark is geen functie met een parkeerbehoefte. Vanwege het vertrek van de voetbalvereniging zal de behoefte aan parkeerplaatsen in dit deelgebied afnemen.

3.8.3 Conclusie

Geconcludeerd kan worden dat vanuit het aspect verkeer en parkeren geen belemmeringen bestaan ten aanzien van de gewenste ontwikkelingen in het plangebied.

3.9 Economische haalbaarheid

In artikel 6.12 van de Wro is opgenomen dat een gemeenteraad een exploitatieplan vaststelt voor gronden waarop een bouwplan is voorgenomen. Uitzondering daarop vormt de situatie waarin het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd.

Voor het initiatief is een exploitatiebegroting opgesteld door de partijen die direct bij de exploitatie van de nieuwe voorzieningen zijn betrokken. De gronden ter plaatse van de woningen in de kerk en de parochiewoning worden na vaststelling van het bestemmingsplan uitgegeven. De kosten voor de plantontwikkeling worden deels gedekt met de opbrengst van de verkoop van de woningen. De kosten voor wat betreft de ruimtelijke procedure worden betaald uit algemene middelen. Uit de exploitatieopzet blijkt dat de ontwikkeling financieel haalbaar.

Hoofdstuk 4 Juridische planaspecten

4.1 Algemeen

4.1.1 Wat is een bestemmingsplan

Het gemeentelijke bestemmingsplan is een middel waarmee functies aan gronden worden toegekend. Het gaat dus om het toekennen van gebruiksmogelijkheden. Vanuit de Wet ruimtelijke ordening volgt een belangrijk principe: het gaat om toelatingsplanologie. Het wordt de grondgebruiker (eigenaar, huurder etc.) toegestaan om de functie die het bestemmingsplan geeft uit te oefenen. Dit houdt in dat:

  • 1. de grondgebruiker niet kan worden verplicht om een in het bestemmingsplan aangewezen bestemming ook daadwerkelijk te realiseren, en
  • 2. de grondgebruiker geen andere functie mag uitoefenen in strijd met de gegeven bestemming (het overgangsrecht is hierbij mede van belang).


Een afgeleide van de gebruiksregels in het bestemmingsplan zijn regels voor bebouwing (omgevingsvergunning voor het bouwen) en regels voor het verrichten van 'werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden' (omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden).


Een bestemmingsplan regelt derhalve het toegestane gebruik van gronden (en de bouwwerken en gebouwen) en een bestemmingsplan kan daarbij regels geven voor:

  • het bebouwen van de gronden;
  • het verrichten van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden (aanleggen).


Het bestemmingsplan is een belangrijk instrument voor het voeren van ruimtelijk beleid, maar het is zeker niet het enige instrument. Andere ruimtelijke wetten en regels zoals de Woningwet, de Erfgoedwet, de Algemene Plaatselijke Verordening, de Wet milieubeheer en de bouwverordening zijn ook erg belangrijk voor het uitoefenen van het ruimtelijke beleid.

4.1.2 Bestemmen, dubbelbestemmen en aanduiden

Op de verbeelding wordt aangegeven welke bestemming gronden hebben. Dit gebeurt via een bestemmingsvlak. Voor het op de verbeelding aangegeven bestemmingsvlak gelden de gebruiksmogelijkheden zoals die in de bijhorende regel worden gegeven. Die toegekende gebruiksmogelijkheden kunnen op twee manieren nader worden ingevuld:

