Bestemmingsplan
‘Woningen J.A. Heijwegenlaan Spijkenisse’
Gemeente Nissewaard ’
Regels
Planstatus: vastgesteld 22 maart 2023
Inhoudsopgave
Artikel 8 Waarde – Archeologie -2
Artikel 10 Algemene gebruiksregels
Artikel 11 Algemene aanduidingsregels
Artikel 12 Algemene afwijkingsregels
Hoofdstuk 4
Overgangs- en slotregels
Bijlage 1: Staat van bedrijfsactiviteiten
In deze regels wordt verstaan onder:
1 plan
het bestemmingsplan ‘Woningen J.A. Heijwegenlaan Spijkenisse’ met identificatienummer NL.IMRO.1930.BPHeijwegenlaan-3001 van de gemeente Nissewaard;
2 bestemmingsplan:
de geometrisch
bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende
bijlagen.
3. aanduiding:
een geometrisch
bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de
regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze
gronden.
4. aanduidingsgrens:
de grens van een
aanduiding indien het een vlak betreft.
5. aanduidingsvlak:
een vlak waarop een
aanduiding betrekking heeft.
6. aan
huis gebonden beroep:
een dienstverlenend
beroep, dat in een woning of de daarbij behorende bouwwerken wordt uitgeoefend,
waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een
ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie.
7. bebouwing:
één of meer gebouwen
en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
8. bebouwingspercentage:
een aangegeven
percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van het bouwvlak en indien
geen bouwvlak aanwezig van het deel van een bouwperceel, dat ten hoogste mag
worden bebouwd. Indien geen bebouwingspercentage wordt aangegeven mag het hele
bouwvlak bebouwd worden.
9. bestemmingsgrens:
de grens van een
bestemmingsvlak.
10. bestemmingsvlak:
een geometrisch
bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
11. bevoegd
gezag:
bestuursorgaan dat
bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een
omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning.
12. bijbehorende
bouwwerken:
uitbreiding van een
hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend
hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander
bouwwerk, met een dak.
13. bouwen:
het plaatsen, het
geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van
een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of
veranderen van een standplaats.
14. bouwgrens:
de grens van een
bouwvlak.
15. bouwperceel:
een aaneengesloten stuk
grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende
bebouwing is toegelaten.
16. bouwperceelgrens:
een grens van een
bouwperceel.
17. bouwvlak:
een geometrisch
bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde
gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
18. bouwwerk:
elke constructie van
enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct
hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun
vindt in of op de grond.
19. detailhandel:
het bedrijfsmatig te
koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, het verkopen
en/of leveren van goederen, geen brandstoffen zijnde, aan personen, die
goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de
uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, horecadoeleinden worden
hier niet onder begrepen.
20. gebouw:
elk bouwwerk, dat een
voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden
omsloten ruimte vormt.
21. groenvoorziening:
ruimten in de open
lucht, waaronder in ieder geval worden begrepen (bos)parken, plantsoenen,
bermen en open speelplekken, met de daarbij behorende sloten, vijvers en
daarmee gelijk te stellen wateren en ondergrondse infrastructurele
voorzieningen.
22. hoofdgebouw:
een gebouw, dat op een
bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als het belangrijkste
gebouw op een perceel valt aan te merken en waarin de hoofdfunctie ingevolge de
bestemming is of wordt ondergebracht.
23. kamerverhuurbedrijf:
24. kleinschalige
bedrijfsmatige activiteiten:
het in een woning of
de daarbij behorende bouwwerken door een bewoner op bedrijfsmatige wijze
uitoefenen van activiteiten, waarvoor geen melding- of vergunningsplicht op
grond van het Activiteitenbesluit geldt, waarbij de woning in overwegende mate
haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die in
overeenstemming is met de woonfunctie.
25. nutsvoorzieningen:
voorzieningen ten
behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations,
schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes,
telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie.
26. ondergeschikte
functie:
functie waarvoor
maximaal 30% van het vloeroppervlak mag worden gebruikt.
