Inhoud
Artikel 4 Anti-dubbeltelbepaling
Artikel 6 Algemene
bouwregels m.b.t. ondergronds bouwen
Artikel 7 Algemene
gebruiksregels
Artikel 8 Algemene
afwijkingsregels
Hoofdstuk
4 Overgangs-
en slotregels
1.1 plan:
het bestemmingsplan Tsjûkemarwei 2, Sint Nicolaasga;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch
bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1921.BPSNC13TSJUKEMARW2-VA01, met de bijbehorende regels en bijlagen;
1.3 aanbouw/uitbouw:
een aan het (hoofd)gebouw aanwezig bouwwerk dat
ruimtelijk ondergeschikt is aan dat (hoofd)gebouw, waarbij de ruimtelijke
ondergeschiktheid tot uitdrukking komt door de situering en/of de afmetingen
van het gebouw;
1.4 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee
gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten
aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.5 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak
betreft;
1.6 aan-huis-verbonden beroep:
een dienstverlenend beroep, dat in een woning wordt
uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en
dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in
overeenstemming is;
1.7 aan huis verbonden kleinschalige
bedrijfsactiviteiten:
het
verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke -geheel of
overwegend door middel van handwerk uit te oefenen- bedrijvigheid, waarbij de
woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende
bedrijfsactiviteiten een ruimtelijke uitstraling hebben die in overeenstemming
is met de woonfunctie;
1.8 afhankelijke woonruimte:
een vrijstaand bijgebouw dat qua ligging een
ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de
huishouding uit oogpunt van mantelzorg gehuisvest is;
1.9 achtererf:
erf aan de achterkant van het hoofdgebouw tot aan de
achterste bouwperceelgrens;
1.10 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen
zijnde;
1.11 bebouwingspercentage:
een in het bestemmingsplan aangegeven percentage, dat
de grootte van het deel van een terrein aangeeft dat maximaal mag worden
bebouwd;
1.12 bed and breakfast:
een kleinschalige aan de woonfunctie ondergeschikte
accommodatie voor uitsluitend logies en ontbijt, die geschikt is voor maximaal
vier personen, verdeeld over maximaal twee slaapkamers en is bedoeld voor
doorstroom in de recreatieve verhuur;
1.13 bedrijf:
inrichting voor de bedrijfsmatige uitoefening van
industrie, ambacht, handel, vervoer of nijverheid;
1.14 bedrijfswoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein,
kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens
huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein,
noodzakelijk is;
1.15 beperkt kwetsbaar object:
een object waarvoor ingevolge het Besluit externe
veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is
bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;
1.16 bestaand(e):
het gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding
van het bestemmingsplan aanwezig is en/of bebouwing die op dat tijdstip
aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een
omgevingsvergunning;
het onder 1 bedoelde geldt niet voor zover sprake was
van strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan daaronder mede begrepen
het overgangsrecht van het bestemmingsplan, of een andere planologische
procedure;
1.17 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.18 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.19 bijgebouw:
een vrijstaand gebouw, behorende bij een op hetzelfde
bouwperceel gelegen (hoofd)gebouw, dat in ruimtelijk opzicht ondergeschikt is
aan dat (hoofd)gebouw;
1.20 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten,
vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk (alsmede het geheel
of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en vergroten van een
standplaats);
1.21 bouwgrens:
een grens van een bouwvlak;
1.22 bouwperceel:
een aaneengesloten
stuk grond waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende
bebouwing is toegelaten;
1.23 bouwperceelgrens:
een grens van een
bouwperceel;
1.24 bouwvlak:
een geometrisch
bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde
gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
1.25 bouwwerk:
elke constructie van
enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct
hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun
vindt in of op de grond;
1.26 dienstverlenend bedrijf:
een bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden
bestaan uit het verlenen van administratieve, boekhoudkundige c.q. financiële,
organisatorische, zakelijke en/of maatschappelijke diensten aan derden,
waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio's,
kantoren en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen,
evenwel met uitzondering van detailhandel als hoofdactiviteit, een
garagebedrijf en een seksinrichting;
1.27 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder
begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen
aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders
dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.28 e-commerce:
het verhandelen van goederen aan particulieren,
waarbij het contact met die particulieren uitsluitend verloopt via post, fax,
telefoon, e-mail of internet, waardoor geen handelswaren op het bedrijf worden
aangeprezen en uitgestald ten verkoop en waarbij het (bedrijfs)pand de
ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de binnen de bestemming
toegelaten bedrijvigheid, met dien verstande dat goederen wel en slechts ter plekke
kunnen worden afgehaald;
1.29 erf:
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan,
dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht
ten dienste van het gebruik van dat gebouw, voor zover het bestemmingsplan deze
die inrichting niet verbiedt;
1.30 erker:
een
hoek- of rondvormig uitgebouwd deel van een hoofdgebouw, bouwkundig bestaande
uit een “lichte” constructie met een overwegend transparante uitstraling;
1.31 gebouw:
elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke,
overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.32
geluidsgevoelige objecten:
woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen, zoals
bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder;
1.33
geluidzoneringsplichtige inrichting:
een inrichting bij welke ingevolge de Wet geluidhinder
rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidzone moet
worden vastgesteld;
1.34 hogere
waarde:
een maximale waarde voor de geluidbelasting, die hoger
is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden
vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder, c.q. het Besluit grenswaarden
binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones
langs wegen en/of het Besluit geluidhinder spoorwegen;
1.35
hoofdgebouw:
een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het
belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;
1.36 kantoor:
een gebouw, dat dient voor de uitoefening van
administratieve, boekhoudkundige c.q. financiële, organisatorische en/of
zakelijke dienstverlening – niet zijnde detailhandel – al dan niet met een
(publiekgerichte) baliefunctie;
1.37 kap:
een dak met een zekere helling;
1.38 kwetsbaar
object:
een object waarvoor ingevolge het Besluit externe
veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand
is bepaald, die in acht moet worden genomen;
1.39
lessenaarsdak:
een eenzijdige kapconstructie waarbij het hoogste punt
over de gehele, of nagenoeg de gehele lengte in één gevel is gelegen;
1.40
maatschappelijke voorzieningen:
educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele,
levensbeschouwelijke voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van
overheidsdienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en ondergeschikte
horeca ten dienste van deze voorzieningen;
1.41 mantelzorg:
het op basis van vrijwilligheid en buiten
organisatorisch verband bieden van zorg aan een persoon uit het sociale netwerk
die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak;
1.42
nutsvoorzieningen:
voorzieningen ten behoeve van de telecommunicatie en
de gas-, water- en electriciteitsdistributie, alsmede soortgelijke
voorzieningen van openbaar nut;
1.43
ondergeschikte tak:
een ondergeschikt bestanddeel van de totale
bedrijfsomvang van een agrarisch bedrijf, zoals een intensieve tak veehouderij;
1.44
overkapping:
elk bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte
ruimte vormt zonder, dan wel met ten hoogste één wand;
1.45 peil:
–
voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst de
hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
–
voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst de
bouwhoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van
de bouw;
–
voor een bouwwerk dat in, op of over het water wordt gebouwd het NAP -0,52
m;
1.46 perifere detailhandel:
detailhandel die qua volumineuze aard van de goederen,
gevaar en hinder of dagelijkse bevoorrading niet meer goed inpasbaar is in de
bestaande winkelcentra, waaronder uitsluitend worden begrepen:
–
detailhandel in brandbare of explosiegevaarlijke stoffen;
–
detailhandel in auto's, boten, caravans en tenten, keukens, badkamers,
meubelen,
–
bouwmaterialen, landbouwwerktuigen, tuincentra, plant- en
dierbenodigdheden,
–
fietsen en autoaccessoires;
–
detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit van industrie en ambacht in
ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen;
1.47 permanente
bewoning:
gebruik van een recreatiewoning als feitelijk
hoofdverblijf;
1.48
productiegebonden detailhandel:
detailhandel in goederen die ter plaatse worden
vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de
detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;
1.49 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van
seksuele handelingen voor of met een ander tegen vergoeding;
1.50
prostitutiebedrijf:
