21.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen – Bijzonder woongebouw’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
woongebouwen, al dan niet in combinatie met verzorging en/ of verpleging en/ of maatschappelijke voorzieningen,
met de daarbij behorende:
-
tuinen, erven en terreinen;
-
groenvoorzieningen;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
-
water;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
21.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van woongebouwen gelden de volgende regels:
-
de oppervlakte van een woongebouw mag niet meer bedragen dan aangegeven ter plaatse van de aanduiding “maximum bebouwingspercentage”;
-
het aantal woningen per woongebouw bedraagt ten hoogste het bestaande aantal;
-
de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan de ter plaatse van de aanduiding “bouwklasse” aangegeven goot- en bouwhoogte, dan wel de bestaande maat indien deze meer bedraagt;
-
de dakhelling mag niet minder bedragen dan de ter plaatse van de aanduiding “bouwklasse” aangeven dakhelling, dan wel de bestaande maat indien deze minder bedraagt.
-
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen gelden de volgende regels:
-
de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 25 m2 per nutsvoorziening;
-
de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter, danwel de bestaande bouwhoogte indien deze meer bedraagt.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 meter, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevel van het gebouw of het verlengde daarvan, niet meer mag bedragen dan 1 meter;
-
de bouwhoogte van palen en masten mag niet meer bedragen dan 10 meter;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 meter.
21.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan, met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
de milieusituatie;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de sociale veiligheid;
-
de verkeersveiligheid;
-
de waterhuishouding;
-
het woon- en leefklimaat in de omgeving,
nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing.
