Bestemmingsplan ´ Sint Elizabethstraat 17-19 Herkingen’, gemeente Goeree-Overflakkee
Regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelbepaling
Artikel 7 Algemene aanduidingsregels
Artikel 8 Algemene afwijkingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Vastgesteld maart 2023
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan
het bestemmingsplan ´Sint Elizabethstraat 17-19 Herkingen´ met identificatienummer NL.IMRO.1924.HRKStElizabeth19-BP30 van de gemeente Goeree-Overflakkee
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).
1.3 aan- en uitbouw:
een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.
1.4 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.5 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.6 aaneengebouwd:
bebouwing welke wordt gekenmerkt door een rij van minimaal drie aan elkaar gebouwde hoofdgebouwen.
1.7 achtererfgebied:
erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen.
1.8 ander bouwwerk:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde.
1.9 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.10 bebouwingsgebied:
achtererfgebied alsmede de grond onder het hoofdgebouw, uitgezonderd de grond onder het oorspronkelijk hoofdgebouw.
1.11 bed & breakfast:
het bieden van recreatief nachtverblijf, kortdurend, in de vorm van logies al dan niet met ontbijt, binnen een oorspronkelijk voor een andere functie gebouwd (deel van een) hoofdgebouw, aan- of uitbouw of bijgebouw.
1.12 bedrijf:
elke onderneming of gedeelte van een onderneming, welke een organisatorisch zelfstandige eenheid vormt en als zodanig gericht is op de productie of de afzet van goederen of de verlening van diensten; organisatorisch zelfstandige eenheden als hier bedoeld, welke door of vanwege de overheid worden geleid, worden voor de toepassing van deze voorschriften eveneens als bedrijf aangemerkt.
1.13 bedrijfsmatige activiteiten (in of bij een woning):
het bedrijfsmatig verlenen van diensten - geen detailhandelsbedrijf zijnde - en ambachtelijke bedrijvigheid geheel of overwegend door middel van handwerk, waarbij de aard (voor wat betreft milieuplanologische hinder) en omvang van de bedrijfsactiviteiten zodanig is dat deze activiteiten in een woning kunnen worden uitgeoefend en de activiteiten geen onevenredige afbreuk doen aan het woon- en leefmilieu in de directe omgeving, zoals een kapper, bloemschikker en meubelmaker.
1.17 bedrijfsvloeroppervlakte:
de totale vloeroppervlakte van een bedrijf met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.
1.15 beeldende kunst:
door kunst voortgebrachte objecten, zoals schilderijen en beelden.
1.16 begane grond:
de bouwlaag van een gebouw die ter hoogte van het maaiveld is gelegen, waarop in de meeste gevallen de hoofdtoegang van het gebouw is gesitueerd, en waaronder zich een kruipruimte, kelder of souterrain kunnen bevinden.
1.17 beroepsmatige activiteiten (in of bij een woning):
het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, medisch, juridisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen beroep dat door zijn aard en omvang in een woning kan worden uitgeoefend en dat geen onevenredige afbreuk doet aan het woon- en leefmilieu in de directe omgeving, zoals een advocaat, belastingconsulent, dierenarts, fysiotherapeut, huisarts, interieurarchitect, juridisch adviseur, kunstenaar, medisch specialist, notaris, psycholoog, registeraccountant, stedenbouwkundige, tandarts, tolk/vertaler.
1.18 bestaand:
1.19 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen:
de afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.20 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak.
1.21 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.22 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.23 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak.
1.24 bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke hoogte of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd en dat een oppervlakte beslaat van meer dan 50% van het grondvlak van het hoofdgebouw, met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.
1.25 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.26 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.27 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.28 bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.
1.29 bijgebouw:
een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.
1.30 carport/overkapping:
een dakconstructie vrijstaand zonder wanden dan wel aan maximaal drie zijden begrensd door de gevels van belendende gebouwen.
1.31 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, horecadoeleinden en een maaltijdafhaalcentrum worden hier niet onder begrepen.
1.32 duurzaam gemeenschappelijke huishouding
Een vaste groep van personen tussen wie een duurzame band bestaat die het enkel gezamenlijk bewonen van bepaalde woonruimte te boven gaat en die de bedoeling heeft bestendig voor onbepaalde tijd een huishouden te vormen, waarbij sprake is van een samenlevingswens tussen de personen die niet overwegend wordt bepaald door de beslissing om de betrokken woonruimte te delen.
1.33 eerste bouwlaag:
de bouwlaag op de begane grond.
1.34 erf:
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden.
