Bestemmingsplan ‘Oudelandseweg 2 Sommelsdijk en Armenweg 2 Nieuwe-Tonge’
Gemeente Goeree-Overflakkee
Regels
Vastgesteld 12 oktober 2017
Artikel 3 Agrarisch met waarden - 1
Artikel 4 Anti-dubbeltelbepaling
Artikel 6 Algemene aanduidingsregels
Artikel 7 Algemene gebruiksregels
Artikel 8 Algemene afwijkingsregels
Artikel 9 Algemene wijzigingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
In deze regels wordt verstaan onder:
plan
het bestemmingsplan Oudelandsedijk 2 Sommelsdijk en Armenweg 2 Nieuwe-Tonge van de gemeente Goeree-Overflakkee.
bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1924.NTArmenweg2-BP30 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).
aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
aanbouw
een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw, door zijn constructie of afmetingen ondergeschikt aan het hoofdgebouw, als een toevoeging van een afzonderlijke ruimte, direct verbonden met en direct bereikbaar vanuit het hoofdgebouw.
aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
agrarisch aanverwant bedrijf
een bedrijf dat uitsluitend of overwegend is gericht op het leveren van diensten aan agrarische bedrijven in het buitengebied, zo nodig met behulp van werktuigen en apparatuur of op het verrichten van werkzaamheden tot onderhoud of reparatie van agrarische werktuigen of apparatuur. Kenmerkende werkzaamheden zijn cultuurtechnische werken en grondverzet, meststoffendistributie en agrarisch loonwerk, alsmede het agrarisch afzetbedrijf en het handels- en exportbedrijf.
agrarisch bedrijf
een bedrijf, gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren; nader te onderscheiden in:
ander bouwwerk
een bouwwerk, geen gebouw zijnde.
bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
bebouwingspercentage
een op de kaart aangeven percentage, dat de grootte van het deel van het bouwvlak, aanduidingsvlak of bestemmingsvlak aangeeft, dat maximaal mag worden bebouwd door gebouwen en overkappingen.
bed & breakfast
het bieden van recreatief nachtverblijf, kortdurend, in de vorm van logies al dan niet met ontbijt, binnen oorspronkelijk voor een andere functies gebouwd (deel van een) hoofdgebouw, aanbouw en bijgebouw.
bedrijf:
elke onderneming of gedeelte van een onderneming, welke een organisatorisch zelfstandige eenheid vormt en als zodanig gericht is op de productie of de afzet van goederen of de verlening van diensten; organisatorisch zelfstandige eenheden als hier bedoeld, welke door of vanwege de overheid worden geleid, worden voor de toepassing van deze regels eveneens als bedrijf aangemerkt.
bedrijfsmatige activiteiten (in of bij een woning)
het bedrijfsmatig verlenen van diensten - geen detailhandel zijnde - en ambachtelijke bedrijvigheid geheel of overwegend door middel van handwerk, waarbij de aard en omvang van de bedrijfsactiviteiten zodanig is dat deze activiteiten in of bij een woning kunnen worden uitgeoefend en de activiteiten geen onevenredige afbreuk doen aan het woon- en leefmilieu in de directe omgeving.
bedrijfsvloeroppervlakte
de totale vloeroppervlakte van een bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.
bedrijfswoning
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar, gelet op de bedrijfsvoering, in overeenstemming met de bestemming, noodzakelijk is.
beroepsmatige activiteiten (in of bij een woning)
het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, medisch, juridisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen beroep dat door zijn aard en omvang in een woning kan worden uitgeoefend en dat geen onevenredige afbreuk doet aan het woon- en leefmilieu in de directe omgeving, zoals een advocaat, belastingconsulent, dierenarts, fysiotherapeut, huisarts, interieurarchitect, juridisch adviseur, kunstenaar, medisch specialist, notaris, psycholoog, registeraccountant, stedenbouwkundige, tandarts, tolk/vertaler.
bestaand
bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
bijgebouw
een aangebouwd of op zichzelf staand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
bouwlaag, laag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke hoogte of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd en dat een oppervlakte beslaat van meer dan 50% van het grondvlak van het hoofdgebouw, met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.
bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
bouwperceelsgrens
een grens van een bouwperceel.
bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden van goederen, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren aan personen, die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
dienstverlening
het bedrijfsmatig verlenen van diensten aan het publiek, zoals een kapsalon, reisbureau, uitzendbureau, bankfiliaal, wasserette of apotheek, eventueel met bijbehorend kantoor, magazijn of ambacht, met uitzondering van garagebedrijf, horeca en seksinrichtingen.
extensieve (dag)recreatie
niet-gemotoriseerde recreatieve activiteiten, zoals wandelen, fietsen, skaten, paardrijden, vissen, zwemmen en natuurobservatie.
gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
geluidgevoelige objecten
woningen alsmede andere geluidgevoelige gebouwen of geluidgevoelige terreinen als bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder.
geurgevoelig object
gebouw, bestemd voor en blijkens aard, indeling en inrichting geschikt om te worden gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf en die daarvoor permanent of een daarmee vergelijkbare wijze van gebruik, wordt gebruikt.
glastuinbouw
het telen van tuinbouwgewassen, hoofdzakelijk in kassen.
hoofdgebouw
een gebouw dat, gelet op de functie, constructie en afmetingen, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt.
hoofdverblijf
het gebouw op een agrarisch perceel waarin de bedrijfswoning is gevestigd.
horeca
activiteiten die in zijn algemeenheid zijn gericht op het verstrekken van nachtverblijf en/of op het ter plaatse nuttigen van voedsel en dranken en/of op het exploiteren van zaalaccommodatie.
hoveniersbedrijf
een bedrijf, geen tuincentrum zijnde, dat gericht is op de aanleg en het onderhoud van tuinen, parken en plantsoenen.
kampeermiddel
een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan, dan wel enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde waarvoor een omgevingsvergunning vereist is; een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen, geheel of ten dele blijvend zijn bestemd dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
intensieve veehouderij
het houden van slacht-, fok-, leg- of pelsdieren in gebouwen (bijna) zonder weidegang, onafhankelijk van agrarische grond als productiemiddel.
kassen
bouwwerken, geheel of grotendeels van glas of ander doorschijnend materiaal ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering met een bouwhoogte van 1,5 m. of meer.
kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen
voorzieningen ten behoeve van wandelen, fietsen, vissen, kanoën en natuurobservatie in de vorm van aanlegsteigers, picknickplaatsen, informatieborden en banken.
kleinschalige horecagelegenheid
een bij een (vaak agrarisch) bedrijf behorende theeschenkerij of proeverij van streekeigen producten dan wel producten afkomstig van het eigen bedrijf.
kleinschalige natuurontwikkeling
de kleinschalige aanleg van natuurlijke beplanting, poelen, terrasoevers en dergelijke, anders dan bij wijze van inrichting van particuliere tuinen en terreinen bij woningen en bij andere niet-agrarische functies.
kleinschalige verblijfsrecreatie
verblijfsrecreatie met gebruikmaking van voorzieningen in de vorm van kampeer/recreatieboerderijen of logies met ontbijt.
kunstwerk
voorzieningen ten behoeve van de infrastructuur.
landgoed
een aaneengesloten, voor het publiek toegankelijk, natuurgebied met daarop een gedeelte bedoeld voor wonen.
landschapswaarde
de aan een gebied toegekende waarde wat betreft het waarneembare deel van het aardoppervlak, welke waarde wordt bepaald door de herkenbaarheid en identiteit van bodem, water, terreinvormen, niet-levende en levende natuur en het menselijk grondgebruik in onderlinge samenhang en wisselwerking.
maatschappelijke doeleinden
sociale, culturele, onderwijs-, levensbeschouwelijke en (para)medische voorzieningen, voorzieningen voor sport- en recreatiebeoefening in verenigingsverband en voorzieningen ten behoeve van de openbare dienstverlening.
manege
een bedrijf dat gericht is op het lesgeven in paardrijden en daarvoor paarden en/of pony's houdt, zulks in combinatie met een of meer van de navolgende activiteiten of voorzieningen: het in pension houden van paarden en pony's, horeca-activiteiten (kantine, foyer e.d.), logies- en/of verenigingsaccommodatie en het houden van wedstrijden of andere evenementen.
mestsilo
een bouwwerk dat is bestemd voor de opslag van dunne dierlijke meststoffen.
