Bestemmingsplan ‘Lekdijk 79 Nieuw-Lekkerland’
Gemeente Molenwaard
Regels
Artikel
6 Waarde – Archeologie 2
Artikel
7 Waarde – Archeologie 4
Artikel
8 Waarde – Archeologie 7
Artikel
9 Waarde – Archeologie 8
Artikel
10 Waterstaat - Waterkering
Artikel
11 Anti-dubbeltelbepaling
Artikel
12 Algemene bouwregels
Artikel
13 Algemene gebruiksregels
Artikel
14 Algemene aanduidingsregels
Artikel
15 Algemene afwijkingsregels
Artikel
16 Algemene wijzigingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- en
slotregels
Regels
Artikel 1 Begrippen
1.1 plan
het bestemmingsplan Lekdijk 79
Nieuw-Lekkerland van de Gemeente Molenwaard
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1927.BPlekdijk79NLL-VG01 met
de bijbehorende regels.
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid,
waarvoor ingevolge dit bestemmingsplan regels worden gesteld ten aanzien van
het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 aan- en uitbouw
een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te
onderscheiden is van het hoofdgebouw.
1.6 aan-huis-gebonden beroep
een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt
uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en
voor zover deze beroepen een ruimtelijke uitstraling hebben die met de
woonfunctie in overeenstemming is.
1.7 achtererf
de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn achter de
achtergevel van het hoofdgebouw of achter een denkbeeldige lijn in het
verlengde daarvan.
1.8 afhankelijke woonruimte
een bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning
en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg
gehuisvest is.
1.9 agrarisch bedrijf
een bedrijf, gericht op het voortbrengen van
producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren,
nader te onderscheiden in:
a)
akker- en vollegrondstuinbouw:
de teelt van gewassen op open grond, daaronder niet begrepen sier-, fruit- en
bollenteelt;
b) grondgebonden veehouderij: het houden van melk- en ander vee (nagenoeg)
geheel op open grond;
c) intensieve veehouderij: de teelt van slacht-, fok-, leg- of pelsdieren in
gebouwen en (nagenoeg) zonder weidegang, waarbij de teelt niet afhankelijk is
van de agrarische grond als productiemiddel;
d) glastuinbouw: de teelt van gewassen (nagenoeg) geheel met behulp van
kassen;
e) sierteelt: de teelt van tuin- en potplanten en/of bomen, al dan niet met
behulp van kassen en al dan niet gecombineerd met de handel in deze gewassen;
f) fruitteelt: de teelt van fruit op open grond;
g) bollenteelt: de teelt van bloembollen in samenhang met de teelt van
bolbloemen;
h) een paardenfokkerij.
1.10 agrarisch deskundige
een door het bevoegd gezag aan te wijzen algemeen
erkende en onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen op het gebied
van landbouw en tuinbouw.
1.11 agrarisch loonbedrijf
een bedrijf dat
gericht is op het verlenen van seizoensgebonden diensten aan agrarische
bedrijven met behulp van landbouwwerktuigen en landbouwapparatuur of op het
verrichten van werkzaamheden tot onderhoud of reparatie van landbouwwerktuigen
of -apparatuur.
1.12 antennedrager
een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een
antenne.
1.13 archeologisch onderzoek
onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een
opgravingsvergunning beschikt.
1.14 archeologische waarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied
voorkomende overblijfselen uit oude tijden.
1.15 bebouwing
een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.16 bed & breakfast
het verstrekken van logies met ontbijt.
1.17 bedrijf
een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen,
installeren, inzamelen, verwerken, verhuren, opslaan en/of distribueren van
goederen.
1.18 bedrijfsgebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke overdekte geheel of twee of
meer met wanden omsloten ruimte vormt en in gebruik is ten behoeve van
bedrijfsmatige activiteiten.
1.19 bedrijfswoning
een woning in of
bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor bewoning door
(het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is,
vanwege de bestemming van het gebouw of het terrein.
1.20 bestaande afstands-, hoogte-,
inhouds- en oppervlaktematen
afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van
inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen
met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet of de Wet
algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.21 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.22 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.23 bevoegd gezag
bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.24 bijgebouw
een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht
ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.
1.25 bouwen
plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of
vergroten van een bouwwerk.
1.26 bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
1.27 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat is begrensd door op (nagenoeg)
gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen en dat zodanige afmetingen en vormen
heeft dat dit gedeelte zonder ingrijpende voorzieningen voor functies
overeenkomstig de bestemmingsomschrijving geschikt of geschikt te maken is.
1.28 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge deze regels een
zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.29 bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel.
1.30 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar
ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn
toegelaten, bouwvlakken ten behoeve van bedrijven die verbonden zijn door
middel van de figuur 'relatie', worden geacht één bouwvlak voor één bedrijf te
vormen.
1.31 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander
materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij
direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.32 buitenrijbaan/paardenbak
een buitenrijbaan
ten behoeve van paardrijdactiviteiten, met een bodem van zand, hout, boomschors
of ander materiaal om de bodem te verstevigen en al dan niet voorzien van een
omheining.
