Artikel 3 Recreatie - Verblijfsrecreatie
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Recreatie – Verblijfsrecreatie’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
bedrijfsmatige exploitatie van een recreatiebedrijf;
-
standplaatsen voor vaste kampeermiddelen en recreatiewoningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “kampeerterrein”, met dien verstande dat:
-
het aantal standplaatsen voor vaste kampeermiddelen en het aantal recreatiewoningen gezamenlijk niet meer dan 43 mag bedragen;
-
het aantal recreatiewoningen niet meer dan 5 mag bedragen;
-
uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van recreatie - jaarrond openstelling” de kampeermiddelen en recreatiewoningen jaarrond ten behoeve van recreatieve bewoning mogen worden gebruikt;
-
beheer- en sanitaire voorzieningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”;
-
1 bedrijfswoning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”, al dan niet in combinatie met aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven, mits:
-
niet meer dan 1/3 deel van het totale oppervlak van de woning, inclusief aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen, met een maximum van 120 m², voor de uitoefening van het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf wordt gebruikt;
-
alleen activiteiten worden uitgevoerd die niet meldingplichtig zijn in het kader van de milieuwetgeving en die genoemd zijn in de bijlage bij deze regels, dan wel naar aard en invloed daarmee gelijk te stellen zijn;
-
geen overwegende hinder wordt of kan worden toegebracht aan het woon- en leefmilieu;
-
geen onevenredige hinder wordt of kan worden toegebracht aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het niet zodanige verkeersaantrekkende activiteiten betreft die verkeersoverlast veroorzaken of die verkeersmaatregelen, waaronder extra parkeervoorzieningen, noodzakelijk maken;
-
er geen reclame-uitingen groter dan 0,5 m² bij of aan de woning worden geplaatst, met een maximum aantal van 1, onder de voorwaarde dat deze niet verlicht mag zijn;
-
degene die het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf uitoefent, tevens de bewoner van de woning is;
-
er geen activiteiten ten aanzien van een horecabedrijf of een seksinrichting worden uitgeoefend;
-
er geen detailhandel plaatsvindt, anders dan ondergeschikte detailhandel;
-
buitenopslag ten behoeve van de activiteit uitsluitend is toegestaan binnen de grenzen van het achtererfgebied,
met de daarbij behorende:
-
groenvoorzieningen, met dien verstande dat rondom het kampeerterrein dient te zijn voorzien in een goede landschappelijke inpassing, overeenkomstig het bepaalde in hoofdstuk 3 van de toelichting bij het bestemmingsplan;
-
verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
waterlopen en waterpartijen.
3.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van vaste kampeermiddelen en recreatiewoningen gelden de volgende regels:
-
voordat wordt begonnen met het verplaatsen/vervangen/bouwen van de stacaravans, chalets en huisjes die op de kaart, die als bijlage 2 bij deze regels is opgenomen, zijn genummerd van 1 tot en met 5, dient een groenblijvende afscheiding te worden gerealiseerd op de gronden die op de kaart, die als bijlage 2 bij deze regels is opgenomen, zijn aangegeven als “groenafscheiding”. Deze groenstrook heeft een hoogte van minimaal 1,8 m;
-
vaste kampeermiddelen en recreatiewoningen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding “kampeerterrein”;
-
het aantal vaste kampeermiddelen en recreatiewoningen gezamenlijk mag niet meer dan 43 bedragen, met inachtneming van het bepaalde in lid 3.1, sub a;
-
het aantal recreatiewoningen mag niet meer dan 5 bedragen;
-
per standplaats is niet meer dan 1 vast kampeermiddel toegestaan;
-
de bouwhoogte van vaste kampeermiddelen mag niet meer dan 4 m bedragen;
-
de oppervlakte van een vast kampeermiddel mag niet meer dan 55 m² bedragen;
-
de bouwhoogte van een recreatiewoning mag niet meer dan 3,5 m bedragen;
-
de oppervlakte van een recreatiewoning mag niet meer dan 60 m² bedragen;
-
de afstand tussen 2 vaste kampeermiddelen, tussen 2 recreatiewoningen dan wel tussen een vast kampeermiddel en een recreatiewoning dient ten minste 5 m te bedragen, dan wel, uitsluitend voor bestaande vaste kampeermiddelen en bestaande recreatiewoningen, ten minste de bestaande afstand indien deze minder bedraagt, met dien verstande dat bij vervanging van een bestaand vast kampeermiddel of bestaande recreatiewoning de minimale afstand van 5 m in acht dient te worden genomen.
