Artikel 3 Agrarisch met waarden - Landschappelijk
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Agrarisch met waarden - Landschappelijk’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
bedrijfsgebouwen ten behoeve van grondgebonden agrarische bedrijven;
-
agrarische cultuurgrond ten behoeve van de exploitatie van het grondgebonden agrarisch bedrijf, met handhaving en bescherming van aanwezige en potentiële landschappelijke waarden;
-
een gebruiksgerichte paardenhouderij, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van agrarisch met waarden - gebruiksgerichte paardenhouderij”;
-
volkstuinen, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “volkstuin”,
en tevens voor:
-
gebouwen voor hobbymatig agrarisch gebruik;
-
agrarische cultuurgrond ten behoeve van hobbymatig agrarisch gebruik;
-
bedrijfswoningen, uitsluitend op gronden ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”, al dan niet in combinatie met:
-
aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven, mits:
-
niet meer dan 1/3 deel van het totale oppervlak van de bedrijfswoning, inclusief bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 75 m², voor de uitoefening van het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf wordt gebruikt;
-
alleen activiteiten worden uitgevoerd die niet meldingplichtig zijn in het kader van de milieuwetgeving en die genoemd zijn in bijlage 1 bij deze regels, dan wel naar aard en invloed daarmee gelijk te stellen zijn;
-
geen overwegende hinder wordt of kan worden toegebracht aan het woon- en leefmilieu;
-
geen onevenredige hinder wordt of kan worden toegebracht aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het niet zodanige verkeersaantrekkende activiteiten betreft die verkeersoverlast veroorzaken of die verkeersmaatregelen, waaronder extra parkeervoorzieningen, noodzakelijk maken;
-
er geen reclame-uitingen groter dan 0,5 m² bij of aan de woning worden geplaatst, met een maximum aantal van 1, onder de voorwaarde dat deze niet verlicht mag zijn;
-
degene die het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf uitoefent, tevens de bewoner van de woning is;
-
er geen activiteiten ten aanzien van een horecabedrijf of een seksinrichting worden uitgeoefend;
-
er geen detailhandel plaatsvindt, anders dan onderschikte detailhandel;
-
er geen buitenopslag ten behoeve van het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf plaatsvindt;
-
hobbymatig gebruik voor bed & breakfast voor maximaal 4 personen, met dien verstande dat:
-
deze functie uitsluitend in de bestaande bedrijfswoning en/of de bestaande bijbehorende bouwwerken mag worden uitgeoefend;
-
er geen eigen kookgelegenheid is toegestaan;
-
permanente bewoning niet is toegestaan;
-
geen overwegende hinder wordt of kan worden toegebracht aan het woon- en leefmilieu;
-
geen onevenredige hinder wordt of kan worden toegebracht aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het niet zodanige verkeersaantrekkende activiteiten betreft die verkeersoverlast veroorzaken of die verkeersmaatregelen noodzakelijk maken;
-
het parkeren op eigen erf plaatsvindt;
-
bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen,
met de daarbij behorende:
-
tuinen, erven en terreinen;
-
groenvoorzieningen;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
-
water;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
In de bestemming zijn niet begrepen:
-
detailhandel, anders dan productiegebonden detailhandel en ondergeschikte detailhandel als bedoeld in sub g;
-
kassen, warenhuizen en stookhuizen;
-
natuurontwikkeling;
-
permanente bollenteelt;
-
opslag, met uitzondering van de noodzakelijke opslag van agrarische producten, afkomstig van het eigen bedrijf.
3.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen en gebouwen voor hobbymatig agrarisch gebruik gelden de volgende regels:
-
een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
-
de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan de goot- en bouwhoogte die behoren bij de ter plaatse van de aanduiding “bouwklasse” en in de navolgende tabel aangegeven bouwklasse, dan wel niet meer dan de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze meer bedragen;
-
in afwijking van het bepaalde in sub 2, mag de bouwhoogte van een silo of hooitoren niet meer bedragen dan 8,5 meter;
-
de dakhelling mag niet minder bedragen dan de dakhelling die behoort bij de ter plaatse van de aanduiding “bouwklasse” en in de navolgende tabel aangegeven dakhelling, dan wel niet minder dan de bestaande dakhelling indien deze minder bedraagt;
-
op agrarische bouwpercelen is de bouw van mestopslagen uitsluitend achter (het verlengde van) de bedrijfswoning toegestaan, waarbij de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 4,5 meter.
Bouwklasse |
Goothoogte (m) |
Bouwhoogte (m) |
Dakhelling (°) |
|
Min. |
Max. |
Min. |
Max. |
Min. |
Max. |
a |
- |
3,5 |
- |
8 |
25 |
- |
g |
- |
4 |
- |
9 |
25 |
- |
j |
- |
3 |
- |
10 |
30 |
- |
k |
- |
3,5 |
- |
12 |
30 |
- |
q |
- |
3 |
- |
5 |
30 |
- |
u |
- |
3 |
- |
9 |
30 |
- |
-
Voor het bouwen van hoofdgebouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
-
hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
-
bedrijfswoningen mogen uitsluitend worden gebouwd op de gronden ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”;
-
de gezamenlijke oppervlakte van een hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan de op grond van het bepaalde onder 1 en 2 en de verbeelding toegelaten maximale oppervlakte van het hoofdgebouw, vermeerderd met de in sub c, onder 3 toegestane oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken;
-
de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan de goot- en bouwhoogte die behoren bij de ter plaatse van de aanduiding “bouwklasse” en in navolgende tabel aangegeven bouwklasse, dan wel niet meer dan de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze meer bedragen;
-
de dakhelling mag niet minder bedragen dan de dakhelling die behoort bij ter plaatse van de aanduiding “bouwklasse” en in de navolgende tabel aangegeven dakhelling, dan wel niet minder dan de bestaande dakhelling indien deze minder bedraagt;
-
het aantal bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan het bestaande aantal.
Bouwklasse |
Goothoogte (m) |
Bouwhoogte (m) |
Dakhelling (°) |
|
Min. |
Max. |
Min. |
Max. |
Min. |
Max. |
g |
- |
4 |
- |
9 |
25 |
- |
j |
- |
3 |
- |
10 |
30 |
- |
k |
- |
3,5 |
- |
12 |
30 |
- |
-
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij hoofdgebouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
-
bijbehorende bouwwerken dienen op ten minste 1 meter achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd;
-
in afwijking van het bepaalde onder 1 mag één uitbouw vóór de voorgevel van het hoofdgebouw worden gebouwd, met inachtneming van de volgende regels:
-
de diepte van de uitbouw mag ten hoogste 1,5 meter bedragen;
-
de breedte van de uitbouw mag ten hoogste 60% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw bedragen;
-
de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de hoogte van de bovenzijde van de afgewerkte vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw waaraan wordt aangebouwd;
-
de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken en hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan de op grond van sub b en de verbeelding toegelaten maximale oppervlakte van het hoofdgebouw, verminderd met de daadwerkelijke oppervlakte van het hoofdgebouw, vermeerderd met:
-
70 m² bij vrijstaande en halfvrijstaande woningen op bouwpercelen kleiner dan 500 m²;
-
100 m² bij vrijstaande en halfvrijstaande woningen op bouwpercelen groter dan 500 m²;
-
125 m² bij vrijstaande en halfvrijstaande woningen op bouwpercelen groter dan 750 m²;
-
150 m² bij vrijstaande en halfvrijstaande woningen op bouwpercelen groter dan 1000 m²;
-
de bestaande oppervlakte indien deze meer is dan op grond van het bepaalde onder a tot en met d is toegestaan;
-
het bebouwingspercentage op een bouwperceel mag ten hoogste 50% van de oppervlakte van het bouwperceel bedragen;
-
de goothoogte van aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en aangebouwde overkappingen mag ten hoogste 3 meter bedragen, dan wel niet meer dan de hoogte van de bovenzijde van de afgewerkte vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw voor zover het aan- en uitbouwen betreft, dan wel niet meer dan de bestaande goothoogte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen indien deze meer is;
-
de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen en vrijstaande overkappingen mag ten hoogste 3 meter bedragen;
-
de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag ten hoogste 6 meter bedragen, waarbij de bouwhoogte in ieder geval 1 meter lager is dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw;
-
een dakoverstek mag ten hoogste 0,5 meter bedragen;
-
ondergronds bouwen is niet toegestaan.
-
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen gelden de volgende regels:
-
de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 25 m² per nutsvoorziening;
-
de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze meer bedraagt.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 meter, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan, niet meer mag bedragen dan 1 meter;
-
de bouwhoogte van palen en masten mag niet meer bedragen dan 10 meter;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 meter.
3.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan, met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
de agrarische bedrijfsvoering;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
het open landschap;
-
de milieusituatie;
-
het uitzicht van woningen;
-
de verkeersveiligheid;
-
de waterhuishouding;
-
de sociale veiligheid;
-
de woonsituatie,
nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing, onder andere ten behoeve van de inpassing in het open landschap en het bij elkaar groeperen van bebouwing ten behoeve van het behoud van het open landschap.
3.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
de agrarische bedrijfsvoering;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
het open landschap;
-
de milieusituatie;
-
het uitzicht van woningen;
-
de verkeersveiligheid;
-
de sociale veiligheid;
-
de woonsituatie,
bij een omgevingsvergunning afwijken van:
-
het bepaalde in lid 3.2, sub a, onder 2 voor een maximale goothoogte van 5,5 meter;
-
het bepaalde in lid 3.2, sub a, onder 4 voor een dakhelling van minimaal 15°;
-
het bepaalde in lid 3.2, sub a, onder 4 voor het plat afdekken van ondergeschikte delen van het dakvlak, zulks met een maximum van 15% van het gezamenlijke oppervlak van het dakvlak;
-
het bepaalde in lid 3.2, sub a, onder 5 voor een hoogte van een mestopslag van 7 meter, indien deze grotere bouwhoogte noodzakelijk is in verband met de afdekking van de mestopslag
-
het bepaalde in lid 3.2, sub c, onder 7 en toestaan dat de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken ten hoogste 8 meter mag bedragen, waarbij de bouwhoogte in ieder geval 1 meter lager is dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw, mits:
-
de verhoging van de bouwhoogte niet leidt tot een onevenredige verslechtering van de bezonningssituatie van omliggende percelen;
-
de verhoging van de bouwhoogte niet zorgt voor een onevenredige inbreuk op de privacy bij omliggende percelen;
-
er vooraf een planschadeovereenkomst wordt ondertekend.
3.5 Specifieke gebruiksregels
Als gebruik in strijd met de bestemmingsomschrijving wordt in ieder geval begrepen:
-
het gebruik van meer dan een ondergeschikt deel van de bedrijfsgebouwen ten behoeve van intensieve veehouderij;
-
het gebruik van bebouwing voor recreatieve bewoning;
-
het gebruik van een bijbehorend bouwwerk voor zelfstandige bewoning;
-
het gebruik van een bijbehorend bouwwerk als afhankelijke woonruimte.
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
-
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van:
-
het bepaalde in lid 3.5, sub d en toestaan dat een bijbehorend bouwwerk tijdelijk als afhankelijke woonruimte wordt gebruikt, met dien verstande dat:
-
dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg. Om deze aan te tonen, is een indicering van een onafhankelijke indicatieorganisatie nodig;
-
de oppervlakte van de afhankelijke woonruimte maximaal 70 m² bedraagt;
-
het parkeren op het eigen erf plaatsvindt;
-
binnen 6 maanden na beëindiging van de mantelzorg het gebruik als afhankelijke woonruimte ongedaan wordt gemaakt;
-
het bepaalde in lid 3.5, sub d en toestaan dat naast de in lid 3.2, sub c, onder 3 genoemde oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken een tijdelijke (al dan niet aangebouwde) mantelzorgwoning wordt gerealiseerd, met dien verstande dat:
-
dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg. Om deze noodzaak aan te tonen, is een indicering van een onafhankelijke indicatieorganisatie nodig;
-
de oppervlakte van de tijdelijke (al dan niet aangebouwde) mantelzorgwoning maximaal 70 m² bedraagt;
-
het in lid 3.2, sub c, onder 4 genoemde bebouwingspercentage in acht wordt genomen;
-
het parkeren op eigen erf plaatsvindt;
-
binnen 6 maanden na beëindiging van de mantelzorg de tijdelijke (al dan niet aangebouwde) mantelzorgwoning is verwijderd.
-
Bij het verlenen van een omgevingsvergunning zoals genoemd in sub a, mag er geen onevenredige aantasting plaatsvinden van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
het open landschap;
-
de milieusituatie;
-
het uitzicht van woningen;
-
de verkeersveiligheid;
-
de woonsituatie.
3.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
-
Het is verboden zonder of in afwijking van omgevingsvergunning van het bevoegd gezag buiten een agrarisch bouwperceel de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
-
het aanleggen of het verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen met uitzondering van het aanleggen van kavelpaden, voor zover deze niet breder zijn dan 3 meter;
-
het ontginnen, bodem verlagen, afgraven, ophogen en egaliseren van gronden;
-
het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
-
het (ver)graven, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
-
het veroorzaken van ontploffingen in de grond;
-
het leggen van drainagebuizen;
-
het aanleggen van boomgaarden en het planten van bomen en ander opgaand houtgewas;
-
werken en werkzaamheden ten behoeve van de bollenteelt.
-
Het in lid 3.7 sub a bedoelde verbod is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen of die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van inwerkingtreden van het bestemmingsplan.
-
De omgevingsvergunning wordt geweigerd indien door de uitvoering van de in lid 3.7 sub a bedoelde werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen de landschapswaarden in onevenredige mate worden of kunnen worden aangetast.
3.8 Wijzigingsbevoegdheid
Het bevoegd gezag kan, overeenkomstig de Wet ruimtelijke ordening en mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
stedenbouwkundige, cultuurhistorische en landschappelijke kwaliteiten;
-
de milieusituatie;
-
het uitzicht van woningen;
-
de verkeersveiligheid;
-
de woonsituatie,
onder de volgende voorwaarden:
-
de wijzigingsbevoegdheid kan uitsluitend worden toegepast voor bouwpercelen waarop op het moment van de eerste tervisielegging van het voorliggende bestemmingsplan agrarische bedrijfsbebouwing en een bedrijfswoning aanwezig is;
-
buitenopslag is niet toegestaan;
-
de nieuwe functie mag aantoonbaar geen onevenredige verkeersaantrekkende werking hebben;
-
parkeren dient op eigen erf plaatst te vinden;
-
er dient, indien er nieuwbouw plaatsvindt, een beeldkwaliteitsplan te worden opgesteld,
-
de bestemming wijzigen ten behoeve van kleinschalige vormen van dag- en verblijfsrecreatie in de vorm van een theeschenkerij, bedrijfsmatige bed & breakfast en recreatieappartementen, met dien verstande dat:
-
genoemde functies dienen te worden gesitueerd in de bestaande (voormalige) agrarische bedrijfsgebouwen en de bestaande bedrijfswoning;
-
er ten hoogste 6 recreatieappartementen gerealiseerd mogen worden;
-
de recreatieappartementen niet voor permanente bewoning mogen worden gebruikt.
-
de bestemming wijzigen ten behoeve van kleinschalige vormen van bedrijvigheid, inclusief zorgfuncties, maneges en paardenpensions, met dien verstande dat:
-
industriële bedrijvigheid en transport- en distributiefuncties zijn uitgesloten;
-
genoemde functies dienen te worden gesitueerd in de bestaande (voormalige) agrarische bedrijfsgebouwen en de bestaande bedrijfswoning, waarbij het vloeroppervlak dat ten behoeve van de bedrijvigheid wordt aangewend, niet meer dan 650 m² mag bedragen, waarbij voor inpandige opslag van volumineuze goederen, alsmede voor maneges en paardenpensions een groter vloeroppervlak binnen de bestaande bebouwing mag worden gebruikt;
-
nieuwe bedrijfsgebouwen uitsluitend zijn toegestaan indien ten minste een gelijke hoeveelheid in oppervlakte aan (voormalige) agrarische bedrijfsbebouwing wordt gesloopt.
-
de bestemming wijzigen ten behoeve van de bestemming ‘Wonen’, met dien verstande dat:
-
wijziging ten behoeve van de bestemming ‘Wonen’ uitsluitend mag plaatsvinden bij volledige beëindiging van de agrarische functie;
-
één nieuwe woning met een inhoud van maximaal 650 m³ mag worden gebouwd, indien ten minste 1000 m² aan voormalige agrarische bedrijfsbebouwing wordt gesloopt. Eventueel te slopen sleufsilo's tellen uitsluitend mee als de vereiste sloopomvang van 1000 m² niet op een andere manier kan worden bereikt.
