Bestemmingsplan 'Woningen J. Witteveenlaan Spijkenisse'

Gemeente Nissewaard

 

 

Regels

 

 

Planstatus: voorontwerp januari 2022

 

Inhoudsopgave  

 

 

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1   Begrippen

Artikel 2   Wijze van meten

 

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3    Groen

Artikel 4    Maatschappelijk

Artikel 5    Verkeer - 2

Artikel 6    Water

Artikel 7    Wonen - 3

 

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 8    Anti-dubbeltelregel

Artikel 9    Algemene gebruiksregels

Artikel 10  Algemene aanduidingsregels

Artikel 11  Algemene afwijkingsregels

 

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 12   Overgangsrecht

Artikel 13   Slotregel

 

 

 

Hoofdstuk 1  Inleidende regels

 

 

Artikel 1 Begrippen

 

In deze regels wordt verstaan onder:

 

1 plan

het bestemmingsplan 'Woningen J. Witteveenlaan Spijkenisse' met identificatienummer NL.IMRO.1930.BPJWitteveelaan-1001 van de gemeente Nissewaard;

 

2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.


3.    aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

 

4.    aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

 

5.    aanduidingsvlak:

een vlak waarop een aanduiding betrekking heeft.

 

6.    aan huis gebonden beroep:

een dienstverlenend beroep, dat in een woning of de daarbij behorende bouwwerken wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie.

 

7.    bebouwing:

ŽŽn of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

 

8.    bebouwingspercentage:

een aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van het bouwvlak en indien geen bouwvlak aanwezig van het deel van een bouwperceel, dat ten hoogste mag worden bebouwd. Indien geen bebouwingspercentage wordt aangegeven mag het hele bouwvlak bebouwd worden.

 

9.    bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

 

10.  bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

 

11.  bevoegd gezag:

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning.

 

12.  bijbehorende bouwwerken:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.

 

13.  bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

 

14.  bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

 

15.  bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

 

16.  bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel.

 

17.  bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

 

18.  bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

 

19.  detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen, geen brandstoffen zijnde, aan personen, die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, horecadoeleinden worden hier niet onder begrepen.

 

20.  gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

 

21.  groenvoorziening:

ruimten in de open lucht, waaronder in ieder geval worden begrepen (bos)parken, plantsoenen, bermen en open speelplekken, met de daarbij behorende sloten, vijvers en daarmee gelijk te stellen wateren en ondergrondse infrastructurele voorzieningen.

 

22.  hoofdgebouw:

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als het belangrijkste gebouw op een perceel valt aan te merken en waarin de hoofdfunctie ingevolge de bestemming is of wordt ondergebracht.

 

23.  kamerverhuurbedrijf:

a. een samenstel van verblijfsruimten, uitsluitend of mede bestemd of gebruikt om daarin anderen dan aan de rechthebbende en de personen behorende tot diens huishouden, woonverblijf, niet in de zin van zelfstandige woongelegenheid, te verschaffen, al dan niet met gehele of gedeeltelijke verzorging;

b. een en ander kan onder meer blijken uit het feit dat voor de kamers afzonderlijk huur wordt berekend en/of betaald en elke kamer zelfstandig wordt bewoond, waarbij al dan niet sprake is van enkele gemeenschappelijke voorzieningen.

 

24.  kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten:

het in een woning of de daarbij behorende bouwwerken door een bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarvoor geen melding- of vergunningsplicht op grond van het Activiteitenbesluit geldt, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie.

 

25.  nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie.

 

26.  ondergeschikte functie:

functie waarvoor maximaal 30% van het vloeroppervlak mag worden gebruikt.

 

27.  onderkomens:

voor verblijf geschikte, al dan niet aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voer- en vaartuigen, zoals woonwagens, woonschepen, caravans, stacaravans, kampeerauto's, alsook tenten, schuiltenten, schuilhutten en keten, al dan niet ingericht ten behoeve van een recreatief buitenverblijf, voor zover deze niet als bouwwerken zijn aan te merken.

 

28.  prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

 

29.  seksinrichting en/of seksbedrijf:

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, parenclub, raamprostitutie en een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

 

30.  staat van bedrijfsactiviteiten:

een als bijlage bij deze regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst van bedrijven en instellingen.