1.35 erker:
hoekige of ronde aan- of uitbouw aan een gevel.
1.36 functie:
doeleinden ten behoeve waarvan gebruik van gebouwen en/of gronden of aangewezen delen daarvan is toegestaan.
1.37 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.38 geschakeld:
bebouwing waarbij het hoofdgebouw niet grenst aan een ander hoofdgebouw maar waarbij het hoofdgebouw door een bijgebouw is geschakeld aan een ander hoofdgebouw.
1.39 hoofdgebouw:
een gebouw of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
1.40 hoofdverblijf
Een gebouw of een deel van een gebouw dat fungeert als de vaste verblijfplaats van een persoon, hetgeen blijkt uit de basisregistratie personen (BRP).
1.41 huishouden
Een alleenstaande of twee of meer personen die een duurzaam gemeenschappelijke huishouding (willen) voeren.
1.42 kantoor- en/of praktijkruimte:
een ruimte welke door aard en indeling kennelijk is bestemd om uitsluitend of in hoofdzaak dienstig te zijn tot het verrichten van administratieve, medische en/of ontwerptechnische arbeid.
1.43 kelder:
een geheel ondergronds gelegen ruimte, die is gesitueerd onder een bijbehorend bovengronds bouwwerk.
1.44 kunstwerk:
voorziening ten behoeve van de infrastructuur.
1.45 motorvoertuig
Gemotoriseerd voertuig, niet zijnde een bromfiets, snorfiets, invalidenvoertuig of tram.
1.46 ondergeschikte functie:
functie die ondergeschikt is aan de hoofdfunctie.
1.47 onderkomen:
voor verblijf van de mens geschikte, al dan niet aan hun bestemming onttrokken voer- of vaartuigen, kampeermiddelen, loodsen, keten en soortgelijke verblijfsmiddelen, voor zover deze niet als bouwwerken zijn aan te merken.
1.48 opslag:
het bewaren van goederen, waaronder agrarische producten, materialen en stoffen zonder dat ter plaatse sprake is van productie, bewerking, verwerking, handel en/of activiteiten van administratieve aard.
1.49 parkeerbehoefte
Het aantal benodigde parkeerplaatsen per eenheid van een functie in een gebied.
1.8 parkeergelegenheid
Een plek in het openbaar gebied of op eigen grond waar iemand zijn of haar motorvoertuig/(brom)fiets mag parkeren, dit kan zowel betaald als onbetaald zijn.
1.50 peil:
1.51 souterrain:
een bijzondere bouwlaag die [grotendeels] beneden het begane grondniveau van een gebouw is gelegen.
1.52 straatmeubilair:
bouwwerken ten behoeve van al dan niet openbare (nuts)voorzieningen, zoals:
1.53 twee-aaneen:
bebouwing in halfvrijstaande en/of geschakelde hoofdgebouwen, waarvan het hoofdgebouw aan maximaal één zijde grenst aan een ander hoofdgebouw en daardoor aan één zijde in de perceelsgrens is gebouwd.
1.54 voorgevel:
de gevel van een gebouw, welke als belangrijkste is aan te merken.
1.55 voorgevelrooilijn:
de lijn waarin de voorgevel van het hoofdgebouw is gelegen, alsmede het verlengde daarvan.
1.56 vrijstaand:
bebouwing waarbij de hoofdgebouwen aan beide zijden niet in de perceelsgrens zijn gebouwd.
1.57 wonen:
De huisvesting van één duurzaam huishouden dat het hoofdverblijf houdt op één dezelfde locatie gedurende tenminste 2/3 deel van een aaneengesloten periode van 6 maanden.
1.58 woning:
Een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk duurzaam huishouden als hoofdverblijf.
2.1 afstand tot de zijdelingse perceelsgrens:
de kortste afstand van het verticale vlak in de zijdelingse perceelsgrens tot enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk.
2.2 bebouwde oppervlakte van een bouwperceel:
de oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige bouwwerken tezamen.
2.3 goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.4 hoogte van de eerste bouwlaag:
wordt gemeten 0,30 m boven de vloer van de eerste verdieping van de woning.
2.5 inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.6 bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde.
2.7 oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1 Algemeen
De voor ‘Tuin’ aangewezen gronden zijn bestemd voor bij woningen behorende tuinen, dan wel voor onbebouwde erven, toegangspaden tot de gebouwen, parkeren en andere verhardingen, met de daarbij behorende andere bouwwerken alsmede voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding.