milieucategorie
een aan een bedrijfsactiviteit toegekende categorie volgens de in de bijlage bij deze regels opgenomen Staat van bedrijfsactiviteiten.
niet-permanente bewoning
tijdelijke bewoning van een recreatiewoning of een kampeermiddel waarbij de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.
opslag
het bewaren van goederen, waaronder agrarische producten, materialen en stoffen zonder dat ter plaatse sprake is van productie, bewerking, verwerking, handel en/of activiteiten van administratieve aard.
paardenhouderij:
het houden van paarden en pony´s ten behoeve van:
peil
productiegebonden detailhandel
beperkte op de eindgebruiker gerichte verkoop van goederen die functioneel rechtstreeks verband houden met de bedrijfsactiviteiten.
seizoenstandplaats
het terreingedeelte dat is bestemd voor het plaatsen van een kampeermiddel voor een periode van meer dan 5 weken tussen 15 maart en 31 oktober.
trekkershut
een vrijstaand gebouw, in de vorm van een blokhut of vergelijkbare constructie, niet zijnde een mobiel kampeermiddel of een stacaravan, zonder eigen keuken en eventueel met eigen sanitaire voorzieningen, dat naar de aard en de inrichting is bedoeld voor recreatief (nacht)verblijf.
tuincentrum
een bedrijf, gericht op de teelt van en/of detailhandel in bomen, heesters, planten, bloemen en andere siergewassen en in samenhang daarmee artikelen die met de tuinbewerking of de inrichting van tuinen verband houden, zoals tuingereedschap, tuinmeubilair, tuingrond, tuinhout en sierbestrating.
uitbouw
een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw, dat door zijn constructie of afmetingen ondergeschikt is aan het hoofdgebouw, dat een vergroting van de bestaande ruimte in dat hoofdgebouw is en direct daarmee in open verbinding staat.
voorerf
het gedeelte van het erf wat is gelegen voor de voorgrens van het hoofdgebouw en wat grenst aan dan wel zich oriënteert op openbaar gebied.
voorgevel
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw, welke als belangrijkste is aan te merken en waarvan de gebouwen in hoofdzaak toegankelijk zijn.
voorgevelrooilijn
de denkbeeldige lijn die getrokken kan worden langs de voorgevel van de woning.
woning
een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden.
woonboot
elk vaar- of drijftuig, dat uitsluitend of in hoofdzaak wordt gebruikt als of te oordelen naar zijn constructie en/of inrichting uitsluitend of in hoofdzaak is bestemd tot dag- en of nachtverblijf van één huishouden.
woonwagen
een voor bewoning bestemd gebouw, dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.
zorglandbouw
een activiteit waarbij een agrarisch bedrijf ruimte biedt aan gepensioneerden, psychiatrische patiënten, gehandicapten, langdurig zieken of chronisch zieken om mee te helpen binnen het bedrijf.
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 afstand
de afstand tussen bouwwerken onderling en de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.
2.2 bouwhoogte van een antenne-installatie
2.3 bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.4 breedte, lengte en diepte van een gebouw
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidingsmuren.
2.5 dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.6 goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.7 hoogte van een windturbine
vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.
2.8 inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.9 oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.10 vloeroppervlakte
de gebruiksoppervlakte volgens NEN2580.
Artikel 3 Agrarisch met waarden - 1
3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1 Algemeen
De voor Agrarisch met waarden - 1 aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. grondgebonden agrarisch bedrijf, met uitzondering van:
1. sierteelt en bosbouw;
2. glastuinbouw;
3. intensieve kwekerij;
4. intensieve veehouderij;
5. paardenhouderij;
b. in afwijking van het bepaalde onder a sub 3 is intensieve veehouderij bij wijze van neventak toegestaan, tot maximaal het bestaande brutovloeroppervlak;
c. behoud en herstel van de aan het gebied eigen zijnde landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden;
d. extensieve (dag)recreatie;
e. bedrijfswoningen;
f. water.
3.1.2 Karakteristiek
Ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' zijn de gronden tevens bestemd voor het behoud en herstel van de cultuurhistorische waarde van de aangeduide objecten.
