BESTEMMINGSplan

STATIONSWEG ONG.

OUDE-TONGE

 

REGELS

 

Hoofdstuk 1. Inleidende regels

Artikel 1  Begrippen

Artikel 2  Wijze van meten

 

Hoofdstuk 2. Bestemmingsregels

Artikel 3 Tuin

Artikel 4  Wonen

 

Hoofdstuk 3. Algemene regels

Artikel 5 Antidubbeltelregel

Artikel 6 Algemene bouwregels

Artikel 7 Algemene afwijkingsregels

 

Hoofdstuk 4. Overgangs- en slotregels

Artikel 8  Overgangsrecht

Artikel 9  Slotregel

 

 


 

HOOFDSTUK 1 INLEIDENDE REGELS

 

 

Artikel 1 Begrippen

 

1.1        het plan

het bestemmingsplan ‘Stationsweg ong. Oude-Tonge’ met identificatienummer NL.IMRO.1924.OTStationsweg-BP20 van de gemeente Goeree-Overflakkee.

1.2        bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels.

1.3        aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waarvoor ingevolge dit bestemmingsplan regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4        aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5        aan- en uitbouw

een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat ten dienste staat van het hoofdgebouw en door zijn ligging, constructie en afmetingen ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.6        aan-huis-gebonden beroep

een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en voor zover deze beroepen een ruimtelijke uitstraling hebben die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.7        achtererf

de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn achter de achtergevel van het hoofdgebouw of achter een denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan.

1.8        antennedrager

een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.

1.9        antenne-installatie

een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

1.10     bebouwing

een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.11     bed & breakfast

het bieden van recreatief nachtverblijf, kortdurend, in de vorm van logies al dan niet met ontbijt, binnen een oorspronkelijk voor een andere functie gebouwd (deel van een) hoofdgebouw, aan- of uitbouw of bijgebouw.

1.12     bedrijf

een onderneming gericht op het produceren, bewerken, herstellen, installeren, inzamelen, verwerken, verhuren, opslaan en/of distribueren van goederen.

1.13     bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen

afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.14     bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.15     bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.16     bevoegd gezag

bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.17     bouwen

plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten van een bouwwerk.

1.18     bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.19     bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge deze regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.20     bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel.

1.21     bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.22     bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.23     bijgebouw

een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

1.24     detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroep of bedrijf.

1.25     dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren, internetwinkels en bankfilialen.

1.26     evenement

een gebeurtenis, gericht op een groot publiek, met betrekking tot kunst, sport, ontspanning en cultuur.

1.27     gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.28     hoofdgebouw

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.29     kantoor

voorziening gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.

1.30     kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

activiteiten die in een woning door een bewoner op bedrijfsmatige wijze worden uitgeoefend, voor zover sprake is van een inrichting type A, zoals bedoeld in het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit) waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past.

1.31     NEN

door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan.

1.32     nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.33     overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een dak met ten hoogste één gesloten wand.

1.34     peil

a.      voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;

b.      in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld, op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.

1.35     praktijkruimte

een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, medisch, paramedisch, therapeutisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied.

1.36     voorgevel

de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

 

 


 

Artikel 2 Wijze van meten

 

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

 

2.1   afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling en de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

 

2.2   bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

 

2.3   breedte, lengte en diepte van een gebouw

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidingsmuren.

 

2.4   dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

 

2.5   goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

 

2.6   inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

 

2.7   oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

 

2.8   vloeroppervlakte

de gebruiksoppervlakte volgens NEN2580.

 

 

 


 

HOOFDSTUK 2 BESTEMMINGSREGELS

 

 

 

Artikel 3 Tuin

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.        tuinen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;

b.        inritten en paden naar de op de aangrenzende gronden gelegen erven.

 

 

3.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

a.        op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;

b.        de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 1 meter;

c.        de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 meter.

 

 

 


 

Artikel 4 Wonen

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a.        het wonen met aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;

b.        bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, tuinen en water.