1.33 cultuurhistorische waarde
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde in verband met ouderdom
en/of historische gaafheid.
1.34 deskundige
een door het bevoegd gezag aan te wijzen onafhankelijke deskundige of
commissie van deskundigen inzake cultuurhistorie, landschap, natuur en/of
archeologie.
1.35 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop),
verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen
of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van
een beroep of bedrijf.
1.36 erf- en terreinafscheiding
een bouwwerk dat dient ter afscheiding van het erf of een terrein.
1.37 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of
gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.38 hoofdgebouw
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of
functie als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
1.39 horeca
een onderneming gericht op het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te
nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie
en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf.
1.40 hoveniersbedrijf
een bedrijf, gericht op de aanleg, de inrichting
en het onderhoud van tuinen en groen, met gebruikmaking van de daarbij
behorende materialen en gereedschappen, zonder dat detailhandel wordt
uitgeoefend.
1.41 inrichting van agrarisch belang
een inrichting ter bevordering van de technische
vooruitgang in agrarische bedrijven, zoals een proef- of testbedrijf, een
controle- of k.i.-station of een inrichting van
onderwijs, onderzoek of voorlichting.
1.42 kampeerboerderij
een agrarisch gebouw dat aan zijn oorspronkelijke
functie onttrokken is of een nieuw gebouw op een voormalig agrarisch bouwvlak
dat geschikt is gemaakt voor recreatief nachtverblijf van groepen.
1.43 kampeermiddelen
niet als een
bouwwerk aan te merken vouwwagens, kampeerauto's, caravans of hiermee gelijk te
stellen onderkomens, die bestemd zijn voor recreatief verblijf en waarbij de
gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.
1.44 karakteristiek
cultuurhistorisch
waardevolle gebouwen welke opgenomen zijn op de Rijksmonumentenlijst of de
gemeentelijke monumentenlijst.
1.45 kas
een bouwwerk van
glas of ander lichtdoorlatend materiaal ten behoeve
van de agrarische bedrijfsvoering met een hoogte van 1,5 m of meer, trek-,
tunnel-, schaduw-, boog- en gaaskassen daaronder begrepen.
1.46 kleinschalige bedrijfsmatige
activiteiten
activiteiten die in een woning door een bewoner op bedrijfsmatige wijze
worden uitgeoefend, voor zover de woning in overwegende mate zijn woonfunctie
behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past.
1.47 landschapswaarde
de aan een gebied toegekende waarde met betrekking tot het waarneembare
deel van de aardoppervlakte, die wordt bepaald door de herkenbaarheid en de
identiteit van de onderlinge samenhang tussen levende en niet-levende natuur.
1.48 mantelzorg
het bieden van zorg aan eenieder die aantoonbaar hulpbehoevend is op het
fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten
organisatorisch verband.
1.49 natuurwaarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de aanwezige flora en
fauna.
1.50 nieuwvestiging van een agrarisch bedrijf
de projectie van
een agrarisch bouwvlak op een locatie die niet is voorzien van een bouwvlak.
1.51 nutsvoorzieningen
voorzieningen ten
behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations,
schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes,
telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en
apparatuur voor telecommunicatie.
1.52 opslag
het bewaren van
goederen, materialen en stoffen zonder dat ter plaatse sprake is van productie,
bewerking, verwerking, handel en/of activiteiten van administratieve aard.
1.53 overkapping
een bouwwerk, geen
gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.
1.54 paardenfokkerij
een agrarisch bedrijf dat uitsluitend is gericht op het fokken van paarden,
de verkoop van gefokte paarden en het houden van paarden ten behoeve van de
fokkerij.
1.55 paardenpension/paardenstalling
het houden van paarden en pony's ten behoeve van verhuur en eigen gebruik,
alsmede het bieden van gelegenheid aan derden om hun paarden en pony's in
pension te stallen en te weiden; onder paardenpension/paardenstalling worden
geen maneges verstaan.
1.56 paardrijactiviteiten
het houden van paarden en/of pony's ten behoeve van verhuur en eigen
gebruik, alsmede het bieden van gelegenheid aan derden om hun paarden en/of
pony's in pension te stallen en te weiden.
1.57 peil
1.58 perceel
de aaneengesloten, bij elkaar horende en in het gebruik een eenheid
vormende gronden behorende bij een woning, bedrijf of instelling.
1.59 recreatief medegebruik
gebruik van gronden gericht op (extensieve) dagrecreatie
waarbij het gebruik ondergeschikt is aan de hoofdfunctie van de gronden.
1.60 reëel agrarisch bedrijf
een agrarisch
bedrijf met een omvang van 40 tot 70 Nge.
1.61 staat van bedrijfsactiviteiten
de Staat van Bedrijfsactiviteiten die van deze regels deel uitmaakt.
1.62 Staat van Horeca-activiteiten
de Staat van
Horeca-activiteiten die van deze regels deel uitmaakt.
