Regels

 

 

Hoofdstuk 1      Inleidende regels                                                                                 2

Artikel 1            Begrippen                                                                                             2

Artikel 2            Wijze van meten                                                                                    8

 

Hoofdstuk 2      Bestemmingsregels                                                                             9

Artikel 3            Agrarisch met waarden – Waardevolle openheid                                      9

Artikel 4            Wonen                                                                                                  11

Artikel 5            Waarde – Archeologie                                                                           13

 

Hoofdstuk 3      Algemene regels                                                                                  15

Artikel 6            Anti-dubbeltelregel                                                                                15

Artikel 7            Algemene bouwregels                                                                           16

Artikel 8            Algemene afwijkingsregels                                                                     18

Artikel 9            Algemene wijzigingsregels                                                                     19

 

Hoofdstuk 4      Overgangs- en slotregels                                                                     20

Artikel 10          Overgangsrecht                                                                                     20

Artikel 11          Slotregels                                                                                             21

 

 

 

 

 

 

Hoofdstuk1  Inleidende regels

 

Artikel 1          Begrippen

 

1.1        plan

het bestemmingsplan ‘Kerkweg 53 te Zuidland’ met NL.IMRO.1930.BPBGDKerkweg53-3001 van de gemeente Nissewaard.

 

1.2        bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

 

1.3        aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waar gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

 

1.4        aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

 

1.5        aanbouw

een aan een hoofdgebouw aangebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw, maar dat in functioneel opzicht deel uitmaakt van het hoofdgebouw.

 

1.6        aan-huis-gebonden beroep

een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

 

1.7        achtererf

de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn achter de achtergevellijn van het hoofdgebouw of achter de denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan.

 

1.8        agrarisch bedrijf

een bedrijf, gericht op het continue en duurzaam voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren; nader te onderscheiden in:

a.         akker- en opengrondstuinbouw: de teelt van gewassen op open grond, met uitzondering van fruit-,

            bollen- en sierteelt en bosbouw;

b.         grondgebonden veehouderij: het houden van melk- en ander vee alsmede het houden van paarden ten     behoeve van de fokkerij waarbij het africhten van en de handel in de gefokte paarden in ondergeschikte mate plaatsvindt, geheel of nagenoeg geheel met gebruikmaking van open grond;

c.         glastuinbouw: de teelt van tuinbouwgewassen geheel of nagenoeg geheel met behulp van kassen;

d.         fruitteelt: de teelt van fruit op open grond;

e.         sierteelt: de teelt van siergewassen met in beperkte mate gebruikmaking van kassen al dan niet gecombineerd met de handel en export in boomkwekerijgewassen en vaste planten;

f.          bosbouw: de teelt van bomen vanwege de houtproductie;

g.         intensieve kwekerij: de teelt van gewassen of vissen en wormen, zonder of nagenoeg zonder gebruik te   maken van daglicht;

h.         intensieve veehouderij: de teelt van slacht-, fok-, leg- of pelsdieren in gebouwen en geheel of nagenoeg geheel zonder weidegang, waarbij de teelt niet afhankelijk is van de agrarische grond als productiemiddel.

 

1.9        agrarisch aanverwant bedrijf

een bedrijf dat uitsluitend of overwegend gericht is op het leveren van diensten aan agrarische bedrijven en groene en recreatieve functies in het buitengebied zonodig met behulp van werktuigen en apparaturen of op het verrichten van werkzaamheden tot onderhoud of reparatie van werktuigen of apparatuur. Kenmerkende werkzaamheden zijn cultuurtechnische werken en grondverzet, meststoffensitributie en agrarisch loonwerk.

 

1.10      agrarisch handels- en exportbedrijf

een bedrijf dat uitsluitend of overwegend gericht is op het vervoer, de opslag, de oppervlakkige bewerking of de afzet van agrarische producten dan wel aan het agrarisch bedrijf verwante producten, zoals opslagbedrijven, koelhuizen en dergelijke, met uitzondering van transportbedrijven.

 

1.11      agrarische activiteiten bij wijze van hobby

agrarische bezigheden, voornamelijk bij wijze van liefhebberij.