 

 

4.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

 

4.2.1 Hoofdgebouwen

a.      Hoofdgebouwen mogen uitsluitend vrijstaand worden gebouwd.

b.      De voorgevel van hoofdgebouwen dient in of op een afstand van maximaal 5 meter van de voorste bestemmingsgrens te worden gebouwd.

c.      De afstand van hoofdgebouwen tot de achterste perceelsgrens dient minimaal 15 meter te bedragen.

d.      De oppervlakte van een hoofdgebouw bedraagt ten hoogste 150 vierkante meter.

e.      De afstand van hoofdgebouwen tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder dan 3 meter bedragen.

f.       Ter plaatse van de aanduiding ‘maximum goothoogte’ mag de goothoogte niet meer bedragen dan op de verbeelding van het plan is aangegeven.

g.      Hoofdgebouwen dienen voor meer dan 90% van het dakoppervlak te worden afgedekt met een kap, waarvan de helling tussen 25 en 65 graden bedraagt.

h.      Ter plaatse van de aanduiding ‘maximum aantal woningen’ mag het aantal woningen niet meer bedragen dan op de verbeelding van het plan is aangegeven.

 

4.2.2 Bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen

a.      Bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen mogen op niet minder dan 1 meter achter de denkbeeldige lijn die strak langs de voorgevel van het hoofdgebouw tot aan de zijdelingse perceelsgrenzen loopt, worden gebouwd.

b.      De gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen mag per perceel niet meer bedragen dan:

1.   50% van het gebied waar bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen op grond van lid a zijn toegestaan, in het geval dat het gebied waar bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen op grond van lid a zijn toegestaan, kleiner is dan of gelijk is aan 100 vierkante meter;

2.   50 vierkante meter vermeerderd met 20% van het gebied waar bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen op grond van lid a zijn toegestaan, in het geval dat het gebied waar bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen op grond van lid a zijn toegestaan, groter is dan 100 vierkante meter en kleiner is dan of gelijk is aan 300 vierkante meter;

3.   90 vierkante meter vermeerderd met 10% van het gebied waar bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen op grond van lid a zijn toegestaan, tot een maximum van 150 vierkante meter, in het geval dat het gebied waar bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen op grond van lid a zijn toegestaan, groter is dan 300 vierkante meter.

c.      De goothoogte van aan- en uitbouwen mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw vermeerderd met 30 centimeter tot een maximum van 4 meter.

d.      De goothoogte van bijgebouwen en overkappingen mag niet meer bedragen dan 3 meter.

 

 

4.2.3 Bouwwerken geen gebouwen of overkappingen zijnde

a.      De bouwhoogte van erfafscheidingen gelegen voor de voorgevel van het hoofdgebouw, of het verlengde hiervan, bedraagt ten hoogste 1 meter.

b.      De bouwhoogte van erfafscheidingen elders bedraagt ten hoogste 2 meter.

c.      De bouwhoogte van palen en masten bedraagt ten hoogste 7 meter.

d.      De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 meter.

 

 

4.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

a.      De vloeroppervlakte ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen, kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten en bed & breakfast bedraagt ten hoogste 35% van de vloeroppervlakte van de betrokken woning met een maximum van 50 vierkante meter.

b.      Het gebruik van de gronden en gebouwen is uitsluitend toegestaan indien er per bouwperceel twee parkeerplaatsen op eigen terrein worden toegevoegd en duurzaam in stand worden gehouden.

c.      Tot een met de bestemming strijdig gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van en in het gebruik laten nemen van gronden en bouwwerken, bedoeld in artikel 4.1, zonder de aanleg en instandhouding van waterberging in het achtererfgebied in de vorm van een wadi of vijver (conform de formule: (oppervlakte woning + oppervlakte verharding) x 0,075). De oppervlakte van de woning en verharding dient kenbaar te worden gemaakt in de bouwaanvraag.

 

 

 

 

 


 

HOOFDSTUK 3 ALGEMENE REGELS

 

 

Artikel 5 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

 

Artikel 6 Algemene bouwregels

 

6.1 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingen, aanduidingsgrenzen en regels worden overschreden door:

a.      tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 meter bedraagt;

b.      tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding ten hoogste 2 meter bedraagt;

c.      andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 meter bedraagt.

 

6.2 Bestaande maten

a.      Voor een bouwwerk, dat bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:

1.      bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;

2.      bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden.

b.      In geval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.

c.      Op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het Overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van toepassing.

 

 

Artikel 7 Algemene afwijkingsregels

 

7.1 Maten en bouwgrenzen

Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is - bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor:

a.      afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;

b.      overschrijding van bouw- en bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

De omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

 

 

HOOFDSTUK 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS

 

 

Artikel 8 Overgangsrecht

 

8.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

a.      een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

1.   gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

2.   na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;

b.      het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;

c.      dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

 

8.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

a.      het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;

b.      het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;

c.      indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;

d.      dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat al in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

 

 

Artikel 9 Slotregel

 

Deze regels worden aangehaald onder de naam 'Regels van het Bestemmingsplan Stationsweg ong. Oude-Tonge’.