-
Bij de voorbereiding van de onder a, b en c genoemde wijzigingsbevoegdheden zal onder meer rekening worden gehouden met de aspecten bodem, water, milieutechnische aspecten en parkeervoorzieningen.
-
Op de voorbereiding van een besluit tot wijziging is de procedure als geregeld in de Wet ruimtelijke ordening van toepassing.
Artikel 4 Bedrijf
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Bedrijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
bedrijfsgebouwen ten behoeve van:
-
bedrijven die zijn genoemd in de bij deze regels behorende, in bijlage 2 opgenomen, Staat van Bedrijven onder categorie 1 en 2, met dien verstande dat op de gronden ter plaatse van de aanduiding “bedrijf tot en met categorie 1” uitsluitend bedrijven genoemd onder categorie 1 zijn toegestaan;
-
bedrijven die zijn genoemd in de bij deze regels behorende, in bijlage 2 opgenomen, Staat van Bedrijven onder categorie 1 tot en met 2, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “bedrijf tot en met categorie 2”;
-
bedrijven die zijn genoemd in de bij deze regels behorende, in bijlage 2 opgenomen, Staat van Bedrijven onder categorie 1 tot en met 3.1, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “bedrijf tot en met categorie 3.1”;
-
bedrijven die zijn genoemd in de bij deze regels behorende, in bijlage 2 opgenomen, Staat van Bedrijven onder categorie 1 tot en met 3.2, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “bedrijf tot en met categorie 3.2”;
-
een touringcarbedrijf uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van bedrijf - touringcarbedrijf”;
-
een metaalbewerkingsbedrijf, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van bedrijf - metaalbedrijf”;
-
volumineuze detailhandel, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “detailhandel volumineus”;
-
perifere detailhandel, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “detailhandel perifeer”;
-
een opslagbedrijf, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “opslag”;
-
een sportschool, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “sportcentrum”;
-
een partycentrum, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van bedrijf – partycentrum”, met dien verstande dat hieronder tevens een afhaal- en bezorgcentrum van etenswaren en dranken wordt verstaan;
-
een expositieruimte, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van bedrijf – expositieruimte”;
-
een schadeherstelbedrijf/spuitcabine inclusief verkoop en reparatie van mechanisch tuingereedschap, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van bedrijf – schadeherstelbedrijf/spuitcabine + verkoop en reparatie mechanisch tuingereedschap”,
en tevens voor:
-
bedrijfswoningen uitsluitend op gronden ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”, al dan niet in combinatie met:
-
aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven, mits:
-
niet meer dan 1/3 van het totale oppervlak van de bedrijfswoning, inclusief bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 75 m², voor de uitoefening van het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf wordt gebruikt;
-
alleen activiteiten worden uitgevoerd die niet meldingplichtig zijn in het kader van de milieuwetgeving en die genoemd zijn in bijlage 1 bij deze regels, dan wel naar aard en invloed daarmee gelijk te stellen zijn;
-
geen overwegende hinder wordt of kan worden toegebracht aan het woon- en leefmilieu;
-
geen onevenredige hinder wordt of kan worden toegebracht aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het niet zodanige verkeersaantrekkende activiteiten betreft die verkeersoverlast veroorzaken of die verkeersmaatregelen, waaronder extra parkeervoorzieningen, noodzakelijk maken;
-
er geen reclame-uitingen groter dan 0,5 m² bij of aan de woning worden geplaatst, met een maximum aantal van 1, onder de voorwaarde dat deze niet verlicht mag zijn;
-
degene die het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf uitoefent, tevens de gebruiker van de woning is;
-
er geen activiteiten ten aanzien van een horecabedrijf of een seksinrichting worden uitgeoefend;
-
er geen detailhandel plaatsvindt, anders dan onderschikte detailhandel;
-
er geen buitenopslag ten behoeve van het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf plaatsvindt;
-
het hobbymatig gebruik voor bed & breakfast voor maximaal 4 personen, met dien verstande dat:
-
deze functie uitsluitend in de bestaande bedrijfswoning en/of de bestaande bijbehorende bouwwerken mag worden uitgeoefend;
-
er geen eigen kookgelegenheid is toegestaan;
-
permanente bewoning niet is toegestaan;
-
geen overwegende hinder wordt of kan worden toegebracht aan het woon- en leefmilieu;
-
geen onevenredige hinder wordt of kan worden toegebracht aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het niet zodanige verkeersaantrekkende activiteiten betreft die verkeersoverlast veroorzaken of die verkeersmaatregelen noodzakelijk maken;
-
het parkeren op eigen erf plaatsvindt;
-
bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen,
met de daarbij behorende:
-
tuinen, erven en terreinen;
-
groenvoorzieningen;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
-
water;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
De zonering die voortvloeit uit het bepaalde in sub a onder 1 t/m 4 geldt niet voor bedrijfsactiviteiten van een bedrijf, voor zover de zonering uitsluitend voortvloeit uit de bij dat bedrijf behorende bedrijfswoning.
In de bestemming is niet begrepen detailhandel, anders dan detailhandel als bedoeld in sub b, onder 1, productiegebonden detailhandel, volumineuze detailhandel en perifere detailhandel op de gronden ter plaatse van de aanduidingen “detailhandel volumineus” en “detailhandel perifeer”.
4.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen en hoofdgebouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
-
een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
-
de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan de goot- en bouwhoogte die behoren bij de ter plaatse van de aanduiding “bouwklasse” en in navolgende tabel aangegeven bouwklasse, dan wel niet meer dan de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze meer bedragen;
-
de dakhelling mag niet minder bedragen dan de dakhelling die behoort bij de ter plaatse van de aanduiding “bouwklasse” en in de navolgende tabel aangegeven dakhelling, dan wel niet minder dan de bestaande dakhelling indien deze minder bedraagt.
-
bedrijfswoningen mogen uitsluitend worden gebouwd op de gronden ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”;
-
het aantal bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan het bestaande aantal waarvoor een bouwvergunning, dan wel een omgevingsvergunning voor het bouwen is verleend.
Bouwklasse |
Goothoogte (m) |
Bouwhoogte (m) |
Dakhelling (°) |
|
Min. |
Max. |
Min. |
Max. |
Min. |
Max. |
a |
- |
3,5 |
- |
8 |
25 |
- |
c |
- |
4 |
- |
10 |
30 |
- |
d |
- |
5 |
- |
10 |
30 |
- |
f |
- |
- |
- |
4 |
- |
- |
g |
- |
4 |
- |
9 |
25 |
- |
h |
- |
3 |
- |
6,5 |
25 |
- |
i |
- |
6 |
- |
9 |
25 |
- |
k |
- |
3,5 |
- |
12 |
30 |
- |
l |
- |
5 |
- |
8 |
25 |
- |
n |
- |
4 |
- |
6 |
25 |
- |
o |
- |
- |
- |
6 |
- |
- |
p |
- |
9 |
- |
12 |
20 |
- |
q |
- |
3 |
- |
5 |
30 |
- |
t |
- |
8 |
- |
12 |
- |
- |
u |
- |
3 |
- |
9 |
30 |
- |
w |
- |
3,5 |
- |
8 |
- |
- |
-
Voor het bouwen van hoofdgebouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
-
een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
-
bedrijfswoningen mogen uitsluitend worden gebouwd op de gronden ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”;
-
de gezamenlijke oppervlakte van een hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan de op grond van het bepaalde onder 1 en 2 en de verbeelding toegelaten maximale oppervlakte van het hoofdgebouw, vermeerderd met de in sub c, onder 3 toegestane oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken;
-
de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan de ter plaatse van de aanduiding “bouwklasse” aangegeven goot- en bouwhoogte, dan wel de bestaande maat indien deze meer bedraagt;
-
de dakhelling mag niet minder bedragen dan de ter plaatse van de aanduiding “bouwklasse” aangegeven dakhelling, dan wel de bestaande maat indien deze minder bedraagt;
-
het aantal bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan het bestaande aantal.
Bouwklasse |
Goothoogte (m) |
Bouwhoogte (m) |
Dakhelling (°) |
|
Min. |
Max. |
Min. |
Max. |
Min. |
Max. |
a |
- |
3,5 |
- |
8 |
25 |
- |
c |
- |
4 |
- |
10 |
30 |
- |
d |
- |
5 |
- |
10 |
30 |
- |
f |
- |
- |
- |
4 |
- |
- |
g |
- |
4 |
- |
9 |
25 |
- |
h |
- |
3 |
- |
6,5 |
25 |
- |
i |
- |
6 |
- |
9 |
25 |
- |
k |
- |
3,5 |
- |
12 |
30 |
- |
l |
- |
5 |
- |
8 |
25 |
- |
n |
- |
4 |
- |
6 |
25 |
- |
o |
- |
- |
- |
6 |
- |
- |
p |
- |
9 |
- |
12 |
20 |
- |
q |
- |
3 |
- |
5 |
30 |
- |
t |
- |
8 |
- |
12 |
- |
- |
u |
- |
3 |
- |
9 |
30 |
- |
w |
- |
3,5 |
- |
8 |
- |
- |
-
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
-
bijbehorende bouwwerken dienen op ten minste 1 meter achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd;
-
in afwijking van het bepaalde onder 1 mag één uitbouw vóór de voorgevel van het hoofdgebouw worden gebouwd, met inachtneming van de volgende regels:
-
de diepte van de uitbouw mag ten hoogste 1,5 meter bedragen;
-
de breedte van de uitbouw mag ten hoogste 60% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw bedragen;
-
de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de hoogte van de bovenzijde van de afgewerkte vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw waaraan wordt aangebouwd;
-
de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken en hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan de op grond van sub b en de verbeelding toegelaten maximale oppervlakte van het hoofdgebouw, verminderd met de daadwerkelijke oppervlakte van het hoofdgebouw, vermeerderd met:
-
70 m² bij rijenwoningen, niet zijnde halfvrijstaande woningen;
-
70 m² bij vrijstaande en halfvrijstaande woningen op bouwpercelen kleiner dan 500 m²;
-
100 m² bij vrijstaande en halfvrijstaande woningen op bouwpercelen groter dan 500 m²;
-
125 m² bij vrijstaande en halfvrijstaande woningen op bouwpercelen groter dan 750 m²;
-
150 m² bij vrijstaande en halfvrijstaande woningen op bouwpercelen groter dan 1000 m²;
-
de bestaande oppervlakte indien deze meer is dan op grond van het bepaalde onder a t/m e is toegestaan;
-
het bebouwingspercentage op een bouwperceel mag ten hoogste 50% van de oppervlakte van het bouwperceel bedragen;
-
de goothoogte van aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en aangebouwde overkappingen mag ten hoogste 3 meter bedragen, dan wel niet meer dan de hoogte van de bovenzijde van de afgewerkte vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw voor zover het aan- en uitbouwen betreft, dan wel niet meer dan de bestaande goothoogte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen indien deze meer is;
-
de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen en vrijstaande overkappingen mag ten hoogste 3 meter bedragen;
-
de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag ten hoogste 6 meter bedragen, waarbij de bouwhoogte in ieder geval 1 meter lager is dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw;
-
een dakoverstek mag ten hoogste 0,5 meter bedragen;
-
ondergronds bouwen is niet toegestaan.
-
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen gelden de volgende regels:
-
de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 25 m² per nutsvoorziening;
-
de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze meer bedraagt.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 meter, met dien verstande dat, met uitzondering van het gebied dat wordt omsloten door Molenakker, Belterlaan, Belt en Koningsweg, de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan, niet meer mag bedragen dan 1 meter;
-
de bouwhoogte van palen en masten mag niet meer bedragen dan 10 meter;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 meter.
4.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan, met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de milieusituatie;
-
het uitzicht van woningen;
-
de verkeersveiligheid;
-
de sociale veiligheid;
-
de waterhuishouding;
-
de woonsituatie,
nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing.
4.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de milieusituatie;
-
het uitzicht van woningen;
-
de verkeersveiligheid;
-
de woonsituatie,
bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2, sub c, onder 7 en toestaan dat de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken ten hoogste 8 meter mag bedragen, waarbij de bouwhoogte in ieder geval 1 meter lager is dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw, mits:
-
de verhoging van de bouwhoogte niet leidt tot een onevenredige verslechtering van de bezonningssituatie van omliggende percelen;
-
de verhoging van de bouwhoogte niet zorgt voor een onevenredige inbreuk op de privacy bij omliggende percelen;
-
er vooraf een planschadeovereenkomst wordt ondertekend.
4.5 Specifieke gebruiksregels
Als gebruik in strijd met de bestemmingsomschrijving wordt in ieder geval begrepen:
-
het gebruik van bebouwing voor recreatieve bewoning;
-
het gebruik van een bijbehorend bouwwerk voor zelfstandige bewoning;
-
het gebruik van een bijbehorend bouwwerk als afhankelijke woonruimte.
4.6 Afwijken van de gebruiksregels
-
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van:
-
het bepaalde in lid 4.1 voor de vestiging van bedrijven die niet zijn genoemd in de bij deze regels behorende in bijlage 2 opgenomen Staat van Bedrijven, mits deze bedrijven naar aard en effecten op het woon- en leefklimaat van de aangrenzende woongebieden, wat betreft geur, stof, gevaar en geluid, kunnen worden gelijkgesteld met de bedrijven welke wel zijn genoemd;
-
het bepaalde in lid 4.5, sub c en toestaan dat een bijbehorend bouwwerk tijdelijk als afhankelijke woonruimte wordt gebruikt, met dien verstande dat:
-
dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg. Om deze aan te tonen, is een indicering van een onafhankelijke indicatieorganisatie nodig;
-
de oppervlakte van de afhankelijke woonruimte maximaal 70 m² bedraagt;
-
het parkeren op het eigen erf plaatsvindt;
-
binnen 6 maanden na beëindiging van de mantelzorg het gebruik als afhankelijke woonruimte ongedaan wordt gemaakt;
-
het bepaalde in lid 4.5, sub c en toestaan dat naast de in lid 4.2, sub c, onder 3 genoemde oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken een tijdelijke (al dan niet aangebouwde) mantelzorgwoning wordt gerealiseerd, met dien verstande dat:
-
dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg. Om deze noodzaak aan te tonen, is een indicering van een onafhankelijke indicatieorganisatie nodig;
-
de oppervlakte van de tijdelijke (al dan niet aangebouwde) mantelzorgwoning maximaal 70 m² bedraagt;
-
het in lid 4.2, sub c, onder 4 genoemde bebouwingspercentage in acht wordt genomen;
-
het parkeren op eigen erf plaatsvindt;
-
binnen 6 maanden na beëindiging van de mantelzorg de tijdelijke (al dan niet aangebouwde) mantelzorgwoning is verwijderd.
-
Bij het verlenen van een omgevingsvergunning, zoals genoemd in sub a, mag er geen onevenredige aantasting plaatsvinden van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de milieusituatie;
-
het uitzicht van woningen;
-
de verkeersveiligheid;
-
de woonsituatie.
Artikel 5 Bedrijf - Nutsvoorziening
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Bedrijf – Nutsvoorziening’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
gebouwen ten behoeve van:
-
het openbaar nut, zoals transformatorgebouwen;
-
gebouwen ten behoeve van de gasvoorziening;
-
naar de aard van de onder 1 en 2 genoemde gebouwen gelijk te stellen gebouwen,
met uitzondering van geluidzoneringsplichtige inrichtingen en risicovolle inrichtingen,
met de daarbij behorende:
-
terreinen;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
-
een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
-
de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de bouwhoogte die behoort bij de ter plaatse van de aanduiding “bouwklasse” en in de navolgende tabel aangegeven bouwklasse, dan wel niet meer dan de bestaande bouwhoogte indien deze meer bedraagt.
Bouwklasse |
Goothoogte (m) |
Bouwhoogte (m) |
Dakhelling (°) |
|
Min. |
Max. |
Min. |
Max. |
Min. |
Max. |
f |
- |
- |
- |
4 |
- |
- |
-
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen gelden de volgende regels:
-
de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 25 m² per nutsvoorziening;
-
de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze meer bedraagt.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 meter bedragen.
5.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan, met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de milieusituatie;
-
het uitzicht van woningen;
-
de verkeersveiligheid;
-
de sociale veiligheid;
-
de waterhuishouding;
-
de woonsituatie,
nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing.