 

1.12      archeologisch deskundige

een door burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg.

 

1.13      bed&breakfast

recreatief nachtverblijf in de vorm van logies met ontbijt in bestaande gebouwen.

 

1.14      bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein.

 

1.15      bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen

afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

 

1.16      bestaande bouwwerken

de op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan bestaande bouwwerken die zijn of worden gebouwd met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

 

1.17      bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

 

1.18      bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

 

1.19      bevoegd gezag

bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

 

1.20      Bevi-inrichting

bedrijf zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

 

1.21      bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

 

1.22      bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

 

1.23      bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

 

1.24      bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel.

 

1.25      bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

 

1.26      bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

 

1.27      bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.

 

1.28      bijgebouw

een al dan niet vrijstaand, afzonderlijk van het hoofdgebouw, in functioneel en bouwkundig opzicht te onderscheiden gebouw.

 

1.29      café

een horecabedrijf, niet zijnde een discotheek, nachtclub of bar/dancing, uitsluitend of overwegend gericht op het verstrekken van dranken voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van kleine etenswaren, al dan niet ter plaatse bereid.

 

1.30      cultuurhistorische waarde

de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde in verband met ouderdom en/of historische gaafheid.

 

1.31      detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroep of bedrijf.

 

1.32      dienstverlening

het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting.

 

1.33      extensieve dagrecreatie

de niet-gemotoriseerde recreatieve activiteiten, zoals wandelen, fietsen, skaten, paardrijden, vissen, zwemmen en natuurobservatie.

 

1.34      gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

 

1.35      hoofdgebouw

een gebouw of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

 

1.36      horecabedrijf

een onderneming gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf.

 

1.37      hoveniersbedrijf

een bedrijf, gericht op de aanleg, de inrichting en het onderhoud van tuinen en groen, met gebruikmaking van de daarbij behorende materialen en gereedschappen, zonder dat detailhandel wordt uitgeoefend.

 

1.38      kampeermiddelen

de niet als een bouwwerk aan te merken, zoals vouwwagens, kampeerauto's, caravans of hiermee gelijk te stellen onderkomens, die bestemd zijn voor recreatief verblijf en waarbij de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.

 

1.39      kantoor

een voorziening gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.

 

1.40      kas

een bouwwerk van glas of ander lichtdoorlatend materiaal ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering met een hoogte van 1,5 m of meer, trek-, tunnel-, schaduw-, boog- en gaaskassen daaronder begrepen.

 

1.41      kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

activiteiten die in een woning door een bewoner op bedrijfsmatige wijze worden uitgeoefend, voor zover sprake is van een inrichting type A, zoals bedoeld in het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit) waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past.

 

1.42      kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen

voorzieningen, zoals aanlegsteigers, picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden en banken, ten behoeve van activiteiten, zoals wandelen, fietsen, vissen, zwemmen, kanoën en natuurobservatie.

 

1.43      kleinschalige horeca-gelegenheid

voorzieningen, waarbij de uitoefening van het horecabedrijf niet op zichzelf staat en dus ondergeschikt is aan de hoofdfunctie, voor het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en etenswaar voor het gebruik ter plaatse.

 

1.44      landschapswaarde

de aan een gebied toegekende waarde met betrekking tot het waarneembare deel van de aardoppervlakte, die wordt bepaald door de herkenbaarheid en de identiteit van de onderlinge samenhang tussen levende en niet-levende natuur.

 

1.45      manege

een bedrijf dat gericht is op het lesgeven in paardrijden en daarvoor paarden en/of pony's (eventueel van derden) houdt, in combinatie met een of meer van de volgende hiermee samenhangende activiteiten of voorzieningen: het in pension houden van paarden en/of pony's van derden, horeca (kantine, foyer en dergelijke), verenigingsaccommodatie en het houden van wedstrijden of andere evenementen.

 

1.46      natuurwaarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de aanwezige flora en fauna.

 

1.47      nutsvoorzieningen

de voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.48      overig bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen gebouw zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

 

1.49      overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een dak.