-
Voor het bouwen van bedrijfswoningen en gebouwen ten behoeve van beheer- en sanitaire voorzieningen gelden de volgende regels:
-
een bedrijfswoning mag uitsluitend binnen een bouwvlak op de gronden ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning” worden gebouwd;
-
gebouwen ten behoeve van beheer- en sanitair voorzieningen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak op de gronden ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning” worden gebouwd;
-
er mag niet meer dan 1 bedrijfswoning worden gebouwd;
-
de goot- en bouwhoogte van de bedrijfswoning en gebouwen ten behoeve van beheer- en sanitair voorzieningen mogen niet meer bedragen dan de ter plaatse van de aanduiding “minimale-maximale goot-, bouwhoogte (m) en dakhelling (graden)” aangegeven goot- en bouwhoogte;
-
de dakhelling van de bedrijfswoning en gebouwen ten behoeve van beheer- en sanitair voorzieningen dient ten minste de ter plaatse van de aanduiding “minimale-maximale goot-, bouwhoogte (m) en dakhelling (graden)” aangegeven dakhelling te bedragen.
-
Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
-
aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
-
in afwijking van het bepaalde onder 1 mag één uitbouw buiten het bouwvlak vóór de voorgevel van het hoofdgebouw worden gebouwd, met inachtneming van de volgende regels:
-
de diepte van de uitbouw mag ten hoogste 1,5 m bedragen;
-
de breedte van de uitbouw mag ten hoogste 60% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw bedragen;
-
de bouwhoogte bedraagt niet meer dan de hoogte van de bovenzijde van de afgewerkte vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw waaraan wordt aangebouwd;
-
de goothoogte van aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en aangebouwde overkappingen mag ten hoogste 3 m bedragen, dan wel niet meer dan de hoogte van de bovenzijde van de afgewerkte vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw voor zover het aan- en uitbouwen betreft, dan wel niet meer dan de bestaande goothoogte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen indien deze meer is;
-
de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen en vrijstaande overkappingen mag ten hoogste 3 m bedragen;
-
de bouwhoogte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag ten hoogste 6 m bedragen, waarbij de bouwhoogte in ieder geval 1 m lager is dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw;
-
een dakoverstek mag ten hoogste 0,5 m bedragen;
-
ondergronds bouwen is niet toegestaan.
-
Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van terrein- en erfafscheidingen mag niet meer dan 2 m bedragen;
-
de bouwhoogte van vlaggenmasten mag niet meer dan 6 m bedragen;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5 m bedragen.
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en Wethouders kunnen met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de milieusituatie;
-
het uitzicht van woningen van derden;
-
de verkeersveiligheid,
nadere eisen stellen aan de plaats van bebouwing.
3.4 Afwijken van de bouwregels
-
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2, sub c, onder 5 en toestaan dat de bouwhoogte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen ten hoogste 8 m mag bedragen, waarbij de bouwhoogte in ieder geval 1 m lager is dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw, mits:
-
de verhoging van de bouwhoogte niet leidt tot een onevenredige verslechtering van de bezonningssituatie van omliggende percelen;
-
de verhoging van de bouwhoogte niet zorgt voor een onevenredige inbreuk op de privacy bij omliggende percelen;
-
er vooraf een planschadeovereenkomst wordt ondertekend.
-
Bij het verlenen van een omgevingsvergunning zoals genoemd in sub a, mag er geen onevenredige aantasting plaatsvinden van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de milieusituatie;
-
het uitzicht van woningen van derden;
-
de verkeersveiligheid;
-
de woonsituatie.
3.5 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
-
het gebruik van gronden en bouwwerken, anders dan de bedrijfswoning, voor permanente bewoning;
-
het gebruik van gronden en bouwwerken voor seizoenshuisvesting;
-
het gebruik van bouwwerken ten behoeve van een bed&breakfast;
-
het gebruik van gronden en bouwwerken voor horeca en detailhandel, anders dan de in lid 3.1 onder de genoemde ondergeschikte detailhandel;
-
het gebruik van vaste kampeermiddelen en recreatiewoningen voor openstelling van meer dan 250 dagen per kalenderjaar, anders dan op de gronden ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van recreatie - jaarrond openstelling”;
-
het gebruik van bijgebouwen bij de bedrijfswoning als zelfstandige woning;
-
het gebruik van gebouwen als afhankelijke woonruimte.
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de milieusituatie;
-
het uitzicht van woningen;
-
de verkeersveiligheid,
bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.5, sub e en toestaan dat de gronden die niet zijn voorzien van de aanduiding “specifieke vorm van recreatie - jaarrond openstelling”, ten behoeve van jaarrond openstelling worden gebruikt.