Artikel 6 Centrum
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Centrum’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
bedrijfsgebouwen ten behoeve van:
-
dienstverlening;
-
detailhandel;
-
maatschappelijke voorzieningen;
-
bedrijven die zijn genoemd in de bij deze regels behorende, in bijlage 2 opgenomen, Staat van Bedrijven onder categorie 1;
-
wonen, al dan niet in combinatie met:
-
aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven, mits:
-
niet meer dan 1/3 deel van het totale oppervlak van de woning, inclusief bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 75 m², voor de uitoefening van het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf wordt gebruikt;
-
alleen activiteiten worden uitgevoerd die niet meldingplichtig zijn in het kader van de milieuwetgeving en die genoemd zijn in bijlage 1 bij deze regels, dan wel naar aard en invloed daarmee gelijk te stellen zijn;
-
geen overwegende hinder wordt of kan worden toegebracht aan het woon- en leefmilieu;
-
geen onevenredige hinder wordt of kan worden toegebracht aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het niet zodanige verkeersaantrekkende activiteiten betreft die verkeersoverlast veroorzaken of die verkeersmaatregelen, waaronder extra parkeervoorzieningen, noodzakelijk maken;
-
er geen reclame-uitingen groter dan 0,5 m² bij of aan de woning worden geplaatst, met een maximum aantal van 1, onder de voorwaarde dat deze niet verlicht mag zijn;
-
degene die het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf uitoefent, tevens de bewoner van de woning is;
-
er geen activiteiten ten aanzien van een horecabedrijf of een seksinrichting worden uitgeoefend;
-
er geen detailhandel plaatsvindt, anders dan onderschikte detailhandel;
-
er geen buitenopslag ten behoeve van het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf plaatsvindt;
-
het hobbymatig gebruik voor bed & breakfast voor maximaal 4 personen, met dien verstande dat:
-
deze functie uitsluitend in de bestaande woning en/of de bestaande bijbehorende bouwwerken mag worden uitgeoefend;
-
er geen eigen kookgelegenheid is toegestaan;
-
permanente bewoning niet is toegestaan;
-
geen overwegende hinder wordt of kan worden toegebracht aan het woon- en leefmilieu;
-
geen onevenredige hinder wordt of kan worden toegebracht aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het niet zodanige verkeersaantrekkende activiteiten betreft die verkeersoverlast veroorzaken of die verkeersmaatregelen noodzakelijk maken;
-
het parkeren op eigen erf plaatsvindt,
en tevens voor:
-
(bedrijfs)woningen;
-
bijbehorende bouwwerken bij (bedrijfs)woningen,
met de daarbij behorende:
-
tuinen, erven en terreinen;
-
groenvoorzieningen;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
-
water;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
6.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
-
een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
-
de gezamenlijke oppervlakte van een hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan de op grond van het bepaalde onder 1 en de verbeelding toegelaten maximale oppervlakte van het hoofdgebouw, vermeerderd met de in sub b, onder 3 toegestane oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken;
-
de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan de goot- en bouwhoogte die behoren bij de ter plaatse van de aanduiding “bouwklasse” en in de navolgende tabel aangegeven bouwklasse, dan wel niet meer dan de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze meer bedragen;
-
de dakhelling mag niet minder bedragen dan de dakhelling die behoort bij de ter plaatse van de aanduiding “bouwklasse” en in de navolgende tabel aangegeven dakhelling, dan wel niet minder dan de bestaande dakhelling indien deze minder bedraagt;
-
het aantal (bedrijfs)woningen mag niet meer bedragen dan het bestaande aantal. waarvoor een bouwvergunning dan wel een omgevingsvergunning voor het bouwen is verleend.
Bouwklasse |
Goothoogte (m) |
Bouwhoogte (m) |
Dakhelling (°) |
|
Min. |
Max. |
Min. |
Max. |
Min. |
Max. |
a |
- |
3,5 |
- |
8 |
25 |
- |
b |
- |
6 |
- |
10 |
25 |
- |
f |
- |
- |
- |
4 |
- |
- |
g |
- |
4 |
- |
9 |
25 |
- |
h |
- |
3 |
- |
6,5 |
25 |
- |
i |
- |
6 |
- |
9 |
25 |
- |
l |
- |
5 |
- |
8 |
25 |
- |
m |
- |
- |
- |
7,5 |
- |
- |
p |
- |
9 |
- |
12 |
20 |
- |
r |
- |
8 |
- |
15 |
25 |
- |
s |
- |
4 |
- |
7,5 |
25 |
- |
x |
- |
- |
- |
6,6 |
- |
- |
z |
- |
- |
- |
3,5 |
- |
- |
-
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij hoofdgebouwen van (bedrijfs)woningen gelden de volgende regels:
-
bijbehorende bouwwerken dienen op ten minste 1 meter achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd;
-
in afwijking van het bepaalde onder 1 mag één uitbouw vóór de voorgevel van het hoofdgebouw worden gebouwd, met inachtneming van de volgende regels:
-
de diepte van de uitbouw mag ten hoogste 1,5 meter bedragen;
-
de breedte van de uitbouw mag ten hoogste 60% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw bedragen;
-
de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de hoogte van de bovenzijde van de afgewerkte vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw waaraan wordt aangebouwd;
-
de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken en hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan de op grond van sub a en de verbeelding toegelaten maximale oppervlakte van het hoofdgebouw, verminderd met de daadwerkelijke oppervlakte van het hoofdgebouw, vermeerderd met:
-
70 m² bij rijenwoningen, niet zijnde halfvrijstaande woningen;
-
70 m² bij vrijstaande en halfvrijstaande woningen op bouwpercelen kleiner dan 500 m²;
-
100 m² bij vrijstaande en halfvrijstaande woningen op bouwpercelen groter dan 500 m²;
-
125 m² bij vrijstaande en halfvrijstaande woningen op bouwpercelen groter dan 750 m²;
-
150 m² bij vrijstaande en halfvrijstaande woningen op bouwpercelen groter dan 1000 m²;
-
de bestaande oppervlakte indien deze meer is dan op grond van het bepaalde onder a t/m e is toegestaan;
-
het bebouwingspercentage op een bouwperceel mag ten hoogste 50% van de oppervlakte van het bouwperceel bedragen;
-
de goothoogte van aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en aangebouwde overkappingen mag ten hoogste 3 meter bedragen, dan wel niet meer dan de hoogte van de bovenzijde van de afgewerkte vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw voor zover het aan- en uitbouwen betreft, dan wel niet meer dan de bestaande goothoogte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen indien deze meer is;
-
de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen en vrijstaande overkappingen mag ten hoogste 3 meter bedragen;
-
de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag ten hoogste 6 meter bedragen, waarbij de bouwhoogte in ieder geval 1 meter lager is dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw;
-
een dakoverstek mag ten hoogste 0,5 meter bedragen;
-
ondergronds bouwen is niet toegestaan.
-
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen gelden de volgende regels:
-
de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 25 m² per nutsvoorziening;
-
de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze meer bedraagt.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 meter, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan, niet meer mag bedragen dan 1 meter;
-
de bouwhoogte van palen en masten mag niet meer bedragen dan 10 meter;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 meter.
6.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan, met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de milieusituatie;
-
het uitzicht van woningen;
-
de verkeersveiligheid;
-
de sociale veiligheid;
-
de waterhuishouding;
-
de woonsituatie,
nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing.
6.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de milieusituatie;
-
het uitzicht van woningen;
-
de verkeersveiligheid;
-
de woonsituatie,
bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2, sub b, onder 7 en toestaan dat de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken ten hoogste 8 meter mag bedragen, waarbij de bouwhoogte in ieder geval 1 meter lager is dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw, mits:
-
de verhoging van de bouwhoogte niet leidt tot een onevenredige verslechtering van de bezonningssituatie van omliggende percelen;
-
de verhoging van de bouwhoogte niet zorgt voor een onevenredige inbreuk op de privacy bij omliggende percelen;
-
er vooraf een planschadeovereenkomst wordt ondertekend.
6.5 Specifieke gebruiksregels
Als gebruik in strijd met de bestemmingsomschrijving wordt in ieder geval begrepen:
-
het gebruik van bebouwing voor recreatieve bewoning;
-
het gebruik van een bijbehorend bouwwerk voor zelfstandige bewoning;
-
het gebruik van een bijbehorend bouwwerk als afhankelijke woonruimte.
6.6 Afwijken van de gebruiksregels
-
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van:
-
het bepaalde in lid 6.1 voor de vestiging van bedrijven die niet zijn genoemd in de bij deze regels behorende in bijlage 2 opgenomen Staat van Bedrijven, mits deze bedrijven naar aard en effecten op het woon- en leefklimaat van de aangrenzende woongebieden, wat betreft geur, stof, gevaar en geluid, kunnen worden gelijkgesteld met de bedrijven welke wel zijn genoemd;
-
het bepaalde in lid 6.5, sub c en toestaan dat een bijbehorend bouwwerk tijdelijk als afhankelijke woonruimte wordt gebruikt, met dien verstande dat:
-
dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg. Om deze aan te tonen, is een indicering van een onafhankelijke indicatieorganisatie nodig;
-
de oppervlakte van de afhankelijke woonruimte maximaal 70 m² bedraagt;
-
het parkeren op het eigen erf plaatsvindt;
-
binnen 6 maanden na beëindiging van de mantelzorg het gebruik als afhankelijke woonruimte ongedaan wordt gemaakt;
-
het bepaalde in lid 6.5, sub c en toestaan dat naast de in lid 6.2, sub b, onder 3 genoemde oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken een tijdelijke (al dan niet aangebouwde) mantelzorgwoning wordt gerealiseerd, met dien verstande dat:
-
dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg. Om deze noodzaak aan te tonen, is een indicering van een onafhankelijke indicatieorganisatie nodig;
-
de oppervlakte van de tijdelijke (al dan niet aangebouwde) mantelzorgwoning maximaal 70 m² bedraagt;
-
het in lid 6.2, sub b, onder 4 genoemde bebouwingspercentage in acht wordt genomen;
-
het parkeren op eigen erf plaatsvindt;
-
binnen 6 maanden na beëindiging van de mantelzorg de tijdelijke (al dan niet aangebouwde) mantelzorgwoning is verwijderd;
-
Bij het verlenen van een omgevingsvergunning zoals genoemd in sub a mag er geen onevenredige aantasting plaatsvinden van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de milieusituatie;
-
het uitzicht van woningen;
-
de verkeersveiligheid;
-
de woonsituatie.
Artikel 7 Detailhandel
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Detailhandel’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
gebouwen ten behoeve van detailhandel;
-
wonen, al dan niet in combinatie met:
-
aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven, mits:
-
niet meer dan 1/3 deel van het totale oppervlak van de woning, inclusief bijbehorende bouwwerken, met een maximum van
-
75 m², voor de uitoefening van het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf wordt gebruikt;
-
alleen activiteiten worden uitgevoerd die niet meldingplichtig zijn in het kader van de milieuwetgeving en die genoemd zijn in bijlage 1 bij deze regels, dan wel naar aard en invloed daarmee gelijk te stellen zijn;
-
geen overwegende hinder wordt of kan worden toegebracht aan het woon- en leefmilieu;
-
geen onevenredige hinder wordt of kan worden toegebracht aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het niet zodanige verkeersaantrekkende activiteiten betreft die verkeersoverlast veroorzaken of die verkeersmaatregelen, waaronder extra parkeervoorzieningen, noodzakelijk maken;
-
er geen reclame-uitingen groter dan 0,5 m² bij of aan de woning worden geplaatst, met een maximum aantal van 1, onder de voorwaarde dat deze niet verlicht mag zijn;
-
degene die het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf uitoefent, tevens de bewoner van de woning is;
-
er geen activiteiten ten aanzien van een horecabedrijf of een seksinrichting worden uitgeoefend;
-
er geen buitenopslag ten behoeve van het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf plaatsvindt;
-
het hobbymatig gebruik voor bed & breakfast voor maximaal 4 personen, met dien verstande dat:
-
deze functie uitsluitend in de bestaande woning en/of de bestaande bijbehorende bouwwerken mag worden uitgeoefend;
-
er geen eigen kookgelegenheid is toegestaan;
-
permanente bewoning niet is toegestaan;
-
geen overwegende hinder wordt of kan worden toegebracht aan het woon- en leefmilieu;
-
geen onevenredige hinder wordt of kan worden toegebracht aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het niet zodanige verkeersaantrekkende activiteiten betreft die verkeersoverlast veroorzaken of die verkeersmaatregelen noodzakelijk maken;
-
het parkeren op eigen erf plaatsvindt,
en tevens voor:
-
(bedrijfs)woningen;
-
bijbehorende bouwwerken bij (bedrijfs)woningen,
met de daarbij behorende:
-
tuinen en erven en terreinen;
-
groenvoorzieningen;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
-
water;
-
bouwwerken geen gebouwen zijnde.
7.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
-
een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
-
de gezamenlijke oppervlakte van een hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan de op grond van het bepaalde onder 1 en de verbeelding toegelaten maximale oppervlakte van het hoofdgebouw, vermeerderd met de in sub b, onder 3 toegestane oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken;
-
de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan de goot- en bouwhoogte die behoren bij de ter plaatse van de aanduiding “bouwklasse” en in de navolgende tabel aangegeven bouwklasse, dan wel niet meer dan de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze meer bedragen;
-
de dakhelling mag niet minder bedragen dan de dakhelling die behoort bij de ter plaatse van de aanduiding “bouwklasse” en in de navolgende tabel aangegeven dakhelling, dan wel niet minder dan de bestaande dakhelling indien deze minder bedraagt;
-
het aantal (bedrijfs)woningen en bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan het bestaande aantal. waarvoor een bouwvergunning dan wel een omgevingsvergunning voor het bouwen is verleend.
-
Bouwklasse |
Goothoogte (m) |
Bouwhoogte (m) |
Dakhelling (°) |
|
Min. |
Max. |
Min. |
Max. |
Min. |
Max. |
a |
- |
3,5 |
- |
8 |
25 |
- |
g |
- |
4 |
- |
9 |
25 |
- |
h |
- |
3 |
- |
6,5 |
25 |
- |
i |
- |
6 |
- |
9 |
25 |
- |
-
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij hoofdgebouwen van (bedrijfs)woningen gelden de volgende regels:
-
-
-
-
bijbehorende bouwwerken dienen op ten minste 1 meter achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd;
-
in afwijking van het bepaalde onder 1 mag één uitbouw vóór de voorgevel van het hoofdgebouw worden gebouwd, met inachtneming van de volgende regels:
-
-
-
-
de diepte van de uitbouw mag ten hoogste 1,5 meter bedragen;
-
de breedte van de uitbouw mag ten hoogste 60% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw bedragen;
-
de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de hoogte van de bovenzijde van de afgewerkte vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw waaraan wordt aangebouwd;
-
-
-
-
de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken en hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan de op grond van sub a en de verbeelding toegelaten maximale oppervlakte van het hoofdgebouw, verminderd met de daadwerkelijke oppervlakte van het hoofdgebouw, vermeerderd met:
-
-
-
-
70 m² bij rijenwoningen, niet zijnde halfvrijstaande woningen;
-
70 m² bij vrijstaande en halfvrijstaande woningen op bouwpercelen kleiner dan 500 m²;
-
100 m² bij vrijstaande en halfvrijstaande woningen op bouwpercelen groter dan 500 m²;
-
125 m² bij vrijstaande en halfvrijstaande woningen op bouwpercelen groter dan 750 m²;
-
150 m² bij vrijstaande en halfvrijstaande woningen op bouwpercelen groter dan 1000 m²;
-
de bestaande oppervlakte indien deze meer is dan op grond van het bepaalde onder a t/m e is toegestaan;
-
-
-
-
het bebouwingspercentage op een bouwperceel mag ten hoogste 50% van de oppervlakte van het bouwperceel bedragen;
-
de goothoogte van aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en aangebouwde overkappingen mag ten hoogste 3 m bedragen, dan wel niet meer dan de hoogte van de bovenzijde van de afgewerkte vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw voor zover het aan- en uitbouwen betreft, dan wel niet meer dan de bestaande goothoogte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen indien deze meer is;
-
de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen en vrijstaande overkappingen mag ten hoogste 3 meter bedragen;
-
de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag ten hoogste 6 meter bedragen, waarbij de bouwhoogte in ieder geval 1 meter lager is dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw;
-
een dakoverstek mag ten hoogste 0,5 meter bedragen;
-
ondergronds bouwen is niet toegestaan.
-
-
-
-
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen gelden de volgende regels:
-
de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 25 m² per nutsvoorziening;
-
de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze meer bedraagt.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 meter, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan, niet meer mag bedragen dan 1 meter;
-
de bouwhoogte van palen en masten mag niet meer bedragen dan 10 meter;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 meter.
7.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan, met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de milieusituatie;
-
het uitzicht van woningen;
-
de verkeersveiligheid;
-
de sociale veiligheid;
-
de waterhuishouding;
-
de woonsituatie,
nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing.