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte
waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie
wordt verricht. Onder een prostitutiebedrijf wordt in ieder geval verstaan: een
erotische massagesalon, een sekstheater, een bordeel of een parenclub, of een
daarmee gelijk te stellen bedrijf, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.51 recreatief medegebruik:
een
recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de
bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;
1.52 relatie:
een figuur dat twee afzonderlijk weergegeven delen van
een bouwperceel met elkaar verbindt, zodanig dat voor toepassing van de regels
sprake is van één bouwperceel;
1.53 risicovolle
inrichting:
een inrichting bij welke een grenswaarde, een
richtwaarde voor het risico c.q. een veiligheidsafstand moet worden aangehouden
bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare
objecten;
1.54 serre:
een
overwegend transparante uitbouw vervaardigd in een lichte constructie in één
bouwlaag aan een hoofdgebouw, waarbij de serre verbonden is met het
hoofdgebouw, en onderdeel van het hoofdgebouw uitmaakt;
1.55 voorgevel:
de
naar de weg gekeerde gevel(s) van een (hoofd)gebouw of, indien het een gebouw
betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die kennelijk als
zodanig zal worden aangemerkt;
1.56 voorkeurgrenswaarde:
de bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale
waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, zoals deze
rechtsreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit
geluidhinder;
1.57 woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de
huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
2.1 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot
aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering
van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar aard
daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.2 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot
aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk
te stellen constructiedeel.
2.3 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde
van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de
scheidingsmuren) en de buitenzijde van de daken en dakkapellen.
2.4 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de
buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts
geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter
plaatse van het bouwwerk.
2.5 de dakhelling:
langs het dakvlak ten
opzichte van het horizontale vlak.
2.6 de afstand tot de (zijdelingse) grens van een
bouwperceel:
vanaf enig punt van
een bouwwerk tot de (zijdelingse) grens van een bouwperceel.
2.7 lessenaarsdak:
in afwijking van het bepaalde in lid 2.1 en
2.2 wordt bij een woning met een lessenaarsdak het hoogste punt van het dak
aangemerkt als bouwhoogte en het laagste punt van de goot c.q. de druiplijn,
het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel als goothoogte.
3.1 Bestemmingsomschrijving
De op de kaart voor Kantoor
aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a.
gebouwen ten behoeve van:
1.
kantoren;
2.
een in- of aanpandige bedrijfswoning;
met daaraan ondergeschikt:
b.
parkeervoorzieningen;
c.
groenvoorzieningen;
d.
nutsvoorzieningen;
e.
wegen, straten en paden;
f.
water;
met de daar bijbehorende:
g.
tuinen, erven en terreinen;
h.
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2. Bouwregels
3.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van de in
lid 3.1, sub a genoemde gebouwen gelden de volgende bepalingen:
a.
de gebouwen mogen uitsluitend binnen het op de
verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd;
b.
het bebouwingspercentage zal ten hoogste het op
de verbeelding aangegeven percentage bedragen;
c.
de bouw- en goothoogte mag maximaal de op de
verbeelding aangegeven hoogte bedragen;
d.
de bedrijfswoning uitsluitend in- of aanpandig
mag worden gebouwd;
e.
de oppervlakte van een in- of aanpandige woning
zal ten hoogste 150m² bedragen;
3.2.3 Bouwwerken,
geen gebouw zijnde
Voor het bouwen van
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
a.
de hoogte van vlaggenmasten mag maximaal 8,00
meter bedragen;
b.
de hoogte van de overige bouwwerken, geen
gebouwen zijnde,
zal
ten hoogste 5,00 m bedragen.
3.3. Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders
kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing,
ten behoeve van:
a.
een goede woonsituatie;
b.
een goede milieusituatie;
c.
de sociale veiligheid;
d.
de verkeersveiligheid;
e.
de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende
gronden.
3.4 Gebruiksregels
Tot
een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in 3.1. wordt in ieder
geval gerekend:
- het gebruik van een bedrijfswoning als zelfstandige
woning.
Grond die eenmaal in
aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is
gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere
bouwplannen buiten beschouwing.