3.1.3 Ondergeschikte functies
De in lid 3.11 bedoelde gronden zijn binnen de bestaande bebouwing tevens bestemd voor de volgende ondergeschikte nevenactiviteiten:
a. kleinschalige horecagelegenheid in de hoofdgebouwen;
b. bed & breakfast in de bedrijfswoning;
c. kleinschalige kampeeractiviteiten met maximaal 15 seizoenstandplaatsen in het bouwvlak;
d. detailhandel in zelfgemaakte, -bewerkte, -gekweekte of -geteelde agrarische producten;
e. zorglandbouw, uitsluitend in de vorm van dagbesteding.
een en ander met inachtname van het bepaalde in lid 3.5.3.
3.2 Bouwregels
Ten aanzien van de in lid 3.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat:
3.2.1 Gebouwen
a. gebouwen uitsluitend mogen worden gebouwd binnen het bouwvlak;
b. ter plaatse van de aanduiding 'relatie' de betrokken bouwvlakken dienen te worden beschouwd als één bouwvlak;
c. de oppervlakte van kassen binnen het bouwvlak niet meer mag bedragen dan 100 m2;
d. in afwijking van het bepaalde onder a de bestaande bebouwing buiten een bouwvlak ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - solitair gebouw' conform de bestaande maatvoering gehandhaafd mag blijven;
e. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte' de goothoogte niet meer mag bedragen dan aangegeven;
f. gebouwen, met uitzondering van bijgebouwen, dienen te worden afgedekt met een kap waarvan de dakhelling minimaal 20 graden bedraagt;
g. per bouwvlak maximaal één bedrijfswoning is toegestaan;
h. in afwijking van het bepaalde onder g is ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' geen bedrijfswoning toegestaan;
i. in afwijking van het bepaalde onder g ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' het in de aanduiding opgenomen maximum aantal bedrijfswoningen is toegestaan;
j. de inhoud van een bedrijfswoning niet meer mag bedragen dan 750 m3, tenzij de inhoud van de bestaande bedrijfswoning reeds groter is in welk geval de bestaande inhoud als maximum geldt;
k. bij een bedrijfswoning bijgebouwen en overkappingen mogen worden opgericht waarbij:
1. de maximale gezamenlijke oppervlakte niet meer mag bedragen dan 50 m2;
2. de goothoogte maximaal 3 m mag bedragen
3. de bebouwing minimaal 3 m achter de naar de weg gekeerde gevel van de bedrijfswoning dient te worden gebouwd;
4. de bebouwing op maximaal 50 m van de bedrijfswoning dient te worden gebouwd.
l. het vergroten van de bestaande oppervlakte aan gebouwen is uitsluitend toegestaan indien deze noodzakelijk en doelmatig is voor de bedrijfsvoering van volwaardige agrarische bedrijven;
m. omtrent het bepaalde onder l burgemeester en wethouders advies kunnen inwinnen bij een agrarisch deskundige.
3.2.3 Andere bouwwerken
a. ten aanzien van de in lid 3.1 bedoelde gronden de volgende bouwregels voor andere bouwwerken binnen het bouwvlak gelden:
1. de goothoogte van een mestsilo mag niet meer bedragen dan 5 m;
2. de doorsnee van een mestsilo mag niet meer bedragen dan 25 m;
3. de bouwhoogte van voedersilo's mag niet meer bedragen dan 12 m;
4. de bouwhoogte van sleufsilo's mag niet meer bedragen dan 2 m;
5. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan 5 m;
b. ten aanzien van de in lid 3.1 bedoelde gronden de volgende bouwregels voor andere bouwwerken buiten het bouwvlak gelden:
1. overkappingen, mest- en voersilo's en mest- en vloerplaten zijn niet toegestaan;
2. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 2 m.
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan het bepaalde in lid 3.2.1 onder a ten behoeve van het zoveel mogelijk concentreren van bebouwing binnen het bouwvlak.