 

31.  voorgevel:

de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

 

32.  weg:

een voor het openbaar rij- of ander verkeer bestemde weg of pad, daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de weg of pad behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de weg liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen.

 

33.  wonen:

 gebruiken van een woning of wooneenheid voor het huisvesten van niet meer dan ŽŽn huishouden.

 

34.  woning:

een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan ŽŽn huishouden, waaronder begrepen eventueel gemeenschappelijk gebruik van bepaalde ruimten.

 

35.  zijerf:

de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van dat hoofdgebouw tussen de denkbeeldige lijnen in het verlengde van de voor- en achtergevel, uitgezonderd brandgangen.

 

Terug naar inhoudsopgave

 

 

Artikel 2 Wijze van meten

 

2.1 Wijze van meten

Tenzij anders bepaald, worden de waarden die in m of m² zijn uitgedrukt op de volgende wijze gemeten:

  1. afstanden loodrecht;
  2. hoogten vanaf het aansluitende afgewerkte terrein, waarbij plaatselijke, niet bij het verdere verloop van het terrein passende ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw daarvan, buiten beschouwing blijven, en
  3. maten buitenwerks, waarbij uitstekende delen van ondergeschikte aard tot maximaal 0,5 m buiten beschouwing blijven.

 

2.2 Hoogten

Bij het meten van de hoogten als bedoeld in lid 2.1 onder b, wordt een bouwwerk, voor zover het zich bevindt op een erf- of perceelgrens, gemeten aan de kant waar het aansluitend afgewerkt terrein het hoogst is.

 

2.3 Ondergeschikte bouwonderdelen

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, dakranden, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- en/of bestemmingsgrenzen niet meer dan 3 m bedraagt.

 

Terug naar inhoudsopgave

 

 

Hoofdstuk 2               Bestemmingsregels

 

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. groenvoorzieningen;
  2. water;
  3. fiets- en / of voetpaden;
  4. sportvoorzieningen, speelvoorzieningen en hierbij passende, openbare verblijfsvoorzieningen;
  5. bijbehorende verhardingen en watergangen;
  6. aan de hoofdfunctie ondergeschikte verkeersvoorzieningen;
  7. bij deze doeleinden behorende voorzieningen, zoals straatmeubilair, reclameborden, kunstwerken, parkeer- en speelvoorzieningen, abri's en nutsvoorzieningen;

 

3.2 Bouwregels

3.2.1 Gebouwen

Behoudens abri's en nutsgebouwen mogen binnen deze bestemming geen andere gebouwen worden gebouwd. Voor abri's en nutsgebouwen gelden de volgende bepalingen:

    1. maximale bouwhoogte: 3 m;
    2. maximale inhoud 40 m3.

 

3.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  1. maximale bouwhoogte van licht- en vlaggenmasten 9 m;
  2. maximale bouwhoogte van speeltoestellen: 4 m;
  3. maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 3 m;

 

Terug naar inhoudsopgave

 

 

Artikel 4 Maatschappelijk  

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.       maatschappelijke doeleinden in de vorm van een sporthal;

b.      aan de hoofdfunctie ondergeschikte verkeers- en groenvoorzieningen, tuinen, erven en terreinen.

 

4.2 Bouwregels

4.2.1 Gebouwen

Binnen deze bestemming mogen gebouwen ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

a.       de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd; 

b.      voor gebouwen gelden de volgende maxima:

1.      bouwhoogte: zoals aangeduid ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)';

 

4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze bestemming worden gebouwd, met inachtneming van de volgende bepaling:

a.       de bouwhoogte mag ten hoogste 3 meter bedragen, met uitzondering van terrein- en erfafscheidingen die van af de voet gemeten maximaal 2 meter hoog mogen zijn.

 

 

Terug naar inhoudsopgave

 

 

Artikel 5 Verkeer - 2

 

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. verblijfsgebied met een functie voor verblijf, verplaatsing en gebruik ten dienste van de aangrenzende bestemmingen;
  2. ontsluitingswegen, woonstraten en pleinen;
  3. voet- en rijwielpaden;
  4. groenvoorzieningen, bermen, waterhuishoudkundige voorzieningen en watergangen;
  5. parkeervoorzieningen;
  6. nutsvoorzieningen;
  7. fietsenstallingen, abri's, telefooncellen, straatmeubilair en dergelijke;
  8. speel- en verblijfsvoorzieningen.