7.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de milieusituatie;
-
het uitzicht van woningen;
-
de verkeersveiligheid;
-
de woonsituatie,
bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 7.2, sub b, onder 7 en toestaan dat de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken ten hoogste 8 meter mag bedragen, waarbij de bouwhoogte in ieder geval 1 meter lager is dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw, mits:
-
de verhoging van de bouwhoogte niet leidt tot een onevenredige verslechtering van de bezonningssituatie van omliggende percelen;
-
de verhoging van de bouwhoogte niet zorgt voor een onevenredige inbreuk op de privacy bij omliggende percelen;
-
er vooraf een planschadeovereenkomst wordt ondertekend.
7.5 Specifieke gebruiksregels
Als gebruik in strijd met de bestemmingsomschrijving wordt in ieder geval begrepen:
-
het gebruik van bebouwing voor recreatieve bewoning;
-
het gebruik van een bijbehorend bouwwerk voor zelfstandige bewoning;
-
het gebruik van een bijbehorend bouwwerk als afhankelijke woonruimte.
7.6 Afwijken van de gebruiksregels
-
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van:
-
het bepaalde in lid 7.5, sub c en toestaan dat een bijbehorend bouwwerk tijdelijk als afhankelijke woonruimte wordt gebruikt, met dien verstande dat:
-
-
dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg. Om deze aan te tonen, is een indicering van een onafhankelijke indicatieorganisatie nodig;
-
de oppervlakte van de afhankelijke woonruimte maximaal 70 m² bedraagt;
-
het parkeren op het eigen erf plaatsvindt;
-
binnen 6 maanden na beëindiging van de mantelzorg het gebruik als afhankelijke woonruimte ongedaan wordt gemaakt;
-
het bepaalde in lid 7.5, sub c en toestaan dat naast de in lid 7.2,m sub b, onder 3 genoemde, oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken een tijdelijke (al dan niet aangebouwde) mantelzorgwoning wordt gerealiseerd, met dien verstande dat:
-
-
dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg. Om deze noodzaak aan te tonen, is een indicering van een onafhankelijke indicatieorganisatie nodig;
-
de oppervlakte van de tijdelijke (al dan niet aangebouwde) mantelzorgwoning maximaal 70 m² bedraagt;
-
het in lid 7.2, sub b, onder 4 genoemde bebouwingspercentage in acht wordt genomen;
-
het parkeren op eigen erf plaatsvindt;
-
binnen 6 maanden na beëindiging van de mantelzorg de tijdelijke (al dan niet aangebouwde) mantelzorgwoning is verwijderd.
-
Bij het verlenen van een omgevingsvergunning zoals genoemd in sub a, mag er geen onevenredige aantasting plaatsvinden van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de milieusituatie;
-
het uitzicht van woningen;
-
de verkeersveiligheid;
-
de woonsituatie.
Artikel 8 Dienstverlening
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Dienstverlening’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
gebouwen ten behoeve van dienstverlening,
en tevens voor:
-
bedrijfswoningen, al dan niet in combinatie met:
-
een aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven, mits:
-
niet meer dan 1/3 deel van het totale oppervlak van de bedrijfswoning, inclusief bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 75 m², voor de uitoefening van het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf wordt gebruikt;
-
alleen activiteiten worden uitgevoerd die niet meldingplichtig zijn in het kader van de milieuwetgeving en die genoemd zijn in bijlage 1 bij deze regels, dan wel naar aard en invloed daarmee gelijk te stellen zijn;
-
geen overwegende hinder wordt of kan worden toegebracht aan het woon- en leefmilieu;
-
geen onevenredige hinder wordt of kan worden toegebracht aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het niet zodanige verkeersaantrekkende activiteiten betreft die verkeersoverlast veroorzaken of die verkeersmaatregelen, waaronder extra parkeervoorzieningen, noodzakelijk maken;
-
er geen reclame-uitingen groter dan 0,5 m² bij of aan de woning worden geplaatst, met een maximum aantal van 1, onder de voorwaarde dat deze niet verlicht mag zijn;
-
degene die het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf uitoefent, tevens de bewoner van de woning is;
-
er geen activiteiten ten aanzien van een horecabedrijf of een seksinrichting worden uitgeoefend;
-
er geen detailhandel plaatsvindt, anders dan onderschikte detailhandel;
-
er geen buitenopslag ten behoeve van het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf plaatsvindt;
-
het hobbymatig gebruik voor bed & breakfast voor maximaal 4 personen, met dien verstande dat:
-
deze functie uitsluitend in de bestaande bedrijfswoning en/of de bestaande bijbehorende bouwwerken mag worden uitgeoefend;
-
er geen eigen kookgelegenheid is toegestaan;
-
permanente bewoning niet is toegestaan;
-
geen overwegende hinder wordt of kan worden toegebracht aan het woon- en leefmilieu;
-
geen onevenredige hinder wordt of kan worden toegebracht aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het niet zodanige verkeersaantrekkende activiteiten betreft die verkeersoverlast veroorzaken of die verkeersmaatregelen noodzakelijk maken;
-
het parkeren op eigen erf plaatsvindt,
-
bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen,
met de daarbij behorende:
-
tuinen en erven en terreinen;
-
groenvoorzieningen;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
-
water;
-
bouwwerken geen gebouwen zijnde.
8.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van hoofdgebouwen van de volgende regels:
-
een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
-
de gezamenlijke oppervlakte van een hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan de op grond van het bepaalde onder 1 en de verbeelding toegelaten maximale oppervlakte van het hoofdgebouw, vermeerderd met de in sub b, onder 3 toegestane oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken;
-
de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan de goot- en bouwhoogte die behoren bij de ter plaatse van de aanduiding “bouwklasse” en in navolgende tabel aangegeven bouwklasse, dan wel niet meer dan de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze meer bedragen;
-
de dakhelling mag niet minder bedragen dan de dakhelling die behoort bij ter plaatse van de aanduiding “bouwklasse” en in de navolgende tabel aangegeven dakhelling, dan wel niet minder dan de bestaande dakhelling indien deze minder bedraagt;
-
het aantal bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan het bestaande aantal. waarvoor een bouwvergunning dan wel een omgevingsvergunning voor het bouwen is verleend.
Bouwklasse |
Goothoogte (m) |
Bouwhoogte (m) |
Dakhelling (°) |
|
Min. |
Max. |
Min. |
Max. |
Min. |
Max. |
a |
- |
3,5 |
- |
8 |
25 |
- |
c |
- |
4 |
- |
10 |
30 |
- |
f |
- |
- |
- |
4 |
- |
- |
j |
- |
3 |
- |
10 |
30 |
- |
m |
- |
- |
- |
7,5 |
- |
- |
-
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij hoofdgebouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
-
bijbehorende bouwwerken dienen op ten minste 1 meter achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd;
-
in afwijking van het bepaalde onder 1 mag één uitbouw vóór de voorgevel van het hoofdgebouw worden gebouwd, met inachtneming van de volgende regels:
-
de diepte van de uitbouw mag ten hoogste 1,5 meter bedragen;
-
de breedte van de uitbouw mag ten hoogste 60% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw bedragen;
-
de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de hoogte van de bovenzijde van de afgewerkte vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw waaraan wordt aangebouwd;
-
de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken en hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan de op grond van sub a en de verbeelding toegelaten maximale oppervlakte van het hoofdgebouw, verminderd met de daadwerkelijke oppervlakte van het hoofdgebouw, vermeerderd met:
-
70 m² bij rijenwoningen, niet zijnde halfvrijstaande woningen;
-
70 m² bij vrijstaande en halfvrijstaande woningen op bouwpercelen kleiner dan 500 m²;
-
100 m² bij vrijstaande en halfvrijstaande woningen op bouwpercelen groter dan 500 m²;
-
125 m² bij vrijstaande en halfvrijstaande woningen op bouwpercelen groter dan 750 m²;
-
150 m² bij vrijstaande en halfvrijstaande woningen op bouwpercelen groter dan 1000 m²;
-
de bestaande oppervlakte indien deze meer is dan op grond van het bepaalde onder a t/m e is toegestaan;
-
het bebouwingspercentage op een bouwperceel mag ten hoogste 50% van de oppervlakte van het bouwperceel bedragen;
-
de goothoogte van aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en aangebouwde overkappingen mag ten hoogste 3 meter bedragen, dan wel niet meer dan de hoogte van de bovenzijde van de afgewerkte vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw voor zover het aan- en uitbouwen betreft, dan wel niet meer dan de bestaande goothoogte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen indien deze meer is;
-
de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen en vrijstaande overkappingen mag ten hoogste 3 meter bedragen;
-
de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag ten hoogste 6 meter bedragen, waarbij de bouwhoogte in ieder geval 1 meter lager is dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw;
-
een dakoverstek mag ten hoogste 0,5 meter bedragen;
-
ondergronds bouwen is niet toegestaan.
-
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen gelden de volgende regels:
-
de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 25 m² per nutsvoorziening;
-
de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze meer bedraagt.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 meter, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan, niet meer mag bedragen dan 1 meter;
-
de bouwhoogte van palen en masten mag niet meer bedragen dan 10 meter;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 meter.
8.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan, met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de milieusituatie;
-
het uitzicht van woningen;
-
de verkeersveiligheid;
-
de sociale veiligheid;
-
de waterhuishouding;
-
de woonsituatie,
nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing.
8.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de milieusituatie;
-
het uitzicht van woningen;
-
de verkeersveiligheid;
-
de woonsituatie,
bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.2, sub b, onder 7 en toestaan dat de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken ten hoogste 8 meter mag bedragen, waarbij de bouwhoogte in ieder geval 1 meter lager is dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw, mits:
-
de verhoging van de bouwhoogte niet leidt tot een onevenredige verslechtering van de bezonningssituatie van omliggende percelen;
-
de verhoging van de bouwhoogte niet zorgt voor een onevenredige inbreuk op de privacy bij omliggende percelen;
-
er vooraf een planschadeovereenkomst wordt ondertekend.
8.5 Specifieke gebruiksregels
Als gebruik in strijd met de bestemmingsomschrijving wordt in ieder geval begrepen:
-
het gebruik van bebouwing voor recreatieve bewoning;
-
het gebruik van een bijbehorend bouwwerk voor zelfstandige bewoning;
-
het gebruik van een bijbehorend bouwwerk als afhankelijke woonruimte.
8.6 Afwijken van de gebruiksregels
-
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van:
-
het bepaalde in lid 8.5, sub c en toestaan dat een bijbehorend bouwwerk tijdelijk als afhankelijke woonruimte wordt gebruikt, met dien verstande dat:
-
dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg. Om deze aan te tonen, is een indicering van een onafhankelijke indicatieorganisatie nodig;
-
de oppervlakte van de afhankelijke woonruimte maximaal 70 m² bedraagt;
-
het parkeren op het eigen erf plaatsvindt;
-
binnen 6 maanden na beëindiging van de mantelzorg het gebruik als afhankelijke woonruimte ongedaan wordt gemaakt;
-
het bepaalde in lid 8.5, sub c en toestaan dat naast de in lid 8.2, sub b, onder 3 genoemde, oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken een tijdelijke (al dan niet aangebouwde) mantelzorgwoning wordt gerealiseerd, met dien verstande dat:
-
dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg. Om deze noodzaak aan te tonen, is een indicering van een onafhankelijke indicatieorganisatie nodig;
-
de oppervlakte van de tijdelijke (al dan niet aangebouwde) mantelzorgwoning maximaal 70 m² bedraagt;
-
het in lid 8.2, sub b, onder 4 genoemde bebouwingspercentage in acht wordt genomen;
-
het parkeren op eigen erf plaatsvindt;
-
binnen 6 maanden na beëindiging van de mantelzorg de tijdelijke (al dan niet aangebouwde) mantelzorgwoning is verwijderd.
-
Bij het verlenen van een omgevingsvergunning zoals genoemd in sub a, mag er geen onevenredige aantasting plaatsvinden van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de milieusituatie;
-
het uitzicht van woningen;
-
de verkeersveiligheid;
-
de woonsituatie.
Artikel 9 Gemengd
9.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Gemengd’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
gebouwen ten behoeve van:
-
dienstverlening;
-
maatschappelijke voorzieningen;
-
bedrijven die zijn genoemd in de bij deze regels behorende, in bijlage 2 opgenomen, Staat van Bedrijven onder categorie 1;
-
wonen, al dan niet in combinatie met:
-
aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven, mits:
-
niet meer dan 1/3 deel van het totale oppervlak van de woning, inclusief bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 75 m², voor de uitoefening van het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf wordt gebruikt;
-
alleen activiteiten worden uitgevoerd die niet meldingplichtig zijn in het kader van de milieuwetgeving en die genoemd zijn in bijlage 1 bij deze regels, dan wel naar aard en invloed daarmee gelijk te stellen zijn;
-
geen overwegende hinder wordt of kan worden toegebracht aan het woon- en leefmilieu;
-
geen onevenredige hinder wordt of kan worden toegebracht aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het niet zodanige verkeersaantrekkende activiteiten betreft die verkeersoverlast veroorzaken of die verkeersmaatregelen, waaronder extra parkeervoorzieningen, noodzakelijk maken;
-
er geen reclame-uitingen groter dan 0,5 m² bij of aan de woning worden geplaatst, met een maximum aantal van 1, onder de voorwaarde dat deze niet verlicht mag zijn;
-
degene die het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf uitoefent, tevens de bewoner van de woning is;
-
er geen activiteiten ten aanzien van een horecabedrijf of een seksinrichting worden uitgeoefend;
-
er geen detailhandel plaatsvindt, anders dan onderschikte detailhandel;
-
er geen buitenopslag ten behoeve van het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf plaatsvindt;
-
het hobbymatig gebruik voor bed & breakfast voor maximaal 4 personen, met dien verstande dat:
-
deze functie uitsluitend in de bestaande woning en/of de bestaande bijbehorende bouwwerken mag worden uitgeoefend;
-
er geen eigen kookgelegenheid is toegestaan;
-
permanente bewoning niet is toegestaan;
-
geen overwegende hinder wordt of kan worden toegebracht aan het woon- en leefmilieu;
-
geen onevenredige hinder wordt of kan worden toegebracht aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het niet zodanige verkeersaantrekkende activiteiten betreft die verkeersoverlast veroorzaken of die verkeersmaatregelen noodzakelijk maken;
-
het parkeren op eigen erf plaatsvindt,
en tevens voor:
-
detailhandel, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “detailhandel” of als bedoeld in sub b onder 1;
-
(bedrijfs)woningen;
-
bijbehorende bouwwerken bij (bedrijfs)woningen,
met de daarbij behorende:
-
tuinen, erven en terreinen;
-
groenvoorzieningen;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
-
water;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
9.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
-
een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
-
de gezamenlijke oppervlakte van een hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan de op grond van het bepaalde onder 1 en de verbeelding toegelaten maximale oppervlakte van het hoofdgebouw, vermeerderd met de in sub c, onder 3 toegestane oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken;
-
de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan de goot- en bouwhoogte die behoren bij de ter plaatse van de aanduiding “bouwklasse” en in de navolgende tabel aangegeven bouwklasse, dan wel niet meer dan de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze meer bedragen;
-
de dakhelling mag niet minder bedragen dan de dakhelling die behoort bij de ter plaatse van de aanduiding “bouwklasse” en in de navolgende tabel aangegeven dakhelling, dan wel niet minder dan de bestaande dakhelling indien deze minder bedraagt;
-
het aantal (bedrijfs)woningen mag niet meer bedragen dan het bestaande aantal. waarvoor een bouwvergunning dan wel een omgevingsvergunning voor het bouwen is verleend.