1.63 standplaats voor kampeermiddel
een gedeelte van
een terrein bestemd voor de plaatsing van een kampeermiddel, inclusief bij dat
kampeermiddel behorende ondergeschikte onderkomens, zoals bijzettenten.
1.64 verkoop streekeigen producten
het te koop
aanbieden, verkopen en/of leveren van agrarische producten aan particulieren,
bij wijze van neventak van een agrarisch bedrijf, voor zover deze agrarische
producten op het eigen bedrijf/in de regio zijn geteeld en hooguit op
ambachtelijke wijze op het eigen bedrijf/in de regio zijn verwerkt of bewerkt.
1.65 verkoopvloeroppervlakte
de vloeroppervlakte
van voor het publiek toegankelijke winkelruimten.
1.66 verplaatsing agrarisch bedrijf
het opnieuw
vestigen van een agrarisch bedrijf op een bestaand agrarisch bouwvlak.
1.67 vervolgfunctie
de nieuwe
bestemming van het bouwperceel indien het aldaar gevestigde agrarische bedrijf
opgeheven is.
1.68 voorgevel
de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of
uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.
1.69 voorgevelrooilijn
de lijn in het verlengde van de voorgevel of in het verlengde van de op de verbeelding
aangegeven voorgevel.
1.70 woning
een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet
meer dan één huishouding.
1.71 zijerf
de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de
zijkant(en) van dat hoofdgebouw tussen de denkbeeldige lijnen in het verlengde
van de voor- en achtergevel.
1.72 zorgboerderij
de opvang van kinderen, volwassenen of gehandicapten, hetzij als
niet-agrarische neventak, hetzij als vervolgfunctie op een agrarisch
bouwperceel, waarbij het meewerken in het agrarisch bedrijf of bij het
kleinschalig houden van dieren een wezenlijk onderdeel is van resocialisatie of
therapie.
Artikel 2 Wijze van meten
2.1 afstand
de afstand tussen bouwwerken
onderling en de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen
worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.
2.2 bouwhoogte van een antenne-installatie
2.3 bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk,
geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals
schoorstenen, antennes, balkons, hekwerken op balkons en naar de aard daarmee
gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.4 breedte, lengte en diepte van een
bouwwerk
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart
van de scheidsmuren.
2.5 goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het
boeibord of een ander, daarmee gelijk te stellen constructiedeel, met
uitzondering van ondergeschikte bouwdelen zoals hekwerken op balkons en naar de
aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.6 inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de beganegrondvloer, de
buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de
buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.7 oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het
hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau
van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.8 vloeroppervlakte
de gebruiksoppervlakte volgens NEN2580.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1
Bestemmingsomschrijving
De voor
'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
alsmede
voor:
met dien
verstande dat:
Tabel 3.1 Rechtstreeks toegestane nevenfuncties
nevenfunctie |
verkoop aan huis van
streekeigen agrarische producten |
inpandige opslag en
stalling van agrarische producten (meer dan reguliere opslag ten behoeve van
eigen bedrijfsvoering) |
veearts/hoefsmederij/KI-station |
paardenstalling
(incl. exploitatie paardenkoets), paardenpension, stalhouderij |
ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten (kaasmakerij,
imkerij, riet- en vlechtwerk, klompenmakerij) |
bed & breakfast/gastenverblijf |
kleinschalige horecagelegenheid/dagrecreatie
(theeschenkerij, boerderijcafé, wijnproeverij, speelboerderij) in de
categorieën 1a en 1b van de Staat van Horeca-activiteiten |
kano-, boot- en
fietsverhuur |
kinderboerderij
|
3.2
Bouwregels
Op deze
gronden mogen ten behoeve van de bestemming worden gebouwd:
met dien
verstande dat:
3.2.1
Bedrijfsgebouwen
Voor het
bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende bepalingen:
3.2.2
Bedrijfswoning (inclusief aan- en uitbouwen)
Voor het
bouwen van bedrijfswoningen inclusief aan- en uitbouwen gelden de volgende
bepalingen:
het niet is
toegestaan om afzonderlijke woningen te bouwen overeenkomstig het aantal
wooneenheden binnen het hoofdgebouw en bij herbouw van het hoofdgebouw dient
overigens het gebouw door één aaneengesloten dak te worden afgedekt.