3.2 Bouwregels
Ten aanzien van de in lid 3.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat:
3.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen geldt de volgende bepaling:
3.2.2 Andere bouwwerken
Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
3.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2 onder a ten behoeve van de bouw van een erker/entreeportaal aan de voorgevel, alsmede de zijgevel, voor zover gelegen aan de openbare weg, van een hoofdgebouw binnen de aangrenzende bestemming ‘Wonen’, met dien verstande dat:
4.1 Bestemmingsomschrijving
4.1.1 Algemeen
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
4.1.2 Ondergeschikte functies
4.2 Bouwregels
Ten aanzien van de in lid 4.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, met dien verstande dat:
4.2.1 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:
4.2.2 Bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen
Voor het bouwen van bijgebouwen, aan- en uitbouwen en overkappingen gelden de volgende bepalingen:
4.2.3 Andere bouwwerken
Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
4.3 Specifieke gebruiksregels
4.3.1 Bewoning door één huishouden
Het is verboden om het gebruik van gronden en bouwwerken te wijzigen door:
4.3.2 Afwijken bewoning door één huishouden
Bij omgevingsvergunning kan door burgemeester en wethouders worden afgeweken van lid 4.3.1, indien:
4.3.3 Beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis
Het gebruik van hoofdgebouwen alsmede aan- en uitbouwen en bijgebouwen voor beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten aan huis (waaronder bed & breakfast) is toegestaan als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
4.3.4 Voldoende parkeergelegenheid
4.4 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bebouwing indien dit noodzakelijk is:
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
6.1 Overschrijding bouwvlakken / bestemmingsgrenzen ondergeschikte bouwdelen
6.1.1 Toepassing
De in deze regels opgenomen bepalingen ten aanzien van bouwgrenzen zijn niet van toepassing voor wat betreft overschrijdingen met betrekking tot:
6.1.2 Afwijking
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.1.1 voor het overschrijden van de aangegeven bouwgrenzen met ten hoogste 1,5 m, indien het overige ondergeschikte bouwdelen betreft, zoals:
6.2 Vlaggenmasten, antennemasten en schoorstenen
Vlaggenmasten, antennemasten, schoorstenen en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen, die deel uitmaken van een gebouw, mogen de voor dat gebouw toegestane maximale bouwhoogte met niet meer dan 5 m overschrijden.
6.3 Dakopbouwen t.b.v. noodtrappen, luchtbehandelings- en liftinstallaties
Dakopbouwen ten behoeve van noodtrappen, luchtbehandelings- en liftinstallaties mogen niet hoger zijn dan 3,5 m en mogen geen grotere oppervlakte hebben dan 40% van de vloeroppervlakte van de bovenste laag van het gebouw, waarop zij worden geplaatst.
6.4 Onderkeldering
6.4.1 Bouwregels
De planregels inzake de toelaatbaarheid, de aard, de omvang en de situering van gebouwen zijn in geval van ondergrondse bouw van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat deze uitsluitend is toegestaan met inachtneming van de volgende voorwaarden:
6.4.2 Afwijking
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.4.1 ten behoeve van ondergrondse bouw buiten de oppervlakte van bovengronds gelegen gebouwen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
6.5 Bestaande afwijkende maatvoering
Met betrekking tot bestaande maten geldt het volgende:
Artikel 7 Algemene aanduidingsregels
7.1 Molenbiotoop
7.1.1 Molenbiotoop 100 m
Op de gronden gelegen binnen de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop 100m' gelden voor het oprichten van bouwwerken en beplantingen de volgende regels:
Op de gronden gelegen binnen de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop 400m' gelden voor het oprichten van bouwwerken en beplantingen de volgende regels:
7.1.3 Afwijken molenbiotoop
Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 7.1.1 en 7.1.2 ten behoeve van het oprichten van gebouwen en andere bouwwerken, in die situaties waarin geen belangrijke zichtlijnen aanwezig zijn en/of vrije windvang reeds beperkt is, mits het zicht en/of vrije windvang niet verder beperkt worden. Het bevoegd gezag wint ten behoeve van besluitvorming omtrent afwijking schriftelijk advies in bij een deskundige instantie zoals bijvoorbeeld Vereniging De Hollandsche Molen.
Artikel 8 Algemene afwijkingsregels
8.1 Afwijkingen
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van:
8.2 Voorwaarden voor afwijken
De onder lid 7.1 genoemde omgevingsvergunningen kunnen uitsluitend verleend worden mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
HOOFDSTUK 4 Overgangs- en slotregels
9.1 Overgangsrecht bouwwerken
9.2 Overgangsrecht gebruik
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan ´Sint Elizabethstraat 17-19 Herkingen van de gemeente Goeree-Overflakkee.