3.4 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
a. lid 3.2.1 onder a ten behoeve van het bouwen van gebouwen buiten het bouwvlak, met dien verstande dat de gebouwen aansluitend aan het bouwvlak moeten worden gebouwd en het denkbeeldige bouwvlak niet groter mag zijn dan 1,5 ha, onder de voorwaarde dat:
1. door een onafhankelijke agrarische deskundige is aangetoond, dat de continuïteit van de agrarische bedrijfsvoering de uitbreiding noodzakelijk maakt;
2. de oppervlakte van het bouwvlak wordt afgestemd op de bedrijfsomvang;
3. de uitbreiding zodanig wordt vormgegeven dat de bebouwing zoveel mogelijk geconcentreerd op het perceel wordt gebouwd;
4. door de uitbreiding geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van in de nabijheid gelegen bestaande agrarische bedrijven, onder meer door het aanhouden van, mede uit een oogpunt van milieuhygiëne, voldoende afstand tussen bouwvlakken van twee afzonderlijke bedrijven.
5. door de uitbreiding geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarde van het gebied;
6. in overleg met het waterschap zorg wordt gedragen voor voldoende watercompensatie; uitgangspunt daarbij is dat minimaal 10% van de oppervlakte waarmee het bouwvlak wordt uitgebreid wordt gecompenseerd in de vorm van open water.
b. lid 3.2.1 onder j ten behoeve van een grotere inhoud van de bedrijfswoning onder de voorwaarde dat:
c. lid 3.2.1 onder k, sub 1 ten behoeve een grotere oppervlakte aan bijgebouwen onder de voorwaarde dat:
d. lid 3.2.2 onder a en b voor de bouw van inkoopstations met een oppervlakte van maximaal 20 m2 en een bouwhoogte van maximaal 3,5 m, onder de voorwaarde dat de inkoopstations vanuit landschappelijk oogpunt aanvaardbaar zijn dan wel op andere wijze in het landschap zijn ingepast.
e. lid 3.2.3 onder b ten behoeve van de bouw van mest- en voersilo's en mest- en voerplaten binnen een afstand van 50 m van een bouwvlak, met een bouwhoogte van niet meer dan 5 m, uitsluitend indien deze noodzakelijk en doelmatig zijn voor de bedrijfsvoering van volwaardige agrarische bedrijven.
3.5 Specifieke gebruiksregels
3.5.1
Per bouwvlak is maximaal één agrarisch bedrijf toegestaan.
3.5.2
De oppervlakte van de in lid 3.1.1 onder b bedoelde bestaande intensieve veehouderij als neventak mag ten opzichte van de bestaande brutovloeroppervlakte eenmalig met maximaal 10% worden uitgebreid.
3.5.3
Ondergeschikt gebruik als bedoeld in lid 3.1.3 is uitsluitend toegestaan onder de volgende voorwaarden:
a. het gezamenlijke bedrijfsvloeroppervlakte van het gebruik voor de nevenactiviteiten niet meer mag bedragen dan 500 m2 per bouwvlak;
b. de bedrijfsvloeroppervlakte van een kleinschalige horecagelegenheid niet meer mag bedragen dan 40 m2;
c. de oppervlakte van de bedrijfsbebouwing niet mag worden vergroot ten behoeve van de nevenfunctie, tenzij wordt aangetoond dat de bestaande bebouwing vanwege bouwtechnische, milieutechnische of andere redenen niet geschikt meer is voor de beoogde agrarische functie;
d. de agrarische functie van aangrenzende, niet bij het bedrijf behorende gronden en bebouwing niet mag worden belemmerd;
e. in vergelijking met het agrarische gebruik geen onevenredig grote verkeersbelasting op aangrenzende wegen en paden mag plaatsvinden;
f. het parkeren op eigen terrein plaatsvindt;
g. geen opslag van goederen, behorende bij het andere gebruik, in de openlucht plaatsvindt;
h. het andere gebruik qua aard en schaal past bij de specifieke kwaliteiten en schaal van de omgeving, met name op het gebied van visuele aspecten;
i. voor een kleinschalige camping, zoals bedoeld in lid 3.1.3 onder c, geldt dat:
1. de standplaats uitsluitend binnen het bouwvlak of buiten het bouwvlak tot een afstand van maximaal 50 m van de bestaande bebouwing mag worden gesitueerd;
2. het realiseren van sanitaire ruimtes uitsluitend binnen de bestaande bebouwing is toegestaan;
3. de openheid niet onevenredig wordt aangetast;
4. uitsluitend sprake is van recreatief nachtverblijf.