3.2.3
Bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen
Voor het
bouwen van bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen gelden de volgende
bepalingen:
3.2.4
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het
bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
3.3 Afwijken
van de bouwregels
3.3.1 Ten
behoeve van overschrijding van het bouwvlak
Het bevoegd
gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het gestelde in lid
3.2 onder c ten behoeve van de overschrijding van het bouwvlak, met
inachtneming van het volgende:
3.3.2 Ten
behoeve van voeder- en mestsilo's
Het bevoegd
gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:
3.4
Specifieke gebruiksregels
Met
betrekking tot het gebruik van gronden en bouwwerken gelden de volgende
bepalingen:
3.5 Afwijken
van de gebruiksregels
3.5.1 Ten
behoeve van niet-agrarische nevenfuncties
Het bevoegd
gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid
3.1 ten behoeve van het toestaan van de in tabel 3.2 genoemde
niet-agrarische nevenfuncties binnen het bouwvlak, met inachtneming van het
volgende:
Tabel 3.2 Toegestane nevenfuncties na afwijking bij een omgevingsvergunning
nevenfunctie |
biomassa- en
mestvergistingsinstallaties |
veehandelsbedrijf, foeragehandel,
paardenhandel |
agrarisch
loonbedrijf behorende tot de categorieen 1 en 2 van
de Staat van Bedrijfsactiviteiten |
bedrijven behorende
tot de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten |
hoveniersbedrijf behorende
tot de categorieën 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten |
inpandige statische
volumineuze opslag en stalling van niet-agrarische producten/ werktuigen/
voertuigen in bestaande gebouwen behorende tot de categorieën 1 en 2 van de
Staat van Bedrijfsactiviteiten |
agrarisch georienteerde dagrecreatie (poldersport, boerengolf)
|
kleinschalig
kamperen (ten hoogste 5 standplaatsen) |
agrarisch
aanverwante sociale functie (resocialisatie, therapie, zorgboerderij) |
kampeerboerderij en
trekkershutten |
dierenpension |
hondenfokkerij
|
museum/tentoonstellingsruimte
|
kunst- of
antiekhandel |
verhuur/gebruik van
ruimte ten behoeve van sociaal-maatschappelijke activiteiten (verenigingen,
sociaal, workshops) |
educatieve
rondleidingen |
ondergeschikte
kleinschalige ontvangstruimten (rondleidingen, familiebijeenkomsten,
kinderfeestjes) |
3.5.2
Algemene bevoegdheid tot afwijken ten behoeve van nevenfuncties
Het bevoegd
gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de categorieën nevenfuncties
zoals genoemd in lid 3.1 onder l en lid 3.5.1, teneinde nevenfuncties toe
te laten die naar aard, omvang en invloed op de omgeving geacht kunnen worden
te behoren tot de in tabel 3.1 en 3.2 toelaatbare nevenfuncties met
inachtneming van de voorwaarden zoals genoemd in lid 3.5.1.
3.5.3 Ten
behoeve van een paardenbak buiten het bouwvlak
Het bevoegd
gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het gestelde in lid 3.4 onder d ten behoeve van het
realiseren van een paardenbak buiten het bouwvlak, met inachtneming van het
volgende:
3.5.4 Ten
behoeve van gebruik bijgebouw voor tijdelijke huisvesting
Het bevoegd
gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het gestelde in artikel
3.2.2, ten behoeve van het toestaan dat een bijgebouw gebruikt wordt als
zelfstandige woning voor tijdelijke huisvesting, met dien verstande dat:
3.6
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden
3.6.1
Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning
Het is
verboden op of in gronden met de bestemming 'Agrarisch' zonder of in afwijking
van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen gebouw zijnde, aan te
leggen of de volgende werkzaamheden uit te voeren:
3.6.2
Uitzondering op het aanlegverbod
Het verbod
van 3.6.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:
3.6.3
Voorwaarde voor een omgevingsvergunning
De werken of
werkzaamheden als bedoeld in lid 3.6.1 zijn slechts toelaatbaar, indien
daardoor de cultuurhistorische en landschappelijke waarden, zoals bedoeld
in 3.1 onder b, in de directe
omgeving niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, hetgeen door de
aanvrager wordt aangetoond met een advies van een deskundige inzake
cultuurhistorie en landschap .
Artikel 4 Tuin
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.
tuinen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
b. bij de bestemming
behorende voorzieningen zoals nutsvoorzieningen, groen, water en
waterhuishoudkundige voorzieningen.
4.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
a.
op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden
gebouwd;
b. de bouwhoogte van erf-
en terreinafscheidingen voor de voorgevelrooilijn bedraagt ten hoogste 1 m;
c. de bouwhoogte van
erfafscheidingen elders bedraagt ten hoogste 2 m;
d. de bouwhoogte van
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.
Artikel 5 Wonen
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
5.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming worden gebouwd:
met dien verstande dat:
gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met uitzondering van erf- en
terreinafscheidingen, en paardenbakken, uitsluitend binnen het bouwvlak zijn
toegestaan.
5.2.1 Woning
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
5.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en
overkappingen
5.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
5.3 Specifieke gebruiksregels
Kleinschalige beroepen- en bedrijven-aan-huis zijn toegestaan tot een
vloeroppervlak van 60 m2 en uitsluitend in de bestaande bebouwing; in het kader
van deze kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten is geen horeca en
detailhandel toegestaan.
5.4 Afwijken van de gebruiksregels
5.4.1
Ten behoeve van bed & breakfast
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het gestelde
in artikel 5 lid 1 ten behoeve van het toestaan van een bed & breakfast, met inachtneming van het volgende:
5.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeesters en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve
van de herbouw van een beeldbepalende woning inclusief eventuele bijbehorende
beeldbepalende schuur, met inachtneming van:
Artikel 6 Waarde – Archeologie -2
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde – Archeologie-2'
aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende
bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van
archeologische waarden.