27. onderkomens:
voor verblijf
geschikte, al dan niet aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voer- en
vaartuigen, zoals woonwagens, woonschepen, caravans, stacaravans,
kampeerauto's, alsook tenten, schuiltenten, schuilhutten en keten, al dan niet
ingericht ten behoeve van een recreatief buitenverblijf, voor zover deze niet
als bouwwerken zijn aan te merken.
28. prostitutie:
het zich beschikbaar
stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen
vergoeding.
29. seksinrichting
en/of seksbedrijf:
een voor het publiek
toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij
bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van
erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in
ieder geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater,
parenclub, raamprostitutie en een erotische massagesalon, al dan niet in
combinatie met elkaar.
30. staat
van bedrijfsactiviteiten:
een als bijlage bij
deze regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst van bedrijven en
instellingen.
31. voorgevel:
de gevel van het
hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als
belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.
32. weg:
een voor het openbaar
rij- of ander verkeer bestemde weg of pad, daaronder begrepen de daarin gelegen
bruggen en duikers, de tot de weg of pad behorende bermen en zijkanten, alsmede
de aan de weg liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen.
33. wonen:
gebruiken van een
woning of wooneenheid voor het huisvesten van niet meer dan één huishouden.
34. woning:
een complex van
ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één
huishouden, waaronder begrepen eventueel gemeenschappelijk gebruik van bepaalde
ruimten.
35. zijerf:
de gronden die behoren
bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van dat hoofdgebouw
tussen de denkbeeldige lijnen in het verlengde van de voor- en achtergevel,
uitgezonderd brandgangen.
2.1 Wijze van meten
Tenzij anders bepaald, worden de waarden die
in m of m˛ zijn uitgedrukt op de volgende wijze gemeten:
2.2 Hoogten
Bij het meten van de hoogten als bedoeld in
lid 2.1 onder b, wordt een bouwwerk, voor zover het zich bevindt op
een erf- of perceelgrens, gemeten aan de kant waar het aansluitend afgewerkt
terrein het hoogst is.
2.3 Ondergeschikte bouwonderdelen
Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien
van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen, als plinten, pilasters,
kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, dakranden,
liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken
buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- en/of
bestemmingsgrenzen niet meer dan 3 m bedraagt.
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen
Behoudens abri's en nutsgebouwen mogen binnen deze bestemming geen
andere gebouwen worden gebouwd. Voor abri's en nutsgebouwen gelden de volgende
bepalingen:
3.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde
Voor bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:
4.1
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer – 2'
aangewezen gronden zijn bestemd voor:
4.2 Bouwregels
4.3 Afwijking van
de bouwregels
Het bevoegd gezag kan
bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2 sub b
onder 2 en toestaan dat er nutsgebouwen met een grotere inhoud tot ten hoogste
60 m3 worden gebouwd mits geen onevenredige aantasting plaats
vindt van:
5.1
Bestemmingsomschrijving
De voor
'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor waterhuishoudkundige doeleinden,
waterberging, waterlopen met bijbehorende taluds, bermen, groenvoorzieningen,
recreatieve voorzieningen, kunstwerken en kademuren.
5.2
Bouwregels
5.2.1
Gebouwen
Op of in
deze grond mogen geen gebouwen worden gebouwd.
5.2.2
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Binnen
deze bestemming mogen bouwwerken geen gebouwen zijnde ten dienste van deze
bestemming worden gebouwd met inachtneming van de volgende bepalingen:
6.1
Bestemmingsomschrijving
De voor
'Wonen – 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
6.2
Bouwregels
Op en
onder de in lid 6.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten
dienste van de bestemming, met in achtneming van de volgende bepalingen:
6.2.1
Hoofdgebouwen
6.2.2
Aan- en uitbouwen, bijgebouwen, carports en overkappingen
6.2.3
Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
De
bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste:
6.3
Afwijken van de bouwregels
6.4
Specifieke gebruiksregels
6.5
Afwijken van de gebruiksregels
6.6 Parkeren
7.1
Bestemmingsomschrijving
De voor
'Wonen – 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
7.2
Bouwregels
Op en
onder de in lid 7.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd
ten dienste van de bestemming, met in achtneming van de volgende bepalingen:
7.2.1
Hoofdgebouwen
7.2.2
Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
de
bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste:
7.3
Specifieke gebruiksregels
7.4
Afwijken van de gebruiksregels
7.5 Parkeren
Artikel
8 Waarde – Archeologie – 2
8.1
Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde –
Archeologie – 2’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en),
mede bestemd voor behoud van de aan de gronden eigen zijnde archeologische
waarden.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Rapport
archeologisch deskundige
In het belang van de
archeologische monumentenzorg dient de aanvrager van een omgevingsvergunning
voor het bouwen een rapport aan burgemeester en wethouders te overleggen van
een archeologisch deskundige waarin de archeologische waarde van het terrein
dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van
burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
Deze bepaling heeft
uitsluitend betrekking op aanvragen om een omgevingsvergunning voor het bouwen
van bouwwerken (waaronder begrepen het heien van heipalen en het slaan van
damwanden) welke voldoen aan de oppervlakte- en dieptematen welke genoemd zijn
in 8.3.1.