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
3.6.1
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1.3 ten behoeve van het uitoefenen van ondergeschikte nevenactiviteiten in de bestaande bedrijfsgebouwen, naast de agrarische bedrijfsfunctie, waarbij de volgende functies zijn toegestaan:
a. loonbedrijf;
b. foeragehandel;
c. viskwekerij;
d. dierenartsenpraktijk;
e. opslag;
f. bed & breakfast, in een ander bedrijfsgebouw dan de woning;
g. extensieve poldersport en boerengolf op omliggende weilanden mits niet begrensd als natuurgebied;
h. overige dagrecreatie, zoals bezoektuinen, tentoonstellingsruimte, museum en sauna; educatie en voorlichting;
i. zorgboerderij met dagverblijf;
j. (para)medische dienstverlening, zoals een privékliniek, een kuuroord of een groepspraktijk;
k. overige ambachtelijke bedrijven, voor zover deze werkzaamheden vallen onder de milieucategorieën 1 en 2 en verkeerscategorie 1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
l. paardenhouderij met uitzondering van rijscholen en maneges;
m. kleinschalige camping met een standplaats voor ten hoogste 25 seizoenstandplaatsen met de daarbij behorende voorzieningen;
n. andere niet agrarische activiteiten die naar aard en omvang gelijk te schakelen zijn aan de activiteiten genoemd onder a tot en met m en beperkt worden tot de categorieën 1 en 2 van verkeerscategorie 1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten of categorie 3 indien de activiteit qua aard en schaal gelijk is te stellen aan categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten,
onder de voorwaarde dat:
a. de gezamenlijke oppervlakte van het gebruik voor de nevenactiviteiten onder niet meer mag bedragen dan 500 m2 per bouwvlak;
b. de bedrijfsvloeroppervlakte van een kleinschalige horecagelegenheid niet meer mag bedragen dan 40 m2;
c. de agrarische functie van aangrenzende, niet bij het bedrijf behorende gronden en bebouwing niet mag worden belemmerd;
d. in vergelijking met het agrarische gebruik geen onevenredig grote verkeersbelasting op aangrenzende wegen en paden mag plaatsvinden;
e. het parkeren op eigen terrein en binnen het bouwvlak plaatsvindt;
f. geen opslag van goederen, behorende bij het andere gebruik, in de openlucht plaatsvindt;
g. het andere gebruik qua aard en schaal past bij de specifieke kwaliteiten en schaal van de omgeving, met name op het gebied van visuele aspecten;
h. detailhandel in zelfgemaakte, -bewerkte, -gekweekte of -geteelde producten is toegestaan;
i. voor een kleinschalige camping, zoals bedoeld onder m, geldt dat:
1. de seizoenstandplaatsen uitsluitend binnen het bouwvlak of buiten het bouwvlak tot een afstand van maximaal 50 m van de bestaande bebouwing mag worden gesitueerd;
2. het bouwen van sanitaire ruimtes uitsluitend binnen het bouwvlak is toegestaan;
3. de openheid niet onevenredig wordt aangetast;
4. de omliggende agrarische bedrijven niet in hun bedrijfsvoering worden beperkt;
5. uitsluitend sprake is van recreatief nachtverblijf.
3.6.2
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1. ten behoeve van het realiseren van een kleinschalige biomassa-installatie, onder de voorwaarde dat:
a. de biomassa-installatie binnen het bouwvlak wordt gesitueerd;
b. de oppervlakte aan bebouwing niet meer mag bedragen dan 30 m2;
c. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 12 m.
3.6.3
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 ten behoeve van het realiseren van trekkershutten, onder de voorwaarde dat:
a. binnen de bestemming maximaal twee locaties mogen worden aangewezen als locatie voor trekkershutten;
b. per locatie maximaal 10 trekkershutten mogen worden gerealiseerd;
c. de oppervlakte per trekkershut niet meer mag bedragen dan 30 m2;
d. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 4 m;
e. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarde van het gebied.
f. er geen sprake is van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en de woonkwaliteit van nabij gelegen gronden en bouwwerken;
3.6.4
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1.3 ten behoeve van ondergeschikte detailhandel in zelfgemaakte, -bewerkte, -gekweekte of -geteelde agrarische producten uit de regio (landwinkel), onder de voorwaarde dat:
a. de detailhandel in de bestaande bedrijfsgebouwen plaatsvindt;
b. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 200 m2;
c. de agrarische functie van aangrenzende, niet bij het bedrijf behorende gronden en bebouwing niet mag worden belemmerd;
d. in vergelijking met het agrarische gebruik geen onevenredig grote verkeersbelasting op aangrenzende wegen en paden mag plaatsvinden;
e. het parkeren op eigen terrein en binnen het bouwvlak plaatsvindt;
f. het andere gebruik qua aard en schaal past bij de specifieke kwaliteiten en schaal van de omgeving, met name op het gebied van visuele aspecten.