5.1 Overschrijding
bouwgrenzen
Bij
de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of
bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters,
kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en
kroonlijsten en overstekende daken, alsmede erkers over maximaal de halve
gevelbreedte, ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen buiten beschouwing
gelaten mits:
–
de bouw- dan wel
bestemmingsgrens met niet meer dan 1,50m wordt overschreden.
5.2 Plaatselijke
verhogingen
Bij
de toepassing van het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van
gebouwen worden plaatselijke verhogingen als schoorstenen, luchtkokers,
liftkokers en lichtkappen, buiten beschouwing gelaten, mits:
a.
de oppervlakte
per plaatselijke verhoging niet meer dan 20m² bedraagt;
b.
de verhoging niet
leidt tot een bouwhoogte welke ten hoogste 1,25 maal de maximale bouwhoogte van
het betreffende gebouw bedraagt.
6.1 Ondergrondse
bouwwerken
Voor
het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden de volgende regels:
a.
ondergrondse
bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
b.
het oppervlak aan
ondergrondse bouwwerken mag niet meer bedragen dan het toegestane oppervlak aan
bouwwerken boven peil vermeerderd met 15m²;
c.
de ondergrondse
bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 3 meter onder peil,
met dien verstande dat een voorziening ten behoeve van de waterhuishouding tot
maximaal 6 meter onder peil gebouwd mag worden.
7.1 Gebruiksregels
Tot
een gebruik, strijdig met de gegeven bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
a.
het gebruik van
de bedrijfswoning als zelfstandige woning;
b.
het gebruik van
de gronden en bouwwerken ten behoeve van een prostitutiebedrijf;
c.
het gebruik van
de gronden als standplaats voor kampeermiddelen;
d.
de stalling en
opslag van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken voer-, vaar- of
vliegtuigen;
e.
het gebruik van
de gronden en bouwwerken voor de opslag van schroot, afbraak- en
bouwmaterialen, grond, bodemspecie en zandopslag en het storten van puin en
afvalstoffen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de
bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden.
8.1 Afwijkingsregels
Mits
geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de
woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie,
de natuurlijke c.q. ecologische waarden en de gebruiksmogelijkheden van
aangrenzende gronden c.q. bouwwerken, kan met een omgevingsvergunning worden
afgeweken van:
a.
de bij recht in
de regels gegeven maten, afmetingen en percentages, tot ten hoogste 10% van die
maten, afmetingen en percentages;
b.
de regels ten
aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in die zin dat
de bouwhoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot ten
hoogste 10,00m;
c.
de regels in die
zin dat gebouwen ten behoeve van de openbare voorzieningen en/of de
telecommunicatie worden gebouwd, mits:
1.
de bruto vloeroppervlakte
ten hoogste 50m² bedraagt;
2.
het gebouw uit
ten hoogste een bouwlaag bestaat;
3.
de bouwhoogte ten
hoogste 5,00m bedraagt.
9.1 Uitsluiting
aanvullende werking Bouwverordening
De
voorschriften van de Bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van
stedebouwkundige aard blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9, lid 2
van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende
onderwerpen:
a.
de bereikbaarheid
van gebouwen voor wegverkeer;
b.
de bereikbaarheid
van gebouwen voor gehandicapten;
c.
het bouwen bij
hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
d.
de
parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
e.
de ruimte tussen
bouwwerken.
10.1 Overgangsrecht bouwwerken
1.
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het
bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd
krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag,
mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
a.
gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
b.
na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden
vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt
gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan.
2.
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid en omgevingsvergunning
verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het
eerste lid met maximaal 10%.
3.
Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar
bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd
zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder
begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
10.2 Overgangsrecht gebruik
1.
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip
van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag
worden voortgezet.
2.
Het is verboden
het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te
veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdige gebruik, tenzij
door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
3.
Indien het
gebruik, bedoeld in het eerste lid, na de inwerkingtreding van het plan voor een
periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik
daarna te hervatten of te laten hervatten.
4.
Het eerste lid is
niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen
geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat
plan.
Deze
regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan Tsjûkemarwei 2,
Sint Nicolaasga'.