8.2.2 Mogelijke
voorwaarden te verbinden aan omgevingsvergunning voor het bouwen
Burgemeester en
wethouders kunnen in het belang van de archeologische monumentenzorg aan een
omgevingsvergunning voor het bouwen de volgende regels verbinden:
8.3
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van
werkzaamheden
8.3.1 Verbod
In het belang van de
archeologische monumentenzorg is het verboden zonder of in afwijking van een
schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders de hierna
onder 8.3.2 genoemde werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden
uit te voeren of te doen c.q. te laten uitvoeren die dieper reiken dan 80 cm
beneden maaiveld en die tevens een terreinoppervlakte groter dan 200 m2
beslaan.
8.3.2
Vergunningvereiste
Het vergunningvereiste
betreft de volgende werken c.q. werkzaamheden:
8.3.3 Uitgezonderde
werkzaamheden
Het vergunningvereiste
geldt niet voor werken (geen bouwwerken zijnde) of voor werkzaamheden gericht
op het normale onderhoud en beheer van de betreffende gronden, niet voor
bedoelde activiteiten welke in uitvoering waren ten tijde van inwerkingtreding
van dit bestemmingsplan en evenmin voor bestaande weg- en leidingcunetten.
8.3.4 Vergunning
Vergunning wordt
verleend nadat de aanvrager een rapport aan burgemeester en wethouders heeft
overlegd van een archeologisch deskundige waarin de archeologische waarde van
het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van
burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
8.3.5 Mogelijke
voorwaarden te verbinden aan vergunning
Aan een vergunning
kunnen de volgende regels worden verbonden:
Grond die eenmaal in aanmerking
is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of
alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen
buiten beschouwing.
Artikel 10 Algemene gebruiksregels
Artikel 11 Algemene Aanduidingsregels
11.1 Geluidzone - industrie
Binnen de als 'geluidzone - industrie' aangegeven gronden mogen geen
nieuwe woningen of andere geluidgevoelige functies worden gebouwd, tenzij een
hogere waarde is vastgesteld.
Artikel 12 Algemene afwijkingsregels
Burgemeester en
wethouder kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat-
en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid,
de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden,
afwijken van:
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
13.1 Overgangsrecht
bouwwerken
1.
Een
bouwwerk, dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan
aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een
omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar
aard en omvang niet wordt vergroot,
a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
b. na het teniet gaan ten gevolge van een
calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de
omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk
is teniet gegaan.
2.
Burgemeester
en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het eerste lid een
omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk
als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
3.
Het eerste
lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip
van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in
strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de
overgangsbepalingen van dat plan.
13.2 Overgangsrecht
gebruik
1.
Het
gebruik van grond en bouwwerken, dat bestond op het tijdstip van
inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden
voortgezet.
2.
Het is verboden
het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerst lid, te
veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik,
tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
3.
Indien het
gebruik, bedoeld in het eerste lid, na de inwerkingtreding van het plan voor
een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik
daarna te hervatten of te laten hervatten.
4.
Het eerste
lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het
voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen
van dat plan.
Deze regels worden
aangehaald als:
Regels van het
bestemmingsplan ‘Woningen J.A. Heijwegenlaan Spijkenisse’ .