6.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en
gelden de volgende regels:
a.
op deze
gronden mogen ten behoeve van de in lid 6.1 genoemde bestemming
uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
b.
ten
behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met
inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende
(bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
1.
de
aanvrager van de bouwvergunning een rapport heeft overgelegd waarin de
archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van
burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
2.
de
betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de
bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen
door aan de bouwvergunning regels te verbinden, gericht op het behoud van de
archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het
begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
3.
het
overleggen van een rapport als bedoeld in dit lid onder b.1 is niet nodig
indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders de archeologische waarde
van de betrokken locatie in andere beschikbare informatie afdoende is
vastgesteld;
c.
het
bepaalde in dit lid onder b.1 en b.2 is niet van toepassing, indien het
bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of
bouwwerken:
1.
vervanging,
vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte,
voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik
wordt gemaakt van de bestaande fundering;
2.
een
bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 100 m²;
3.
een
bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm en zonder
heiwerkzaamheden kan worden geplaatst of indien de door de heipalen
veroorzaakte verstoring beperkt blijft tot minder dan 1 procent van de
oppervlakte van het te bebouwen gebied, waarbij voor ingeheide ronde palen de
oppervlakte van de verstoring berekend dient te worden door de dubbele straal
(r)van de palen te nemen en bij ingeheide vierkante palen door de oppervlakte
van de heipaal (lxb) te vermenigvuldigen met een
factor vier.
6.3 Aanlegvergunning
6.3.1 Aanlegverbod zonder aanlegvergunning
Het is verboden op of in de gronden met de
bestemming Waarde – Archeologie-2 zonder of in afwijking van een
aanlegvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen
bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
a.
het
ophogen van de bodem met meer dan 30 cm;
b.
het
aanleggen, verbreden of verharden van
wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere
oppervlakteverhardingen;
c.
het
aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
d.
het
verlagen of het verhogen van het waterpeil;
e.
het
aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee
verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
f.
Het
bebossen van gronden die op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan
niet als bosgrond kunnen worden aangemerkt;
g.
Het rooien
van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd;
h.
Het
aanleggen van bos of boomgaard;
i.
Het
scheuren van grasland;
j.
het
uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte of hoogte dan 30 cm,
waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren,
ontginnen en aanleggen van drainage;
6.3.2 Uitzondering op het aanlegverbod
Het verbod van lid 6.3.1 is niet van
toepassing, indien de werken en werkzaamheden:
a.
noodzakelijk
zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 6.2 in acht is genomen;
b.
een
oppervlakte beslaan van ten hoogste 100 m²;
c.
niet
dieper dan 30 cm worden uitgevoerd;
d.
naar het
oordeel van burgemeester en wethouders de archeologische waarden niet schaden,
nadat uit beschikbare informatie de archeologische waarde van de betrokken
locatie afdoende is vastgesteld;
e.
bestaan
uit het heien van palen, zo lang de door de heipalen veroorzaakte verstoring
beperkt blijft tot minder dan 1 procent van de oppervlakte van het te bebouwen
gebied, waarbij voor ingeheide ronde palen de oppervlakte van de verstoring
berekend dient te worden door de dubbele straal (r)van de palen te nemen en bij
ingeheide vierkante palen door de oppervlakte van de heipaal (lxb) te vermenigvuldigen met een factor vier;
f.
bestaan
uit het graven van sleuven voor de aanleg van kabels, leidingen, drainage e.d.,
waarbij de sleufdiepte beperkt blijft tot maximaal 60 cm en de sleufbreedte tot
maximaal 50 cm;
g.
bestaan
uit het graven van sleuven voor de aanleg van kabels, leidingen, drainage e.d.,
indien geheel gewerkt wordt binnen de breedte en diepte van al bestaande
leidingsleuven of vergraven wegcunetten;
h.
reeds in
uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
i.
ten
dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
6.3.3 Voorwaarden voor een aanlegvergunning
De werken en werkzaamheden, zoals in lid
6.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de
aanlegvergunning aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat
op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn
de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien:
a.
de
aanvrager van de aanlegvergunning een rapport heeft overgelegd waarin de
archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van
burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
b.
de
betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten
niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de
aanlegvergunning regels te verbinden, gericht op het behoud van de
archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het
begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige.
6.3.4 Strafbaar feit
Overtreding van het verbod van lid 6.3.1
is een strafbaar feit, zoals bedoeld in artikel 1a van de Wet op de economische
delicten.
Artikel 7 Waarde – Archeologie -4
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde – Archeologie-4' aangewezen
gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende
bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van
archeologische waarden.