 

1.50      paardenfokkerij

een agrarisch bedrijf dat uitsluitend is gericht op het fokken van paarden, de africhting en verkoop van gefokte paarden en het houden van paarden ten behoeve van de fokkerij, waarbij het houden van paarden van derden niet is toegestaan.

 

1.51      paardenhouderij

een bedrijf dat uitsluitend is gericht op het houden, stallen of africhten van paarden, alsmede het houden, stallen of africhten van paarden van derden en de handel in paarden.

 

1.52      paardrijactiviteiten

het houden van paarden en/of pony's ten behoeve van verhuur en eigen gebruik, alsmede het bieden van gelegenheid aan derden om hun paarden en/of pony's in pension te stallen en te weiden.

 

1.53      paardrijschool

een bedrijf dat gericht is op het lesgeven in paardrijden en daarvoor paarden en/of pony's houdt.

 

1.54 peil

a.         voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;

b.         in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld, op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.

 

1.55      recreatiewoning

een permanent ter plaatse aanwezig gebouw, geen woonkeet en geen caravan of andere constructie op wielen zijnde, dat bedoeld is om uitsluitend door een huishouden of daarmee gelijk te stellen groep van personen, dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar te worden bewoond.

 

1.56      restaurant

een horecabedrijf, uitsluitend of overwegend gericht op het verstrekken van maaltijden voor consumptie ter plaatse, met als nevenactiviteit het verstrekken van dranken.

 

1.57      rooilijn

-           de lijn evenwijdig aan de weg en in het verlengde van de dichtst bij de weg gelegen gevel van een gebouw (niet zijnde een bijgebouw) die het dichtst bij de weg is gelegen, dan wel (indien deze gevel niet evenwijdig aan de weg is gelegen de lijn evenwijdig aan de weg door het dichtst bij de weg gelegen hoekpunt van de gevel van een gebouw (niet zijnde een bijgebouw);

-           indien op een bouwvlak geen gebouw, zoals hiervoor bedoeld, aanwezig is, wordt de rooilijn op de wijze, zoals hiervoor aangegeven, bepaald door het dichtstbij gelegen gebouw (niet zijnde een bijgebouw) op een ander bouwvlak;

-           een rooilijn wordt niet aanwezig geacht, indien een bouwvlak geen volledig naar de weg toegekeerde zijde heeft, ook al grenst dit bouwvlak op enig punt aan gronden met de bestemming Verkeer.

 

1.58      schuilgelegenheid

een bouwwerk, geen container zijnde, voorzien van maximaal 3 wanden en een dak.

 

1.59      seksinrichting en/of seksbedrijf

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, parenclub, raamprostitutie en een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

 

1.60      standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten

de Standaard Staat van Bedrijfsactiviteiten die van deze regels deel uitmaakt.

 

1.61      stacaravan

een gebouw dat in zijn geheel kan worden verplaatst en is bestemd voor recreatief verblijf, waarbij de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.

 

1.62      tuincentrum

een bedrijf, gericht op de teelt en de verhandeling van bomen, heesters, planten, bloemen en andere siergewassen en in samenhang daarmee op de verkoop van artikelen die met de tuinbewerking of de inrichting van tuinen verband houden, zoals tuingereedschap, tuinmeubilair en tuingrond.

 

1.63      verkoopvloeroppervlakte

de vloeroppervlakte van voor het publiek toegankelijke winkelruimten.

 

1.64      volkstuinen

de gronden waarop voor particulier gebruik op recreatieve wijze voedings- en siergewassen worden geteeld.

 

1.65      volwaardig agrarisch bedrijf

een agrarisch bedrijf in de omvang van ten minste een eenmansbedrijf met daarbij passende arbeidsomvang en met een daaruit redelijkerwijs te verwachten bedrijfsinkomen.

 

1.66      voorgevel

de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

 

1.67      Wgh-inrichting

bedrijven, zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht, die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken.

 

1.68      zijerf

de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van dat hoofdgebouw tussen de denkbeeldige lijnen in het verlengde van de voor- en achtergevel.

 

1.69      zomerseizoen

de periode van 15 maart tot en met 31 oktober.