Bouwklasse |
Goothoogte (m) |
Bouwhoogte (m) |
Dakhelling (°) |
|
Min. |
Max. |
Min. |
Max. |
Min. |
Max. |
a |
- |
3,5 |
- |
8 |
25 |
- |
c |
- |
4 |
- |
10 |
30 |
- |
d |
- |
5 |
- |
10 |
30 |
- |
e |
- |
6 |
- |
12 |
30 |
- |
f |
- |
- |
- |
4 |
- |
- |
g |
- |
4 |
- |
9 |
25 |
- |
h |
- |
3 |
- |
6,5 |
25 |
- |
i |
- |
6 |
- |
9 |
25 |
- |
k |
- |
3,5 |
- |
12 |
30 |
- |
l |
- |
5 |
- |
8 |
25 |
- |
p |
- |
9 |
- |
12 |
20 |
- |
q |
- |
3 |
- |
5 |
30 |
- |
-
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij hoofdgebouwen van (bedrijfs)woningen gelden de volgende regels:
-
bijbehorende bouwwerken dienen op ten minste 1 meter achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd, met uitzondering van bijgebouwen ter plaatse van de aanduiding “bijgebouwen”;
-
de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken en hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan de op grond van sub a en de verbeelding toegelaten maximale oppervlakte van het hoofdgebouw, verminderd met de daadwerkelijke oppervlakte van het hoofdgebouw, vermeerderd met:
-
70 m² bij rijenwoningen, niet zijnde halfvrijstaande woningen;
-
70 m² bij vrijstaande en halfvrijstaande woningen op bouwpercelen kleiner dan 500 m²;
-
100 m² bij vrijstaande en halfvrijstaande woningen op bouwpercelen groter dan 500 m²;
-
125 m² bij vrijstaande en halfvrijstaande woningen op bouwpercelen groter dan 750 m²;
-
150 m² bij vrijstaande en halfvrijstaande woningen op bouwpercelen groter dan 1000 m²;
-
de bestaande oppervlakte indien deze meer is dan op grond van het bepaalde onder a t/m e is toegestaan;
-
het bebouwingspercentage op een bouwperceel mag ten hoogste 50% van de oppervlakte van het bouwperceel bedragen, dan wel het bestaande percentage waar teven de aanduiding “bijgebouwen” van toepassing is;
-
de goothoogte van aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en aangebouwde overkappingen mag ten hoogste 3 meter bedragen, dan wel niet meer dan de hoogte van de bovenzijde van de afgewerkte vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw voor zover het aan- en uitbouwen betreft, dan wel niet meer dan de bestaande goothoogte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen indien deze meer is;
-
de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen en vrijstaande overkappingen mag ten hoogste 3 meter bedragen, dan wel de bestaande goothoogte van vrijstaande bijgebouwen en vrijstaande overkappingen indien deze meer is;
-
de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag ten hoogste 6 meter bedragen, waarbij de bouwhoogte in ieder geval 1 meter lager is dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw, dan we de bestaande bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken ter plaatse van de aanduiding “bijgebouwen”;
-
een dakoverstek mag ten hoogste 0,5 meter bedragen;
-
ondergronds bouwen is niet toegestaan.
-
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen gelden de volgende regels:
-
de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 25 m² per nutsvoorziening;
-
de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze meer bedraagt.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 meter, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan, niet meer mag bedragen dan 1 meter;
-
de bouwhoogte van palen en masten mag niet meer bedragen dan 10 meter;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 meter.
9.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan, met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de milieusituatie;
-
het uitzicht van woningen;
-
de verkeersveiligheid;
-
de sociale veiligheid;
-
de waterhuishouding;
-
de woonsituatie,
nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing.
9.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de milieusituatie;
-
het uitzicht van woningen;
-
de verkeersveiligheid;
-
de woonsituatie,
bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.2, sub b, onder 7 en toestaan dat de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken ten hoogste 8 meter mag bedragen, waarbij de bouwhoogte in ieder geval 1 meter lager is dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw, mits:
-
de verhoging van de bouwhoogte niet leidt tot een onevenredige verslechtering van de bezonningssituatie van omliggende percelen;
-
de verhoging van de bouwhoogte niet zorgt voor een onevenredige inbreuk op de privacy bij omliggende percelen;
-
er vooraf een planschadeovereenkomst wordt ondertekend.
9.5 Specifieke gebruiksregels
Als gebruik in strijd met de bestemmingsomschrijving wordt in ieder geval begrepen:
-
het gebruik van bebouwing voor recreatieve bewoning;
-
het gebruik van een bijbehorend bouwwerk voor zelfstandige bewoning;
-
het gebruik van een bijbehorend bouwwerk als afhankelijke woonruimte.
9.6 Afwijken van de gebruiksregels
-
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van:
-
het bepaalde in lid 9.1 voor de vestiging van bedrijven die niet zijn genoemd in de bij deze regels behorende in bijlage 2 opgenomen Staat van Bedrijven, mits deze bedrijven naar aard en effecten op het woon- en leefklimaat van de aangrenzende woongebieden, wat betreft geur, stof, gevaar en geluid, kunnen worden gelijkgesteld met de bedrijven welke wel zijn genoemd;
-
het bepaalde in lid 9.5, sub c en toestaan dat een bijbehorend bouwwerk tijdelijk als afhankelijke woonruimte wordt gebruikt, met dien verstande dat:
-
dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg. Om deze aan te tonen, is een indicering van een onafhankelijke indicatieorganisatie nodig;
-
de oppervlakte van de afhankelijke woonruimte maximaal 70 m² bedraagt;
-
het parkeren op het eigen erf plaatsvindt;
-
binnen 6 maanden na beëindiging van de mantelzorg het gebruik als afhankelijke woonruimte ongedaan wordt gemaakt;
-
het bepaalde in lid 9.5, sub c en toestaan dat naast de in lid 9.2, sub b, onder 3 genoemde oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken een tijdelijke (al dan niet aangebouwde) mantelzorgwoning wordt gerealiseerd, met dien verstande dat:
-
dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg. Om deze noodzaak aan te tonen, is een indicering van een onafhankelijke indicatieorganisatie nodig;
-
de oppervlakte van de tijdelijke (al dan niet aangebouwde) mantelzorgwoning maximaal 70 m² bedraagt;
-
het in lid 9.2, sub b, onder 4 genoemde bebouwingspercentage in acht wordt genomen;
-
het parkeren op eigen erf plaatsvindt;
-
binnen 6 maanden na beëindiging van de mantelzorg de tijdelijke (al dan niet aangebouwde) mantelzorgwoning is verwijderd;
-
voor de realisatie van voorzieningen voor bed & breakfast en recreatief nachtverblijf in combinatie met de woonfunctie, onder de volgende voorwaarden:
-
gelegenheid voor bed & breakfast en recreatief nachtverblijf moet binnen de bestaande bebouwing worden geboden;
-
er mogen maximaal 4 slaapplaatsen worden gerealiseerd;
-
bed & breakfast en recreatief nachtverblijf moeten ondergeschikt blijven aan de woonfunctie;
-
er mag geen sprake zijn van een sterke verkeersaantrekkende werking;
-
parkeren moet op eigen erf plaatsvinden;
-
de activiteit mag niet leiden tot beperking van de ontplooiingsmogelijkheden van nabijgelegen agrarische en andere bedrijven.
-
Bij het verlenen van een omgevingsvergunning zoals genoemd in sub a mag er geen onevenredige aantasting plaatsvinden van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de milieusituatie;
-
het uitzicht van woningen;
-
de verkeersveiligheid;
-
de woonsituatie.
9.7 Wijzigingsbevoegdheid
Het bevoegd gezag kan, overeenkomstig de Wet ruimtelijke ordening en mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de milieusituatie;
-
het uitzicht van woningen;
-
de verkeersveiligheid;
-
de waterhuishouding;
-
de sociale veiligheid;
-
de woonsituatie,
de bestemming wijzigen in de bestemming ‘Detailhandel’, met dien verstande dat deze detailhandel in de bestaande bebouwing dient te worden gesitueerd.
Artikel 10 Groen
10.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
groenvoorzieningen;
-
water;
-
gebouwen ten behoeve van maatschappelijke voorzieningen,
en tevens voor:
-
voet- en fietspaden;
-
speelvoorzieningen;
-
dagrecreatie;
-
openbare nutsvoorzieningen,
met de daarbij behorende:
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
10.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van maatschappelijke voorzieningen gelden de volgende regels:
-
een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
-
de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan de goot- en bouwhoogte die behoren bij de ter plaatse van de aanduiding “bouwklasse” en in de navolgende tabel aangegeven bouwklasse, dan wel niet meer dan de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze meer bedragen;
-
de dakhelling mag niet minder bedragen dan de dakhelling die behoort bij de ter plaatse van de aanduiding “bouwklasse” en in de navolgende tabel aangegeven dakhelling, dan wel niet minder dan de bestaande dakhelling indien deze minder bedraagt.
Bouwklasse |
Goothoogte (m) |
Bouwhoogte (m) |
Dakhelling (°) |
|
Min. |
Max. |
Min. |
Max. |
Min. |
Max. |
q |
- |
3 |
- |
5 |
30 |
- |
-
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen gelden de volgende regels:
-
de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 25 m² per nutsvoorziening;
-
de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze meer bedraagt.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:
-
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, mag niet meer bedragen dan 5 meter.
10.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan, met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de milieusituatie;
-
het uitzicht van woningen;
-
de verkeersveiligheid;
-
de sociale veiligheid;
-
de waterhuishouding;
-
de woonsituatie,
nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing.
Artikel 11 Horeca
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Horeca’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
bedrijfsgebouwen ten behoeve van horecabedrijf categorie 1 en horecabedrijf categorie 2;
-
wonen, al dan niet in combinatie met:
-
aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven, mits:
-
niet meer dan 1/3 deel van het totale oppervlak van de woning, inclusief bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 75 m², voor de uitoefening van het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf wordt gebruikt;
-
alleen activiteiten worden uitgevoerd die niet meldingplichtig zijn in het kader van de milieuwetgeving en die genoemd zijn in bijlage 1 bij deze regels, dan wel naar aard en invloed daarmee gelijk te stellen zijn;
-
geen overwegende hinder wordt of kan worden toegebracht aan het woon- en leefmilieu;
-
geen onevenredige hinder wordt of kan worden toegebracht aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het niet zodanige verkeersaantrekkende activiteiten betreft die verkeersoverlast veroorzaken of die verkeersmaatregelen, waaronder extra parkeervoorzieningen, noodzakelijk maken;
-
er geen reclame-uitingen groter dan 0,5 m² bij of aan de woning worden geplaatst, met een maximum aantal van 1, onder de voorwaarde dat deze niet verlicht mag zijn;
-
degene die het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf uitoefent, tevens de bewoner van de woning is;
-
er geen activiteiten ten aanzien van een horecabedrijf of een seksinrichting worden uitgeoefend;
-
er geen buitenopslag ten behoeve van het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf plaatsvindt;
-
het hobbymatig gebruik voor bed & breakfast voor maximaal 4 personen, met dien verstande dat:
-
deze functie uitsluitend in de bestaande woning en/of de bestaande bijbehorende bouwwerken mag worden uitgeoefend;
-
er geen eigen kookgelegenheid is toegestaan;
-
permanente bewoning niet is toegestaan;
-
geen overwegende hinder wordt of kan worden toegebracht aan het woon- en leefmilieu;
-
geen onevenredige hinder wordt of kan worden toegebracht aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het niet zodanige verkeersaantrekkende activiteiten betreft die verkeersoverlast veroorzaken of die verkeersmaatregelen noodzakelijk maken;
-
het parkeren op eigen erf plaatsvindt,
en tevens voor:
-
(bedrijfs)woningen;
-
bijbehorende bouwwerken bij (bedrijfs)woningen,
met de daarbij behorende:
-
tuinen, erven en terreinen;
-
groenvoorzieningen;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
-
water;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
In de bestemming zijn horecabedrijven categorie 3 niet begrepen.
11.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
-
een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
-
de gezamenlijke oppervlakte van een hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan de op grond van het bepaalde onder 1 en de verbeelding toegelaten maximale oppervlakte van het hoofdgebouw, vermeerderd met de in sub b, onder 3 toegestane oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken;
-
de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan de goot- en bouwhoogte die behoren bij de ter plaatse van de aanduiding “bouwklasse” en in de navolgende tabel aangegeven bouwklasse, dan wel niet meer dan de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze meer bedragen;
-
de dakhelling mag niet minder bedragen dan de dakhelling die behoort bij de ter plaatse van de aanduiding “bouwklasse” en in de navolgende tabel aangegeven dakhelling, dan wel niet minder dan de bestaande dakhelling indien deze minder bedraagt;
-
het aantal (bedrijfs)woningen mag niet meer bedragen dan het bestaande aantal. waarvoor een bouwvergunning dan wel een omgevingsvergunning voor het bouwen is verleend.
Bouwklasse |
Goothoogte (m) |
Bouwhoogte (m) |
Dakhelling (°) |
|
Min. |
Max. |
Min. |
Max. |
Min. |
Max. |
a |
- |
3,5 |
- |
8 |
25 |
- |
e |
- |
6 |
- |
12 |
30 |
- |
h |
- |
3 |
- |
6,5 |
25 |
- |
i |
- |
6 |
- |
9 |
25 |
- |
l |
- |
5 |
- |
8 |
25 |
- |
-
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij hoofdgebouwen van (bedrijfs)woningen gelden de volgende regels:
-
bijbehorende bouwwerken dienen op ten minste 1 meter achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd;
-
in afwijking van het bepaalde onder 1 mag één uitbouw vóór de voorgevel van het hoofdgebouw worden gebouwd, met inachtneming van de volgende regels:
-
de diepte van de uitbouw mag ten hoogste 1,5 meter bedragen;
-
de breedte van de uitbouw mag ten hoogste 60% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw bedragen;
-
de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de hoogte van de bovenzijde van de afgewerkte vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw waaraan wordt aangebouwd;
-
de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken en hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan de op grond van sub a en de verbeelding toegelaten maximale oppervlakte van het hoofdgebouw, verminderd met de daadwerkelijke oppervlakte van het hoofdgebouw, vermeerderd met:
-
70 m² bij rijenwoningen, niet zijnde halfvrijstaande woningen;
-
70 m² bij vrijstaande en halfvrijstaande woningen op bouwpercelen kleiner dan 500 m²;
-
100 m² bij vrijstaande en halfvrijstaande woningen op bouwpercelen groter dan 500 m²;
-
125 m² bij vrijstaande en halfvrijstaande woningen op bouwpercelen groter dan 750 m²;
-
150 m² bij vrijstaande en halfvrijstaande woningen op bouwpercelen groter dan 1000 m²;
-
de bestaande oppervlakte indien deze meer is dan op grond van het bepaalde onder a t/m e is toegestaan;
-
het bebouwingspercentage op een bouwperceel mag ten hoogste 50% van de oppervlakte van het bouwperceel bedragen;
-
de goothoogte van aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en aangebouwde overkappingen mag ten hoogste 3 meter bedragen, dan wel niet meer dan de hoogte van de bovenzijde van de afgewerkte vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw voor zover het aan- en uitbouwen betreft, dan wel niet meer dan de bestaande goothoogte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen indien deze meer is;
-
de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen en vrijstaande overkappingen mag ten hoogste 3 meter bedragen;
-
de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag ten hoogste 6 meter bedragen, waarbij de bouwhoogte in ieder geval 1 meter lager is dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw;
-
een dakoverstek mag ten hoogste 0,5 meter bedragen;
-
ondergronds bouwen is niet toegestaan.
-
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen gelden de volgende regels:
-
de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 25 m² per nutsvoorziening;
-
de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze meer bedraagt.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 meter, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan, niet meer mag bedragen dan 1 meter;
-
de bouwhoogte van palen en masten mag niet meer bedragen dan 10 meter;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 meter.
11.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan, met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de milieusituatie;
-
het uitzicht van woningen;
-
de verkeersveiligheid;
-
de sociale veiligheid;
-
de waterhuishouding;
-
de woonsituatie,
nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing.
11.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de milieusituatie;
-
het uitzicht van woningen;
-
de verkeersveiligheid;
-
de woonsituatie,
bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 11.2, sub b, onder 7 en toestaan dat de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken ten hoogste 8 meter mag bedragen, waarbij de bouwhoogte in ieder geval 1 meter lager is dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw, mits:
-
de verhoging van de bouwhoogte niet leidt tot een onevenredige verslechtering van de bezonningssituatie van omliggende percelen;
-
de verhoging van de bouwhoogte niet zorgt voor een onevenredige inbreuk op de privacy bij omliggende percelen;
-
er vooraf een planschadeovereenkomst wordt ondertekend.
11.5 Specifieke gebruiksregels
Als gebruik in strijd met de bestemmingsomschrijving wordt in ieder geval begrepen:
-
het gebruik van bebouwing voor recreatieve bewoning;
-
het gebruik van een bijbehorend bouwwerk voor zelfstandige bewoning;
-
het gebruik van een bijbehorend bouwwerk als afhankelijke woonruimte.
11.6 Afwijken van de gebruiksregels
-
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van:
-
het bepaalde in lid 11.5, sub c en toestaan dat een bijbehorend bouwwerk tijdelijk als afhankelijke woonruimte wordt gebruikt, met dien verstande dat:
-
dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg. Om deze aan te tonen, is een indicering van een onafhankelijke indicatieorganisatie nodig;
-
de oppervlakte van de afhankelijke woonruimte maximaal 70 m² bedraagt;
-
het parkeren op het eigen erf plaatsvindt;
-
binnen 6 maanden na beëindiging van de mantelzorg het gebruik als afhankelijke woonruimte ongedaan wordt gemaakt;
-
het bepaalde in lid 11.5, sub c en toestaan dat naast de in lid 11.2, sub b, onder 3 genoemde oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken een tijdelijke (al dan niet aangebouwde) mantelzorgwoning wordt gerealiseerd, met dien verstande dat:
-
dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg. Om deze noodzaak aan te tonen, is een indicering van een onafhankelijke indicatieorganisatie nodig;
-
de oppervlakte van de tijdelijke (al dan niet aangebouwde) mantelzorgwoning maximaal 70 m² bedraagt;
-
het in lid 11.2, sub b, onder 4 genoemde bebouwingspercentage in acht wordt genomen;
-
het parkeren op eigen erf plaatsvindt;
-
binnen 6 maanden na beëindiging van de mantelzorg de tijdelijke (al dan niet aangebouwde) mantelzorgwoning is verwijderd.