7.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden
gebouwd en gelden de volgende regels:
a.
op
deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 7.1 genoemde bestemming
uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
b.
ten
behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met
inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende
(bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien:
1.
de
aanvrager van de bouwvergunning een rapport heeft overgelegd waarin de
archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van
burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
2.
de
betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de
bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen
door aan de bouwvergunning regels te verbinden, gericht op het behoud van de
archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het
begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
3.
het
overleggen van een rapport als bedoeld in dit lid onder b.1 is niet nodig
indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders de archeologische waarde
van de betrokken locatie in andere beschikbare informatie afdoende is
vastgesteld;
c.
het
bepaalde in dit lid onder b.1 en b.2 is niet van toepassing, indien het
bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
1.
vervanging,
vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte,
voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik
wordt gemaakt van de bestaande fundering;
2.
een
bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 250 m²;
3.
een
bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm en zonder
heiwerkzaamheden kan worden geplaatst of indien de door de heipalen
veroorzaakte verstoring beperkt blijft tot minder dan 1 procent van de
oppervlakte van het te bebouwen gebied, waarbij voor ingeheide ronde palen de
oppervlakte van de verstoring berekend dient te worden door de dubbele straal
(r)van de palen te nemen en bij ingeheide vierkante palen door de oppervlakte
van de heipaal (lxb) te vermenigvuldigen met een factor
vier.
7.3
Aanlegvergunning
7.3.1
Aanlegverbod zonder aanlegvergunning
Het is verboden op of in de
gronden met de bestemming Waarde – Archeologie-4 zonder of in afwijking van een
aanlegvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen
bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
a.
het
ophogen van de bodem met meer dan 30 cm;
b.
het
aanleggen, verbreden of verharden van
wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere
oppervlakteverhardingen;
c.
het
aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
d.
het
verlagen of het verhogen van het waterpeil;
e.
het
aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee
verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
f.
Het
bebossen van gronden die op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan
niet als bosgrond kunnen worden aangemerkt;
g.
Het
rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd;
h.
Het
aanleggen van bos of boomgaard;
i.
Het
scheuren van grasland;
j.
het
uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte of hoogte dan 30 cm,
waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren,
ontginnen en aanleggen van drainage;
7.3.2
Uitzondering op het aanlegverbod
Het verbod van lid 7.3.1 is niet
van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:
a.
noodzakelijk
zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 7.2 in acht is genomen;
b.
een
oppervlakte beslaan van ten hoogste 250 m²;
c.
niet
dieper dan 30 cm worden uitgevoerd;
d.
naar
het oordeel van burgemeester en wethouders de archeologische waarden niet
schaden, nadat uit beschikbare informatie de archeologische waarde van de
betrokken locatie afdoende is vastgesteld;
e.
bestaan
uit het heien van palen, zo lang de door de heipalen veroorzaakte verstoring
beperkt blijft tot minder dan 1 procent van de oppervlakte van het te bebouwen
gebied, waarbij voor ingeheide ronde palen de oppervlakte van de verstoring
berekend dient te worden door de dubbele straal (r)van de palen te nemen en bij
ingeheide vierkante palen door de oppervlakte van de heipaal (lxb) te vermenigvuldigen met een factor vier;
f.
bestaan
uit het graven van sleuven voor de aanleg van kabels, leidingen, drainage e.d.,
waarbij de sleufdiepte beperkt blijft tot maximaal 60 cm en de sleufbreedte tot
maximaal 50 cm;
g.
bestaan
uit het graven van sleuven voor de aanleg van kabels, leidingen, drainage e.d.,
indien geheel gewerkt wordt binnen de breedte en diepte van al bestaande
leidingsleuven of vergraven wegcunetten;
h.
reeds
in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
i.
ten
dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
7.3.3
Voorwaarden voor een aanlegvergunning
De werken en werkzaamheden, zoals
in lid 7.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van
de aanlegvergunning aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen
dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts
zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien:
a.
de
aanvrager van de aanlegvergunning een rapport heeft overgelegd waarin de
archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van
burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
b.
de
betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet
worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de
aanlegvergunning regels te verbinden, gericht op het behoud van de
archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het
begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige.
7.3.4
Strafbaar feit
Overtreding van het verbod van
lid 7.3.1 is een strafbaar feit, zoals bedoeld in artikel 1a van de Wet op de
economische delicten.
Artikel 8 Waarde – Archeologie -7
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde – Archeologie-7'
aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende
bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van
archeologische waarden.
8.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en
gelden de volgende regels:
1.
de
aanvrager van de bouwvergunning een rapport heeft overgelegd waarin de
archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van
burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
2.
de
betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de
bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen
door aan de bouwvergunning regels te verbinden, gericht op het behoud van de
archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het
begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
3.
het
overleggen van een rapport als bedoeld in dit lid onder b.1 is niet nodig
indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders de archeologische waarde
van de betrokken locatie in andere beschikbare informatie afdoende is
vastgesteld;
8.3 Aanlegvergunning
8.3.1 Aanlegverbod zonder aanlegvergunning
Het is verboden op of in de gronden met de
bestemming Waarde – Archeologie-7 zonder of in afwijking van een
aanlegvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen
bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
a.
het
ophogen van de bodem met meer dan 30 cm;
b.
het
aanleggen, verbreden of verharden van
wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere
oppervlakteverhardingen;
c.
het
aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
d.
het
verlagen of het verhogen van het waterpeil;
e.
het aanleggen
van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband
houdende constructies, installaties of apparatuur.
f.