 

 

 

 

Artikel 2          Wijze van meten

 

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

 

2.1        afstand

afstanden tussen bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot erfscheidingen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

 

2.2        bouwhoogte van een gebouw

tussen de bovenkant van het gebouw, met uitzondering van antennes, schoorstenen en andere ondergeschikte bouwdelen, en het peil.

 

2.3        bouwhoogte van een gebouw

tussen de bovenkant van het bouwwerk en het peil.

 

2.4        breedte, lengte en diepte van een gebouw

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidsmuren.

 

2.5        goothoogte van een bouwwerk

de hoogte gemeten vanaf het peil tot de hoogst gelegen horizontale snijlijn van het gevelvlak en het dakvlak; indien zich aan enige zijde van een gebouw één of meer dakkapellen of dakopbouwen bevinden waarvan de gezamenlijke breedte meer bedraagt dan 50% van de gevelbreedte (op de achterzijde van het gebouw meer dan 70%) wordt de goot- of boeibord van de dakkapel of dakopbouw als hoogte aangemerkt.

 

2.6        inhoud van een bouwwerk

tussen de bovenzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidsmuren en de buitenzijde van de daken, uitgezonderd dakkapellen en van het betrokken gebouw deel uitmakende kelders en andere ondergrondse ruimten.

 

2.7        oppervlakte van een bouwwerk

tussen (de buitenste verticale projecties van) de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidsmuren; indien een gebouw voorzien is van een niet geheel door wanden omsloten overkapping, wordt het gedeelte van het gebouw onder deze overkapping mede als oppervlakte berekend, met dien verstande dat deze bepaling niet van toepassing is op dakoverstekken en luifels met een diepte van minder dan 1 m.

 

 

 

 

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

 

Artikel 3          Agrarisch met waarden – Waardevolle openheid

 

3.1        Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Agrarisch met waarden – Waardevolle openheid’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.         akker- en opengrondstuinbouw;

b.         grondgebonden veehouderij;

c.         landschappelijke waarden in de vorm van waardevolle openheid en het patroon van dijken, wegen en kreken;

bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals:

d.         ontsluitingswegen, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen en water ten behoeve van wateraanvoer en –afvoer, waterberging en sierwater.

 

3.2        Bouwregels

Op deze gronden mag niet worden gebouwd en gelden de volgende regels:

a.         gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn niet toegestaan;

b.         het bepaalde onder a. is niet van toepassing op:

            1.         erf- en terreinafscheidingen;

c.         overigens geldt het volgende:

 

 

Max. aantal per bestemmingsvlak

Max. oppervlak

Max. inhoud

Max. goothoogte

Max. bouwhoogte

Erf- en terreinafscheidingen:

- voor de voorgevel van gebouwen

- overige plaatsen

 

 

 

 

 

 

1 m

 

2 m

paardenbakken

1

800 m²

 

 

2 m

lichtmasten

 

 

 

 

8 m

 

3.3        Afwijken van de bouwregels: schuilgelegenheden

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2 ten behoeve van het oprichten van een schuilgelegenheid met inachtneming van het volgende:

a.         er dient sprake te zijn van een goede landschappelijke inpassing, daarbij is van belang de positionering op het perceel (bij voorkeur aan de randen, in de hoek van een perceel, aansluitend bij de dijken, bestaande bossages, waterlopen of erfafscheidingen);

b.         een schuilgelegenheid is een bouwwerk, geen container zijnde, heeft maximaal 3 wanden en is voorzien van een dak;

c.         de oppervlakte van een schuilgelegenheid bedraagt maximaal 30 m².

 

3.4        Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

a.         de teelt van ruwvoeder is zonder meer toelaatbaar;

b.         mestzakken/mestbassins zijn niet toegestaan;

c.         industriële mestvergisting is niet toegestaan;

d.         buitenopslag voor en binnen 3 m achter de rooilijn is niet toegestaan;

e.         de hoogte van buitenopslag bedraagt ten hoogste 4 m.

 

3.5        Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

3.5.1     Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

a.         aanbrengen opgaande beplantingen met uitzondering van erfbeplanting.