-
Bij het verlenen van een omgevingsvergunning zoals genoemd in sub a, mag er geen onevenredige aantasting plaatsvinden van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de milieusituatie;
-
het uitzicht van woningen;
-
de verkeersveiligheid;
-
de woonsituatie.
Artikel 12 Maatschappelijk
12.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Maatschappelijk’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
gebouwen ten behoeve van maatschappelijke voorzieningen;
-
begraafplaatsen, uitsluitend op gronden ter plaatse van de aanduiding “begraafplaats”,
en tevens voor:
-
een zendmast, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “zend-/ont-vangstinstallatie”;
-
bedrijfswoningen uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”, al dan niet in combinatie met:
-
aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven, mits:
-
niet meer dan 1/3 deel van het totale oppervlak van de woning, inclusief bijbehorende bouwwerken, met een maximum van
-
75 m², voor de uitoefening van het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf wordt gebruikt;
-
alleen activiteiten worden uitgevoerd die niet meldingplichtig zijn in het kader van de milieuwetgeving en die genoemd zijn in bijlage 1 bij deze regels, dan wel naar aard en invloed daarmee gelijk te stellen zijn;
-
geen overwegende hinder wordt of kan worden toegebracht aan het woon- en leefmilieu;
-
geen onevenredige hinder wordt of kan worden toegebracht aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het niet zodanige verkeersaantrekkende activiteiten betreft die verkeersoverlast veroorzaken of die verkeersmaatregelen, waaronder extra parkeervoorzieningen, noodzakelijk maken;
-
er geen reclame-uitingen groter dan 0,5 m² bij of aan de woning worden geplaatst, met een maximum aantal van 1, onder de voorwaarde dat deze niet verlicht mag zijn;
-
degene die het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf uitoefent, tevens de bewoner van de woning is;
-
er geen activiteiten ten aanzien van een horecabedrijf of een seksinrichting worden uitgeoefend;
-
er geen buitenopslag ten behoeve van het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf plaatsvindt;
-
het hobbymatig gebruik voor bed & breakfast voor maximaal 4 personen, met dien verstande dat:
-
deze functie uitsluitend in de bestaande bedrijfswoning en/of de bestaande bijbehorende bouwwerken mag worden uitgeoefend;
-
er geen eigen kookgelegenheid is toegestaan;
-
permanente bewoning niet is toegestaan;
-
geen overwegende hinder wordt of kan worden toegebracht aan het woon- en leefmilieu;
-
geen onevenredige hinder wordt of kan worden toegebracht aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het niet zodanige verkeersaantrekkende activiteiten betreft die verkeersoverlast veroorzaken of die verkeersmaatregelen noodzakelijk maken;
-
het parkeren op eigen erf plaatsvindt;
-
bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen,
met de daarbij behorende:
-
tuinen, erven en terreinen;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
-
groen- en speelvoorzieningen;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
-
water.
12.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van maatschappelijke voorzieningen en hoofdgebouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
-
een gebouw mag uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
-
bedrijfswoningen mogen uitsluitend worden gebouwd op de gronden ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”;
-
de gezamenlijke oppervlakte van een hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan de op grond van het bepaalde onder 1 en 2 en de verbeelding toegelaten maximale oppervlakte van het hoofdgebouw, vermeerderd met de in sub b, onder 3 toegestane oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken;
-
de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan de goot- en bouwhoogte die behoren bij de ter plaatse van de aanduiding “bouwklasse” en in de navolgende tabel aangegeven bouwklasse, dan wel niet meer dan de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze meer bedragen;
-
de dakhelling mag niet minder bedragen dan de dakhelling die behoort bij de ter plaatse van de aanduiding “bouwklasse” en in de navolgende tabel aangegeven dakhelling, dan wel niet minder dan de bestaande dakhelling indien deze minder bedraagt;
-
het aantal bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan het bestaande aantal. waarvoor een bouwvergunning dan wel een omgevingsvergunning voor het bouwen is verleend.
Bouwklasse |
Goothoogte (m) |
Bouwhoogte (m) |
Dakhelling (°) |
|
Min. |
Max. |
Min. |
Max. |
Min. |
Max. |
b |
- |
6 |
- |
10 |
25 |
- |
c |
- |
4 |
- |
10 |
30 |
- |
d |
- |
5 |
- |
10 |
30 |
- |
e |
- |
6 |
- |
12 |
30 |
- |
f |
- |
- |
- |
4 |
- |
- |
h |
- |
3 |
- |
6,5 |
25 |
- |
i |
- |
6 |
- |
9 |
25 |
- |
l |
- |
5 |
- |
8 |
25 |
- |
m |
- |
- |
- |
7,5 |
- |
- |
p |
- |
9 |
- |
12 |
20 |
- |
r |
- |
8 |
- |
15 |
25 |
- |
v |
- |
12 |
- |
20 |
30 |
- |
-
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij hoofdgebouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
-
bijbehorende bouwwerken dienen op ten minste 1 meter achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd;
-
in afwijking van het bepaalde onder 1 mag één uitbouw vóór de voorgevel van het hoofdgebouw worden gebouwd, met inachtneming van de volgende regels:
-
de diepte van de uitbouw mag ten hoogste 1,5 meter bedragen;
-
de breedte van de uitbouw mag ten hoogste 60% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw bedragen;
-
de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de hoogte van de bovenzijde van de afgewerkte vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw waaraan wordt aangebouwd;
-
de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken en hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan de op grond van sub a en de verbeelding toegelaten maximale oppervlakte van het hoofdgebouw, verminderd met de daadwerkelijke oppervlakte van het hoofdgebouw, vermeerderd met:
-
70 m² bij rijenwoningen, niet zijnde halfvrijstaande woningen;
-
70 m² bij vrijstaande en halfvrijstaande woningen op bouwpercelen kleiner dan 500 m²;
-
100 m² bij vrijstaande en halfvrijstaande woningen op bouwpercelen groter dan 500 m²;
-
125 m² bij vrijstaande en halfvrijstaande woningen op bouwpercelen groter dan 750 m²;
-
150 m² bij vrijstaande en halfvrijstaande woningen op bouwpercelen groter dan 1000 m²;
-
de bestaande oppervlakte indien deze meer is dan op grond van het bepaalde onder a t/m e is toegestaan;
-
het bebouwingspercentage op een bouwperceel mag ten hoogste 50% van de oppervlakte van het bouwperceel bedragen;
-
de goothoogte van aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en aangebouwde overkappingen mag ten hoogste 3 meter bedragen, dan wel niet meer dan de hoogte van de bovenzijde van de afgewerkte vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw voor zover het aan- en uitbouwen betreft, dan wel niet meer dan de bestaande goothoogte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen indien deze meer is;
-
de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen en vrijstaande overkappingen mag ten hoogste 3 meter bedragen;
-
de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag ten hoogste 6 meter bedragen, waarbij de bouwhoogte in ieder geval 1 meter lager is dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw;
-
een dakoverstek mag ten hoogste 0,5 meter bedragen;
-
ondergronds bouwen is niet toegestaan.
-
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen gelden de volgende regels:
-
de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 25 m² per nutsvoorziening;
-
de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze meer bedraagt.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 meter, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan, niet meer mag bedragen dan 1 meter;
-
de bouwhoogte van palen en masten mag niet meer bedragen dan 10 meter, met dien verstande dat de bouwhoogte van een zendmast ter plaatse van de aanduiding “zend-/ontvangstmast” niet meer mag bedragen dan 45 m;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 meter.
12.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan, met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de milieusituatie;
-
het uitzicht van woningen;
-
de verkeersveiligheid;
-
de sociale veiligheid;
-
de waterhuishouding;
-
de woonsituatie,
nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing.
12.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de milieusituatie;
-
het uitzicht van woningen;
-
de verkeersveiligheid;
-
de woonsituatie,
bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 12.2, sub b, onder 7 en toestaan dat de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken ten hoogste 8 meter mag bedragen, waarbij de bouwhoogte in ieder geval 1 meter lager is dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw, mits:
-
de verhoging van de bouwhoogte niet leidt tot een onevenredige verslechtering van de bezonningssituatie van omliggende percelen;
-
de verhoging van de bouwhoogte niet zorgt voor een onevenredige inbreuk op de privacy bij omliggende percelen;
-
er vooraf een planschadeovereenkomst wordt ondertekend.
12.5 Specifieke gebruiksregels
Als gebruik in strijd met de bestemmingsomschrijving wordt in ieder geval begrepen:
-
het gebruik van bebouwing voor recreatieve bewoning;
-
het gebruik van een bijbehorend bouwwerk voor zelfstandige bewoning;
-
het gebruik van een bijbehorend bouwwerk als afhankelijke woonruimte.
12.6 Afwijken van de gebruiksregels
-
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van:
-
het bepaalde in lid 12.5, sub c en toestaan dat een bijbehorend bouwwerk tijdelijk als afhankelijke woonruimte wordt gebruikt, met dien verstande dat:
-
dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg. Om deze aan te tonen, is een indicering van een onafhankelijke indicatieorganisatie nodig;
-
de oppervlakte van de afhankelijke woonruimte maximaal 70 m² bedraagt;
-
het parkeren op het eigen erf plaatsvindt;
-
binnen 6 maanden na beëindiging van de mantelzorg het gebruik als afhankelijke woonruimte ongedaan wordt gemaakt;
-
het bepaalde in lid 12.5, sub c en toestaan dat naast de in lid 12.2, sub b, onder 3 genoemde oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken een tijdelijke (al dan niet aangebouwde) mantelzorgwoning wordt gerealiseerd, met dien verstande dat:
-
dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg. Om deze noodzaak aan te tonen, is een indicering van een onafhankelijke indicatieorganisatie nodig;
-
de oppervlakte van de tijdelijke (al dan niet aangebouwde) mantelzorgwoning maximaal 70 m² bedraagt;
-
het in lid 12.2, sub b, onder 4 genoemde bebouwingspercentage in acht wordt genomen;
-
het parkeren op eigen erf plaatsvindt;
-
binnen 6 maanden na beëindiging van de mantelzorg de tijdelijke (al dan niet aangebouwde) mantelzorgwoning is verwijderd.
-
Bij het verlenen van een omgevingsvergunning zoals genoemd in sub a, mag er geen onevenredige aantasting plaatsvinden van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de milieusituatie;
-
het uitzicht van woningen;
-
de verkeersveiligheid;
-
de woonsituatie.
Artikel 13 Recreatie - Manege
13.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Recreatie – Manege’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
gebouwen ten behoeve van een manege,
en tevens voor:
-
een bedrijfswoning, uitsluitend op gronden ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”, al dan niet in combinatie met:
-
aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven, mits:
-
niet meer dan 1/3 deel van het totale oppervlak van de woning, inclusief bijbehorende bouwwerken, met een maximum van
-
75 m², voor de uitoefening van het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf wordt gebruikt;
-
alleen activiteiten worden uitgevoerd die niet meldingplichtig zijn in het kader van de milieuwetgeving en die genoemd zijn in bijlage 1 bij deze regels, dan wel naar aard en invloed daarmee gelijk te stellen zijn;
-
geen overwegende hinder wordt of kan worden toegebracht aan het woon- en leefmilieu;
-
geen onevenredige hinder wordt of kan worden toegebracht aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het niet zodanige verkeersaantrekkende activiteiten betreft die verkeersoverlast veroorzaken of die verkeersmaatregelen, waaronder extra parkeervoorzieningen, noodzakelijk maken;
-
er geen reclame-uitingen groter dan 0,5 m² bij of aan de woning worden geplaatst, met een maximum aantal van 1, onder de voorwaarde dat deze niet verlicht mag zijn;
-
degene die het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf uitoefent, tevens de bewoner van de woning is;
-
er geen activiteiten ten aanzien van een horecabedrijf of een seksinrichting worden uitgeoefend;
-
er geen buitenopslag ten behoeve van het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf plaatsvindt;
-
het hobbymatig gebruik voor bed & breakfast voor maximaal 4 personen, met dien verstande dat:
-
deze functie uitsluitend in de bestaande bedrijfswoning en/of de bestaande bijbehorende bouwwerken mag worden uitgeoefend;
-
er geen eigen kookgelegenheid is toegestaan;
-
permanente bewoning niet is toegestaan;
-
geen overwegende hinder wordt of kan worden toegebracht aan het woon- en leefmilieu;
-
geen onevenredige hinder wordt of kan worden toegebracht aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het niet zodanige verkeersaantrekkende activiteiten betreft die verkeersoverlast veroorzaken of die verkeersmaatregelen noodzakelijk maken;
-
het parkeren op eigen erf plaatsvindt;
-
bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen,
met de daarbij behorende:
-
tuinen, erven en terreinen;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
-
groen- en speelvoorzieningen;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
-
water.
In de bestemming zijn ondergeschikte horeca-activiteiten begrepen.
13.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van een manege en hoofdgebouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
-
een gebouw mag uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
-
de gezamenlijke oppervlakte van een hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan de op grond van het bepaalde onder 1 en de verbeelding toegelaten maximale oppervlakte van het hoofdgebouw, vermeerderd met de in sub b, onder 3 toegestane oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken;
-
de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan de goot- en bouwhoogte die behoren bij de ter plaatse van de aanduiding “bouwklasse” en in de navolgende tabel aangegeven bouwklasse, dan wel niet meer dan de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze meer bedragen;
-
de dakhelling mag niet minder bedragen dan de dakhelling die behoort bij de ter plaatse van de aanduiding “bouwklasse” en in de navolgende tabel aangegeven dakhelling, dan wel niet minder dan de bestaande dakhelling indien deze minder bedraagt;
-
het aantal bedrijfswoningen mag niet meer bedragen dan het bestaande aantal. waarvoor een bouwvergunning dan wel een omgevingsvergunning voor het bouwen is verleend.
Bouwklasse |
Goothoogte (m) |
Bouwhoogte (m) |
Dakhelling (°) |
|
Min. |
Max. |
Min. |
Max. |
Min. |
Max. |
d |
- |
5 |
- |
10 |
30 |
- |
l |
- |
5 |
- |
8 |
25 |
- |
-
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij hoofdgebouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:
-
bijbehorende bouwwerken dienen op ten minste 1 meter achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd;
-
in afwijking van het bepaalde onder 1 mag één uitbouw vóór de voorgevel van het hoofdgebouw worden gebouwd, met inachtneming van de volgende regels:
-
de diepte van de uitbouw mag ten hoogste 1,5 meter bedragen;
-
de breedte van de uitbouw mag ten hoogste 60% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw bedragen;
-
de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de hoogte van de bovenzijde van de afgewerkte vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw waaraan wordt aangebouwd;
-
de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken en hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan de op grond van sub a en de verbeelding toegelaten maximale oppervlakte van het hoofdgebouw, verminderd met de daadwerkelijke oppervlakte van het hoofdgebouw, vermeerderd met:
-
70 m² bij rijenwoningen, niet zijnde halfvrijstaande woningen;
-
70 m² bij vrijstaande en halfvrijstaande woningen op bouwpercelen kleiner dan 500 m²;
-
100 m² bij vrijstaande en halfvrijstaande woningen op bouwpercelen groter dan 500 m²;
-
125 m² bij vrijstaande en halfvrijstaande woningen op bouwpercelen groter dan 750 m²;
-
150 m² bij vrijstaande en halfvrijstaande woningen op bouwpercelen groter dan 1000 m²;
-
de bestaande oppervlakte indien deze meer is dan op grond van het bepaalde onder a t/m e is toegestaan;
-
het bebouwingspercentage op een bouwperceel mag ten hoogste 50% van de oppervlakte van het bouwperceel bedragen;
-
de goothoogte van aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en aangebouwde overkappingen mag ten hoogste 3 meter bedragen, dan wel niet meer dan de hoogte van de bovenzijde van de afgewerkte vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw voor zover het aan- en uitbouwen betreft, dan wel niet meer dan de bestaande goothoogte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen indien deze meer is;
-
de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen en vrijstaande overkappingen mag ten hoogste 3 meter bedragen;
-
de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag ten hoogste 6 meter bedragen, waarbij de bouwhoogte in ieder geval 1 meter lager is dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw;
-
een dakoverstek mag ten hoogste 0,5 meter bedragen;
-
ondergronds bouwen is niet toegestaan.