Het
bebossen van gronden die op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan
niet als bosgrond kunnen worden aangemerkt;
g.
Het rooien
van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd;
h.
Het
aanleggen van bos of boomgaard;
i.
Het
scheuren van grasland;
j.
het
uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte of hoogte dan 30 cm,
waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren,
ontginnen en aanleggen van drainage;
8.3.2 Uitzondering op het aanlegverbod
Het verbod van lid 8.3.1 is niet van
toepassing, indien de werken en werkzaamheden:
a.
noodzakelijk
zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 8.2 in acht is genomen;
b.
een
oppervlakte beslaan van ten hoogste 500 m²;
c.
niet
dieper dan 30 cm worden uitgevoerd;
d.
naar het
oordeel van burgemeester en wethouders de archeologische waarden niet schaden,
nadat uit beschikbare informatie de archeologische waarde van de betrokken
locatie afdoende is vastgesteld;
e.
bestaan
uit het heien van palen, zo lang de door de heipalen veroorzaakte verstoring
beperkt blijft tot minder dan 1 procent van de oppervlakte van het te bebouwen
gebied, waarbij voor ingeheide ronde palen de oppervlakte van de verstoring
berekend dient te worden door de dubbele straal (r)van de palen te nemen en bij
ingeheide vierkante palen door de oppervlakte van de heipaal (lxb) te vermenigvuldigen met een factor vier;
f.
bestaan
uit het graven van sleuven voor de aanleg van kabels, leidingen, drainage e.d.,
waarbij de sleufdiepte beperkt blijft tot maximaal 60 cm en de sleufbreedte tot
maximaal 50 cm;
g.
bestaan
uit het graven van sleuven voor de aanleg van kabels, leidingen, drainage e.d.,
indien geheel gewerkt wordt binnen de breedte en diepte van al bestaande
leidingsleuven of vergraven wegcunetten;
h.
reeds in
uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
i.
ten
dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
8.3.3 Voorwaarden voor een aanlegvergunning
De werken en werkzaamheden, zoals in lid
8.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de
aanlegvergunning aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat
op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn
de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien:
a.
de
aanvrager van de aanlegvergunning een rapport heeft overgelegd waarin de
archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van
burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
b.
de
betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten
niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de
aanlegvergunning regels te verbinden, gericht op het behoud van de
archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het
begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige.
8.3.4 Strafbaar feit
Overtreding van het verbod van lid 8.3.1
is een strafbaar feit, zoals bedoeld in artikel 1a van de Wet op de economische
delicten.
Artikel 9 Waarde – Archeologie -8
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde – Archeologie-8'
aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar voorkomende
bestemming(en) - mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van
archeologische waarden.
9.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en
gelden de volgende regels:
9.3 Aanlegvergunning
9.3.1 Aanlegverbod zonder aanlegvergunning
Het is verboden op of in de gronden met de
bestemming Waarde – Archeologie-8 zonder of in afwijking van een
aanlegvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken, geen
bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
a.
het
ophogen van de bodem met meer dan 30 cm;
b.
het
aanleggen, verbreden of verharden van
wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere
oppervlakteverhardingen;
c.
het
aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
d.
het
verlagen of het verhogen van het waterpeil;
e.
het
aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee
verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
f.
Het
bebossen van gronden die op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan
niet als bosgrond kunnen worden aangemerkt;
g.
Het rooien
van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd;
h.
Het
aanleggen van bos of boomgaard;
i.
Het
scheuren van grasland;
j.
het
uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte of hoogte dan 30 cm,
waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren,
ontginnen en aanleggen van drainage;
9.3.2 Uitzondering op het aanlegverbod
Het verbod van lid 9.3.1 is niet van
toepassing, indien de werken en werkzaamheden:
a.
noodzakelijk
zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 9.2 in acht is genomen;
b.
een
oppervlakte beslaan van ten hoogste 10.000 m²;
c.
niet
dieper dan 30 cm worden uitgevoerd;
d.
naar het oordeel
van burgemeester en wethouders de archeologische waarden niet schaden, nadat
uit beschikbare informatie de archeologische waarde van de betrokken locatie
afdoende is vastgesteld;
e.
bestaan
uit het heien van palen, zo lang de door de heipalen veroorzaakte verstoring
beperkt blijft tot minder dan 1 procent van de oppervlakte van het te bebouwen
gebied, waarbij voor ingeheide ronde palen de oppervlakte van de verstoring
berekend dient te worden door de dubbele straal (r)van de palen te nemen en bij
ingeheide vierkante palen door de oppervlakte van de heipaal (lxb) te vermenigvuldigen met een factor vier;
f.
bestaan
uit het graven van sleuven voor de aanleg van kabels, leidingen, drainage e.d.,
waarbij de sleufdiepte beperkt blijft tot maximaal 60 cm en de sleufbreedte tot
maximaal 50 cm;
g.
bestaan
uit het graven van sleuven voor de aanleg van kabels, leidingen, drainage e.d.,
indien geheel gewerkt wordt binnen de breedte en diepte van al bestaande
leidingsleuven of vergraven wegcunetten;
h.
reeds in
uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
i.
ten
dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
9.3.3 Voorwaarden voor een aanlegvergunning
De werken en werkzaamheden, zoals in lid
9.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de
aanlegvergunning aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat
op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn
de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien:
a.
de
aanvrager van de aanlegvergunning een rapport heeft overgelegd waarin de
archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van
burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld;
b.
de
betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten
niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de
aanlegvergunning regels te verbinden, gericht op het behoud van de
archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het
begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige.