 

3.5.2     Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 3.5.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

a.         normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;

b.         reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;

c.         reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning;

d.         binnen het bouwvlak plaatsvinden.

 

3.5.3     Voorwaarde voor een omgevingsvergunning

De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 3.5.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de landschapswaarden zoals bedoeld in lid 3.1 niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.

 

 

 

Artikel 4          Wonen

 

4.1        Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.         het wonen en tuinen en daarmee de uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige

            bedrijfsmatige activiteiten;

b.         hobbymatige agrarische activiteiten;

c.         bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, nutsvoorzieningen, ontsluitingswegen,

            groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen en water ten behoeve van wateraanvoer en -afvoer, waterberging en sierwater;

 

4.2        Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

a.         woningen, zijnde het hoofdgebouw, zijn uitsluitend binnen het bouwvlak toegestaan;

b.         ter plaatse van de aanduiding ‘vrijstaand’ zijn uitsluitend vrijstaande woningen toegestaan;

c.         woningen hebben de op de verbeelding aangegeven ‘maximale goot- en bouwhoogte’;

d.         gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen, zijn uitsluitend achter de ‘gevellijn’ toegestaan.

e.         overigens geldt het volgende:

 

 

Max. aantal per bestemmingsvlak

Max. inhoud

Max. oppervlak

Max. goothoogte

Max. bouwhoogte

Woningen (inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen)

1

650 m³

 

4 m voor hoofdgebouwen

 

3 m voor aan- en

uitbouwen en

aangebouwde bijgebouwen

3 m voor overkappingen

Vrijstaande bijgebouwen en overkappingen

 

 

50 m²

3 m voor bijgebouwen

3 m voor overkappingen

lichtmasten

 

 

 

 

4 m

paardenbakken

1

 

800 m²

 

2 m

Erf- en terreinafscheidingen:

- voor de voorgevel van gebouwen

- overige plaatsen

 

 

 

 

 

 

1m

 

2m

Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

 

 

 

 

3 m

 

4.3        Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

a.         onder de uitoefening van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten in samenhang met het wonen wordt verstaan het gebruik van gedeelten van woningen ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, voor zover:

            1.         het vloeroppervlak ten behoeve van kantoor- en praktijkruimten en de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten niet groter is dan 30% van het vloeroppervlak van de woning, inclusief aan- en uitbouwen en bijgebouwen tot een maximum van 25 m2;

            2.         activiteiten moeten ondergeschikt zijn aan de hoofdbestemming;

3.         ten behoeve van de kantoor- en praktijkruimten en de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten in   voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien;

            4.         de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten geen nadelige invloed hebben op het woonklimaat in de directe omgeving en de normale afwikkeling van het verkeer en mag niet gepaard gaan met horeca en detailhandel, uitgezonderd beperkte verkoop die ondergeschikt is aan de uitoefening van de betrokken kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;

            5.         de activiteit dient uitgeoefend te worden door de bewoner van de woning.

b.         het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige woning of afhankelijke woonruimte is niet toegestaan.

c.         paardenbakken, tredmolens, uitloopvoorzieningen, opslag en mestplaten ten behoeve van een hobbymatige paardenhouderij zijn uitsluitend achter de gevellijn toegestaan; de oppervlakte van de paardenbak mag ten hoogste 800 m² bedragen.

 

4.4        Afwijken van de gebruiksregels

4.4.1     Nevenfunctie kleinschalige horeca

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.1 ten behoeve van het toestaan van nevenfuncties kleinschalige horeca bij wijze van neventak, met inachtneming van het volgende:

a.         bestaande landschappelijke en natuurlijke waarden in de directe omgeving dienen niet onevenredig te worden aangetast;

b.         de nevenfunctie dient achter de gevellijn gerealiseerd te worden;

c.         de nevenfunctie dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn; er mogen geen onevenredige beperkingen voor omliggende, bestaande agrarische bedrijven optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden);

d.         ten behoeve van de nevenfunctie mag geen nieuwe bebouwing, anders dan de bebouwing op basis van lid 4.2 is toegestaan, worden gerealiseerd;

e.         de nevenfunctie is niet toegestaan in kassen en loodskassen;

f.          het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor reclameborden en lichtreclame is niet toegestaan.

g.         er dient op eigen terrein en binnen het bouwvlak voorzien te worden in voldoende parkeergelegenheid voor de betreffende functie;

h.         er mag geen sprake zijn van een onevenredige vergroting van de publieks- en/of verkeersaantrekkende werking;

i.          uitoefening van de nevenfunctie dient door de betreffende bewoner te worden uitgevoerd.