  • Via een dubbelbestemming
    Een dubbelbestemming is, zoals de naam al zegt, een bestemming die óók aan de gronden wordt toegekend. Voor gronden kunnen dus meerdere bestemmingen gelden. Er geldt altijd één 'enkel' bestemming (dat is dé bestemming) en soms geldt er een dubbelbestemming (soms zelfs meerdere). In de regel van de dubbelbestemming wordt omschreven wat er voor de onderliggende gronden geldt aan extra bepalingen in aanvulling, of ter beperking, van de mogelijkheden van de onderliggende bestemmingen.
  • Via een aanduiding
    Een aanduiding is een teken op de verbeelding dat betrekking heeft op een vlak op die kaart. Via een aanduiding wordt in de regels 'iets' geregeld. Dat 'iets' kan betrekking hebben op extra mogelijkheden of extra beperkingen voor het gebruik en/of de bebouwing en/of het aanleggen van werken. Aanduidingen kunnen voorkomen in een bestemmingsregel, in meerdere bestemmingsregels en kunnen ook een eigen regel hebben.
4.1.3 Hoofdstukindeling van de regels


De regels zijn verdeeld over vier hoofdstukken:

  • 1. Inleidende regels
    In dit hoofdstuk worden begrippen verklaard die in de regels worden gebruikt (artikel 1). Dit gebeurt om een eenduidige uitleg en toepassing van de regels te waarborgen. Ook is bepaald de wijze waarop gemeten moet worden bij het toepassen van de regels (artikel 2).

  • 2. Bestemmingsregels
    In dit tweede hoofdstuk zijn de bepalingen van de bestemmingen opgenomen. Dit gebeurt in alfabetische volgorde. Per bestemming is het toegestane gebruik geregeld en zijn bouwregels en, eventueel, ook bepalingen met betrekking tot het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden opgenomen. Als er dubbelbestemmingen zijn worden die ook in dit hoofdstuk opgenomen. Die komen, ook in alfabetische volgorde, achter de bestemmingsbepalingen.

    Ieder artikel kent een vaste opzet. Eerst wordt het toegestane gebruik geformuleerd in de bestemmingsomschrijving. Vervolgens zijn bouwregels opgenomen. Aansluitend volgen afwijkingsbevoegdheden met betrekking tot bouw- en/of gebruiksregels. Ten slotte zijn eventueel bepalingen met betrekking tot het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden en/of wijzigingsbevoegdheden opgenomen.

    Belangrijk om te vermelden is dat naast de bestemmingsbepalingen ook in andere artikelen relevante informatie staat die mede gelezen en geïnterpreteerd moet worden. Alleen zo is een volledig beeld te verkrijgen van hetgeen is geregeld.

  • 3. Algemene regels
    In dit hoofdstuk zijn bepalingen opgenomen met een algemeen karakter. Ze gelden dus voor het hele plan. Het zijn achtereenvolgens een anti-dubbeltelregel, algemene gebruiksregels en algemene afwijkingsregels.

  • 4. Overgangs- en slotregels
    In het laatste hoofdstuk zijn respectievelijk het overgangsrecht en een slotregel opgenomen. Hoewel het hier in wezen ook algemene regels betreft, zijn deze vanwege hun meer bijzondere karakter in een apart hoofdstuk opgenomen.

4.2 Dit bestemmingsplan

Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding en de regels vormen tezamen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld.


De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan.

4.2.1 Bijzonderheden in dit bestemmingsplan

In dit bestemmingsplan zijn de bestemmingen 'Gemengd', 'Groen' 'Sport', 'Tuin', 'Verkeer - Verblijfsgebied', 'Wonen' en dubbelbestemmingen 'Leiding - Rioolpersleiding', 'Waarde - Archeologische verwachting 2' en 'Waarde - Archeologische verwachting 3' opgenomen.

Gemengd

Het uit te breiden dorpshuis is net als in de bestaande situatie bestemd als 'Gemengd'. De gronden met deze bestemming zijn bestemd voor maatschappelijke voorzieningen, cultuur en ontspanning, sportvoorzieningen, dienstverlening, kantoren en detailhandel en met bijbehorende werkplaatsen, ateliers, magazijnruimten en bergingen. Verder zijn de gronden bedoeld voor wegen, paden en groenvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.

Het dorpshuis is toegestaan binnen het bouwvlak. Voor het gebouw is een maximale bouwhoogte van 7 m opgenomen. Overige bouwwerken (bouwwerken, geen gebouw zijnde) zijn, onder voorwaarden, ook toegestaan. De maatvoeringseisen van deze bouwwerken zijn opgenomen in de bouwregels.