-
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen gelden de volgende regels:
-
de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 25 m² per nutsvoorziening;
-
de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze meer bedraagt.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 meter, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan, niet meer mag bedragen dan 1 meter mag;
-
de bouwhoogte van palen en masten mag niet meer bedragen dan 10 meter;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 meter.
13.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan, met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de milieusituatie;
-
het uitzicht van woningen;
-
de verkeersveiligheid;
-
de sociale veiligheid;
-
de waterhuishouding;
-
de woonsituatie,
nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing.
13.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de milieusituatie;
-
het uitzicht van woningen;
-
de verkeersveiligheid;
-
de woonsituatie,
bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 13.2, sub b, onder 7 en toestaan dat de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken ten hoogste 8 meter mag bedragen, waarbij de bouwhoogte in ieder geval 1 meter lager is dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw, mits:
-
de verhoging van de bouwhoogte niet leidt tot een onevenredige verslechtering van de bezonningssituatie van omliggende percelen;
-
de verhoging van de bouwhoogte niet zorgt voor een onevenredige inbreuk op de privacy bij omliggende percelen;
-
er vooraf een planschadeovereenkomst wordt ondertekend.
13.5 Specifieke gebruiksregels
Als gebruik in strijd met de bestemmingsomschrijving wordt in ieder geval begrepen:
-
het gebruik van bebouwing voor recreatieve bewoning;
-
het gebruik van een bijbehorend bouwwerk voor zelfstandige bewoning;
-
het gebruik van een bijbehorend bouwwerk als afhankelijke woonruimte.
13.6 Afwijken van de gebruiksregels
-
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van:
-
het bepaalde in lid 13.5, sub c en toestaan dat een bijbehorend bouwwerk tijdelijk als afhankelijke woonruimte wordt gebruikt, met dien verstande dat:
-
dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg. Om deze aan te tonen, is een indicering van een onafhankelijke indicatieorganisatie nodig;
-
de oppervlakte van de afhankelijke woonruimte maximaal 70 m² bedraagt;
-
het parkeren op het eigen erf plaatsvindt;
-
binnen 6 maanden na beëindiging van de mantelzorg het gebruik als afhankelijke woonruimte ongedaan wordt gemaakt;
-
het bepaalde in lid 13.5, sub c en toestaan dat naast de in lid 13.2, sub b, onder 3 genoemde oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken een tijdelijke (al dan niet aangebouwde) mantelzorgwoning wordt gerealiseerd, met dien verstande dat:
-
dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg. Om deze noodzaak aan te tonen, is een indicering van een onafhankelijke indicatieorganisatie nodig;
-
de oppervlakte van de tijdelijke (al dan niet aangebouwde) mantelzorgwoning maximaal 70 m² bedraagt;
-
het in lid 13.2, sub b, onder 4 genoemde bebouwingspercentage in acht wordt genomen;
-
het parkeren op eigen erf plaatsvindt;
-
binnen 6 maanden na beëindiging van de mantelzorg de tijdelijke (al dan niet aangebouwde) mantelzorgwoning is verwijderd.
-
Bij het verlenen van een omgevingsvergunning zoals genoemd in sub a, mag er geen onevenredige aantasting plaatsvinden van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de milieusituatie;
-
het uitzicht van woningen;
-
de verkeersveiligheid;
-
de woonsituatie.
13.7 Wijzigingsbevoegdheid
-
Het bevoegd gezag kan, overeenkomstig de Wet ruimtelijke ordening en mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
stedenbouwkundige, cultuurhistorische en landschappelijke kwaliteiten;
-
de verkeersveiligheid;
-
de woonsituatie,
de bestemming wijzigen ten behoeve van kleinschalige vormen van dag- en verblijfsrecreatie in de vorm van een theeschenkerij, bedrijfsmatige bed & breakfast en recreatieappartementen, met dien verstande dat:
-
de bedrijfsactiviteiten bij toepassing van de wijzigingsbevoegdheid volledig zijn beëindigd;
-
genoemde functies dienen te worden gesitueerd in de bestaande (voormalige) agrarische bedrijfsgebouwen en de bestaande bedrijfswoning;
-
er ten hoogste 6 recreatieappartementen gerealiseerd mogen worden;
-
de recreatieappartementen niet voor permanente bewoning mogen worden gebruikt;
-
buitenopslag niet is toegestaan;
-
de nieuwe functie aantoonbaar geen onevenredige verkeersaantrekkende werking mag hebben;
-
parkeren op eigen erf dient plaatst te vinden;
-
indien er nieuwbouw plaatsvindt, een beeldkwaliteitsplan dient te worden opgesteld.
-
Bij de voorbereiding van de onder a genoemde wijzigingsbevoegdheid zal onder meer rekening worden gehouden met de aspecten bodem, water, milieutechnische aspecten en parkeervoorzieningen.
-
Op de voorbereiding van een besluit tot wijziging is de procedure als geregeld in de Wet ruimtelijke ordening van toepassing.
Artikel 14 Recreatie - Speeltuin
De voor ‘Recreatie – Speeltuin’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
gebouwen ten behoeve van een speeltuin,
met de daarbij behorende:
-
tuinen, erven en terreinen;
-
groenvoorzieningen;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
-
water;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
14.1 Bouwregels
-
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
-
een gebouw mag uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
-
de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan de goot- en bouwhoogte die behoren bij de ter plaatse van de aanduiding “bouwklasse” en in de navolgende tabel aangegeven bouwklasse, dan wel niet meer dan de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze meer bedragen;
-
de dakhelling mag niet minder bedragen dan de dakhelling die behoort bij de ter plaatse van de aanduiding “bouwklasse” en in de navolgende tabel aangegeven dakhelling, dan wel niet minder dan de bestaande dakhelling indien deze minder bedraagt;
-
er mogen geen dienstwoningen worden gebouwd.
Bouwklasse |
Goothoogte (m) |
Bouwhoogte (m) |
Dakhelling (°) |
|
Min. |
Max. |
Min. |
Max. |
Min. |
Max. |
q |
- |
3 |
- |
5 |
30 |
- |
-
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen gelden de volgende regels:
-
de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 25 m² per nutsvoorziening;
-
de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze meer bedraagt.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 meter;
-
de bouwhoogte van palen en masten mag niet meer bedragen dan 10 meter;
-
de bouwhoogte van speeltoestellen mag niet meer bedragen dan 8 meter;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 meter.
14.2 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan, met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de milieusituatie;
-
het uitzicht van woningen;
-
de verkeersveiligheid;
-
de sociale veiligheid;
-
de waterhuishouding;
-
de woonsituatie,
nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing.
Artikel 15 Recreatie - Zwembad
15.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Recreatie – Zwembad’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
gebouwen ten behoeve van een (openlucht)zwembad, met daarbij behorende was- en kleedruimten en bergings- en stallingruimten,
met de daarbij behorende:
-
tuinen, erven en terreinen;
-
groenvoorzieningen;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
-
water;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
In de bestemming zijn ondergeschikte horeca-activiteiten begrepen.
15.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
-
een gebouw mag uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
-
de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan de goot- en bouwhoogte die behoren bij de ter plaatse van de aanduiding “bouwklasse” en in de navolgende tabel aangegeven bouwklasse, dan wel niet meer dan de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze meer bedragen;
-
de dakhelling mag niet minder bedragen dan de dakhelling die behoort bij de ter plaatse van de aanduiding “bouwklasse” en in de navolgende tabel aangegeven dakhelling, dan wel niet minder dan de bestaande dakhelling indien deze minder bedraagt;
-
er mogen geen dienstwoningen worden gebouwd.
Bouwklasse |
Goothoogte (m) |
Bouwhoogte (m) |
Dakhelling (°) |
|
Min. |
Max. |
Min. |
Max. |
Min. |
Max. |
o |
- |
- |
- |
6 |
- |
- |
-
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen gelden de volgende regels:
-
de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 25 m² per nutsvoorziening;
-
de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze meer bedraagt.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 meter;
-
de bouwhoogte van palen en masten mag niet meer bedragen dan 10 meter;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 meter.
15.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan, met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de milieusituatie;
-
het uitzicht van woningen;
-
de verkeersveiligheid;
-
de sociale veiligheid;
-
de waterhuishouding;
-
de woonsituatie,
nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing.
Artikel 16 Sport
16.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Sport’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
gebouwen ten behoeve van sportvoorzieningen met daarbij inbegrepen (additionele) voorzieningen als was- en kleedruimten, kantine, bergings- en stallingsruimten en verenigingsgebouwen;
-
sportterreinen,
met de daarbij behorende:
-
tuinen, erven en terreinen;
-
groenvoorzieningen;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
-
water;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
In de bestemming zijn ondergeschikte horeca-activiteiten begrepen.
16.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
-
een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
-
de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan de goot- en bouwhoogte die behoren bij de ter plaatse van de aanduiding “bouwklasse” en in de navolgende tabel aangegeven bouwklasse, dan wel niet meer dan de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze meer bedragen;
-
de dakhelling mag niet minder bedragen dan de dakhelling die behoort bij de ter plaatse van de aanduiding “bouwklasse” en in de navolgende tabel aangegeven dakhelling, dan wel niet minder dan de bestaande dakhelling indien deze minder bedraagt;
-
er mogen geen bedrijfswoningen worden gebouwd.
Bouwklasse |
Goothoogte (m) |
Bouwhoogte (m) |
Dakhelling (°) |
|
Min. |
Max. |
Min. |
Max. |
Min. |
Max. |
q |
- |
3 |
- |
5 |
30 |
- |
t |
- |
8 |
- |
12 |
- |
- |
-
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen gelden de volgende regels:
-
de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 25 m² per nutsvoorziening;
-
de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze meer bedraagt.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 meter;
-
de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 10 meter;
-
de bouwhoogte van palen en overige masten mag niet meer bedragen dan 10 meter;
-
de bouwhoogte van ballenvangers en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwwerken ten behoeve van sportbeoefening, mogen niet meer bedragen dan 15 meter;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 meter.
16.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan, met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de milieusituatie;
-
het uitzicht van woningen;
-
de verkeersveiligheid;
-
de sociale veiligheid;
-
de waterhuishouding;
-
de woonsituatie,
nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing.
Artikel 17 Tuin
17.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Tuin’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
tuinen en erven behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen.
17.2 Bouwregels
-
In of op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van 1 uitbouw voor de voorgevel van een hoofdgebouw als bedoeld in lid 20.2 en lid 21.2, met inachtneming van de volgende regels:
-
de diepte van de uitbouw mag ten hoogste 1,5 meter bedragen;
-
de breedte van de uitbouw mag ten hoogste 60% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw bedragen;
-
de bouwhoogte van een uitbouw mag niet meer bedragen dan de hoogte van de bovenzijde van de afgewerkte vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw waaraan wordt aangebouwd.
-
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen gelden de volgende regels:
-
de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 25 m² per nutsvoorziening;
-
de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze meer bedraagt.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 meter, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan, niet meer mag bedragen dan 1 meter;
-
de bouwhoogte van palen en masten mag niet meer bedragen dan 10 meter;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 meter.
17.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan, met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de milieusituatie;
-
het uitzicht van woningen;
-
de verkeersveiligheid;
-
de sociale veiligheid;
-
de waterhuishouding;
-
de woonsituatie,
nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing.
Artikel 18 Verkeer - Verblijf
18.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Verkeer - Verblijf’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
woonstraten;
-
voet- en fietspaden,
waarbij gestreefd wordt naar een inrichting hoofdzakelijk gericht op de ontsluiting van de aanliggende gronden,
en tevens voor:
-
volkstuinen, uitsluitend op de gronden ter plaatse van de aanduiding “volkstuin”;
-
autoboxen, uitsluitend op gronden ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van verkeer - autoboxen”,
met de daarbij behorende:
-
parkeervoorzieningen;
-
groenvoorzieningen;
-
speelvoorzieningen;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
water;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
18.2 Bouwregels
-
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van:
-
autoboxen, met dien verstande dat:
-
deze uitsluitend mogen worden gebouwd op de gronden ter plaatse van de aanduiding “specifieke vorm van verkeer – autoboxen”;
-
de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3,5 meter;
-
gebouwen ten behoeve van volkstuinen, met dien verstande dat:
-
deze uitsluitend mogen worden gebouwd op de gronden ter plaatse van de aanduiding “volkstuin”;
-
per volkstuin ten hoogste één gebouw mag worden gebouwd;
-
per volkstuin mag 10% van het oppervlak worden bebouwd, tot een maximum van 6 m²;
-
de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 2,5 meter.
-
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen gelden de volgende regels:
-
de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 25 m² per nutsvoorziening;
-
de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze meer bedraagt.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:
-
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, mag niet meer bedragen dan 3 meter.
18.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan, met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de milieusituatie;
-
het uitzicht van woningen;
-
de verkeersveiligheid;
-
de sociale veiligheid;
-
de waterhuishouding;
-
de woonsituatie,
nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing.
Artikel 19 Water
19.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Water’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
water met een functie voor de waterhuishouding,
met de daarbij behorende:
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
19.2 Bouwregels
-
Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:
-
de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 2 meter.
19.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan, met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de milieusituatie;
-
het uitzicht van woningen;
-
de verkeersveiligheid;
-
de sociale veiligheid;
-
de waterhuishouding;
-
de woonsituatie,
nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
19.4 Specifieke gebruiksregels
Als gebruik in strijd met de bestemmingsomschrijving wordt in ieder geval begrepen:
-
het verkleinen van het doorstroomprofiel van wateroppervlakken;
-
het innemen van een ligplaats voor een woonschip.
Artikel 20 Wonen
20.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
woningen, al dan niet in combinatie met:
-
aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven, mits:
-
niet meer dan 1/3 deel van het totale oppervlak van de woning, inclusief bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 75 m², voor de uitoefening van het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf wordt gebruikt;
-
alleen activiteiten worden uitgevoerd die niet meldingplichtig zijn in het kader van de milieuwetgeving en die genoemd zijn in bijlage 1 bij deze regels, dan wel naar aard en invloed daarmee gelijk te stellen zijn;
-
geen overwegende hinder wordt of kan worden toegebracht aan het woon- en leefmilieu;
-
geen onevenredige hinder wordt of kan worden toegebracht aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het niet zodanige verkeersaantrekkende activiteiten betreft die verkeersoverlast veroorzaken of die verkeersmaatregelen, waaronder extra parkeervoorzieningen, noodzakelijk maken;
-
er geen reclame-uitingen groter dan 0,5 m² bij of aan de woning worden geplaatst, met een maximum aantal van 1, onder de voorwaarde dat deze niet verlicht mag zijn;
-
degene die het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf uitoefent, tevens de bewoner van de woning is;
-
er geen activiteiten ten aanzien van een horecabedrijf of een seksinrichting worden uitgeoefend;
-
er geen detailhandel plaatsvindt, anders dan onderschikte detailhandel;
-
er geen buitenopslag ten behoeve van het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf plaatsvindt;
-
het hobbymatig gebruik voor bed & breakfast voor maximaal 4 personen, met dien verstande dat:
-
deze functie uitsluitend in de bestaande woning en/of de bestaande bijbehorende bouwwerken mag worden uitgeoefend;
-
er geen eigen kookgelegenheid is toegestaan;
-
permanente bewoning niet is toegestaan;
-
geen overwegende hinder wordt of kan worden toegebracht aan het woon- en leefmilieu;
-
geen onevenredige hinder wordt of kan worden toegebracht aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het niet zodanige verkeersaantrekkende activiteiten betreft die verkeersoverlast veroorzaken of die verkeersmaatregelen noodzakelijk maken;
-
het parkeren op eigen erf plaatsvindt,
en tevens voor:
-
bijbehorende bouwwerken bij woningen,
met de daarbij behorende:
-
tuinen en erven;
-
groenvoorzieningen;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
-
water;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
20.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
-
een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
-
de gezamenlijke oppervlakte van een hoofdgebouw en bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan de op grond van het bepaalde onder 1 en de verbeelding toegelaten maximale oppervlakte van het hoofdgebouw, vermeerderd met de in sub b, onder 3 toegestane oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken;
-
het aantal woningen mag niet meer bedragen dan het bestaande aantal per bouwvlak dan wel het aantal ter plaatse van de aanduiding “aantal wooneenheden”, met dien verstande dat de voorgevel in de naar een weg gekeerde bouwgrens moet worden gebouwd;
-
de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan de goot- en bouwhoogte die behoren bij de ter plaatse van de aanduiding “bouwklasse” en in de navolgende tabel aangegeven bouwklasse, dan wel niet meer dan de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze meer bedragen;
-
de dakhelling mag niet minder bedragen dan de dakhelling die behoort bij de ter plaatse van de aanduiding “bouwklasse” en in de navolgende tabel aangegeven dakhelling, dan wel niet minder dan de bestaande dakhelling indien deze minder bedraagt.