 

 

 

 

Artikel 5          Waarde - Archeologie

 

5.1        Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor behoud van de aan de gronden eigen zijnde archeologische waarden.

 

5.2        Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

a.         op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 5.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;

b.         ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien:

            1.         de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;

            2.         de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden; aan de vergunning kunnen de volgende regels worden verbonden:

                        -           de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;

                        -           de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek;

                        -           de verplichting de activiteit die tot de bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige;

c.         het bepaalde in dit lid onder b.1 en b.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:

            1.         vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;

            2.         een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 200 m²;

            3.         een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden niet dieper dan 5 m en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.

 

5.3        Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

5.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Waarde - Archeologie zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

a.         het uitvoeren van grondbewerkingen (van welke aard dan ook) die dieper reiken dan 5 m;

b.         het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;

c.         het indrijven van voorwerpen in de bodem;

d.         het wijzigen van het maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen en afgraven;

e.         het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;

f.          het aanleggen van waterlopen of het vergraven van bestaande waterlopen.

 

5.3.2 Uitzondering op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 5.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

a.         noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 5.2 in acht is genomen;

b.         het normale onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming betreffen;

c.         een oppervlakte beslaan van ten hoogste 200 m²;

d.         reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;

e.         ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.

 

5.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 5.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien:

a.         de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;

b.         de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden voorschriften en beperkingen te verbinden; aan de vergunning kunnen de volgende regels worden verbonden:

            1.         de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologisch monumenten in de bodem kunnen worden behouden;

            2.         de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek;

            3.         de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.

 

 

 

 

Hoofdstuk 3 Algemene regels

 

Artikel 6          Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

 

 

 

Artikel 7          Algemene bouwregels

 

7.1        Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingen, aanduidingsgrenzen en regels worden overschreden door:

a.         tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 m bedraagt;

b.         tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding ten hoogste 2 m bedraagt;

c.         andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt.

 

7.2        Bestaande maten

Met betrekking tot bestaande maten geldt het volgende:

a.         voor een bouwwerk, dat bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:

            1.         bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, als ten hoogste toelaatbaar mogen worden aangehouden;

            2.         bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, als ten minste toelaatbaar mogen worden aangehouden;

b.         ingeval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt;

c.         op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het overgangsrecht bouwwerken, als opgenomen in dit plan, niet van toepassing.

 

7.3        Herbouw woningen

Algehele herbouw van woningen mag uitsluitend plaatsvinden op bestaande fundamenten, mits dit niet strijdig is met de geldende (dubbel)bestemming.

 

7.4        Ondergronds bouwen

Ondergrondse gebouwen mogen worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

a.         ondergrondse gebouwen mogen worden gebouwd op alle gronden waar ingevolge de bestemming gebouwen toelaatbaar zijn;

b.         de bouwhoogte van ondergrondse gebouwen mag ten hoogste 3 m bedragen;

c.         ondergrondse gebouwen worden meegerekend bij het bebouwingsoppervlak, indien en voor zover ze niet onder een bovengronds gebouw zijn gelegen.

 

7.5        Rooilijn

De rooilijn mag niet met gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden overschreden, tenzij het betreft:

a.         tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, funderingen, balkons, erkers en entreeportalen, mits de             overschrijding niet meer dan 1,5 m bedraagt;

b.         andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer dan 1 m bedraagt;

c.         perceelsafscheidingen.

 

7.6        Afstand tot de zijdelingse perceelsgrens

a.         De afstand van mestplaten, mestsilo's en paardenrijbanen tot de zijdelingse perceelsgrens dient ten minste 5 m te bedragen.

b.         Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde onder a teneinde gebouwen tot op de perceelsgrens te kunnen bouwen, mits de bouw- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende percelen niet onevenredig worden geschaad.