Groen

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor groenvoorzieningen, bermen en beplanting, parken en plantsoenen, dierenweiden, geluidwerende voorzieningen, paden, kunstwerken, speelvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding. Binnen de bestemming is ook een nutsvoorziening aanwezig. Deze is als zodanig specifiek aangeduid.


Binnen de bestemming mogen geen gebouwen worden gebouwd. Overige bouwwerken (zoals speeltoetstellen) zijn wel toegestaan. De maatvoeringseisen van deze bouwwerken zijn opgenomen in de bouwregels van de bestemming.

Sport

De gronden ter plaatse van deelgebied sportvelden zijn grotendeels bestemd als 'Sport'. Deze bestemming geldt in de huidige situatie ook voor het deelgebied. Het deelgebied is daarmee beheersgericht opgenomen in dit bestemmingsplan. Voor de gronden is wel een specifieke regeling voor de realisatie van het zonnepark opgenomen. Hierop wordt nader ingegaan in paragaaf 4.2.2. Naast het gebruik als zonnepark kunnen de gronden met deze bestemming, net als in de huidige situatie, worden gebruikt ten behoeve van sportvoorzieningen en bijbehorende parkeervoorzieningen met rijbanen, tuinen, paden, groenvoorzieningen en nutsvoorzieningen.

De huidige bebouwing binnen deze bestemming is met bestaande maatvoering toegestaan. Ook zijn bouwwerken, geen gebouw zijnde, zoals tribunes, pergola's, vlaggenmasten en overkappingen zoals fietsenstallingen toegestaan. De maatvoeringseisen van deze overige bouwwerken zijn opgenomen in de regels.

Tuin

De gronden aan de voorzijde van de nieuw te bouwen vrijstaande woning en de parochiewoning, alsmede de gronden rondom de kerk zijn bestemd als ' Tuin'.

Op en in de gronden van deze bestemming mogen, onder voorwaarden, uitsluitend erkers en ingangspartijen aan een woning en bij de bestemming behorende overige bouwwerken, zoals erf- of perceelafscheidingen en tuinmeubilair, niet zijnde carports en overkappingen worden gebouwd.

In de bouwregels van deze bestemming zijn de maatvoeringseisen voor de bouw van de toegestane bouwwerken opgenomen.

Verkeer - Verblijfsgebied

Het nieuwe dorpsplein, de aangrenzende wegen (Langestraat en Gildeweg), het parkeerhof en de ontsluitingswegen naar het kerkhof en het parkeerhof zijn bestemd als 'Verkeer - Verblijfsgebied'. Daarnaast is ook een klein deel van deelgebied sportvelden bestemd als 'Verkeer - Verblijfsgebied'. De voor deze bestemming aangewezen gronden zijn bestemd voor wegen, pleinen en straten, wandel- en fietspaden met een functie voornamelijk gericht op verblijf, markten, parkeer-, groen-, water- en speelvoorzieningen, waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen, abri's, esthetische kunstwerken en overige bouwwerken waaronder ook begrepen zitelementen, podiums en bankjes.


Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen worden gebouwd. Overige bouwwerken zijn, onder voorwaarden, wel toegestaan.

Wonen

De gronden ter plaatse van de kerk, de parochiewoning en de nieuw te realiseren vrijstaande woning zijn bestemd als 'Wonen'. Hiermee zijn de gronden bestemd voor woningen, beroepen aan huis, tuinen en erven.

Van de gebouwen binnen deze bestemming mag, onder voorwaarden, 30% van de vloeroppervlakte tot een maximum van 50 m2 gebruikt worden voor een beroep aan huis.