Bouwklasse |
Goothoogte (m) |
Bouwhoogte (m) |
Dakhelling (°) |
|
Min. |
Max. |
Min. |
Max. |
Min. |
Max. |
a |
- |
3,5 |
- |
8 |
25 |
- |
b |
- |
6 |
- |
10 |
25 |
- |
c |
- |
4 |
- |
10 |
30 |
- |
d |
- |
5 |
- |
10 |
30 |
- |
e |
- |
6 |
- |
12 |
30 |
- |
f |
- |
- |
- |
4 |
- |
- |
g |
- |
4 |
- |
9 |
25 |
- |
h |
- |
3 |
- |
6,5 |
25 |
- |
i |
- |
6 |
- |
9 |
25 |
- |
j |
- |
3 |
- |
10 |
30 |
- |
k |
- |
3,5 |
- |
12 |
30 |
- |
l |
- |
5 |
- |
8 |
25 |
- |
m |
- |
- |
- |
7,5 |
- |
- |
n |
- |
4 |
- |
6 |
25 |
- |
o |
- |
- |
- |
6 |
- |
- |
p |
- |
9 |
- |
12 |
20 |
- |
q |
- |
3 |
- |
5 |
30 |
- |
u |
- |
3 |
- |
9 |
30 |
- |
y |
|
5,5 |
- |
8 |
30 |
- |
-
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
-
bijbehorende bouwwerken dienen op ten minste 1 meter achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd, met uitzondering van bijgebouwen ter plaatse van de aanduiding “bijgebouwen”;
-
de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken en hoofdgebouwen mag niet meer bedragen dan de op grond van sub a en de verbeelding toegelaten maximale oppervlakte van het hoofdgebouw, verminderd met de daadwerkelijke oppervlakte van het hoofdgebouw, vermeerderd met:
-
70 m² bij rijenwoningen, niet zijnde halfvrijstaande woningen;
-
70 m² bij vrijstaande en halfvrijstaande woningen op bouwpercelen kleiner dan 500 m²;
-
100 m² bij vrijstaande en halfvrijstaande woningen op bouwpercelen groter dan 500 m²;
-
125 m² bij vrijstaande en halfvrijstaande woningen op bouwpercelen groter dan 750 m²;
-
150 m² bij vrijstaande en halfvrijstaande woningen op bouwpercelen groter dan 1000 m²;
-
de bestaande oppervlakte indien deze meer is dan op grond van het bepaalde onder a t/m e is toegestaan;
-
het bebouwingspercentage op een bouwperceel mag ten hoogste 50% van de oppervlakte van het bouwperceel bedragen, dan wel het bestaande percentage waar tevens de aanduiding “bijgebouwen” van toepassing is;
-
de goothoogte van aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en aangebouwde overkappingen mag ten hoogste 3 meter bedragen, dan wel niet meer dan de hoogte van de bovenzijde van de afgewerkte vloer van de eerste verdieping van het hoofdgebouw voor zover het aan- en uitbouwen betreft, dan wel niet meer dan de bestaande goothoogte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen indien deze meer is;
-
de goothoogte van vrijstaande bijgebouwen en vrijstaande overkappingen mag ten hoogste 3 meter bedragen, dan wel de bestaande goothoogte van vrijstaande bijgebouwen en vrijstaande overkappingen indien deze meer is;
-
de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag ten hoogste 6 meter bedragen, waarbij de bouwhoogte in ieder geval 1 meter lager is dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw, dan wel de bestaande bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken ter plaatse van de aanduiding “bijgebouwen”;
-
een dakoverstek mag ten hoogste 0,5 meter bedragen;
-
ondergronds bouwen is niet toegestaan.
-
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen gelden de volgende regels:
-
de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 25 m² per nutsvoorziening;
-
de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze meer bedraagt.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 meter, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan, niet meer mag bedragen dan 1 meter;
-
de bouwhoogte van palen en masten mag niet meer bedragen dan 10 meter;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 meter.
20.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan, met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de milieusituatie;
-
het uitzicht van woningen;
-
de verkeersveiligheid;
-
de sociale veiligheid;
-
de waterhuishouding;
-
de woonsituatie,
nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing.
20.4 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de milieusituatie;
-
het uitzicht van woningen;
-
de verkeersveiligheid;
-
de woonsituatie,
bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 20.2, sub b, onder 6 en toestaan dat de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken ten hoogste 8 meter mag bedragen, waarbij de bouwhoogte in ieder geval 1 meter lager is dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw, mits:
-
de verhoging van de bouwhoogte niet leidt tot een onevenredige verslechtering van de bezonningssituatie van omliggende percelen;
-
de verhoging van de bouwhoogte niet zorgt voor een onevenredige inbreuk op de privacy bij omliggende percelen;
-
er vooraf een planschadeovereenkomst wordt ondertekend.
20.5 Specifieke gebruiksregels
Als gebruik in strijd met de bestemmingsomschrijving wordt in ieder geval begrepen:
-
het gebruik van bebouwing voor recreatieve bewoning;
-
het gebruik van een bijbehorend bouwwerk voor zelfstandige bewoning;
-
het gebruik van een bijbehorend bouwwerk als afhankelijke woonruimte.
20.6 Afwijken van de gebruiksregels
-
Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van:
-
het bepaalde in lid 20.5, sub c en toestaan dat een bijbehorend bouwwerk tijdelijk als afhankelijke woonruimte wordt gebruikt, met dien verstande dat:
-
dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg. Om deze aan te tonen, is een indicering van een onafhankelijke indicatieorganisatie nodig;
-
de oppervlakte van de afhankelijke woonruimte maximaal 70 m² bedraagt;
-
het parkeren op het eigen erf plaatsvindt;
-
binnen 6 maanden na beëindiging van de mantelzorg het gebruik als afhankelijke woonruimte ongedaan wordt gemaakt;
-
het bepaalde in lid 20.5, sub c en toestaan dat naast de in lid 20.2, sub b, onder 2 genoemde oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken een tijdelijke (al dan niet aangebouwde) mantelzorgwoning wordt gerealiseerd, met dien verstande dat:
-
dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit een oogpunt van mantelzorg. Om deze noodzaak aan te tonen, is een indicering van een onafhankelijke indicatieorganisatie nodig;
-
de oppervlakte van de tijdelijke (al dan niet aangebouwde) mantelzorgwoning maximaal 70 m² bedraagt;
-
het in lid 20.2, sub b, onder 3 genoemde bebouwingspercentage in acht wordt genomen;
-
het parkeren op eigen erf plaatsvindt;
-
binnen 6 maanden na beëindiging van de mantelzorg de tijdelijke (al dan niet aangebouwde) mantelzorgwoning is verwijderd.
-
voor de realisatie van voorzieningen voor bed & breakfast en recreatief nachtverblijf in combinatie met de woonfunctie, onder de volgende voorwaarden:
-
-
gelegenheid voor bed & breakfast en recreatief nachtverblijf moet binnen de bestaande bebouwing worden geboden;
-
er mogen maximaal 4 slaapplaatsen worden gerealiseerd;
-
bed & breakfast en recreatief nachtverblijf moeten ondergeschikt blijven aan de woonfunctie;
-
er mag geen sprake zijn van een sterke verkeersaantrekkende werking;
-
parkeren moet op eigen erf plaatsvinden;
-
de activiteit mag niet leiden tot beperking van de ontplooiingsmogelijkheden van nabijgelegen agrarische en andere bedrijven.
-
Bij het verlenen van een omgevingsvergunning zoals genoemd in sub a, mag er geen onevenredige aantasting plaatsvinden van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de milieusituatie;
-
het uitzicht van woningen;
-
de verkeersveiligheid;
-
de woonsituatie.
Artikel 21 Wonen - Bijzonder woongebouw
21.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen – Bijzonder woongebouw’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
woongebouwen, al dan niet in combinatie met:
-
verzorging en/ of verpleging en/ of maatschappelijke voorzieningen;
-
aan-huis-verbonden beroepen en bedrijven, mits:
-
niet meer dan 1/3 deel van het totale oppervlak van de woning, inclusief bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 75 m², voor de uitoefening van het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf wordt gebruikt;
-
alleen activiteiten worden uitgevoerd die niet meldingplichtig zijn in het kader van de milieuwetgeving en die genoemd zijn in bijlage 1 bij deze regels, dan wel naar aard en invloed daarmee gelijk te stellen zijn;
-
geen overwegende hinder wordt of kan worden toegebracht aan het woon- en leefmilieu;
-
geen onevenredige hinder wordt of kan worden toegebracht aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het niet zodanige verkeersaantrekkende activiteiten betreft die verkeersoverlast veroorzaken of die verkeersmaatregelen, waaronder extra parkeervoorzieningen, noodzakelijk maken;
-
er geen reclame-uitingen groter dan 0,5 m² bij of aan de woning worden geplaatst, met een maximum aantal van 1, onder de voorwaarde dat deze niet verlicht mag zijn;
-
degene die het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf uitoefent, tevens de bewoner van de woning is;
-
er geen activiteiten ten aanzien van een horecabedrijf of een seksinrichting worden uitgeoefend;
-
er geen detailhandel plaatsvindt, anders dan onderschikte detailhandel;
-
er geen buitenopslag ten behoeve van het aan-huis-verbonden beroep of bedrijf plaatsvindt;
met de daarbij behorende:
-
tuinen, erven en terreinen;
-
groenvoorzieningen;
-
openbare nutsvoorzieningen;
-
verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
-
water;
-
bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
21.2 Bouwregels
-
Voor het bouwen van woongebouwen gelden de volgende regels:
-
een woongebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding “maximum bebouwingspercentage”, waar de oppervlakte van een woongebouw mag niet meer bedragen dan het aangegeven bebouwingspercentage;
-
het aantal woningen per woongebouw bedraagt ten hoogste het bestaande aantal;
-
de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan de goot- en bouwhoogte die behoren bij de ter plaatse van de aanduiding “bouwklasse” en in de navolgende tabel aangegeven bouwklasse, dan wel niet meer dan de bestaande goot- en bouwhoogte indien deze meer bedragen;
-
de dakhelling mag niet minder bedragen dan de dakhelling die behoort bij de ter plaatse van de aanduiding “bouwklasse” en in de navolgende tabel aangegeven dakhelling, dan wel niet minder dan de bestaande dakhelling indien deze minder bedraagt.
Bouwklasse |
Goothoogte (m) |
Bouwhoogte (m) |
Dakhelling (°) |
|
Min. |
Max. |
Min. |
Max. |
Min. |
Max. |
b |
- |
6 |
- |
10 |
25 |
- |
g |
- |
4 |
- |
9 |
25 |
- |
h |
- |
3 |
- |
6,5 |
25 |
- |
i |
- |
6 |
- |
9 |
25 |
- |
r |
- |
8 |
- |
15 |
25 |
- |
-
Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van openbare nutsvoorzieningen gelden de volgende regels:
-
de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 25 m² per nutsvoorziening;
-
de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze meer bedraagt.
-
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
-
de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 meter, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevel van het gebouw of het verlengde daarvan, niet meer mag bedragen dan 1 meter;
-
de bouwhoogte van palen en masten mag niet meer bedragen dan 10 meter;
-
de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 meter.
21.3 Nadere eisen
Het bevoegd gezag kan, met het oog op het voorkomen van een onevenredige aantasting van:
-
de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
-
het straat- en bebouwingsbeeld;
-
de milieusituatie;
-
het uitzicht van woningen;
-
de verkeersveiligheid;
-
de sociale veiligheid;
-
de waterhuishouding;
-
de woonsituatie,
nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing.
21.4 Specifieke gebruiksregels
Als gebruik in strijd met de bestemmingsomschrijving wordt in ieder geval begrepen:
-
het gebruik van bebouwing voor recreatieve bewoning;
-
het gebruik van bebouwing voor bed & breakfast.
Artikel 22 Waarde - Archeologie 1
22.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde – Archeologie 1’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.
Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.
22.2 Bouwregels
Aanvullend op de bouwregels in de andere voor de betreffende gronden aangewezen bestemmingen gelden de volgende bouwregels:
-
Bij een krachtens artikel 2.1 lid 1, sub a Wabo in te dienen aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het bouwen, wordt een archeologisch onderzoeksrapport overlegd op grond waarvan vastgesteld kan worden in hoeverre archeologische waarden worden verstoord en in hoeverre deze verstoring aanvaardbaar is.
-
De in sub a genoemde omgevingsvergunning wordt uitsluitend verleend indien:
-
op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn; of
-
op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad; of
-
de volgende voorwaarden in acht genomen worden indien, op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten kunnen worden verstoord:
-
een verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; of
-
een verplichting tot het doen van opgravingen; of
-
een verplichting de uitvoering van werken en werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
-
De verplichting genoemd in sub a geldt niet voor bouwplannen die betrekking hebben op het vervangen van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte van de bestaande bebouwing niet wordt vergroot en de bestaande fundering wordt benut.
22.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
-
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
-
het aanleggen, verbreden of het verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
-
het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
-
het verlagen of het verhogen van het waterpeil;
-
het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies;
-
het ontgronden, afgraven, egaliseren, mengen, diepploegen, ontginnen en ophogen van gronden.
-
Een omgevingsvergunning als bedoeld in sub a wordt slechts verleend indien:
-
op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat geen archeologische waarden aanwezig zijn; of
-
op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden niet onevenredig worden geschaad; of
-
de volgende voorwaarden in acht worden genomen, wanneer op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden kunnen worden verstoord:
-
een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; of
-
een verplichting tot het doen van opgravingen; of
-
een verplichting de uitvoering van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumenten zorg.
-
Het verbod als bedoeld in sub a is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
-
reeds in uitvoering zijn ten tijde van inwerkingtreding van het plan;
-
het normale onderhoud betreffen;
-
mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning;
-
op archeologisch onderzoek gericht zijn.
22.4 Wijzigingsbevoegdheid
Het bevoegd gezag kan, overeenkomstig de Wet ruimtelijke ordening, het plan wijzigen in die zin dat aan de gronden op de plankaart de bestemming ‘Waarde – Archeologie 1’ wordt ontnomen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
Artikel 23 Waarde - Archeologie 2
23.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde - Archeologie 2’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.
Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.
23.2 Bouwregels
Aanvullend op de bouwregels in de andere voor de betreffende gronden aangewezen bestemmingen gelden de volgende bouwregels:
-
Bij een krachtens artikel 2.1 lid 1, sub a Wabo in te dienen aanvraag voor een omgevingsvergunning voor het bouwen, die betrekking heeft op een bouwplan met een oppervlakte groter dan 50 m², wordt een archeologisch onderzoeksrapport overlegd op grond waarvan vastgesteld kan worden in hoeverre archeologische waarden worden verstoord en in hoeverre deze verstoring aanvaardbaar is.
-
Een omgevingsvergunning als bedoeld in sub a wordt uitsluitend verleend indien:
-
op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn; of
-
op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad; of
-
de volgende voorwaarden in acht genomen worden indien, op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten kunnen worden verstoord:
-
een verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; of
-
een verplichting tot het doen van opgravingen; of
-
een verplichting de uitvoering van werken en werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
-
De verplichting onder a geldt niet voor bouwplannen die betrekking hebben op het vervangen van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte van de bestaande bebouwing niet wordt vergroot en de bestaande fundering wordt benut.
23.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
-
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:
-
het aanleggen, verbreden of het verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
-
het aanleggen, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
-
het verlagen of het verhogen van het waterpeil;
-
het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie- of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies;
-
het ontgronden, afgraven, egaliseren, mengen, diepploegen, ontginnen en ophogen van gronden,
met dien verstande dat het werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden betreft met een oppervlakte van meer dan 50 m² en op een grotere diepte dan 0,35 meter onder het maaiveld.
-
Een omgevingsvergunning als bedoeld in sub a wordt slechts verleend indien:
-
op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat geen archeologische waarden aanwezig zijn; of
-
op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden niet onevenredig worden geschaad; of
-
de volgende voorwaarden in acht worden genomen, wanneer op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden kunnen worden verstoord:
-
een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden; of
-
een verplichting tot het doen van opgravingen; of
-
een verplichting de uitvoering van de werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumenten zorg.
-
Het verbod als bedoeld in sub a is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden die:
-
reeds in uitvoering zijn ten tijde van inwerkingtreding van het plan;
-
het normale onderhoud betreffen;
-
mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning;
-
op archeologisch onderzoek gericht zijn.
23.4 Wijzigingsbevoegdheid
Het bevoegd gezag kan, overeenkomstig de Wet ruimtelijke ordening, het plan wijzigen in die zin dat aan de gronden op de plankaart de bestemming ‘Waarde – Archeologie 2’ wordt ontnomen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