9.3.4 Strafbaar feit
Overtreding van het verbod van lid 9.3.1
is een strafbaar feit, zoals bedoeld in artikel 1a van de Wet op de economische
delicten.
Artikel 10 Waterstaat - Waterkering
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn – behalve voor
de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor de
waterhuishouding en voor dijken, kaden, dijksloten en andere voorzieningen ten
behoeve van de waterkering.
10.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
10.3 Nadere eisen
De voorgenomen bouwactiviteiten mogen het belang van de waterkering niet
onevenredig schaden, hetgeen door de aanvrager wordt aangetoond met een advies
van de betrokken beheerder.
10.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van artikel 10 lid 2 sub b , indien de bij de
betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het
waterkeringsbelang door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad.
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Artikel 11 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal
in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering
is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere
bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 12 Algemene bouwregels
12.1 Overschrijding bouwgrenzen
De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van
aanduiding, aanduidingsgrenzen en regels worden
overschreden door:
12.2 Herbouw woningen
Herbouw van woningen mag uitsluitend plaatsvinden op bestaande fundamenten.
12.3 Toegelaten bouwwerken met afwijkende
maten
12.4 Ondergronds bouwen
Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze
regels opgenomen afwijkingen, de volgende bepalingen:
Artikel 13 Algemene gebruiksregels
Artikel 14 Algemene aanduidingsregels
14.1 milieuzone - boringsvrije zone
De boringsvrije zone overkoepelt het grondwaterbeschermingsgebied
en het waterwingebied. De grond is bestemd voor de bescherming van de
afdekkende laag van het watervoerend pakket.
De grond mag niet dieper dan 2,5 m onder maaiveld worden geroerd. Alle
handelingen in de bodem die de deklaag kunnen beschadigen zijn niet toegestaan.
Dit geldt niet voor handelingen ten behoeve van grondwaterbeheer of waarvoor
reeds door Gedeputeerde Staten toestemming is verleend. Heien van palen is
toegestaan, mits geen palen met verbrede voet worden gebruikt.
Artikel 15 Algemene
afwijkingsregels
15.1 Overschrijding bouwgrenzen
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels
voor:
De omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige
afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden
van aangrenzende gronden en bouwwerken.
15.2 Baggerdepots
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het gestelde
in hoofdstuk 2 ten behoeve van het aanleggen van tijdelijke baggerdepots, met
inachtneming van het volgende:
15.3 Afwijkingsregels voor de herbouw van
woningen buiten bestaande fundamenten
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde
in artikel 11 lid 2 ten behoeve van de herbouw van woningen
buiten de bestaande fundamenten met inachtneming van het volgende:
15.4 Afwijking ten behoeve van mantelzorg
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het gestelde
in artikel 12 sub a , ten behoeve van het toestaan dat een bijgebouw
gebruikt wordt als afhankelijke woonruimte, met dien verstande dat:
Artikel 16 Algemene
wijzigingsregels
16.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen
Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen
wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover
zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of
bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de
werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten
hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden
vergroot.
16.2 Herbouw van woningen buiten bestaande
fundamenten
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen teneinde de herbouw van
woningen buiten de bestaande fundamenten mogelijk te maken met inachtneming van
het volgende:
Artikel 17 Overige regels
17.1 Uitsluiting aanvullende werking
bouwverordening
De regels van de bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van
stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9, lid 2
van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende
onderwerpen:
17.2 Werking wettelijke regelingen
De wettelijke regelingen, waarnaar in de regels van dit plan wordt
verwezen, gelden zoals deze luidden op het moment van vaststelling van het
plan.
17.3 Bescherming van het plan
Het is niet toegestaan op enig terrein zodanig te bouwen, dat daardoor op een
aangrenzend terrein, waarvan de toestand op dat moment overeenkomt met het
plan, een situatie zou ontstaan die niet meer overeenkomt met het plan of
waardoor een reeds bestaande afwijking van het plan zou worden vergroot.
Hoofdstuk 4 Overgangs-
en slotregels
Artikel 18 Overgangsrecht
18.1 Overgangsrecht bouwwerken
Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:
18.2 Overgangsrecht gebruik
Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:
Artikel 19 Slotregel
Deze regels worden aangehaald onder de naam 'Regels van het bestemmingsplan
Lekdijk 79 Nieuw-Lekkerland'.