Binnen de bestemming mogen woningen, aan- of uitbouwen, bijgebouwen, overkappingen en overige bouwwerken, zoals erf- of perceelafscheidingen en tuinmeubilair worden gebouwd. Binnen de bestemming zijn twee bouwvlakken opgenomen, één ter plaatse van de parochiewoning en de nieuwe vrijstaande woning en één ter plaatse van de kerk. De woningen moeten binnen het bouwvlak worden gebouwd. In de (voormalige) kerk zijn zeven woningen toegestaan en ter plaatse van het andere bouwvlak zijn twee woningen toegestaan. De parochiewoning en de nieuwe woning zijn uitsluitend in vrijstaande, vorm toegestaan. De maximale goot- en bouwhoogte van de nieuwe woning bedraagt respectievelijk 6 m en 9 m. Deze goot- en bouwhoogte geldt ook voor de parochiewoning. Voor de woningen in het kerkgebouw geldt een (bestaande) goot- en bouwhoogte van 10,5 m en 14 m.

Bijbehorende bouwwerken (bijvoorbeeld bijgebouwen) en overige bouwwerken (bouwwerken, geen gebouw zijnde) zijn, onder voorwaarden, ook toegestaan. De maatvoeringseisen van deze bouwwerken zijn opgenomen in de bouwregels.

In de regels van de bestemming is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen ten behoeve van het toestaan van een bedrijf aan huis. Voor de afwijking gelden aanvullende voorwaarden voordat deze kan worden verleend.

Leiding - Rioolpersleiding

De voor 'Leiding - Rioolpersleiding' aangewezen gronden zijn mede bestemd voor de aanleg en de instandhouding van een ondergrondse rioolpersleiding van het waterschap.

Waarde - Archeologische verwachting 2 en Waarde - Archeologische verwachting 3

De gronden in het plangebied zijn tevens bestemd als Waarde - Archeologische verwachting 2 en Waarde - Archeologische verwachting 3. De gronden zijn daarmee mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden in de bodem.

4.2.2 Algemene regels

Overige zone - tijdelijk zonnepark

Deelgebied sportvelden is tevens aangeduid als 'Overige zone - tijdelijk zonnepark'. In de algemene aanduidingsregel voor deze aanduiding zijn de mogelijkheden die artikel 7j van de Chw biedt, opgenomen. De regel bepaalt dat de gronden ter plaatse van de aanduiding tevens bestemd zijn voor tijdelijke warmteopwekking met collectoren en/of energieopwekking met panelen, met de daarbij behorende voorzieningen en bouwwerken geen gebouwen zijnde.

De bouwwerken mogen een maximale bouwhoogte hebben van 2,5 m en niet langer dan vijftien jaar aanwezig zijn.

Vrijwaringszone - molenbiotoop

In verband met de nabijheid van de 'Braamtse molen' (zie paragraaf 3.5) is de aanduiding 'Vrijwaringszone - molenbiotoop' opgenomen. Deze aanduiding heeft betrekking op de molenbiotoop van de molen. Om te waarborgen dat de molen voldoende wind kan vangen, zijn in de algemene aanduidingsregels bepalingen opgenomen die beperkingen stelt aan de bouwhoogte van bouwwerken en de hoogte van beplanting binnen de molenbiotoop.

Voorwaardelijke verplichting

In de algemene gebruiksregels (14.4) is opgenomen dat de activiteiten in het plangebied niet eerder mogen plaatsvinden dan nadat uit onderzoek is gebleken dat bij de realisatie van de plannen geen nadelige effecten op beschermde plant- en diersoorten ontstaan. Als uit het nader onderzoek blijkt dat overtreding van de Wet natuurbescherming niet kan worden voorkomen, dan mogen de activiteiten alleen plaatsvinden als een ontheffing van de wet is verleend.

Overige bepalingen

Naast de bestemmingen en de genoemde algemene aanduidingsregels en gebruiksregels bevat het plan een aantal algemene regels over bijvoorbeeld begrippen, de wijze van meten, algemene afwijkingen en overgangsrecht. Deze min of meer standaardregels in bestemmingsplannen worden hier verder niet toegelicht.

Hoofdstuk 5 Procedure

Te zijner tijd worden in deze paragraaf of in een separate bijlage de uitkomsten van de procedure verwerkt.