 

5.2 Bouwregels

  1. behoudens abri's en nutsgebouwen mogen op en onder de in lid 5.1 bedoelde gronden ten behoeve van de bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  2. voor abri's en nutsgebouwen gelden de volgende maxima: 
    1. bouwhoogte: 3 m;
    2. inhoud 40 m3.
  3. voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende maxima:
    1. bouwhoogte van speeltoestellen 4 m;
    2. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks voor verkeersregeling, verkeersleiding, wegaanduiding of verkeersverlichting, bedraagt ten hoogste 3 m.

 

5.3 Afwijking van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2 sub b onder 2 en toestaan dat er nutsgebouwen met een grotere inhoud tot ten hoogste 60 mworden gebouwd mits geen onevenredige aantasting plaats vindt van:

  1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  2. de verkeersveiligheid;
  3. sociale veiligheid;
  4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

 

Terug naar inhoudsopgave

 

 

Artikel 6 Water

 

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging, waterlopen met bijbehorende taluds, bermen, groenvoorzieningen, recreatieve voorzieningen, kunstwerken en kademuren.

 

6.2 Bouwregels

6.2.1 Gebouwen

Op of in deze grond mogen geen gebouwen worden gebouwd.

 

6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Binnen deze bestemming mogen bouwwerken geen gebouwen zijnde ten dienste van deze bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:

  1. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 3 meter bedragen.

 

 

Terug naar inhoudsopgave

 

 

Artikel 7 Wonen - 3

 

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wonen in gestapelde woningen;
  2. water;
  3. bij deze doeleinden behorende voorzieningen, zoals erven, tuinen, parkeervoorzieningen, kunstwerken, nutsvoorzieningen;

 

7.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 7.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met in achtneming van de volgende bepalingen:

 

7.2.1 Hoofdgebouwen

  1. de hoofdgebouwen dienen uitsluitend binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
  2. de bouwhoogte bedraagt ten hoogste de hoogte zoals aangeduid ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)'.
  3. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' mag het aantal woningen ten hoogste het aangegeven aantal bedragen;

 

7.2.2 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste:

  1. van erf- en terreinafscheidingen 2 m; 
  2. van schotelantennes, ongeacht of zij op of aan bouwwerken worden gebouwd 3 m;
  3. van tuinmeubilair 2 m; 
  4. van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 3 m.

 

7.3 Specifieke gebruiksregels

  1. Het in gebruik nemen van de woning of delen van de woning als een kamerverhuur-bedrijf is niet toegestaan;
  2. In de in lid 7.1 bedoelde woningen is, in samenhang daarmee, ook het gebruik toegestaan van voor aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten zoals genoemd in milieucategorie A van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' zoals opgenomen in bijlage, voor zover:'
    1. het vloeroppervlak ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten niet groter is dan 30% van het vloeroppervlak van de woning met een maximum van 25 m2;
    2. de woning hierdoor niet , c.q. niet in betekende mate het karakter van een woning verliest;
    3. degene die de activiteiten in de woning uitvoert, tevens de bewoner van de woning is;
    4. de activiteit geen onevenredige afbreuk doet aan het woonklimaat in de directe omgeving en niet gepaard gaat met horeca en detailhandel, uitgezonderd beperkt verkoop, die ondergeschikt is aan de uitoefening van de betrokken kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten.

 

7.4 Afwijken van de gebruiksregels

  1. Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
    1. 7.3 onder b voor het de uitoefening van een bedrijf of activiteit, die niet voorkomt in de tot het plan behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten 'functiemenging', maar die naar aard en invloed op de omgeving overeenkomt met de toegelaten milieucategorie mits vooraf een milieudeskundige hierover is gehoord;
    2. 7.3 onder b voor het de uitoefening van een bedrijf of activiteit, dat in de tot het plan behorende Staat 'functiemenging' is vermeld in categorie B1 of hoger dan is toegestaan op het betreffende perceel, in geval door of namens de aanvrager of andere betrokkenen aannemelijk wordt gemaakt, dat het bedrijf of de activiteit naar aard en invloed op de omgeving vergelijkbaar is met de toegestane milieucategorie‘n, mits vooraf een milieudeskundige hierover is gehoord.