3.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.7.1
Het is verboden ter plaatse van de gronden als bedoeld in lid 3.1 de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, te doen uitvoeren of te laten uitvoeren zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders:
a. het dempen, graven en vergraven van watergangen, waaronder mede begrepen het aanleggen van dammen;
b. het beplanten van gronden met bomen of andere houtopstanden;
c. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen met een oppervlakte van meer dan 100 m2;
d. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen binnen een afstand van 10 meter van de grens met de bestemming Bos, Natuur, Water - Natuur of Water;
e. het aanleggen van waterbassins en mestbassins buiten een bouwvlak voor zover deze niet zijn aan te merken als bouwwerken;
f. het afgraven en ophogen van de bodem;
g. het aanleggen van paardenbakken buiten een bouwvlak.
3.7.2
Het bepaalde in lid 3.7.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die uit het oogpunt van te beschermen belangen van ondergeschikte betekenis zijn, waaronder mede begrepen onderhoud en beheer van watergangen alsmede het beplanten van gronden met bomen of andere houtopstanden (erfbeplantingen) binnen het bouwvlak.
3.7.3
Een vergunning als bedoeld in lid 3.7.1 onder a tot en met f wordt uitsluitend verleend indien door de uit te voeren werkzaamheden geen onevenredige schade wordt of kan worden toegebracht aan de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarde dan wel de waterstaatkundige waarde van het gebied.
3.7.4
Een vergunning als bedoeld in lid 3.7.1 onder e en g wordt uitsluitend verleend indien:
a. de paardenbak, mestbassin of mest- of vloerplaat binnen een afstand van 50 meter van een bouwvlak is gelegen;
b. de omvang van de paardenbak niet meer bedraagt dan 20 m bij 40 m;
c. de paardenbak, vanaf de weg gezien, is gesitueerd achter de bebouwing;
d. er geen sprake is onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en de woonkwaliteit van nabij gelegen gronden en bouwwerken;
e. geen onevenredige schade wordt toegebracht aan de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarde dan wel de waterstaatkundige waarde van het gebied.
3.7.5
Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van de beoordeling van een aanvraag om een vergunning als bedoeld in lid 3.7.1 advies inwinnen bij een landschapsdeskundige.
3.8 Wijzigingsbevoegdheid
3.8.1
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen, indien de wijziging betrekking heeft op het toevoegen van een bouwvlak ten behoeve van een nieuw agrarisch bedrijf met een oppervlakte van ten hoogste 1,5 ha onder de voorwaarde dat:
1. door een onafhankelijke agrarische deskundige is aangetoond, dat het om in potentie een volwaardig agrarisch bedrijf gaat;
2. de oppervlakte van het bouwvlak wordt afgestemd op de gewenste bedrijfsomvang;
3. de bebouwing zoveel mogelijk geconcentreerd op het perceel wordt gebouwd;
4. door het nieuwe bedrijf geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van in de nabijheid gelegen bestaande agrarische bedrijven, onder meer door het aanhouden van, mede uit een oogpunt van milieuhygiëne, voldoende afstand tussen bouwvlakken van twee afzonderlijke bedrijven.
5. door het nieuwe bedrijf geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarde van het gebied;
6. in overleg met het waterschap zorg wordt gedragen voor voldoende watercompensatie; uitgangspunt daarbij is dat minimaal 10% van de oppervlakte van het bouwvlak wordt gecompenseerd in de vorm van open water.