 

 

7.7        Afstand tussen geurgevoelige objecten en maneges, pensionstalling en andere veehouderij

a.         De afstand tussen geurgevoelige objecten van derden en bouwvlakken met de bestemming Bedrijf (paardenhouderij), de bestemming Sport (manege) en de bestemming Agrarisch (veehouderijen) bedraagt ten minste 50 m met dien verstande dat voor geurgevoelige objecten, gelegen binnen de bebouwde kom een afstand van 100 m geldt.

b.         De afstand tussen paardenbakken en woningen van derden bedraagt ten minste 50 m.

 

7.8        Voldoende parkeergelegenheid

a.         Een bouwwerk, waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, kan niet worden gebouwd wanneer op het bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt gehouden.

b.         Bij een omgevingsvergunning wordt aan de hand van op dat moment van toepassing zijnde beleidsregels bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid.

c.         Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie.

 

 

 

 

Artikel 8          Algemene afwijkingsregels

 

8.1        Maten en bouwgrenzen

Tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is, kan bij een omgevingsvergunning worden afgeweken van de regels voor:

a.         afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;

b.         overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

De omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

 

8.2        Vergroting woningen die deel uitmaken van een groter hoofdgebouw

Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is - bij een omgevingsvergunning afwijken van de maximaal toegestane inhoudsmaat van woningen, inclusief aan- en uitbouwen en bijgebouwen, indien het een woning betreft die deel uitmaakt van een groter gebouw en de afmetingen van dit hoofdgebouw in geen enkel opzicht worden uitgebreid.

 

8.3        Bouwwerken, geen gebouw zijnde, ten behoeve van waterstaatkundige en verkeerstechnische doeleinden

Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is - bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels in het plan:

a.         voor het bouwen van straatmeubilair of andere bouwwerken, geen gebouw zijnde, die om waterstaatkundige of verkeerstechnische redenen noodzakelijk zijn, zoals duikers, keermuren en bruggen met een bouwhoogte van ten hoogste 2 m. met dien verstande dat:

b.         vergunning niet wordt verleend indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

 

8.4        Afwijkingsregels voor de herbouw van woningen buiten bestaande fundamenten

Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is - bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 7.3 ten behoeve van de herbouw van woningen buiten de bestaande fundamenten met inachtneming van het volgende:

a.         de herbouw vindt plaats binnen hetzelfde bouwvlak;

b.         de herbouw mag niet leiden tot aantasting van de bestaande doorzichten;

c.         de nieuwe situering dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn; er mogen geen beperkingen voor omliggende, bestaande (agrarische) bedrijven optreden (dit betreft zowel de bestaande bedrijfsvoering als de uitbreidings- en ontwikkelingsmogelijkheden);

d.         de herbouw buiten de bestaande funderingen is stedenbouwkundig aanvaardbaar;

e.         door de herbouw wordt het landelijke karakter van het gebied niet onevenredig aangetast;

f.          de geluidsbelasting aan de gevel ten gevolge van weg- en railverkeer mag de voorkeursgrenswaarde, zoals vastgelegd in de Wet geluidhinder, niet overschrijden.

 

 

 

Artikel 9          Algemene wijzigingsregels

 

9.1        Overschrijding bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

 

9.2        Samenvoegen bestaand aantal woningen

Burgemeester en wethouders kunnen het plan te wijzigen ten behoeve van de samenvoeging van twee-aaneengebouwde woningen tot één woning, met dien verstande dat bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid het aantal woningen door middel van de maatvoeringsaanduiding 'maximum aantal wooneenheden' met één dient te worden verminderd.

 

 

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

 

Artikel 10        Overgangsrecht

 

10.1      Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

a.         een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

            1.         gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

            2.         na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;

b.         het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;

c.         dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

10.2      Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

a.         het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;

b.         het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;

c.         indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;

d.         dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

 

 

 

Artikel 11        Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan Kerkweg 53 te Zuidland'.