 

 

7.5 Parkeren

  1. Een omgevingsvergunning voor het bouwen of wijzigen van het gebruik wordt slechts verleend indien voldoende parkeergelegenheid wordt gerealiseerd binnen het plangebied. Daarbij wordt uitgegaan van de volgende parkeerbehoefte:
    1. sociale huurwoningen 0,7 parkeerplaats per woning;

                       2.  sporthal 2,1 parkeerplaats per 100 m2 bvo.

    1. voor het overige het gemiddelde van minimum en maximum norm. zoals opgenomen in de CROW parkeerkencijfer, publicatie 381, waarbij uitgegaan dient te worden van sterk stedelijk rest bebouwde kom.
    2. bij het bepalen van de gezamenlijk parkeerbehoefte van de onder a.b en c genoemde functies mag worden uitgegaan van dubbelgebruik overeenkomstig bijlage 8 parkeernota, bij de toelichting op het bestemmingsplan.
  1. Bij omgevingsvergunning kan door burgemeester en wethouders worden afgeweken van het bepaalde onder a. Van het afwijken van de parkeereis kan sprake zijn bij onder andere:
    1. Maatwerk: de afwijking moet onderbouwd worden aan de hand van specifieke kenmerken van de locatie, functie of doelgroep van het project.
    2. Locatie: er moet sprake zijn van een locatie waar het feitelijk onmogelijk is om geheel of gedeeltelijk aan de parkeereis te voldoen of waar het in alle redelijkheid onmogelijk of onwenselijk is (o.a. op grond van planeconomische overwegingen) om geheel of gedeeltelijk te voldoen aan de parkeereis.

c.      Indien gedurende de planperiode door burgemeester en wethouders nieuwe parkeernormen worden vastgesteld en bekendgemaakt, treden deze parkeernormen in de plaats van de CROW parkeerkencijfers, publicatie 381 'Toekomstbestendig parkeren. Van parkeerkencijfers naar parkeernormenÕ.

 

Terug naar inhoudsopgave

 

 

Hoofdstuk 3 Algemene regels

 

Artikel 8 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

Artikel 9 algemene gebruiksregels

  1. Onder met het bestemmingsplan strijdig gebruik word in ieder geval begrepen het gebruik van/of het laten gebruiken van:
    1. onbebouwde gronden als staan- of ligplaats voor onderkomens;
    2. onbebouwde gronden en/of bouwwerken ten behoeve van seksinrichtingen;
    3. stacaravans en recreatiewoningen voor permanente bewoning;
    4. onbebouwde gronden als kampeerterrein;
    5. vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;
    6. onbebouwde gronden als opslagplaats voor onklare voer-, vlieg- en vaartuigen of onderdelen daarvan;
    7. onbebouwde gronden als stortplaats voor puin en afvalstoffen, voor zover dit niet betreft het storten of opslaan in bij gebouwen behorende tuinen van geringe hoeveelheden afvalstoffen die afkomstig zijn van het onderhoud van die tuinen.

 

Terug naar inhoudsopgave

 

 

Artikel 10 Algemene aanduidingsregels

10.1 Geluidzone - industrie

Binnen de als 'geluidzone - industrie' aangegeven gronden mogen geen nieuwe woningen of andere geluidgevoelige functies worden gebouwd, tenzij een hogere waarde is vastgesteld.

 

 

Artikel 11 Algemene afwijkingsregels

Burgemeester en wethouder kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, afwijken van:

  1. de in de gebiedregels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages:
  2. de gebiedsregels voor het plaatsen van bouwwerken, geen gebouwen zijde , ten behoeve van vlucht- en/of noodtrappen;
  3. de gebiedsregels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10 meter;
  4. het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen en toestaan dat de bouwhoogte van de gebouwen wordt verhoogd ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals liftkokers, trappenhuizen, dakranden, lichtkappen.

 

Terug naar inhoudsopgave

 

 

Hoofdstuk 4  Overgangs- en slotregels

 

Artikel 12 Overgangsrecht

 

12.1 Overgangsrecht bouwwerken

1.         Een bouwwerk, dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

a.         gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

b.         na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

2.         Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking  van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

3.         Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

12.2 Overgangsrecht gebruik

1.         Het gebruik van grond en bouwwerken, dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

2.         Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerst lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

3.         Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

4.         Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

 

Artikel 13 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Woningen J. Witteveenlaan Spijkenisse'.

 

 

Terug naar inhoudsopgave