3.8.2
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming ter plaatse van een agrarisch bedrijf te wijzigen ten behoeve van de bouw van één of meer burgerwoningen onder de voorwaarde dat:
a. de bedrijfsactiviteiten van het betreffende agrarisch bedrijf zijn beëindigd;
b. voor volwaardige bedrijven wordt aangetoond dat de agrarische functie ter plaatse niet kan worden vervuld, hetgeen mede moet blijken uit een daaromtrent uit te brengen advies door een onafhankelijke agrarisch deskundige;
c. de opstallen van het betreffende agrarisch bedrijf volledig worden gesloopt, eventueel met uitzondering van de bedrijfswoning en een behoudenswaardige, aan de woning gebouwde schuur;
d. gebouwen ter plaatse van de aanduidingen 'karakteristiek' en 'monument' niet mogen worden gesloopt;
e. voor de sloop of sanering op één of meerdere percelen van iedere 1000 m2 gebouwen (geen kassen zijnde) of iedere 5000 m2 kassen één woning mag worden teruggebouwd;
f. het aantal nieuwe woningen per locatie maximaal drie bedraagt;
g. de inhoud van een woning niet meer mag bedragen dan 650 m³;
h. de goothoogte van een woning niet meer mag bedragen dan 4 m;
i. de eventueel aanwezige bedrijfswoning wordt gewijzigd in een burgerwoning.
j. de woningen uit milieuhygiënisch oogpunt geen belemmeringen met zich mee brengen voor de bedrijfsvoering van de omliggende agrarische bedrijven;
k. de te slopen gebouwen of kassen zijn opgericht voor 1 januari 2003;
l. de woning(en) voldoen aan het bepaalde in de bestemming "Wonen" van de regels van het bestemmingsplan Buitengebied;
m. de verschijningsvorm van de nieuw te bouwen woning past binnen, dan wel geen onevenredige afbreuk doet aan de karakteristiek van het buitengebied;
n. voldaan wordt aan de Wet geluidhinder;
o. in het wijzigingsplan een verantwoording is opgenomen ten aanzien van beleid en wetgeving rond externe veiligheid, geurhinder en hoogspanningsverbindingen.
3.8.3
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming van de gronden gelegen binnen een bouwvlak te wijzigen, bij algehele bedrijfsbeëindiging van agrarische bedrijven, ten behoeve van één of meer van de volgende functies in categorie 1 of 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten of categorie 3 indien de activiteit qua aard en schaal gelijk is te stellen aan categorie 2 (zie bijlage):
Onder de voorwaarde dat:
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
5.1 Bestaande afwijkingen
5.2 Aangrenzende terreinen
Het is verboden enig terrein of bouwperceel zodanig te bebouwen, dat daardoor op een aangrenzend terrein, bouwvlak of bouwperceel een toestand zou ontstaan, die aldaar niet meer met de regels van dit plan zou overeenstemmen, of voor zover er reeds aldaar een afwijking van de regels bestaat, zodanig te bebouwen, dat deze afwijking zou worden vergroot.
5.3 Overschrijding bouwgrenzen
De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door:
Artikel 6 Algemene aanduidingsregels
6.1 Karakteristieke bouwwerken
6.1.1
Het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' bouwwerken te slopen zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders.
6.1.2
Het bepaalde in lid 6.1.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die uit het oogpunt van te beschermen belangen van ondergeschikte betekenis zijn.
6.1.3
Een vergunning als bedoeld in lid 6.1.1 wordt uitsluitend verleend indien geen onevenredige schade wordt toegebracht cultuurhistorische waarde van de bebouwing.
6.1.4
Burgemeester en wethouders winnen ten behoeve van de beoordeling van een aanvraag om een vergunning als bedoeld in lid 6.1.1 advies in bij de gemeentelijke monumentencommissie en welstandscommissie.
6.2 Veiligheidszone - externe veiligheid
Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - externe veiligheid' mogen geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten worden gebouwd.
Artikel 7 Algemene gebruiksregels
Artikel 8 Algemene afwijkingsregels
Het bevoegd gezag kan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is - bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor:
De omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
Artikel 9 Algemene wijzigingsregels
9.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen
Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
10.1 Overgangsrecht bouwwerken
Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:
10.2 Overgangsrecht gebruik
Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:
Deze regels worden aangehaald onder de naam 'Regels van het bestemmingsplan Oudelandsedijk 2 Sommelsdijk Armenweg 2 Nieuwe-Tonge '.